donderdag 31 juli 2014

Raddraaien: ZZ & De Maskers



Bij de start van de achtste serie Raddraaien wil ik toch eerst even stilstaan. Op 5 juli jongstleden publiceerde ik een aflevering van Raddraaien over The Frost en met name over de meestergitarist Dick Wagner. Welnu, gisteravond is bekend geworden dat Wagner in de vroege uren van woensdagmorgen is overleden. Als de man nog geen eerbetoon had gehad op Soul-xotica dan was hij vanavond aan de beurt geweest! Er is een tijd geweest dat ik alle singles op alfabetische volgorde had staan, ongeacht het uit de jaren zestig of jaren tachtig kwam. In dat geval was ZZ & De Maskers de groep die het meest achteraan stond. Ik heb geen singles van ZZ Top en de Friese groep (Da) Zombi Squad is de laatste in de jaren tachtig-bak. De maxi-single 'Summertime' van The Zombies, uitgegeven in 1972, is de laatste in de jaren zeventig en ZZ & De Maskers heeft die eer in de jaren zestig-bak. De kappers in de Gouden Gids 2012 van de regio Zwolle (we zitten in deze achtste serie helemaal in de K van kapsalon) hebben bepaald dat ik vandaag mijn herinneringen mag ophalen aan ZZ & De Maskers. Of moest ik zeggen dat ik ze heb gemist? De Raddraaier is 'La Comparsa' van ZZ & De Maskers (1963).

Soms kriebelt het nog even, maar ik heb die tijd lang achter me gelaten en heb bovendien verplichtingen naar Wolfman Radio op zaterdag. Om een lang verhaal kort te maken: Kim Wilde treedt komende zaterdag op tijdens het Dicky Woodstock Popfestival en hoewel ze slechts een half uurtje op de bühne staat, zou ik bijna zeggen dat het de meest interessante act sinds The Byrds is. Zo'n artiest of groep die niet op ieder plattelandsfeest staat. Onnodig om te zeggen dat de rest van het Woodstock-programma óf 'heavy' of doorsnee is. In het kader van het eerste treed Adje Vandenberg met zijn Moonkings op, maar daar kom ik mijn stoel niet voor uit. Van 1994 tot en met 2003 ben jaarlijks op Woodstock geweest, ieder weekend met een passe-partout. De zaterdagavond van 2003 ben ik het echter zo beu dat ik reeds na een uur het terrein verlaat. In 2004 ligt dit al te vers in het geheugen en ik besluit een jaar te 'snipperen' van Woodstock. In 2005, 2006 en 2007 kom ik nog één avond met dank aan het Stonehenge-festival, maar 2004 voelt anders dan normaal. Ik besluit het geld dat ik normaal gesproken in de feesttent zou verbrassen te gebruiken voor de restauratie van mijn Philips batterij-pickup uit de midden jaren zestig, leuke plaatjes kopen en, als klap op de vuurpijl, een bezoek aan een jaren zestig-beurs in Alkmaar. Mét een optreden van ZZ & De Maskers.

Donderdagmiddag 12 augustus 2004 stap ik op de trein naar Leeuwarden. Eerst naar Sylvia's Sneupwinkel voor kleding en vervolgens de stad in op jacht naar singles. Tot mijn grote tevredenheid zie ik dat Böhm zijn winkeltje open heeft. Hij heeft een handel in design-meubelen en leuk 'vintage' spul. Hij heeft, net zoals mij, een zwak voor batterij-pickups en de eerder genoemde Philips komt ook bij hem vandaan. Nu heeft hij echter iets staan waar ik meteen bij sta te kwijlen: Een oranje Aristona batterij-pickup met twee, los te koppelen, luidsprekers als deksel. Wederom zonnig geprijsd! Die is ter plekke verkocht en ik ga naar een euro-winkel om batterijen te kopen. Hij speelt als een zonnetje en de naald is nog redelijk goed. Die middag koop ik eveneens 'Songs For The Deaf' van Queens Of The Stone Age op dubbel-vinyl, maar die mag niet op de Aristona. De singles mogen dat wel. Ik zak die avond door in Leeuwarden, mis de laatste trein en neem dus de eerste van de vrijdag. Ik vermaak op de vroege ochtend de treinreizigers met de Aristona en een paar singles. Ter plekke is het idee geboren.

Zondag 15 augustus 2004 staat reeds een tijdje in mijn agenda. Voor de goede orde: Het is mijn tijd als 'Sideburner' van Digginfordirt en alles wat rockt en rollt heeft mijn interesse. Ik koop zo nu en dan de Auto Motor Klassiek om me te vergapen aan mooie oldtimers en hierin wordt de beurs geadverteerd. Mét optreden van ZZ & De Maskers. Dat laat ik me geen tweede keer zeggen! Waarom ik met de trein ben gegaan, is nog altijd een goede vraag. Qua reistijd had ik beter met de trein naar Heerenveen kunnen gaan en daarna met de bus de Afsluitdijk over. Nu ga ik naar Amsterdam Centraal en moet overstappen op een stoptrein naar Alkmaar. Hoe dan ook: In de bus had ik moeilijk plaatjes kunnen draaien. De dienstdoende conducteurs op deze zondag zijn echter minder coulant dan die op vrijdagmorgen en ik word al snel gedwongen de grammofoon af te zetten. Na uren kom ik aan in Alkmaar en stap het ijsstadion binnen. Een beurs? Tja, ik zou het eerder een vlooienmarkt noemen, maar er zijn platen in overvloed en dus hoor je mij niet klagen. Op het podium speelt een bandje op een suffe manier jaren zestig-covers. Dat zal vast de opwarmer zijn voor ZZ & De Maskers?

Ik denk dat ik ongeveer veertig singles heb gekocht, waaronder de Nederlandse Motown van 'Mickey's Monkey' door The Miracles, als ik besluit toch even bij het podium te kijken. Ja, okay, de heren op het podium zijn niet meer de jongste, maar ZZ & De Maskers kan toch wel beter zijn dat dit afgezaagde coverbandje? Nou, het blijkt achteraf dus toch echt ZZ & De Maskers te zijn geweest! Ben ik hiervoor helemaal naar Alkmaar afgereisd? Later op de middag, als de handelaars inpakken en de jukebox-verkoper zijn apparaten uitzet, is het opvallend stil in de hal. Qua mensen is het nog steeds flink druk, maar ik verbaas me over de stilte op het terras van de horecagelegenheid in de hal. Ik haal een biertje, betaal hem zelf, en zet de Aristona op tafel. Ik heb speciaal een koffertje met garagerock en Nederbeat samengesteld en ik leg de eerste single op. En daarna... heb ik de portemonnee in de zak kunnen houden en ben aardig teut geworden! De mensen op het terras vinden het prachtig en ik zie zelfs dat een echtpaar nog maar een drankje extra neemt vanwege mijn muziek.

Ik heb nog jaren plezier gehad van de Aristona, hoewel de naald wel steeds beroerder ging klinken, maar het is uiteindelijk een uitgedroogd taft-rolletje dat een einde maakt aan de Aristona. Hoewel? Hij heeft nog steeds wel een prominente plek in mijn huis, alleen al vanwege de herinnering aan Alkmaar gaat deze nóóit meer weg!

woensdag 30 juli 2014

Singles round-up: juli 5



Onverwacht toch nog een vijfde Singles round-up? Woensdag is mijn vrije dag en vooral als ik de zondag ervoor niet heb gefietst, dan klim ik op de pedalen. Op woensdag gaat de tocht niet zelden naar een kringloopwinkel en maken we eventueel nog een bocht erom heen. Gezien ik zondag niet heb gefietst en omdat ik nog een paar plaatsen op het verlanglijstje heb staan, is vandaag weer zo'n kringloop-fietstocht geworden. Toch twijfel ik thuis nog een uur over welke richting. Nu heb je in dit jaargetijde nauwelijks last van wind en met het drukkende weer van gisteren is zo'n zuchtje zelfs erg welkom, maar toch... ik wil altijd heenweg tegenwind hebben. Wat moet je met een noordwester als je naar Balkbrug wilt gaan? Eén keer over de Zwarte Dennen is genoeg en ik zie het niet zitten om over De Wijk terug en het hele stuk tegenwind te hebben. Ja, ik weet het, ik kan een zeurkous zijn op dat soort momenten. Naar Vollenhove gaan we recht het westen in, alleen is me dat niet ver genoeg. Heerenveen! Vijf minuten na de eerste gedachte zit ik al op de fiets. Ik ben in september 2011 voor het laatst bij de kringloopwinkels in Heerenveen geweest en hoewel de vangst daar nooit groot en bijzonder is geweest, durf ik het wel weer aan.

Afgelopen nacht heb ik een mix van ruim twee uren en vijftig Northern Soul-stampers opgenomen en dit is op de heenweg voor een gedeelte de soundtrack. Kijk! Ik heb toch een beetje gelijk gekregen. De noordwestenwind is duidelijk aanwezig, vooral op de kale stukken. Ondanks dat ik nog steeds een behoorlijk tempo aan houd, speelt de wind me parten. Ik ga de heenweg vrijwel rechttoe rechtaan. Ik heb een thermosflesje koffie mee, vaste proviand voor een fietstochtje, en koop in Tuk bij de buurtsuper een pakje Sultana's. Tussen Steenwijk en Wolvega heb ik dermate veel last van de wind, dat ik een luw plekje wil om koffie te drinken. Ik weet wel een plekje, maar dat is een kilometer van de route. Tussen De Blesse en Wolvega, aan de Lende (hoewel die in de volksmond de Linde wordt genoemd, hou ik hier de officiële naam aan), in de schaduw van het viaduct. Vanaf dat punt tot Wolvega fiets ik al een klein beetje alternatief, maar vanaf Wolvega is het opnieuw de kortste route: De weinig boeiende oude straatweg die parallel loopt met de A32. Ik wil eerst naar De Lege Knip. Op 10 juli 2010 maak ik jullie deelgenoot van de zoektocht naar de Heerenveenster kringloopwinkel waar ik sinds 1995 niet meer ben geweest. Tijden veranderen en soms verhuist een bedrijf. Op 16 september 2011 ga ik nog eenmaal terug en vergeet vervolgens de aanwinsten hier te delen. Bijna twee weken later schrijf ik alsnog een bericht (zie: woensdag 28 september 2011).

Heerenveen is vanuit Steenwijk al een eindje, vanuit Nijeveen is het negen kilometer verder en daarmee zit het erg op de grens. De Lege Knip speelt opnieuw verstoppertje, maar net als ik denk dat ik véél te ver ben gefietst, zie ik het winkelcentrum. Er zijn slechts weinig kringloopwinkels waarbij je niet een verlangen hebt om na afloop je handen te wassen. De Lege Knip vormt daarop geen uitzondering. Bij de singles hanteren ze twee maatstaven: De 'collector's items' staan in een vitrine en zijn individueel geprijsd. Overigens staat 'collector's items' niet tussen aanhalingstekens omdat het een leenwoord is, maar vooral omdat hun 'collector's items' dat niet zijn. Ik twijfel nog even bij een paarse Imperial van Fats Domino (volgens een datum op het label is die van 1959) voor 2,50 euro, maar ik draai het spul vrijwel nooit. Veel van Madonna, eveneens voor 2,50 euro per stuk. Zo netjes zien ze er nu ook weer niet uit. 'When I Think Of You' van Janet Jackson voor drie euro? Drie stuivers is al teveel. Tenslotte een Buddy Holly-single op de Duitse Coral. Kost dat? 22,50 euro. Die zal ook wel een tijdje blijven liggen...

Nee, dan kan je met de 'normale' bak meer plezier beleven. Vijftig cent of een euro, net in welke bui de winkelmedewerker is geweest. Ik ben evenwel kritisch en laat zo een Tremeloes-single uit 1974 op de Nederlandse Lark liggen. Pas als ik een cadeautje voor een vriendin zie liggen, durf ik enkele singles uit de bak te nemen. Dat zijn de volgende drie. (Omdat de vriendin een geregeld bezoeker is, geef ik het cadeau niet prijs. Ik heb zelf niet de bewuste single, maar na een snelle luisterbeurt ga ik dat ook zo houden...)

* Hal Dorado- The Bull And I (NL, Philips, 1970)
Van deze single heb ik sinds jaar en dag alleen het fotohoesje. Ik heb 'The Bull And I' eens op de radio gehoord en ben sindsdien wel een beetje op zoek. Dit exemplaar is een schot in de roos: Eveneens met de fotohoes en in een prachtige staat. Hal Dorado is de naam van een project van Peter Koelewijn en Harry Van Hoof dat nooit echt van de grond is gekomen. Het duo wil onder die naam instrumentale platen maken, maar verder dan 'The Bull And I' en de Veronica-tune '24 00 24 (What Is Love)' uit 1974 komt het niet. De heren maken gebruik van studiomuzikanten en op 'The Bull And I' en hun eigenwijze bewerking van 'La Bamba' speelt Sandy Coast-frontman Hans Vermeulen de elektrische gitaar. Afgaand op deze twee kanten is het jammer dat het nooit iets is geworden met Hal Dorado, want het had zomaar een funk-cultklassieker kunnen maken. Deze single 'rockt' door Vermeulen's gitaar en is minder zoetsappig dan dat het waarschijnlijk was bedoeld.

* Clodagh Rodgers- Lady Love Bug (Duitsland, RCA Victor, 1971)
Had ik al gezegd dat deze drie singles vijftig cent per stuk waren? En tien keer interessanter dan de inhoud van de vitrine. Neem nu deze van Clodagh Rodgers. Ik heb onlangs 'Come Back And Shake Me' maar weer eens gekocht en dat is onverminderd een fijn nummer. Clodagh is in Engeland vooral een showbiz-persoon uit de eind jaren zestig, begin jaren zeventig. Volgens de maatstaven van die tijd een mooie vrouw: Blond haar, grote ogen en een vrijgevochten voorkomen. Haar plaatjes zijn slechts bij vlagen interessant, ze heeft in 1976 een fantastische, maar zwaar ondergewaardeerde, single voor Polydor gemaakt. In 1971 vertegenwoordigt ze Engeland op het Eurovisie Songfestival met 'Jack In The Box'. Dat bereikt in Nederland, evenals 'Come Back And Shake Me' uit 1969, de Tipparade. 'Lady Love Bug' is de opvolger van 'Jack In The Box'. De single trekt nog het meeste mijn aandacht door de arrangeur van 'Lady Love Bug': Fiachra Trench. Samen met Northern Soul-dj Ian Levine legt Trench in de vroege jaren tachtig het fundament voor de 'Hi-NRG', dat het gat tussen de voorbije Northern Soul en de post-disco moet leggen. 'So Many Men So Little Time' van Miquel Brown en 'High Energy' van Evelyn Thomas zijn de grote hits uit het kortlevende genre, dat in 1988 geruisloos overgaat in de 'acid house'. Dat maakt 'Lady Love Bug' niet tot meer dan dat ik had verwacht: Het heeft in de verte iets van 'Sugar Me' van Lynsey De Paul (hoewel die plaat pas een jaar later verschijnt). De b-kant heet 'Tangerines Tangerines' en stamt al uit 1970. Beide kanten zijn 'leuk', maar ook niet meer dan dat. De vijftig cent is derhalve prima geïnvesteerd!

* Shango- Day After Day (US, A&M, 1969)
Het zegt me wel iets, maar ik kan geen beeld krijgen bij de single. Voor vijftig cent durf ik het wel aan. Bij beluistering weet ik het ineens weer. Shango is een Amerikaanse 'one-hit-wonder'. Onder productionele leiding van Jerry Riopelle maakt Shango calypso-muziek en op 'Day After Day' komt men met het bizarre verhaal dat het zó druk is geworden in San Francisco, dat de populatie door te dansen en te hossen het land heeft doen afbrokkelen in de oceaan, waardoor Idaho nu een kustplaats is geworden en per ongeluk voor San Francisco wordt aangekeken. Tuurlijk is het een 'novelty'. De b-kant heet 'Mescalito' en dat is goeddeels instrumentaal, buiten een beetje tekst aan het eind, en dat is net zo gezellig als de a-kant. Eindelijk weet ik wat met 'New York City' van Tabou Combo aan moet. Shango en een stel Suri-soul dingen erbij en je hebt een calypso-blokje in je set.

Op de terugweg wil ik langs de kringloopwinkel naast Thialf. Helaas. Hoewel het niet echt aan vakantie lijkt te doen, hebben ze besloten op woensdag 30 juli en 6 augustus de winkel dicht te houden. Eerst heb ik een ambitieus plan om via het fietsroutenetwerk over Oldemarkt te fietsen, maar ik zet koers naar Mildam en pik daar de Rietlanden-route op. Deze (Holwerd-Kampen v.v.) heb ik in 2009 al eens gefietst. Ik weet dat ik in de buurt van De Hoeve uitkom en wil vanuit daar via de Eese naar Steenwijk fietsen. Dan blijkt dat ook de Rietlanden iets is gewijzigd. Ik moet zeggen dat het de route ten goede is gekomen. Vanuit De Hoeve ga ik zo gezegd De Eese en de Eiderberg over naar de Woldberg. Bij de Albert Heijn in Steenwijk doe ik boodschappen en klok een flesje ijsthee leeg. Om half negen ben ik weer in Nijeveen: Ruim negentig kilometer in zeven uren. Niet slecht...

dinsdag 29 juli 2014

Week Spot: Tony Clarke



Ik denk toch achteraf dat het 'The Entertainer' is geweest, die ik in november 1999 tegenkom bij een kringloopwinkel in Bilthoven. De naam 'Tony Clarke' breng ik dan meteen in verband met de gelijknamige producer van The Moody Blues, maar weet eigenlijk ook wel zeker dat die geen platen heeft uitgebracht en al helemaal niet op het Chess-label. De single oogt matig en dus laat ik hem liggen. Nogmaals: In 1999 zou ik de single ook niet op waarde hebben geschat, maar dan had ik hem nu op zijn minst in de bakken gehad. Dat is dus niet het geval, buiten de Amerikaanse Eric-heruitgave uit de jaren tachtig. Die single heb ik behandeld in de allereerste 'Uit de jeukdoos', er vanuit gaande dat 'Selfish One' van Jackie Ross wel op de 'Northern Soul Jukebox' zal staan. Nee dus, maar wel zo'n 1800 nummers die ik tot dan toe niet ken. In de eerste maanden van de 'Jukebox' maak ik al snel kennis met 'Landslide' van Tony Clarke. Hoe kan het ook anders, want de plaat geldt sinds veertig jaar als één van de allergrootste klassiekers uit de beweging. Ik ben dan ook bijzonder in mijn nopjes met de originele Amerikaanse persing van 'Landslide' van Tony Clarke, zodat ik deze vandaag kan presenteren als de kersverse Week Spot.

Nog steeds geen Ruby Andrews? Nee, nog niet. De wijzer slaat momenteel weer over naar 'Casanova', maar dit kan elk moment weer veranderen. Bovendien ga ik zaterdag in Do The 45 de Week Spots van 2014 draaien en ben van plan om te eindigen bij de nieuwste. In dat geval vind ik 'Landslide' een mooiere climax hebben en omdat de komende afleveringen van Do The 45 allemaal een thema hebben, stem ik de Week Spot daarop af. Volgende week kunnen jullie andermaal een instrumentale Week Spot verwachten, maar ik moet wel even een keuze maken. Vandaag dus Tony Clarke en zijn onverwoestbare 'Landslide'. Een nummer dat in de kringen van de Northern Soul nauwelijks introductie behoeft, maar omdat het buiten de 'scene' volslagen onbekend is, zal ik hem hierbij aan jullie voorstellen.

Wikipedia vermeldt 13 april 1940 als zijn geboortedatum, maar er zijn ook bronnen die 1944 noemen. In dat laatste geval, en dat gebeurt nog wel eens, zou Clarke deel uit maken van de 'club van 27'. Ik ga desondanks uit van 1940, ook omdat ik die 'club van 27'-verering maar helemaal niks vind. Ralph Thomas Williams luidt zijn echte naam. Hij wordt geboren in New York, groeit op in Detroit en zal muzikaal vooral actief zijn in Chicago. Hij heeft echter ook een vak geleerd in het geval dat de muziek niet zal slagen: Williams is gediplomeerd kok. Wanneer zijn carriére precies begint, verschillen de meningen. Gedurende zijn actieve jaren lijkt niemand geïnteresseerd om de geschiedenis van Tony Clarke in kaart te brengen en als in de midden jaren zeventig 'Landslide' de Northern Soul veroverd, is Clarke reeds vijf jaar zaliger. Dave Rimmer noemt een single van Tall Tonio & The Mello-Dees. Clarke zou in dat geval Tonio zijn en dat zou best eens kunnen. Hij is relatief lang. In 1962 verschijnt zijn eerste solo-single, 'Cry', voor het minuscule Fascination-label. Helaas is ook hier niets bekend over het label en weten we dus niet of het in Detroit of Chicago is opgenomen. Vanaf 1964 neemt Clarke zijn platen op in Chicago voor het Chess-label. De eerste heet '(The Story Of) Woman, Love And Man (part one)', terwijl de tweede wordt toegeschreven aan 'Tony Clarke And You, His Audience': 'Ain't Love Good Ain't Love Proud'. De derde single voor Chess is evenwel zijn grootste hit: 'The Entertainer' (1964).

Die single bereikt in 1965 de tiende plek op de Rhythm & Blues en 31 in de 'mainstream'. Hoewel Clarke nog een aantal uitstekende opvolgers op de markt brengt, zit een succes op de hitparade er niet meer in. Zelf ben ik erg gecharmeerd van zijn 'Joyce Elaine' en nu weet ik ook waarom Tony het met zoveel 'soul' kan brengen: Joyce Elaine is de naam van zijn vrouw, hoewel het huwelijk niet lang daarna op de klippen zal lopen. In oktober 1966 verschijnt de single 'Landslide/ You Made Me A V.I.P.', dat behoorlijk 'upbeat' is in vergelijking met zijn voorgaande singles. Toch flopt het genadeloos. Over de single 'Ghetto Man/ Love Power' verschijnt volgens Rimmer in 1967 op Chicory, maar zijn collega John Manship noemt 1970 als verschijningsjaar. Wie moet je geloven? Ik ga uit van Rimmer, omdat 'If You Ask Me' van Chip Tyler eveneens op Chicory is verschenen en het label geen lang leven heeft gehad. Ik heb net beide kanten even kort beluisterd via Manship en ik moet zeggen: Ondergewaardeerde klassieker in een notendop! '(They Call Me A) Wrong Man' verschijnt op 1968 op M.S., maar daarmee is de discografie van oorspronkelijke nummers wel compleet. Clarke heeft in zijn leven ook enkele liedjes geschreven: Etta James neemt zijn composities 'Pushover' en 'Two Sides To Every Story' uit. In 1969 brengt de Engelse divisie van Chess als eerste maar eens 'The Entertainer' opnieuw uit. Rond de persoon van Clarke is het dan erg stil geworden.

In de vroege ochtend van 28 augustus 1971 breekt Clarke in in het huis van zijn ex-vrouw Joyce Elaine en bedreigt haar met een autokrik. Joyce Elaine handelt uit zelfbescherming en schiet Clarke ter plekke neer. Zelf zal ze jaren later slachtoffer worden van eenzelfde situatie. Tony Clarke is met slechts één hit geen zwaargewicht als Janis Joplin, Jimi Hendrix of Jim Morrison en zijn overlijden wordt slechts in een klein berichtje gevat in de krant. Rond dezelfde tijd komt in Engeland de Northern Soul op en met name Clarke's 'Landslide' wordt massaal herontdekt. In maart 1974 brengt de Engelse Chess 'Landslide' opnieuw uit. De BBC hanteert in die jaren een 'breakers'-lijst. Hetzelfde wat wij verstaan onder de Tipparade, met dien' verschil dat de BBC de 'breakers' angstvallig geheim houdt. Veertig jaar na de tijd weten we dat 'Landslide' met ingang van 30 maart 1974 maar liefst twaalf weken op de 'breakers' heeft gestaan. De single wordt over het algemeen zeer goed verkocht, maar te minimaal voor een plek op de hitparade. Het is de single die je bijna op iedere straathoek kan krijgen en dit maakt mijn originele 'niet-afgedraaide' Amerikaanse persing best tot een kleine unicum.

Raddraaien: J. Vincent Edward(s)



,,Alweer tien maanden samen met mijn schatje", lees ik vanavond in een update op Facebook. Waarop iemand een reactie heeft geplaatst in de trant van 'dat is nog geen jaar'. Toch moest ik even glimlachen, zeker als ik voor het Raddraaien J. Vincent Edwards uit de jaren zestig-bak trek. Dankbaarheid-op-Facebook is zeldzaam, het is meestal ach en wee. Geheel in harmonie met het semi-religieuze van de Raddraaier denk ik even na waarvoor ik dankbaar kan zijn. Een hele waslijst en, ja, ik ben daar ook dagelijks dankbaar voor. Met het oog op Soul-xotica: De bezoekersaantallen zijn, voor mijn begrippen, buiten proporties. Ergens volgende week ga ik het zestienhonderdste bericht publiceren. Komende zondag de 150e Schijf van 5. Bovendien besluit ik vandaag de zevende serie Raddraaien. Dankbaar dat ik niet het oorspronkelijke plan heb uitgevoerd, maar het op deze manier heb gedaan. Is er een mooiere manier om 'dank je wel' te zeggen dan met deze Raddraaier van J. Vincent Edwards uit 1969?

Eerst even over de naam. Er zijn verschillende bronnen die J. Vincent Edwards als naam opgeven maar als ik de singles in mijn collectie bekijk, zijn die allemaal toegeschreven aan J. Vincent Edward. Zelf hanteert J. de naam Edwards en dus doe ik dat ook maar. J. Vincent komt op 20 juni 1947 ter wereld in Engeland. De verhalen barsten meteen los met Edwards' eerste wapenfeit in de showbiz. Dat is zijn rol in de hippie-musical 'Hair'. De voorstelling wordt tussen 27 september 1968 en juli 1973 maar liefst 1997 maal opgevoerd in Shaftesbury Theatre in de Londense West End. Dit moet noodgedwongen worden gestaakt omdat het dak van het theater op instorten staat. Het is aannemelijk dat Edwards alleen deel heeft uitgemaakt van de eerste lichting. Hij is de leadzanger op 'Aquarius'. Er staan bij 'Hair' nogal wat mensen op het podium en daartussen zitten ook een paar prominente namen: Sonja Kristina (later van Curved Air), Peter Straker ('Rag Time Piano Joe'), Paul Nicholas, Elaine Paige, Marsha Hunt, Melba Moore en Alex Harvey zijn slechts een handjevol. De exacte tijd dat Edwards deel uitmaakt van 'Hair' is slecht gedocumenteerd, maar feit is dat hij in de zomer van 1969 zijn eerste single op de markt brengt: 'Run To The Sun'. Hoewel de Engelse Wikipedia een single uit 1963 noemt, heb ik al vaker gezegd dat Wikipedia niet altijd zaligmakend is en dat is hier andermaal het bewijs. Die single is namelijk van Vincent 'Vince' Edwards die de titelrol speelt in de doktersserie Ben Casey.

Hoewel de platencarriére van Edwards in zijn thuisland nauwelijks iets voorstelt, is hij meteen kind aan huis in Nederland, Duitsland en België. De tweede single is 'Thanks' en dat bereikt zomaar een derde plek in de Top 40. Ik heb 'Angelica' hier al eens behandeld in '20 Years Ago Today' en kom bij het huiswerk doen dezelfde titel tegen in de 'Week Spot' over Roy Hamilton. Volgens 45cat is het de opvolger van 'Thanks', maar het raakt in Nederland kant noch wal. Om aan te tonen dat Edwards niet stinkend rijk wordt van de plaatverkopen, prijkt de man achter het stuur van zijn witte Mini op de Nederlandse fotohoes van 'Who Are My Friends'. Het blijft in de Tipparade hangen. Tussen 1970 en 1975 verschijnen de meeste singles van Edwards in Nederland en België, zonder dat er ook maar één klein succesje in zit. Zelfs een opgepoetste 'I Can't Let Maggie Go' kan niet voor een ommezwaai zorgen. Edwards raakt wel betrokken in de Belgische showbusiness en werkt in 1974 samen met de eendagsvlieg The Garnets ('Indian Uprising'). In 1976 zien we Edwards eenmalig terug in de top tien met de single 'Love Hit Me', die eveneens in België is opgenomen.

In 1976 heeft Maxine Nightingale een tophit met 'Right Back Where We Started From', een compositie van J. Vincent Edwards en Pierre Tubbs. Ze produceren tevens de plaat. Het zal op verschillende soundtracks terechtkomen en krijgt eind jaren tachtig een weinig complimenterende cover van Sinitta. Wat zou er van haar terecht zijn gekomen? Snel een single van haar kopen en dan hopen op een Raddraaien met Sinitta... Buiten 'Right Back' mag zijn naam niet groot zijn in de muziek, maar Edwards is een bezige bij. Zo maakt hij deel uit van het novelty-trio Star Turn On 45 Pints dat een hitje heeft met 'Pump Up The Bitter' en ziet in 1999 'Souls.com' in premiére gaan: Een musical waarvoor hij de muziek heeft geschreven.

Gaandeweg het verhaal kom ik dan toch nog tot een ontdekking: J. Vincent Edwards heeft deel uitgemaakt van het trio The Answers. Deze groep brengt ons in 1966 de single 'Just A Fear/ You've Gotta Believe Me' welke zó gezocht is onder verzamelaars van Engelse freakbeat dat in 2005 een bootleg is verschenen.

maandag 28 juli 2014

Raddraaien: The Dells



Voor de vaste bezoekers van Soul-xotica zal het Raddraaien inmiddels een bekend fenomeen zijn. Voor iedereen die pas op dit blog is gekomen, zal ik het even uitleggen. Ik heb een collectie van duizenden singles. Sinds mijn radioshows is het weer een zootje geworden, maar in principe heb ik vier categorieën: De jaren '60 en daarvoor, de jaren '70, de jaren '80 en daarna en tot slot de Northern Soul. De singles staan op alfabetisch-chronologische volgorde. In totaal zijn dat 39 'bakken'. Ik gebruik de huisnummers van de kapsalons uit de Gouden Gids 2012 van de regio Zwolle om van Raddraaier naar Raddraaier te 'hoppen'. Ik heb mezelf de opdracht gegeven om een bericht van normale lengte te schrijven over de desbetreffende single, of het nu eentje van Henk Wijngaard of van The Beatles is of zelfs van een obscure country-artiest. Ik doe dit Raddraaien inmiddels twee jaar en is steeds weer een avontuur. Het heeft me kennis laten maken met een aantal singles die ik nog nooit had gehoord en ik heb veel opgestoken door deze serie. Morgen presenteer ik jullie de laatste in de zevende serie om woensdag de achtste serie te openen. Na de 'rare snuiter' van Black Widow uit de Northern Soul-bakken is het vandaag tijd voor een soul-plaatje uit de jaren zestig-bakken. Hoewel die toch nog iets met de Blauwe Bak van doen heeft...

Ik leer The Dells kennen middels een cassettebandje dat ik op een dinsdagmorgen, onder schooltijd, op de markt in Sneek heb gekocht. Het is de tijd van 'Tour Of Duty' en ik geloof dat dit bandje de naam 'Radio Saigon' heeft of zoiets. Hetzelfde militaire thema op de omslag en verder een dosis topnummers uit de jaren zestig. 'I'd Rather Go Blind' en 'Tell Mama' van Etta James staan er ook op. Ik denk dus dat de samensteller boodschappen heeft gedaan bij Chess, want ook Fontella Bass staat er tussen. Het is rond dezelfde tijd dat mijn buurvrouw me heeft verteld dat soul voor 'watjes' is en ik moet meteen al niet veel hebben van The Dells en 'Love Is Blue'. Toch sla ik eind 1992 de single niet af als ik deze voor vijf gulden kan krijgen. Het ding is evenwel compleet vernield en er gaan nog een paar exemplaren overheen totdat ik in 2011 de Engelse persing tegenkom. Ditmaal is het eentje die lichtjes is kromgetrokken, maar ik neem het voor lief. Die Engelse persing zit sindsdien in de reserve-Blauwe Bak. De 'Love Is Blue' die ik zojuist uit de jaren zestig-bak heb gevist, is die eerste uit 1992 met het fotohoesje. 'Wear It On Our Face' staat nog steeds op mijn verlanglijstje, wil eens een leuk betaalbaar exemplaar hebben. 'Hey Sugar (Don't Get Serious)' staat vanwege de b-kant 'Poor Little Boy' in de échte Northern Soul-koffers.

Zestig jaar in een vrijwel ongewijzigde bezetting. Dat is het verhaal van The Dells in een notendop. De groep komt in 1952 voor het eerst bijeen als The El-Rays. De leden bezoeken de Thornton Township High School in Harvey, Illinois. De leden van het eerste uur zijn Marvin Junior, Lucius McGill, Mickey McGill, Verne Allison, Chuck Barksdale en Johnny Funches. Lucius laat het al snel afweten en het overgebleven kwintet tekent een contract bij Checker. De eerste single heet 'Darling I Know' maar deze flopt genadeloos. In 1955 wordt de naam veranderd in The Dells en vindt het onderdak bij Vee-Jay Records. 'Tell The World' en 'Zing Zing Zing' kunnen in 1955 nog niet het gewenste resultaat brengen, maar dan verschijnt in 1956 'Oh What A Nite'. Het is niet alleen een hele grote Amerikaanse hit, maar wordt tevens beschouwd als een mijlpaal in de doowop. Het tijdschrift Rolling Stone heeft 'Oh What A Nite' op 260 staan in de top 500 van belangrijkste songs uit de rock'n'roll-geschiedenis. In november 1958 raakt de groep betrokken in een ernstig verkeersongeval. Mickey McGill is er het minste aan toe, hij verblijft een half jaar in het ziekenhuis. Dit legt The Dells even helemaal stil. Chuck Barksdale zingt tijdelijk bij The Moonglows, de groep van Harvey Fuqua. Marvin Gaye is een andere Moonglow. In 1961 komt The Dells weer bijeen en doet auditie voor Dinah Washington. Die neemt de groep aan, maar dat heeft als gevolg dat Funches voor zijn gezinnetje kiest. Zijn vervanger heet Johnny Carter en hij heeft daarvoor gezongen bij een andere invloedrijke doowop-groep: The Flamingos.

In 1962 heeft de groep een klein Amerikaans hitje met 'Bossa Nova Bird', maar werkt verder vooral achter de schermen. Zo is The Dells te horen op 'Hello Stranger' van Barbara Lewis. Het werkt veel samen met Quincy Jones die de vocalen van de groep beter geschikt weet te krijgen voor jazz en 'standards'. In 1966 doet de groep auditie voor Ray Charles en hij geeft hen een kans. Toch volgt al snel ontslag. Omdat The Dells staande ovaties krijgt van het publiek, lijkt het Charles beter dat The Dells op eigen houtje verder gaat. 'Stay In My Corner' is in 1965 een grote hit geweest op de Rhythm & Blues, maar op de Billboard zélf piekt het bescheiden. Het grote moment breekt aan als The Dells in 1967 het album 'There Is' uitbrengt. Voor het eerst behaalt de groep de top 20 van de 'mainstream' met het titelnummer. 'Stay In My Corner' wordt in 1968 in een nieuw bad gedoopt en is een nóg grotere hit. Ook hun succes uit 1956 moet in 1969 eraan geloven. 'Oh What A Nite' heet dan 'Oh What A Night' en is andermaal een miljoenensucces. Eén van de opvolgers heet 'Oh What A Day', maar dat doet niks. In Europa breekt de groep groots door met de medley van 'Love Is Blue' en 'I Can Sing A Rainbow'.

'L'Amour Est Bleu' mag dan als vierde eindigen in een veld van zeventien liedjes, de melodie zal nog jaren na het Eurovisie Songfestival van 1967 nagalmen. Het is het jaar dat Sandie Shaw de eerste prijs pakt met 'Puppet On A String'. Vicky Leandros vertolkt 'L'Amour Est Blue' voor Luxemburg en Brian Blackburn voorziet het van een Engelse vertaling. 'Sing A Rainbow' of 'I Can Sing A Rainbow' is geschreven door Arthur Hamilton en verschijnt in 1955 voor het eerst in de film 'Pete Kelly's Blues'. Peggy Lee zingt daarin het origineel. Andy Williams volgt in 1964 met een succesvolle versie en The Dells is de volgende die in het rijtje wordt genoemd. In Nederland scoort The Dells twee plaatsen hoger dan de populaire instrumentale versie van 'Love Is Blue' van Paul Mauriat. Het succes in ons land is van korte duur, want volgende singles halen niet eens meer de Tipparade.

De loopbaan van The Dells duurt in 1969 nog 43 jaar voort. In 1974 verlaat de groep het Cadet/Chess-concern en heeft geregeld hits op de Rhythm & Blues. 'Oh My Love' uit 1992 is voorlopig de laatste. In 2004 wordt de groep bijgezet in zowel 'The Vocal Group Hall Of Fame' als 'Rock & Roll Hall Of Fame'. Johnny Carter is in 2001 al bijgezet in dat laatste vanwege zijn aandeel in The Flamingos. Op 21 augustus 2009 overlijdt Carter aan de gevolgen van kanker. In 2012 moet de groep stoppen door de zwakke gezondheid van Junior en Barksdale. De eerste overlijdt op 29 mei 2013. Barksdale is op Facebook al eens dood verklaard, maar is desondanks nog steeds in leven, hoewel dat aan een zijden draadje hangt. Johnny Funches is overigens de eerste van The Dells die het leven laat, hij is op 23 januari 1998 overleden.

zondag 27 juli 2014

Schijf van 5: Californië



Ik hoop dat iedereen weer wat is bekomen van de jetlag. Wederom een veelgehoorde opmerking vandaag was dat het eigenlijk te kort is, zo'n dagtochtje naar Californië. Gegeven paarden hoor je geen gebitscontrole te geven, maar het budget van Soul-xotica is niet toereikend om een hotelovernachting erbij te doen. Had ik van tevoren moeten zeggen dat jullie voor alle zekerheid een regenpak moesten meenemen? Zelf achtte ik dat niet nodig, maar ik weet dan ook niet wie jullie heeft verteld dat het nooit kan regenen in Zuid-Californië. Natuurlijk heeft dit uitstapje naar Californië van alles te maken met het aankomend 'jubileum'. Volgende week ga ik namelijk de 150e Schijf van 5 voorschotelen. Het gaat dan wel een egoïstische Schijf worden, maar daarover straks meer. Vandaag de vijf hoogtepunten van Californië.

Afgelopen week mocht ik Fickle Pickle in het zonnetje zetten en dat is me goed bevallen. Ik noemde toen al die andere Top 40-hit van de groep en ik moet bekennen dat ik die niet kende. Ik heb hem zojuist onderworpen aan een inspectie en ja... hij mag in de Schijf van 5. Achteraf gezien had hij ook gepast in de Schijf van 5 telefoongeluiden, want in 'California Calling' rinkelt niet alleen een telefoon, maar wordt tevens druk gecommuniceerd via zo'n apparaat. Tegenover de roemruchte bands waar de leden ooit deel van uit maakten, is Fickle Pickle 'gewoon' een commercieel popbandje en dat is hoorbaar in 'California Calling' (1971). Gewoon een aardig liedje dat eigenlijk wereldwijd had moeten scoren.

Als je de archieven van Soul-xotica bekijkt, zou je nauwelijks geloven dat ik een cd-tijdperk heb gehad. Kijk maar eens in de berichten van september 2010: De hersenschuddingschijven. Terwijl mijn hoofdje in 2009 bijkomt van de aanraking met de klinkers in Frederiksoord koop ik even cd's bij de vleet. Het is de laatste stuiptrekking voor de zilveren schijf. Rond de eeuwwisseling heb ik eveneens een cd-tijdperk. Natuurlijk gaat de platenhandel als vanouds door, maar ik schaf naast nieuwe bands ook enkele 'classic albums' aan op cd. Op het gebied van nieuwe muziek zitten dingen waarvoor ik me vijftien jaar later schaam, maar die ik toendertijd niet vaak genoeg kon horen. Een cd die lange tijd op mijn verlanglijst heeft gestaan, maar die ik niet heb gekocht, is 'Californication' van Red Hot Chili Peppers. En, o, wat ben ik blij dat ik het niet heb gedaan, want ik kon me nu wel verscheuren als ik die aankoop was begaan. Laten we eerlijk zijn: Red Hot Chili Peppers is sinds dat album een log stadionmonster geworden. Toch zijn mijn herinneringen bij het album over het algemeen dermate goed dat ik heb besloten de titeltrack op vier te zetten.

Middels het programma Elpee Pop Special, zaterdagavond tussen acht en negen bij de NCRV, leer ik eind jaren tachtig de betere album-groepen kennen. Omdat ik 'Spirits In The Night' van Manfred Mann's Earth Band op single heb gekocht, heb ik vooral interesse in de 'special' rond Manfred Mann's Earth Band. Kwart eeuw later koester ik nog steeds dezelfde liefde voor de groep. Hun 'California', van het album 'Watch', mag dus met alle plezier op nummer drie.

Manfred Mann nam in de jaren zestig menig compositie op van Bob Dylan, vervolgens Randy Newman en in de jaren zeventig Bruce Springsteen. Op het album 'Nightingales And Bombers' (1975) doet Manfred en zijn gevolg een uitvoering van 'Visionary Mountains' van Joni Mitchell. Toch heeft 'California' van Manfred Mann's Earth Band uit 1978 niks te maken met 'California' van Joni Mitchell. Over Schijf van 5-historie gesproken: De beluistering van 'Blue' van Joni Mitchell inspireert me in oktober 2010 tot 'Kleur bekennen' dat zal uitmonden in De Schijf van 5. Het album 'Blue' heeft voor mij vooral waarde gekregen in de eerste weken dat ik gestopt was met drinken. Bij een nieuw leven hoort ook nieuwe muziek en Joni had me voor die tijd nooit echt kunnen boeien. 'Blue' is wat dat betreft, voor mij, de ultieme parel uit haar repertoire. 'California' is zo'n plaatje dat me terug brengt naar de huiskamer. Numark PT01 op tafel, koptelefoon op en luisteren naar de stem van Joni Mitchell. Het heeft geholpen! 'California' is eigenlijk de onbetwiste nummer 1, maar... ik ben zo gewend om een singlehoesje te gebruiken als illustratie en dus staat ze vandaag op twee.

In 1966 neemt Cass Elliott met John Phillips, Michelle Gilliam en Denny Doherty een plaatje op met de titel 'California Dreamin'. Natuurlijk, ik heb het over The Mamas & The Papas! In 1968 treedt Elliott buiten de groep, hoewel haar eerste plaatjes gewoon verkapte Mamas & The Papas-opnames zijn. In 1969 brengt ze ons 'California Earthquake' en laat hierop horen dat er leven is voor Mama Cass na The Mamas & The Papas, ook al zal dat leven niet lang meer standhouden. Ze overlijdt nauwelijks vijf jaar later. 'California Earthquake' is zonder twijfel één van de betere opnames die Mama Cass in haar solo-jaren heeft gemaakt. Normaliter haal ik mijn hoesjes van singlehoesjes.nl, maar het hoesje daar is wél heel erg interessant (een Yugoton uit Joegoslavië), maar ik wil eentje met een prent van Cass Elliott hebben. Ik denk eerst aan de Nederlandse met de 'getekende' foto, maar zie dan deze Duitse fotohoes. In die hoedanigheid mag 'California Earthquake' met vlag en wimpel bovenaan!

Dan de 150e Schijf van 5. Zonder naar het lijstje te hebben gekeken, ga ik volgende week uit de 25e, de 50e, de 75e, de 100e en de 125e één favoriet kiezen en daar een Schijf van 5 uit samenstellen.

zaterdag 26 juli 2014

Raddraaien: The Lemon Pipers



We zijn weer terug. Het is maar een geluk dat ik woensdag dubbel had gepubliceerd, want de computer was donderdagavond een klein drama. Dat is die nog steeds eigenlijk, maar hij heeft me donderdag flink laten zweten. Het heeft gelukkig geen invloed gehad op Floorfillers, hoewel de laptop meende te moeten crashen op het moment dat ik de 'autos' wilde starten. Hierdoor werd ik verplicht nóg een nummer te draaien en rustig te wachten eer de laptop weer ging meewerken. Vandaag en gisteravond ben ik bij mijn moeder geweest en vanavond heb ik wederom The Vinyl Countdown gedaan. Het einde van de zevende serie Raddraaien is in zicht, hierna nog twee plaatjes te gaan, en dan gaan we vrolijk weer van voren af aan beginnen. Vandaag een plaatje uit de jaren zestig, zeven vanaf 'Whole Lotta Love' van Led Zeppelin, vinden we deze van The Lemon Pipers. Die is met het hoesje al een paar keer aan bod gekomen. Ten eerste in 2010 met 'kleur bekennen' en een jaar later toen ik de single eindelijk eens met fotohoes op de kop heb getikt. Vandaag zet ik 'Jelly Jungle' van The Lemon Pipers andermaal in de schijnwerpers.

Naar mijn mening wordt The Beatles wel eens teveel eer toegedicht, maar op één vlak is de groep uit Liverpool zeker de eerste! Nog voor de eerste plaat voor Parlophone een feit is, heeft Brian Epstein al de rechten op de naam en het logo laten vastleggen. Gezien het ontvangst in Hamburg en de interesse van de Engelse fans voor de, nauwelijks verkrijgbare, Polydor-singles van The Beatles, weet Epstein als geen ander dat hij goud in handen heeft. The Beatles gaat niet alleen voor een fenomenale plaatverkoop zorgen, de groep heeft vanaf het eerste moment een merchandise-lijn. Iets waarvan de mensen rondom Elvis nog niet bewust zijn in de jaren vijftig, maar wat ten tijde van The Beatles als een paal boven water staat: Popmuziek is 'booming business'. Tieners hebben geld te besteden en willen alles van hun idool hebben. The Beatles is de eerste groep die hierin voorziet.

Popmuziek wordt niet alleen volwassen in de jaren zestig, het verliest ook zijn onschuld. Net zoals bij de crooners in de jaren vijftig worden in de popmuziek de lijnen met de onderwereld zichtbaar. Platenmaatschappijen worden opgezet om geld wit te wassen. Buddah Records is daar een prachtig voorbeeld van. Bovendien is Buddah een bedrijf dat louter geld wil maken en voorbij gaat aan de artistieke vrijheid van een artiest. Melanie wordt bijvoorbeeld nog jaren geplaagd door Buddah nadat ze het label heeft verlaten. The Lemon Pipers kan er eveneens over mee praten. Wat eerst lijkt als een lucratieve deal blijkt een enorme molensteen te worden.

The Lemon Pipers ontstaat in 1966 in Oxford in Ohio. Alle leden hebben daarvoor met hun eigen bandjes het club-circuit in Ohio onveilig gemaakt. Dale 'Ivan' Browne is de zanger, William Bartlett de gitarist, Robert G. 'Reg' Nave de toetsenist, William E. Albaugh de drummer en aanvankelijk speelt Ron 'Dude' Dudek de basgitaar. Die laatste wordt al snel vervangen door Steve Walmsley. The Lemon Pipers speelt aanvankelijk een mengeling van hardrock, folkrock en blues en heeft naast eigen composities covers van The Byrds en The Who op het repertoire. Zonder Browne neemt de groep in 1967 een single op voor het kleine Carol-label, maar 'Quiet Please' maakt weinig indruk. De groep doet mee aan een regionale talentenjacht maar ziet de hoofdprijs gaan naar The James Gang met een beginnende Joe Walsh.

Dan komt Browne in zicht en ontmoet de groep de welwillende impresario Mark Barger. Die brengt de groep in contact met Neil Bogart, die even daarvoor het Buddah-label is begonnen. Het lijkt aanvankelijk een deal als iedere andere platenmaatschappij, want Bogart laat hen gerust een single opnemen met eigen composities. 'Turn Around And Take A Look' is in 1967 de elfde single op Buddah, maar vindt geen weg naar radiostations en kopers. Producent van de plaat is Paul Leka, die samen met Shelley Pinz liedjes schrijft voor de Brill Building. Bogart vraagt Leka en Pinz om met een volgende Lemon Pipers-single te komen en dat wordt 'Green Tambourine'. Opeens ontdekken de leden van The Lemon Pipers dat ze niets meer hebben in te brengen over de keuze van het repertoire. Met tegenzin neemt het 'Green Tambourine' op en eind 1967 verschijnt het als single. In februari 1968 heeft de hoogste plaats in zowel de Billboard als de Cashbox gehaald en Bogart, Pinz en Leka hebben gelijk gekregen. De volgende single is eveneens van de hand van Pinz en Leka en draagt de titel 'Rice Is Nice'. The Lemon Pipers neemt dit zo mogelijk met nog meer tegenzin op, maar het heeft geen andere keuze. Het liedje afwijzen betekent einde platencontract. Buddah kennende had het dan vast een 'nieuwe' Lemon Pipers geformeerd. Voor The Lemon Pipers zélf is het erg tegenstrijdig. Het deelt in maart 1968 een podium met Moby Grape, Spirit en Traffic in de Fillmore West, maar aan de andere kant wordt de groep meer en meer in het hoekje van The Ohio Express en 1910 Fruitgum Co. geduwd. De eerste elpee is genoemd naar hun eerste grote hit en bevat slechts twee eigen composities waarvan eentje is uitgerekt tot acht minuten. Op het gebied van de singles blijven Leka en Pinz regeren en de volgende is de laatste hit voor de groep: 'Jelly Jungle (Of Orange Marmalade)' is wereldwijd een bescheiden hit. Het tweede album heet 'Jelly Jungle' en hierop worden de twee gezichten van The Lemon Pipers nog duidelijker.

Enerzijds is een niets-zeggend bubblegum-groepje te horen, maar de band mag eveneens uitpakken in het 11 minuten-durende 'Dead End Street/ Half Light' en neemt, evenals The Byrds, de Goffin/King-compositie 'I Wasn't Born To Follow' op. Eric Ehrmann is eveneens betrokken bij het schrijven van de meer progressieve nummers van The Lemon Pipers, maar hem vergaat de pret zodra Buddah weigert om een compositie van zijn kant uit te brengen als single. Ehrmann verlaat na 'Jelly Jungle' Buddah en The Lemon Pipers en wordt schrijver bij Rolling Stone. Schrijver Gary Pig Gold memoreert de groep uitgebreid in zijn boek over de bubblegum. 'Shoeshine Boy', de b-kant van 'Jelly Jungle', is namelijk zo'n klein bubblegum-pareltje dat de vergelijking met bijvoorbeeld The Move met glans kan doorstaan. Toch zal het grote publiek de groep herinneren vanwege 'Green Tambourine'.

Buddah krijgt een nare bijsmaak als blijkt dat Morris Levy de werkelijke eigenaar is van het label en Levy heeft banden in de onderwereld. We zijn die naam al tegengekomen in het verhaal over The Fuzz. Ook qua rechten is het een zootje bij Buddah en de leden van The Lemon Pipers zullen nooit een cent terug zien van hun plaatverkopen. In 1969 is de groep het helemaal zat en verlaat het label om kort daarop uiteen te vallen. Bartlett, Walmsley en Nave formeren een nieuwe band: Starstruck. Deze band neemt een eigen bewerking op van Leadbelly's 'Black Betty' en het Kasenetz-Katz-team gaat daarmee aan de haal en brengt het in 1977 uit onder de naam Ram Jam. Dan zijn de leden de muziekbusiness spuugzat. Alleen Nave blijft spelen met The Blues Merchants, maar is bovenal een populaire jazz-dj. Bill Albaugh heeft op 20 januari 1999 het tijdelijke voor het eeuwige verruild. Hij is dan nog maar 53 jaar.

woensdag 23 juli 2014

Raddraaien: Black Widow



Vandaag een dubbel bericht en dan een korte stop op Soul-xotica. Morgen ben ik druk met de voorbereiding voor mijn Floorfillers-show. Ik had deze twee ook kunnen omruilen, maar heb momenteel iets meer inspiratie om te schrijven dan het uitpluizen van dance-fora. Vrijdagavond ga ik naar Jutrijp. Mijn moeder viert zaterdag haar verjaardag en gezien ik zaterdagavond weer terug wil zijn voor The Vinyl Countdown, pak ik de vrijdagavond mee. Het was immers lastig genoeg een vervanger voor Do The 45 te krijgen. Met andere woorden: Zaterdag publiceer ik pas weer en het bericht van vrijdag haal ik in op maandag of dinsdag. De laatste Raddraaier van vandaag komt uit de Blauwe Bak. Ook deze moet ik binnenkort eens uitschiften, want er moet ruimte komen voor 'echte soul-dingen'. De Blauwe Bak is immers ook een opbergruimte voor verzamelwaardige objecten geworden. Deze van Black Widow heb ik eens bij Minstrel gekocht met nog een stapel soul-platen en hierdoor is die in de reserve-Blauwe Bak terecht gekomen. Met de frequentie dat ik hem draai, kan die prima in de jaren zeventig bak achter Black Sabbath staan. Ik denk dat het wederzijdse ongenoegen in 44 jaar wel is afgenomen. 'Come To The Sabbat' van Black Widow (1970) mag vandaag nog eenmaal als vertegenwoordiger van de Blauwe Bak optreden.

De geschiedenis van Black Widow begint in 1966 in het Engelse Leicester met de groep Pesky Gee!. Het uitroepteken hoort bij de bandnaam. Kay Garrett, Kip Trevor, Bob Bond, Chris Dredge en Clive Box zijn de leden van het eerste uur, terwijl Dredge in 1969 wordt vervangen door Jim Gannon. Pesky Gee! maakt één album voor Pye, 'Exclamation Mark', dat tegenwoordig een duur betaald collector's item is. Garrett zwaait kort na het verschijnen van de elpee af en daarmee komt een einde aan Pesky Gee! De andere leden formeren Black Widow. Het is 1969 en de flower power is op een hoogtepunt. The Beatles gaan naar de Maharishi en Carlos Santana zoekt zijn heil in het hindoeïsme. Er is eveneens een beweging gaande die voorbij de goden kijkt. Anton Szandor LaVey heeft op 1 mei 1966 'The Church Of Satan' gesticht en Bill Landis laat zich in met de rockband The Coven (zie: 8 september 2010). Terwijl Engeland een rijke traditie heeft voor wat betreft geesten en hekserijen, is Black Widow de eerste Engelse band die erover durft te zingen. Het blijft echter niet alleen bij woorden.

Ik heb in mijn recensenten-loopbaan een aantal opzienbarende bands gezien, waarvan ik zo onder de indruk was van de podiumpresentatie dat ik ben vergeten wat voor muziek ze speelden. Ik heb in het kader van 'Recenzeuren' God Bullies al eens behandeld, maar hetzelfde geldt ook voor het visuele spektakel dat GWAR heet. Bij Black Widow kan dit in 1970 ook zijn voorgevallen. De groep stelt een aantal occulte rituelen tentoon op het podium en doet dat, volgens Alex Sanders, tamelijk roekeloos. Alex is een mannelijke heks (ik wist niet dat het bestond...) en bezoekt op aanraden van mensen een concert van Black Widow. Wat hij ziet, brengt hem rillingen.

De groep voert hun debuutalbum integraal uit. De finale van een optreden heet 'Sacrifice', tevens de titel van het album, en bij dit nummer 'bezweert' Kip Trevor een naakte vrouw met een zwaard. Sanders waarschuwt de mannen dat ze daarmee onbedoeld grenzen aan de deur naar de hel en dat ze mogelijk een 'she-devil' zouden kunnen oproepen. ,,Dat mag lollig klinken, maar je wilt het niet weten", luidt zijn waarschuwing. Aanvankelijk slaat men het advies in de wind, maar besluit vanaf 1971 de rituelen meer naar de achtergrond te verbannen. Black Widow verliest hiermee het belangrijkste handelsmerk en op alleen de muziek kan de band niet teren. In 1973 zit de groep zonder contract. 'Sacrifice' is ondanks, of misschien dankzij, de controverse tot 32 op de albumlijsten gekomen in Engeland. In Nederland staat 'Come To The Sabbat' in 1970 in de Tipparade.

Satanisme staat sinds jaar en dag synoniem aan heavy metal en misschien is dat de verdienste van Black Sabbath, dat pertinent weigert op te treden als Black Widow in de buurt is. 'Come To The Sabbat' is allesbehalve hardrock, het is een erg koddig stukje 'barokke folk'. Een échte novelty die ik in mijn bakken moest hebben. Overigens heb ik niet de originele CBS, maar de latere uitgave op Earmark. Wél met een replica van het oorspronkelijke Nederlandse fotohoesje.

Na een rust van ruim dertig jaar staat Black Widow plots weer helemaal in de belangstelling, vooral als een verfilming van een optreden uit 1970 op dvd wordt uitgebracht. De groep is een legende in de wereld van de black metal en de afzonderlijke leden werken met verschillende giganten uit het genre. De cd 'Sleeping With Demons' is in 2011 pas hun vijfde studio-plaat, maar de groep kent een uitgebreide discografie door oude opnames die later zijn ontdekt. Daarbij zit ook een album dat oorspronkelijk in 1973 is opgenomen, maar nooit is uitgebracht.

Raddraaien: Run DMC



Zal ik meteen met de deur in huis vallen? Ik heb helemaal niks met rap! Ik heb vaak geprobeerd om een ingang te vinden, maar halverwege het eerste liedje had ik alweer schoon genoeg van de hiphop. Ik ben voor het Sneeker Nieuwsblad eens voor een recensie naar de uitvoering van een fanfare gestuurd. Een paar weken later verwachtte dezelfde krant een recensie van een pas verschenen cd van een Sneker hiphop-crew. Beide recensies zijn wellicht de zwaarste die ik ooit heb gehad. Ik wilde die hiphop-cd bewaren tot een verzamel-recensie, zodat ik maar twee alinea's hoefde te schrijven. Introductie van de groep is een en op die andere zes regels bedenken we wel iets. Niets daarvan: Volledige recensie! Ik kan de recensie zélf niet voor de geest halen, maar ik denk dat het een enorm lulverhaal is geworden. Wat moet je nou schrijven over een staccato pratende meneer over een 'human beat box'? 'Walk This Way' van Run DMC, de Raddraaier van vandaag, is zo'n geinig plaatje uit de jaren tachtig dat ik nog geregeld draai, maar de favoriete rap-plaatjes zijn bij mij op één hand te houden.

Dankzij Run DMC en Beastie Boys is de hiphop in 1988 goed doorgebroken. Het is het jaar van de brugklas. Er zit één fanatieke rapper bij me in de klas. Zo iemand die voortdurend zit te 'beatboxen', bij binnenkomst in de klas als eerste zijn 'tag' op het schoolbord zet en alles wat hij draagt is van Adidas. Zijn tag-naam is 'Jas-Oner' en zijn handtekening vindt je overal in de stad tot aan de treinstellen toe. De wiskundeleraar noemt hem 'een spuitflescrimineel', dus als nog iemand een naam nodig heeft voor een nieuw Nederhop-gezelschap...? In huize Louwsma is hiphop 'not done'. Run DMC is wel grappig vanwege hun gebruik van de Aerosmith-gitaren, maar daar blijft het verder bij.

Toch heeft Run DMC héél veel betekend voor de hiphop. Schrijft u maar mee: nummer 1 in de R&B met een rap-album, eerste rap-act die meerdere malen in de Billboard 100 terecht komt, eerste rapartiest met een rap-album dat in de top tien van de pop-charts eindigt, eerste rap-act op de omslag van Rolling Stone, de eerste die een Grammy krijgt uitgereikt, de eerste met een video op MTV, de eerste die stadion-optredens doet en de eerste die een miljoenendeal met een bedrijf sluit. Tenslotte is het pas de tweede die hun plekje in de Rock & Roll Hall Of Fame heeft gekregen, Grandmaster Flash ging hen voor, en de eerste rap-artiest met zowel goud, platinum en multi-platinum voor hun albumverkopen.

Het verhaal begint omstreeks 1980 in Hollis, een wijk in Queens. Joseph Simmons' oudere broer Russell is de manager van de legendarische rapper Kurtis Blow. Joseph wordt aangesteld als vaste dj en wordt geafficheerd als 'DJ Run, the son of Kurtis Blow'. Darryl McDaniels is aanvankelijk meer geïnteresseerd in atletiek totdat hij twee draaitafels koopt. Simmons adviseert hem te gaan rappen, maar McDaniels heeft wat dat betreft podiumvrees. Wel begint hij met het schrijven van 'rhymes'. Zijn podiumnaam luidt dan 'Easy D.'. Eind 1980 hangt het duo veelal rond in Two-Fifths Park in Hollis waar men hoopt te kunnen optreden voor de grote namen. Eentje daarvan is Jason Mizell, dan bekend als 'Jazzy Jase'. Mizell valt niet alleen op door zijn garderobe, maar ook door zijn 'b-boy'-houding dat hem vóór de muziek geregeld in de problemen brengt. De drie worden hechte vrienden, toch is het Simmons die als eerste een plaatje mag opnemen. Dit omdat Russell Simmons pas is binnengelopen met Blow. 'Street Kid' is desondanks een regelrechte flop. Joseph wil zo snel mogelijk weer de studio in, maar nu met zijn 'buddy' 'Easy D.'. Russell ziet dat echter helemaal niet zitten, maar na maanden zeuren gaat die overstag. Mizell wordt toegevoegd aan het trio en dan komt Russell met 'die verschrikkelijke naam'. 'Eazy D.' wordt 'DMC' en de naam luidt Run-D.M.C. Afschuwelijk, volgens Joseph en Darryl. Die hadden gedacht aan 'The Dynamic Two', maar moeten de keuze van Russell toch maar slikken.

Eind 1983 verschijnt de eerste single van Run DMC: 'It's Like That'. De single piekt op 15 in de R&B. Waar bij Sugarhill Gang het succes eenmalig was, daar weet Run DMC een vervolg te geven aan de hit. Mizell heeft dan de naam 'Jazzy Jase' al lang laten vallen en heet 'Jam-Master Jay', net als de tweede hitsingle van Run DMC. In 1984 verschijnt het debuut-album en de single 'Rock Box'. Die laatste zal voor een ommezwaai zorgen in de hiphop. De plaat is een fusie tussen hardrock en hiphop. Het zal de opmaat vormen voor de latere raprock. Hetzelfde geluid is ook te horen op 'Walk This Way'. Producer Rick Rubin wil iets 'herkenbaars' toevoegen aan hun album 'Raising Hell'. Als eerste wordt gedacht om over de bestaande Aerosmith-plaat te rappen, maar op aandringen van de groep worden Steve Tyler en Joe Perry benaderd om het opnieuw in te spelen en zingen. De acceptatie van een stel hardrock-veteranen vestigt de status van hiphop steeds meer en beter. Maar ook binnen de scene heeft Run DMC de bezem ter hand genomen. De opzichtige glitterkostuums van de 'oldschool' rappers gaan de voddenzak in en hiphop-kleding wordt plots 'street style'. Adidas draagt mee in de sneakers, maar mag de veters houden. Omdat je in de gevangenis geen veters mag hebben omdat je jezelf ermee zou kunnen opknopen, verwijdert Run DMC de veters als een 'statement'.

Pas in 1998 vervolgt Run DMC in ons land haar hit-carriére als Jason Nevins hun 'It's Like That' onder handen heeft genomen. In die tijd zal Run DMC Aerosmith vergezellen tijdens hun wereldtournee, maar 'Run' wordt de hiphop en het toeren moe. Zijn broer is dan pas begonnen met het kledingmerk 'Phat Farm' en hij zegt zijn makkers vaarwel om ook de zaken in te gaan. Op 30 oktober 2002 wordt 'Jam-Master Jay' in zijn opnamestudio doodgeschoten. Een moord die, evenals Notorius B.I.G., nog steeds niet is opgelost. Simmons en McDaniels geven een 'statement' af dat Run DMC hiermee tot het verleden behoort. Op 3 april 2009 wordt de groep bijgezet in de Rock & Roll Hall Of Fame. McDaniels en Simmons doen lange tijd afzonderlijk hun stukje Run DMC, maar komt in de zomer van 2012 bijeen. Ze doen vervolgens een handjevol exclusieve festival-optredens.

dinsdag 22 juli 2014

Week Spot: The Fuzz



Na 'The Battle Of The Bettys' en een instrumentale aflevering van Do The 45, waarvan zeker nog een tweede deel volgt, is het deze week weer 'orde van de dag' voor wat betreft de Week Spot. Het moest Ruby Andrews worden, maar ik ben sinds een week weer aan het twijfelen geslagen over welke kant ik moet kiezen. Ze zijn beide steengoed, maar momenteel neig ik toch meer naar de b-kant. In de vangst van vrijdag zitten eveneens een paar potentiële Week Spot-kandidaten en vandaag begin ik met de eerste. Typisch zo'n plaatje dat in de Northern Soul is uitgegroeid tot een klassieker, maar buiten die beweging nauwelijks bekend is. Volgens sommigen zou het zelfs 'overplayed' zijn en zelf moet ik lange tijd niet zoveel hebben van het nummer. Het is een paar maanden geleden begonnen met een aantrekkelijk geprijsde persing met fotohoes. Hoewel het ding door een Franse dealer wordt aangeboden, lijkt het me dat het de Spaanse Roulette uit de illustratie moet zijn geweest. Ik zal het nooit weten, want ik ben nét een kwartier te laat. Dan begint de zoektocht waarmee ik het mezelf niet eenvoudig maak. Desondanks presenteer ik jullie hierbij de nieuwe Week Spot: 'I'm So Glad' van The Fuzz (1971).

'I'm So Glad' en andere singles van The Fuzz zijn in Amerika op Calla verschenen. Hoewel ze niet superzeldzaam zijn, heeft zo'n originele Calla een stukje meerwaarde voor mij ten opzichte van de Zuid-Europese Roulette of de Engelse Pye en dus gaat mijn aandacht uit naar een Calla. Een week geleden moet ik even wikken en wegen: Een Amerikaanse dealer biedt de single aan, 'new old stock', de laatste twee uit een doos van vijftien. De vraagprijs is billijk vergeleken met enkele veilingen vanuit het Verenigd Koninkrijk. Zelfs met de heftige verzendkosten is het nog steeds niet verkeerd. Als de koers van de dollar een beetje gunstig is, zou het wellicht iets meer dan vijftien euro zijn. Maar dan heb ik opeens besloten even boodschappen te doen bij Rarenorthernsoul en Buydiscorecords. In de webshop van de laatste zie ik opeens deze Pye Disco Demand-uitgave van 1974. De prijs is een fractie van de originele Calla en ik ben vlug bereid. Achteraf gezien ben ik blij dat ik voor deze heb gekozen, want Engelse persingen klinken sowieso fijn en je hebt een kans dat het origineel op styreen is. Mijn ervaring met styreen uit de vroege jaren zeventig is niet al te best, denk maar aan 'When Your Love Is Gone' van Jackson Sisters, en dus is dit op alle fronten het beste voor een verzamelende deejay.

The Fuzz bestaat uit drie dames. Sheila Young wordt geboren op 16 augustus 1951 en is de oudste van het stel. Barbara Gilliam komt exact een jaar na Young ter wereld en Val Williams ziet op 26 maart 1952 het levenslicht. De dames noemen zich aanvankelijk The Passionettes. Dat is in 1970 en niets wijst in de richting van een plaatopname. Dat verandert wanneer The Passionettes de naam veranderd tot The Fuzz. In tegenstelling tot veel andere meidengroepen zorgt Sheila Young zélf voor repertoire voor haar groep. Ze heeft daarnaast een idee voor een conceptalbum en ze weet de mensen van Calla hiervoor te interesseren. Calla is in 1965 begonnen als een onafhankelijk zwart label in New York City. De maatschappij is eigendom van naamgever Nate McCalla. Voordat hij begint met Calla is hij lijfwacht van Morris Levy, de grote man van Roulette Records. Levy kan wel een lijfwacht gebruiken, want hij heeft banden met de onderwereld. 'He Won't Bite' van The Leaders is in 1965 de eerste single op Calla, maar deze is door alles en iedereen vergeten. De tweede is niemand minder dan Betty Lavette en haar 'Let Me Down Easy'. Het label ligt in 1973 en 1974 even helemaal stil, maar wordt in 1975 nieuw leven ingeblazen. Na 1977 wordt het stil rond Calla. Er zijn dan ongeveer vijftien elpees uitgebracht op het label, maar de singles-discografie oogt nogal rommelig. In 1980 vindt men het levenloze lichaam van McCalla en alles wijst in de richting van een liquidatie.

De eerste single van The Fuzz is meteen een grote hit: 'I Love You For All Seasons'. Het is een opmaat naar het album. Sheila Young heeft een soort van suite geschreven, waarin ze de liefde afzet tegen een achtergrond van de vier jaargetijden. In de blanke progressieve rock is het reeds gemeengoed, maar voor een zwart damestrio een kleine unicum: Behalve de rode lijn in zowel tekst als muziek worden de nummers onderbroken door monologen. Hoewel Calla en The Fuzz Barry White van een idee voorzien, dat hij een jaar later gestalte zal geven met Love Unlimited, is het album van The Fuzz slechts een matig succes. 'I Love You For All Seasons' piekt op 21 in de Mainstream en 10 in de R&B. De tweede single heet 'Like An Open Door' en krijgt alleen een notering op de R&B. 'I'm So Glad' en 'Mister Heartache And Miss Tears' zijn commerciële flops. Toch past die eerste helemaal in het idioom van de Engelse Northern Soul en middels The Casino in Wigan groeit het uit tot een 'evergreen'. Toch heb ik zojuist de positie in de Northern Soul Top 500 van Kev Roberts opgezocht en dat valt tegen: The Fuzz staat op 496. Dat kan van alles te maken hebben met deze Pye Disco Demand-uitgave, want daar werd door Northern Soul-dj's neerbuigend naar gekeken.

In 1973 is de koek op voor The Fuzz. Barbara Gilliam maakt in 1979 en 1985 twee solo-singles als Roberta Gilliam, maar die floppen genadeloos. Sinds de jaren negentig en mede door de populariteit in Engeland heeft het oorspronkelijke trio weer regelmatig optredens verzorgd. Dat stopt abrupt als Gilliam op 4 augustus 2008 komt te overlijden, maar desondanks geven Young en Williams in 2010 met een vervangster een laatste optreden als The Fuzz.

maandag 21 juli 2014

Raddraaien: Fickle Pickle



Ik denk dat ik jullie als lezers in het verleden genoeg heb lastig gevallen met mijn persoonlijke leven. Je kan een weblog namelijk op twee manieren gebruiken: Ten eerste kan je het gebruiken voor persoonlijke bespiegelingen waarmee je een stuk privé toevertrouwd aan je lezers. Je kan het echter ook als speeltuintje gebruiken. Even alle sores vergeten en lekker schrijven over een godvergeten single. Soul-xotica neigt de laatste twee jaar steeds meer naar dat laatste. Natúúrlijk mogen jullie van mijn verhuizing (nee, niet weer...) en vakantie weten, maar niet meer ieder uitstapje op de centimeter nauwkeurig. Nu doe ik die uitstapjes van 2010 en 2011 trouwens ook al een tijdje niet meer, maar het verhalend schrijven over een fietstocht, die ik zeer regelmatig onderneem, laat ik over aan anderen. Ik zou de singles op Soul-xotica moeilijk allemaal kunnen beschrijven als 'de muziek van mijn leven', want ik was me tot zaterdag niet bewust dat ik zo'n Sandra & Andres-single in de bakken had staan. De nu volgende single is echter wel een plaatje dat me inmiddels ruimt twintig jaar boeit en sinds een half uurtje weet ik ook waarom. Dankzij de kappers in de Gouden Gids van de regio Zwolle kan ik eindelijk verhalen over 'Maybe I'm Amazed' van Fickle Pickle (1970).

Nu we toch even in de buurt van mijn privé-leven komen: Het gaat fantastisch op dit moment. Ik doe mijn uiterste best niet al te veel door te draven, want vaak volgt op zo'n 'fantastische tijd' een periode van 'houtje bijten'. Nijeveen heeft me in 2012 de rust gebracht die ik nodig was, nu voorzien de programma's bij Wolfman Radio me van energie. Er is een erg mooie balans tussen die twee gekomen. Er komt wel iets spannends aan, maar eerlijk gezegd had ik dat al jaren voorzien: De WSW gaat per 1 januari over in de Participatiewet en gezien ik een tijdelijk contract heb, wordt deze niet verlengd. Met andere woorden: In januari zit ik thuis, maar werk nu al aan een invulling voor die dagen.

Fickle Pickle heeft in 1971 twee hits in Nederland. 'California Calling' zou zomaar eens zondag in de Schijf van 5 kunnen komen, maar vandaag ga ik het hebben over 'Maybe I'm Amazed'. Inderdaad, een cover van Paul McCartney! Ik ken de naam uit het Hitdossier en omdat deze slechts een gulden hoeft te kosten, koop ik in maart 1993 mijn eerste exemplaar in de Sneker jukebox-winkel van Klaas. Ik heb de single werkelijk tientallen keren in mijn handen gehouden, want deze single komt oorspronkelijk uit de winkel van Twister. Die naam komen we eind dit jaar geregeld tegen in 'Het zilveren goud'. En ja, vanaf de allereerste keer dat ik de versie van Fickle Pickle hoor, ben ik eigenlijk best wel 'amazed'. Een steengoede cover-versie. De plaat heeft vermoedelijk in 22 jaar geen hoesje meer gezien en dus blijft het een beetje behelpen. Pas een paar weken geleden heb ik eindelijk een beter exemplaar op de kop getikt, dus is dit een single die ik recentelijk weer veel heb gedraaid.

Over Fickle Pickle zélf is niet heel veel gedocumenteerd, maar als ik het personeel op de plaat bekijk, weet ik meteen waarom ik dit plaatje nog steeds erg goed vind. Het is in de allereerste weken in York dat ik in een soort van 'Schlecker' terecht kom. Buiten cosmetica voor afbraakprijzen heeft het ook een stapel cassettebandjes. In 1998 mag de voorbespeelde cassetteband mysterieus zijn verdwenen uit de Nederlandse winkels, in Engeland blijft het onverminderd populair. Ik heb vernomen dat in Engeland nog steeds nieuwe albums op cassette worden verkocht, terwijl de grote fabrikanten inmiddels geen cassettedeck meer standaard leveren op hun stereotorens. De discman ligt in Jutrijp en ik ben in York overgeleverd aan mijn cassette-walkman. Dus doe ik hier deze middag even flink boodschappen. Eén daarvan is 'The Best & The Rest Of British Psychedelia'. Ik ken alleen 'My Friend Jack' van The Smoke van naam en idem met de groep Orange Bicycle. De cassette stelt eerst nog wat teleur, maar al snel ontdek ik de parels en in een paar weken tijd is het plots een standaard-tape in de walkman. Ik ben het bandje kwijtgeraakt in Mossley. Vermoedelijk tussen de kussens van de bank in de woonkamer gevallen. Daar wilde ik een dag later zoeken, maar ik was te laat. Een andere bewoner had overgegeven op de bank en gezien we een kringloopwinkel runnen, is het logisch om de bank af te voeren en een andere neer te zetten. Ik heb 'The Best & The Rest Of British Psychedelia' nooit weer gevonden.

'The Best & The Rest Of' is in werkelijkheid 'The Morgan Bluetown Sampler', een elpee uit 1969 die opnieuw is uitgegeven. Morgan Bluetown is de naam van een Londens platenlabel waar Wilson Malone min of meer de scepter zwaait. De sampler promoot niet alleen nieuw werk, maar zou eerder een promo voor Fickle Pickle kunnen zijn. Die groep staat niet op het album, maar de verschillende leden zijn alom vertegenwoordigd. Wilson, of kort gezegd Wil, Malone is reeds sinds de midden jaren zestig actief als arrangeur en heeft zijn eigen close harmony-groepje Orange Bicycle. Het is een druk baasje, want nadat Orange Bicycle is uitgefietst, maakt hij in korte tijd twee albums welke onder verzamelaars en psych-liefhebbers erg gewild zijn. De ene is met de groep Motherlight, de andere heeft meteen een boycot aan zijn broek hangen omdat de groepsnaam Pussy is (het album heet 'Pussy Plays'). Voordat ik verder ga met Fickle Pickle eerst nog twee latere wapenfeiten over Malone. Hij produceert de eerste platen van Iron Maiden in de vroege jaren tachtig. In 1997 wil The Verve 'The Last Time' van 'The Rolling Stones Songbook', het album van Andrew Oldham, gebruiken, maar vraagt tenslotte Malone het stuk opnieuw in te spelen. Daar is het dus mis gegaan in de gemaakte afspraken met The Rolling Stones en wordt The Verve geacht de 'royalties' van 'Bittersweet Symphony' af te staan aan Jagger en consorten.

Cliff Wade is vertegenwoordigd met twee solo-liedjes op 'The Morgan Bluetown Sampler'. 'Shirley' is een lullig popliedje en 'Look At Me, I've Fallen Into A Teapot' is op papier leuker dan in de praktijk. Wade is samen met Geoff Gill echter actief in The Smoke ('My Friend Jack' staat in de gekuiste versie op 'Sampler') evenals de voorlopers The Shots. Steve Howden is de drummer van een band met de naam Jude en dat verzorgt op 'Sampler' het thema: Een cover van Joni Mitchell's 'Morning Morgan Town'. Danny Beckerman is aanvullend muzikant en songschrijver, enkele van zijn vroege composities staan eveneens op 'Morgan Bluetown Sampler'. 'Baby You've Got To Stay' wordt in 1968 vertolkt door het anonieme Angel Pavement. Het klinkt als een hit, maar zal dat nooit worden. Toch neemt 'onze' The Eddysons (met zanger Eddy 'Danny Mirror' Ouwens) in 1969 dit nummer op en in dat kader heb ik Angel Pavement in december 2011 nog eens hier genoemd. Malone, Wade, Gill en Howden maakt dat de groep in Londen te boek staat als 'supergroep', maar verder in de wereld zijn hun namen onbekend. Toch zijn het zwaargewichten als je afgaat op 'Sampler'. De rechten van die elpee zijn in de jaren tachtig terecht gekomen bij een reclamebureau welke het als 'The Best & The Rest Of' heeft uitgebracht. Inmiddels is dat weer eigendom van een 'serieus' bedrijf en is die 'onmogelijke' Morgan-elpee van Chimera jaren geleden opnieuw uitgebracht.

Hoe psychedelisch de mannen ook zijn geweest in de jaren zestig, met Fickle Pickle maakt het gewoon solide popmuziek dat alleen in Nederland voor wat succesjes kan zorgen. Als ooit eens een soundtrack van mijn leven zou verschijnen op 10 dubbel-cd's, dan moest 'Maybe I'm Amazed' daartussen staan...

zondag 20 juli 2014

Schijf van 5: kledingstukken



Het KNMI had vanmiddag heel Nederland nog code geel gegeven, maar de voorspellingen waren tegenstrijdig. Volgens Weeronline, van RTL, zou het vanmorgen om tien uur 2 millimeter hebben geregend in Nijeveen. Daar geloof ik geen barst van! De ene buienradar laat een bui zien die tussen twee en drie vlak langs Nijeveen zal langskomen. De andere laat helemaal geen bui zien in het noordoosten. Tenslotte moest het vanavond tussen acht en negen gebeuren. Okay, het heeft even serieus geregend, maar niet genoeg voor code geel! Ik ben vanmiddag toch nog maar uit fietsen gegaan: Via Giethoorn naar het pontje van Jonen, Blokzijl, Nederland (ja echt... het bestaat! Zeven huizen of zo...), Kalenberg, Ossenzijl en door de Weerribben naar Steenwijk. Regelmatig drinken uit de literfles water en je houdt het prima uit op de fiets. Nu is het weer plakkerig als ooit tevoren en dus trek ik met alle liefde een vijftal kledingstukken voor jullie uit.

Ik heb ze in maten en soorten, maar op dit moment draag ik eentje met korte mouwen. Tja, op dagen zoals vandaag is alles wat je aantrekt een 'sweater', zelfs een t-shirt. Ik ben dol op sweaters, variërend van t-shirts met lange mouwen tot aan de fabrieksgebreide dingen met een col: In de winter heb ik zeker drie á vier sweaters op voorraad. Aan het einde van zo'n winter zijn ze ook wel gaar, maar dan heeft het reeds twee eigenaren gehad en dus mag het wel. Ik haal de sweaters meestal bij het Leger Des Heils, maar heb vorig jaar ook nog een nieuwe gekocht. Ik schrok ervan wat die moesten kosten, dus volgende keer maar weer naar de William Booth-iek in Steenwijk. Op vijf zet ik 'The Sweater Song' van Weezer (1995).

Vooruit: Laten we het eens over de broeken hebben! Nadat ik mezelf jarenlang heb getooid in strakke zwarte spijkerbroeken begint de jeans me in 'de rokjestijd' steeds meer tegen te staan. Mijn nieuwste spijkerbroek is aardig versleten en zou vervanging kunnen gebruiken, maar... dan besluit ik het niet te doen. Nu heb ik een aantal bandpantalons voor in het werk en voor netjes, voor om het huis draag ik het liefste een trainingsbroek. Met andere woorden: Ik heb al drie jaar geen spijkerbroek meer aan gehad. David Dundas en Dr. Hook hoeven dus niet zo nodig in deze Schijf, momenteel draag ik 'baggy shorts'. Doet me denken aan de tijd, zo'n vijftien jaar geleden, dat ik nog geregeld oude legerbroeken droeg. Broeken met veel zakken zijn me altijd goed bevallen en dus heb ik geen moeite om 'Baggy Trousers' van Madness (1980) op vier te zetten.

Op het werk werd laatst iemand uitgemaakt voor een 'geitenwollensok'. Nee, het sloeg niet op mij, wat me nogal verbaasde. ,,Niks mis met geitenwollensokken, er zijn geen betere". Ik kan me nog goed herinneren dat ik eens, hartje zomer, last had van mijn voeten en toen een dag geitenwollensokken heb aangetrokken. Fantastisch! Natuurlijk was het aan het einde van de dag bouillon, maar die dingen zijn zelfs bij hoge temperaturen nog comfortabel. Tegenwoordig zweer ik bij 'werksokken'. Ik koop ze in bundeltjes bij Action en zijn een stuk gemakkelijker te wassen dan geitenwollensokken. Behalve dat ze lekker dik en zacht aan de voetzool zijn, is het ontbreken van elastiek het grootste voordeel. Net als met de spijkerbroek heb ik dus ook de oorlog verklaard aan die sportsokken met hun knellende elastiek. Hoewel... sinds vorige zomer ben ik de sokken van Le Cocq Sportif gaan waarderen. Op nummer drie zet ik het knotsgekke gezelschap Splodgenessabounds. In 'Socks' passen ze het kledingstuk toe op verschillende hits uit die tijd, zoals 'One Step Beyond' en 'Pop Muzik'.

Een 'shirt' is een rekbaar begrip. Zelf heb ik het allerliefste overhemden met een linkerborstzakje voor shag of mp3-speler. Ze staan me ook beter dan t-shirts, is me ooit door een vriendin verteld. Hoewel ik ze in mijn werk voor het Sneeker Nieuwsblad ook moet dragen, begint het overhemden-verhaal voor mij pas in Engeland. Leuke t-shirts, tweedehands, zijn moeilijk te krijgen en vaak net even te klein. Met overhemden heb ik meer geluk. Sindsdien heb ik vrijwel altijd overhemden gedragen, het is pas sinds Wolfman dat ik weer t-shirts 'pronk'. Door mijn bouw, lang en smal, kan ik diverse maten overhemden aan, maar ik probeer ze zo wijd mogelijk te kopen. Soms ben ik blij dat ik geen vrouw ben, want die zijn eerder genoodzaakt om iets strakkers te kopen ter voorkoming dat er iets gaat springen in hun shirt. In navolging van Het zilveren goud ga ik nog eenmaal terug naar de zomer van 1989 en zet 'Something's Jumping In Your Shirt' van Malcolm McLaren op twee.

En zo komen we uit bij het kledingstuk waarvan ik er nóóit genoeg kan hebben: De jas. Dat mijn beide baseball-jasjes 'vintage' waren, wist ik wel, maar weet sinds een paar weken pas hoe oud ze werkelijk zijn. De zwarte is van omstreeks 1988 en zoiets wist ik al van de vorige eigenaresse. Een Brabantse die als au pair in Amerika had gewerkt rond die tijd en dit jasje als aandenken had aan een relatie met ene Steve (zijn naam is geborduurd op het jasje) dat op niks is uitgelopen. De leeftijd van mijn Yankees-jasje wist ik niet precies, maar die blijkt van 1993 te zijn. Ook redelijk gewild, maar daarvoor is die van mij teveel gebruikt. Zwart, blauw, een zwart leren jasje, een rood winterjack en nog een groen trainingsjasje... de jassen zijn steeds van één kleur. Dus niet zo mooi als de mantel van Dolly Parton. Het prachtige verhaal van een creatieve moeder in een armoedig gezin dat voor dochterlief een vlaflip van textiel fabriceert. Dochter is o zo trots op haar gekleurde jas, maar wordt natuurlijk uitgelachen door beter gefortuneerde kinderen. De trots over de 'roots', hoe zwaar dat soms ook is, en hoe dit vertaald wordt in een mantel. 'The Coat Of Many Colors' van Dolly Parton heeft me vele malen stil gekregen en doet dat nu opnieuw. Ze staat met vlag en wimpel op 1.

Wie gaat er volgende week mee voor een dagtripje? We gaan vijfmaal kijken in Californië. Omdat ik de maandag gewoon weer aan het werk moet, hoeven we niet naar dat hotel waar we nooit meer vandaan komen, gewoon 's avonds weer terug!

zaterdag 19 juli 2014

Raddraaien: Sandra & Andres



Nou zeg? Ik heb vanavond in The Vinyl Countdown gemeend de Raddraaier van Faron Young te draaien, maar... ik ken hem in een totaal andere versie. De is met een groots orkest, maar de versie die ik van die cd ken, is luchtig en opgewekt. Deze statige versie had immers nooit een soundtrack kunnen zijn van mijn wilde praktijken in 1997. De Raddraaier van vanavond ga ik nóóit draaien, ik vraag me zelfs af wat me heeft bezield om deze in de bakken neer te zetten. Op het gebied van Sandra & Andres is het eenvoudig voor mij: Die eerste singles uit de jaren zestig zijn mooi vanwege de fotohoesjes, maar muzikaal zijn ze nauwelijks te pruimen. Van het jaren zeventig-spul zakt bij mij echt de broek af. Toch staat 'Mama Mia' in de jaren zeventig-bak waarmee ik mag Raddraaien en zo zijn we aan het einde van deze week toch weer de klos. Met de billen bloot, ook al is dat met deze temperaturen niet echt een straf, want ik heb binnenshuis de hele dag in mijn blote bast rond gelopen. De Raddraaier van vandaag is 'Mama Mia' van Sandra & Andres uit 1972.

Natuurlijk! Dames gaan altijd voor. Barbara Alexandra Reemer komt op 17 oktober 1950 ter wereld op Bandoeng in Indonesië. Haar roepnaam is Xandra. Als achtjarige komt ze met haar familie in het Brabantse St. Michielsgestel. De 'x' wordt door de zusters op school beschouwd als een 'duivelse letter' en zo wordt ze Sandra. Haar vader bouwt een gitaar voor haar en daarmee gewapend doet ze in 1960 mee aan de eerste talentenjachten. 'Hou Je Echt Nog Van Mij, Rockin' Billy' is haar favoriete nummer tijdens deze festijnen. Als elfjarige maakt ze haar plaatdebuut voor Philips met de single 'Al Di La'. In 1963 verschijnt 'Sluimer Zacht', een Nederlandse vertaling van 'Summertime'. In 1964 zingt ze Gigliola Cinquetti na met 'Als Jij Eens Wacht'. Sandra mag vanaf het eerste begin geliefd zijn in de showbiz, de hitparade is te hoog gegrepen voor haar. Hier komt verandering in als ze in 1966 een muzikaal koppel gaat vormen met Dries Holten.

Dries wordt geboren op 30 januari 1936 in Tjimahi op West-Java. Over hem is erg weinig bekend met uitzondering van zijn muzikale prestaties. Feit is dat Sandra en Andres elkaar in 1966 ontmoeten in Utrecht. Hoe verdiend is de eerste hit? In 1968 verschijnt 'Storybook Children' dat op dat moment eveneens wordt vertolkt door de duo's Billy Vera & Judy Clay (als Billy & Judy) en Nancy Sinatra & Lee Hazlewood. Omdat de Top 40 dan geen onderscheid maakt in artiesten en de gezamenlijke verkopen de positie van de plaat beheersen, zullen we nooit weten welke versie de populairste is geweest. De plaat bereikt een negende plek in de Top 40 en staat dertien weken genoteerd. Opvolgers van Sandra & Andres blijven aanvankelijk in de Tipparade steken, maar vanaf 1970 is het raak voor het duo. Intussen heeft Dries onder zijn eigen naam nog een 'novelty'-single uitgebracht: 'Zij Is Verliefd Op Een Frikandel'.

In 1970 is het opeens ruim baan voor de duo's en met name de man/vrouw-duo's. Sandra & Andres doen goede zaken met singles als 'Those Words' en 'Let Us Pray Together' en opent daarmee de deur voor Mouth & MacNeal en Mac & Katie Kissoon. Hun deelname aan het Eurovisie Songfestival van 1972 met 'Als Het Om De Liefde Gaat' lijkt aanvankelijk de merknaam sterker te maken, maar schijn bedriegt. De hits nemen in kracht af en in 1975 zet Andres Sandra zonder pardon aan de kant voor Rosy Pereira. De loopbaan van Rosy & Andres is kort en Andres schakelt kort daarna over op een solo-carriére. Met name zijn elpee 'Ramé Ramé' uit 1980, met bewerkingen van Indonesische liedjes, doet goede zaken. Hij blijft door de jaren heen onverminderd actief, maar de hitparade is steeds te hoog gegrepen.

Het gaat Sandra beter af zonder Andres. Ze doet in 1976 mee aan het Eurovisie Songfestival met 'The Party Is Over', maar het liedje legt het af tegenover Brotherhood Of Man. De plaat bereikt evenwel de top 3. Drie jaar later is Sandra opnieuw van de partij bij het Songfestival, nu als 'femme fatale' met haar 'duivelse' voornaam: Xandra. Tot 1987 gaat het haar muzikaal niet echt voor de wind, maar bouwt ze intussen wel aan een succesvolle televisie-loopbaan. Zo is ze jaren het 'kroepoekje' van Jos Brink in 'Wedden Dat?', maar presenteert ze ook Sterrenslag. Vanaf 1987 brengt ze een serie albums uit met covers en dit levert haar een paar hits op, om te beginnen met 'All Out Of Love' van Air Supply. Het is in de midden jaren negentig al een tijdje stil rondom Sandra als ze plots met het album 'Natuurlijk' (1996) op de proppen komt. Een plaat die zelfs in Muziekkrant Oor op een lovende recensie kan rekenen. Ze treedt nog regelmatig op, niet geheel verrassend vaak met Gay Pride en zet ze zich eveneens in voor diverse goede doelen. In april 2013 maakt ze deel uit van het koor van RTL Boulevard dat 'Koningin Van Alle Mensen' de hitparade in zingt. Zelf moet ik bekennen dat ik deze parel heb gemist...

Normaal gesproken hoop ik op mooi weer op zondagmiddag zodat ik kan fietsen. Maar ik hoop zó op regen en onweer. Het liefste nu meteen! Morgen moet het wel afgekoeld zijn, want anders is het veel te warm om vijf kledingstukken aan te trekken...

vrijdag 18 juli 2014

Singles round-up: juli 4



Al doende leert men. Ik ben ruim twee-en-een-half jaar een zeer tevreden klant van Rarenorthernsoul en Buydiscorecords en ken inmiddels hun wijze van verzending. Op maandag besteld, vrijdag in huis. Op dinsdag kan het met een mazzeltje zaterdag binnen zijn. Anders neemt het al snel een week. Of je bestelt gewoon zoveel dat het pakketje te dik wordt voor brievenbuspost en dat het via DHL wordt verzonden. Dan kun je op de vroege dinsdagmorgen platen uitzoeken en ze vrijdagavond draaien. En dat is het geval en dus ga ik jullie vandaag trakteren op een vierde Singles round-up. Eentje waar ik eigenlijk best trots op ben, want deze elf singles geven mooi de stand van mijn huidige soul-interesse waar. Ik zal vast en zeker nog wel eens gaan investeren in een jaren zestig-stamper van de bovenste plank, maar vooralsnog ligt mijn interesse meer in crossover en pure seventies' soul.

* June Conquest- What's This I See (US, Curtom, 1968)
In 1968 loopt het contract van The Impressions af met ABC. Curtis Mayfield is slechts twee maanden 'dakloos' en hier start hij zijn Curtom-label. Curtom is aanvankelijk lokaal en bestaat van april tot en met juni 1968. 'What's This I See' van June Conquest is de eerste plaat die verschijnt op Curtom, het catalogusnummer is 8543 en volgens een kenner zou dit een combinatie uit de postcode kunnen zijn. Ik ken dit plaatje inmiddels zo'n twee jaar en ben hem een aantal keren tegen gekomen, maar steeds iets aan de dure kant. 'Couple of marks, listen to soundclip', heeft Rarenorthernsoul op de site geschreven. Ik beluister het stukje tweemaal, maar... ik hoor niks. En zelfs vanavond zijn de 'marks' me niet opgevallen. Feit is dat mijn aanwinsten uit Chicago of München me immuun hebben gemaakt voor 'kraakjes'. Buiten een hele lichte bochel ('does not affect play') kan ik verder geen manco ontdekken en dus is de acht pond best een koopje. 'What's This I See' doet anno 2014 nog steeds hetzelfde als de eerste keer dat ik het heb gehoord: Hier krijg ik goede zin van! Natuurlijk krijgt Curtom in 1970 nog een officiële start als Mayfield een punt zet achter zijn overige labels.

* Neice Dezel- It Doesn't Matter (US, J & S, 1966)
Iets wat hopelijk nooit gaat veranderen! Een aparte naam en vervolgens een dosis nieuwsgierigheid. Dat is eveneens het geval bij Neice Dezel. Het jaartal is bij benadering, tot zover ik weet heeft J & S van 1965 tot en met 1967 bestaan. Een klein onafhankelijk label dat enkele fantastische soul-dingen heeft uitgebracht, maar toch meest rhythm & blues. J & S-platen staan vooral te boek vanwege hun duidelijke koperwerk. Bij Neice Dezel is dat niet anders. Rarenorthernsoul heeft 'jazzy soul dancer' op het hoesje geschreven en dat dekt de lading prima. Denk aan uptempo soul met gebrek aan het 'pop-gevoel' en met een manoeuvrerende Neice Dezel op zang. Al met al een heerlijk plaatje!

* The Fuzz- I'm So Glad (UK, Pye Disco Demand, 1971, re: 1974)
Hoe gek kan het lopen? Ongeveer een half jaar geleden zie ik de originele Franse Roulette-persing uit 1971 met fotohoes bij een vriend staan. Helaas is die net verkocht. Na een korte oriëntatie ben ik vastberaden: Leuk dat je de Pye Disco Demand op iedere straathoek voor stuivers kan krijgen, maar ik moet zal en wil de Amerikaanse Calla hebben. Afgelopen weekend kwijl ik nog even boven mijn toetsenbord. Op Ebay biedt iemand een 'new old stock'-exemplaren aan van deze single. Elf dollar voor de 'kale' single is geen gekke prijs, maar ja... de verzendkosten. Achtenveertig uur later bezoek ik de webstore van Buydiscorecords, de budget-afdeling van Rarenorthernsoul en zwicht opeens voor deze Pye Disco Demand. Waarom? Omdat hij goed klinkt! Maar wat wil je ook van een Engelse persing? The Fuzz heeft nog een rits leuke plaatjes gemaakt op Calla, dus zo'n origineel komt nog wel eens.

* Interdenominational Youth Choir Of Washington D.C. & Maryland- God Gave Me A Song (US, Cotillion, 1970)
Hoewel ik Nederlands Hervormd ben grootgebracht, heb ik de christelijke kerk (en godsdienst als een geheel) jaren geleden vaarwel gezegd. Neemt niet weg dat ik sinds een halfjaar een bijzondere interesse voor Amerikaanse gospel heb gekregen. Ik heb al eens gezegd dat wanneer ik de soul helemaal zat ben, waarschijnlijk gospel ga verzamelen. De aanstichter van dit heet 'The Divine Chord', een muziekkanaal op Youtube met domweg de meest bizarre en aanstekelijke gospel dat aan het vinyl is toevertrouwd. Denk aan een funkband die in staat is om zowel de JB's als Kool & The Gang omver te blazen, maar dan met de blijde boodschap over de wederopstanding van een zeker iemand. Zulke gospel is met een lantaarntje te zoeken, maar geregeld is het een zoekterm op Ebay. Ik heb reeds een maand een oogje op een single bij een Amerikaanse dealer, maar hik nog een beetje tegen de verzendkosten aan. Het is zwarte gospel welke in eigen beheer is uitgebracht. Wat gospel betreft, zijn drie dingen belangrijk voor mij. Ten eerste moet het oud zijn, dus niet de gladde jaren tachtig-dingen. De huidskleur is in principe onbelangrijk, hoewel ik de eerste leuke blanke gospelplaat nog moet tegenkomen. Ten derde wil ik dat de woorden 'God' en 'Jesus' er lekker dik bovenop liggen. Bij Interdenominational Youth Choir kunnen we drie hokjes aanvinken. Ik zal niet zeggen dat het een 'prutser' is, maar de kwaliteiten van God liggen hem duidelijk niet in het songschrijven. De melodie van 'God Gave Me A Song' best iets wonderlijks, maar hij getuigt zichzelf van een meester van de herhaling. Na twee minuten geloof je het liedje wel en dan krijg je nog drie minuten! Overigens wel een hele sterke leadzangeres. Qua gospel is dit een 'instapplaatje', hij mocht mee omdat die zo goedkoop was.

* The Jacksons- Show You The Way To Go (UK, Epic, 1976)
Zelfs een jaar geleden had ik nog niet kunnen geloven dat ik een wekelijkse dance-show zou doen op de radio. Toch ben ik ontzettend blij dat ik de stap heb genomen, want Floorfillers heeft me mooie dingen gebracht. Niet alleen recente acts, zoals ik jullie die zo nu en dan voorschotel in Van hit naar her, maar ook de herwaardering van enkele oude disco-platen. Deze van The Jacksons is daar eentje van. Het zou me niets verbazen als ik deze single reeds in de jaren zeventig-bakken heb staan, maar zo'n Engelse persing zeg ik geen 'nee' tegen. Zeker als die maar een pond hoeft te kosten en in een flinke partij mee gaat. Gamble en Huff kunnen alles aan: Of het nu The Jacksons is of Joe Simon, zonder dat het afbreuk doet aan de oorspronkelijke artiest, het Philadelphia-maatpak past ze allemaal!

* D. Jones & B. Joyce- Together (US, Bennett, 1971, re: 2012)
Behalve dat Buydiscorecords erg veel singles heeft voor een pond per stuk, valt mijn oog op een aantal 'limited edition'-heruitgaven. Het ziet eruit als Numero-spul als in de Pat Stallworth-heruitgave, maar dat wil ik niet geloven. Waar de oorspronkelijke vraagprijs van Stallworth bij Rarenorthernsoul op 45 pond stond, daar gaan deze singles voor drie pond per stuk. Daar zit héél interessant spul bij, maar ik zal me inhouden. Deze van D. Jones & B. Joyce steelt meteen mijn hart en doet dat vanavond opnieuw. 'Together' komt in twee delen: Deel twee is het liedje, deel 1 de introductie. Zoiets als de live-single 'Tonight Is The Night' van Betty Wright. Part One begint met iets dat op een radio-uitzending moet lijken, maar volgens mij is het nep. Vervolgens een mannenstem die plechtig declameert over een groove waar menig hiphop-dj een heel apart gevoel van binnen krijgt. Ik zou zweren dat het uit de Boddie-studio's komt, maar het Bennett-label zit in Californië. Het zou kunnen, maar het is niet logisch dat een opname plaats vindt in Ohio en de plaat in Californië wordt uitgebracht. Hoe dan ook: Dit is 'kitchen sink funk'. 'Together' is een stukje magie, maar toch mist er iets. De groove is een miljoen dollar waard: Een strakke ritmesectie, een jengelgitaartje en een dwarsfluit. Toch klinkt het alsof het in een tuinschuurtje is opgenomen, zie daar de associatie met Boddie. 'Together' is in oktober 2012 opnieuw uitgebracht door Numero Music Group, dezelfde die ook de Boddie-archieven op de plaat heeft gezet.

* Frederick Knight- I've Been Lonely For So Long (UK, Stax, 1972)
Deze maar ook de b-kant, 'Lean On Me', zijn beide erg de moeite waard. 'Lean On Me' is dan overigens niet dezelfde als die van Bill Withers (dat in de jaren tachtig een hit is voor Club Nouveau). Een pond voor een fraaie double-sider. Jippie!

* Peaches & Herb- Soothe Me With Your Love (UK, Direction, 1970)
Wellicht één van de allerleukste Peaches & Herb-singles. Tot zover ik kan nagaan is deze alleen in Engeland verschenen.

* Jimmy Ruffin- Maria (US, Soul, 1970)
Een paar maanden geleden heb ik voor een collega de Motown-show waargenomen. Natuurlijk in mijn eigen stijl en dus alles van vinyl! Het is tijdens de tweede show dat ik één van de 'Watford-aanwinsten' uit januari wil draaien: 'Got To Be There' van een piepjonge Michael Jackson. Op een vreemde manier luister ik even kort naar 'Maria' en ben dan vlug bereid. Hier is de originele uitvoering van Jimmy Ruffin en die is net een tikkeltje beter. Of het moet zijn dat ik liever Jimmy dan Michael hoor, dat kan zomaar het geval zijn. Ik denk dat ze in Engeland iets te lang in de zon hebben gezeten, want zo'n originele Soul uit 1970 voor een pond is 'a steal'.

* The Superlatives- I Don't Know How (US, Westbound, 1968)
Ben ik nou gek of...? Zo'n originele Westbound uit 1968 van The Superlatives is doorgaans iets meer waard, maar kijk hier eens...: Hij staat al twee weken in de webshop van Buydiscorecords voor de spotprijs van drie pond. Ach kom op, ik ben niet de enige deejay die geen zier om het label geeft. Deze is namelijk voor zestig percent verwijderd. Je kan nog net het logo zien en aan de kleur beoordelen dat het een originele is. Geluidstechnisch is dit een van de beste exemplaren die je kan treffen. Ik heb altijd een hekel gehad aan het woord 'crossover', maar hier moeten we het toch even toepassen: Ik denk dat de meeste soul-dansers dit té funky vinden, terwijl de funk officieel ook nog niet is uitgevonden.

* The Sweet Inspirations- Let It Be Me (US, Atlantic, 1967)
De single wordt geadverteerd met 'When Somebody Is Wrong With My Baby' en die heb ik vanavond ook beluisterd. 'Let It Be Me' heb ik maar gelaten voor wat het vermoedelijk is. Je moet wel een enorme hufter zijn om niet een warm gevoel te krijgen bij de samenzang van The Sweet Inspirations en dat ik deze plaat niet vaak uit de bak zal halen, is bijzaak: Hij moet in de collectie! Wat moet je anders met een pond?