dinsdag 31 juli 2012

raddraaien: Arrows


Zou ik het nog kunnen? Gewoon ABN schriev'n? Nee, geen Asociaal Boeren-Nijeveensch, gewoon Nederlands... Het zou een wonder zijn! Ik ben al de hele middag bezig op Facebook, onze nieuwe groep Northern Soul Is In My Blood van 'toons' te voorzien en daarnaast chat ik wat af met een stel northern soul-dansers. Allemaal in het Engels en het valt me nog mee hoe gemakkelijk dat af gaat. Ik heb gisteren al de 'tune-of-the-week' gedaan, dus moesten we vandaag maar weer eens raddraaien. Ik verwacht eerlijk gezegd dat het een groter succes wordt dan zaterdag, het bericht van The Clash is nog niet één keer gelezen! Misschien kan ik het succes een handje helpen en zet ik straks onder 'opmerkingen' de mp3-link neer van de Zonneschijnwerper die ik zondag op Golden Beat Years heb gepubliceerd. Soms ben ik zó dicht in de buurt van perfectie dat het lijkt alsof het niet beter kan en dit is een mooi voorbeeld ervan, dus die deel ik graag met jullie! Nu eerst Raddraaien: Uit de eerste bak jaren zeventig moet de 42e worden gezocht en dat levert 'Touch Too Much' op van Arrows (1974). Een plaat waarmee ik even diep moet zuchten, maar gelukkig... er is toch nog wel iets over te vertellen!

Zaterdagavond heb ik 'Quadrophenia' gekeken, de verfilming van de gelijknamige rockopera van The Who. Iemand op Facebook had geschreven dat het 'de beste film aller tijden' was geweest en hoewel ik de soundtrack kan dromen, had ik de film nog nooit gezien. Conclusie: Nee, niet de beste film, maar wel aardig. The Who heeft 'Quadrophenia' laten inspireren door Pete Meaden, een 'face' in de Londense Mod-scene anno 1964. Meaden zou tot zijn plotselinge dood in 1978 actief blijven in de muziek. In 1968 haalt hij Captain Beefheart & Magic Band naar Engeland, maar is 'vergeten' de werkvisa voor de leden in orde te maken. Van Vliet en zijn companen reizen dan eerst maar naar Duitsland, waarna alsnog Engeland wordt aangedaan, maar de vriendschap tussen Beefheart en Meaden is dan al aardig bekoeld. In 1974 doet Meaden opnieuw van zich spreken. Hij formeert in Londen een gemengd groepje Amerikanen en Engelsen. De bandnaam verwijst naar de pijlen in het oude Who-logo en ze noemen zich dus Arrows. De groep wordt ondergebracht bij het Rak-label van Mickie Most.

Nadat Most in de voetsporen van The Beatles is getreden en in Duitsland met zijn band nog wat lokale bekendheid heeft gekregen, rolt hij het productie-vak in. Eén van zijn eerste producties is meteen een klassieker: 'The House Of The Rising Sun' van The Animals. Ook is hij betrokken bij Herman's Hermits, Donovan en Jeff Beck. Anno 1974 verdient hij zijn dikbelegde boterham met acts als Suzi Quatro. Hij verdient er zelfs zoveel aan dat het geen luxe is dat 'zijn' artiesten anno 2012 nog steeds moeten optreden! The Arrows zorgt enkel voor de boter, want buiten een enkele Britse top tien-hit, levert het hem weinig op. 'Touch Too Much', hun eerste single, bereikt een vijfde plaats in Engeland, maar strandt in Nederland in de Tipparade. De opvolger 'Toughen Up' flopt en 'My Last Night With You' bereikt een bescheiden 25e plaats in Engeland. Overige singles uit 1975-76 floppen genadeloos. Als de laatste single 'Once Upon A Time' in 1976 verschijnt, krijgen de heren 'pijlen' ruzie met Most.

Desondanks krijgt Arrows dan een geweldige kans: Voor Granada mogen ze in de jaren 1976-77 veertien televisie-shows van een half uur maken. Ze vestigen daarmee een triest record: Het is de enige groep met een eigen tv-show die goed wordt bekeken, maar die in dezelfde periode géén single-hits kent. Dit is dus een gevolg van de ruzie met Most. Zo eindigt het verhaal van Arrows roemloos als hun contract ten einde loopt en de tweede serie shows zijn uitgezonden. Tóch gloort er ergens nog een heel klein beetje hoop op een succesje...

Als The Runaways uit elkaar zijn gevallen, neemt Joan Jett in eigen beheer haar eerste album op, nadat ze door tal van platenmaatschappijen is afgewezen. De titeltrack van het album is haar levensmotto en zal als single voor een miljoenensucces zorgen: 'I Love Rock'N'Roll'. Als we vervolgens in de singles-discografie van Arrows kijken, zien we dit nummer als hun vijfde single. Arrows-leden Alan Merrill en Jake Hooker hebben het nummer zélf geschreven en het is de a-kant van de laatste single uit 1975. Destijds konden ze hem aan de straatstenen niet kwijt, sinds Joan Jett is het een aardig collector's item geworden!

Tot slot ga ik dus onder 'opmerkingen' de Schijnwerper-podcast plaatsen. De Soul-x-rated wordt niet eerder dan morgen opgenomen en geüpload, dus die mag het bericht van morgen vergezellen!

maandag 30 juli 2012

tune-of-the-week: Luther Ingram


Het wordt bij voorbaat al een beetje een gekke week! Anders presenteer ik pas op dinsdag mijn 'tune-of-the-week', maar had verder vandaag even geen inspiratie en had evenmin even trek in Raddraaien. Ik zou aanvankelijk een bericht over de 'kijkcijfers' schrijven: Ik heb ze vanmorgen opnieuw door genomen en vergeleken met het laatste bericht in februari. De toenmalige koploper heeft zich verdubbeld! Er moet ergens een actieve link zijn, maar Google kan me daaraan niet helpen. In plaats van een stuk geblaat in de ruimte over statistieken die ik alleen maar kan zien, heb ik besloten het deksel nu al van de pan te halen en jullie de 'tune' te presenteren. Woensdag denk ik de nieuwe Soul-x-rated te publiceren en daarin heeft deze wederom een prominente plek. Plus dat er dit weekend nog een héle speciale podcast bij komt: Ten behoeve van 'Northern Soul Is In My Blood', de Northern Soul-groep die ik ben begonnen op Facebook, ga ik een Engelstalige podcast produceren met 'exclusieve' (niet op Youtube verkrijgbare) northern soul-kantjes!

Dat laatste is dan weer niet van toepassing op Luther Ingram, de artiest van onze 'tune'. Van 'My Honey And Me' is een goede geluidsopname met een prachtige collage van labelscans en knipsels met betrekking tot deze grote man uit Jackson, Tennessee. Overigens kan ik helemaal geen relatie vinden met James Ingram, de zanger die populair werd in de jaren tachtig, dus buiten hun achternaam zullen die weinig gemeen hebben. Luther, onze man, wordt geboren in 1937 en is een laatbloeier, want pas in zijn 28e levensjaar maakt hij zijn eerste plaat. Die flopt, evenals de twee opvolgers, en het is niet eerder dan in 1969 voordat Ingram op bescheiden wijze doorbreekt. 'Pity For The Lonely' haalt een magere 39e plek in de Billboard R&B-lijst, maar met de opvolger, 'My Honey And Me', is het wél raak. Deze piekt op 55 op zaterdag 14 februari 1970 in de pop-charts, terwijl het moeiteloos de top 20 van de R&B-lijsten binnen gaat. De opvolger heet 'Ain't That Loving You' en bereikt zelfs een zesde plek in de R&B-lijst. Dat deze platen niet echt hoge ogen in de poplijsten gooien, heeft enerzijds iets te maken met de platenmaatschappij. Ingram neemt zijn platen op voor het kleine Koko-label, die voor hun distributiekanalen wel gebruik mag maken van die van Stax, alleen doet die laatste maatschappij geen streep aan promotie omdat het de platen van Ingram als concurrentie ziet voor zangers uit hun stal. Ironisch genoeg verschijnen de platen in Europa juist als Stax!

Rond dezelfde tijd componeert Ingram een nummer, dat hij aanvankelijk als instrumentale backingtape laat opnemen. Er verschijnen een paar demo-acetaten van. Eentje, waarop iemand van het studiopersoneel 'Exus Trek' heeft geschreven, komt een paar jaar later in Engeland terecht. Daar wordt 'Exus Trek'één van de grootste northern soul-instrumentalen van het decennium. Even later duikt er eveneens een gezongen versie op: 'If It's All The Same To You Babe'. Ook die is officieel nooit uitgebracht. Desondanks weet 'If It's All The Same To You Babe' niet hetzelfde effect te bewerkstelligen als 'Exus Trek'. Beide kanten zijn sindskort als een 're-issue' in omloop. Er is middels 'Crying Days Are Over' van The Illusions geprobeerd de hype nieuw leven in te blazen, maar de kans dat we ooit te weten komen wie er achter The Illusions schuil gaan, lijkt een illusie te worden. De duizend promo's zijn stevig uitverkocht, maar dat zijn er té veel om een toekomstige verzamelwaarde te waarborgen. Ik leer eerst The Illusions kennen en daarna pas Ingram's gezongen versie. Ik moet eerlijk zijn: Het is appels en peren buiten de achtergrondmuziek om, maar wellicht dat mijn voorkeur toch ietsje uit gaat naar Ingram's versie. Binnenkort toch maar eens bestellen!

Ingram's grootste moment is als hij in 1971 als eerste een hit scoort met 'If Loving You Is Wrong (I Don't Want To Be Right)'. Na 1973 drogen de hits op, maar hij maakt in 1987 een geslaagde comeback. Hoewel het origineel een b-kant is van 'Typical Male' van Tina Turner, scoort Ingram in 1987 een hit met 'Don't Turn Around'. Aswad kopieert Ingram's uitvoering en maakt het tot een nóg grotere hit. In hetzelfde jaar heeft Ingram zijn laatste hit met 'Gotta Serve Somebody', de reli-hit van Bob Dylan. Nooit geweten, zojuist ontdekt: 'Serve Yourself' van John Lennon is dus een satirisch antwoord op 'Gotta Serve Somebody'.

Naast een loopbaan als zanger schrijft Ingram ook mee aan enkele beroemde nummers. Neem nu het onsterfelijke 'Respect Yourself' van The Staple Singers. Die kán zomaar eens in de komende Soul-x-rated zitten. Ik moest de Nietjes ook maar eens een bericht gunnen. Terug naar Luther Ingram: Na 1987 wordt het stil rondom hem, tot ons op 19 maart 2007 het bericht bereikt dat hij op 69-jarige leeftijd is overleden. Oorzaak is een falen van het hart, maar volgens zijn liefhebbende vrouw Jacqui heeft Luther eveneens nierproblemen gehad en is hij gedeeltelijk blind. Qua bekendheid is Ingram niet van het kaliber van Otis Redding, maar voor talent en veelzijdigheid doet hij er niet voor onder.

Ik heb deze single van Luther Ingram aanvankelijk gekocht vanwege de b-kant, 'Puttin' Game Down' is een gewaardeerde cultklassieker uit de funk. Pas bij ontvangst ontdek ik plots 'My Honey And Me'. Ik denk dat het geen 'hit' is geworden in de Northern Scene omdat het een hit is geweest, maar ik ruil hem graag in voor een vijftal voorgeslecteerde popdeuntjes die in de 'northern' tot klassiekers zijn verheven!

zondag 29 juli 2012

Schijf van 5: stenen


Ik kon het zelf ook amper geloven. Gerrit terug op Stonehenge? Volgens mij heeft hij die club niet alleen verlaten omdat zijn 'vaste dienst' eens was weg gegeven. Het had ook iets te maken met 'oudere' vrijwilligers die een weekend rondlopen alsof De Buze van hun is en die je vervolgens twaalf maanden weer niet ziet. Zou ik mezelf die frustratie willen aandoen? Het antwoord is: Nee. En vrijdag heb ik definitief de knoop door gehakt, ik blijf dit weekend in Nijeveen. Gistermiddag vond in en om De Buze in Steenwijk het jaarlijkse metalfestival Stonehenge plaats. Omdat ik vorige week nog had gedacht dat ik, voor het eerst sinds 2007, wel weer als vrijwilliger zou werken, had ik dus ook besloten tot een stenen Schijf van 5. Het ligt wel wat zwaar op de maag, maar we doen het maar, omdat het per slot van rekening zo voedzaam is.

Ik heb zowaar een titel van een lezer kunnen noteren, dank je wel Biezonderanderenaam, klopt het dat wij precies een jaar geleden zaten te spelen in Rijnswoude? Ik heb zelf de afgelopen week na gedacht over verschillende soorten steen, maar ben daarin niet ver gekomen. Niet zover dat iedere titel uit een individueel gesteente bestaat. Bovendien wil ik het 'rocken' nog even uitstellen tot een andere Schijf. Eén alternatief steentje heeft deze Schijf van 5 toch nog nipt gehaald. Een 'pebble' laat zich, geloof ik, het beste vertalen als een 'kiezel'? Maar dan... Kun je die over het water laten scheren? Want dat is wat Greg Lake poogt te doen, maar dat lukt niet echt, want hij is er ruim vijf minuten mee bezig! Zijn 'vriendjes' Emerson en Palmer zitten intussen maar een potje te kaarten, wachtend op het moment dat het intermezzo komt waarin zij ook even los kunnen. Nee, een eenheid is het nimmer geweest, dat is al duidelijk op het debuutalbum. 'Take A Pebble' van Emerson, Lake & Palmer (1970) staat vandaag op vijf.

Op vier treffen we een hele oude bekende. Vorig jaar heb ik een aantal malen 'de man met de Schijf' gedaan, een Schijf van 5 die over lijken ging. Op 15 mei 2011 behandelen we lieden die tijdens het liedje aan een ongeluk bezwijken en Dion mag zich de nummer één noemen. Terecht? Ja! Dion is enige tijd flink in de Here en Zijn boodschap past beter in knullige country dan in woeste rock'n'roll. Het tafereeltje dat door Dion wordt weergegeven is al even knullig en vrij van alle glitter en glamour van de rock'n'roll. Dion is in de tuin bezig en betrapt zijn buurvrouw op kwaadsprekerij. Ze heeft geen goed woord over voor 'the bad girl down the road'. Piepende remmen en het kind van de buurvrouw wordt aan de kant geduwd door een barmhartige Samaritaan die haar leven geeft voor het het kind. Raadt een wie die weldoener is? Juist, de 'bad girl down the road'. Dion staat ditmaal drie plaatsen lager met 'Be Careful Of Stones That You Throw' (1963). Ik besluit met een plaats in Drenthe van vier letters: Amen.

Deze zou bijna op één staan, maar dan zou je zomaar kunnen denken dat ik 'fan' ben. Nee, dat ben ik niet. Ik heb 'Seasons' (1970) nogal vaak gedraaid toen ik in De Bilt woonde, maar de opvolger 'Songs From Wasties Orchard' (ondanks de prachtige hoes: een kist rottend fruit) valt al minder in de smaak. Naarmate de jaren zeventig vorderen, krijgt Magna Carta steeds meer last van een EO-achtige vroomheid. Niet dat dit in de teksten tot uitdrukking komt, maar de muziek wordt wel irriterend ontspannen en elk risico wordt uit de weg gegaan. Als ik aan 'Seasons' denk, ik heb hem zeker tien jaar al niet meer gedraaid, dan is 'Scarecrow' de eerste die me te binnen schiet: Het grappige miniatuurtje over een vogelverschrikker. 'Give Me No Goodbye' is ook zo'n typisch nummer met sitar en drums, tóch vrij ongebruikelijk voor de groep. Voor deze Schijf kies ik een andere van 'Seasons': 'Ring Of Stones' mag deze week op drie, hoewel ik helemaal geen neiging krijg om de plaat op te zoeken.

Meedenken in de Schijf van 5 is altijd goed. Alleen begin ik soms over het wel of niet Schijfwaardig zijn van een plaat. Tja, dat zijn regels van het huis, die zijn nauwelijks te verklaren. 'Alles Kan Een Mens Gelukkig Maken' van René Froger is niet Schijfwaardig, evenals het oeuvre van Rob De Nijs. Té voor de hand liggende platen worden eveneens vermeden omdat ze niet Schijfwaardig zijn. Biezonderanderenaam heeft het begrepen en komt met een plaat die ik over het hoofd had gezien en die toch uiterst Schijfwaardig is. Voorbeeldje van een niet-Schijfwaardige plaat over stenen? 'Like A Rolling Stone' bijvoorbeeld. Maar Mott The Hoople met 'Roll Away The Stone'? Ja, die verdient zondermeer zijn plekje in deze stenen Schijf! Ik zet hem op twee.

Geen 'Like A Rolling Stone', maar toch nog stenen van dat kaliber bovenaan in deze Schijf. Ik ben over het algemeen niet zo'n hele grote fan van dit soort stenen, maar toch... Als ik mijn keuze moest maken op 'The Singles Collection' dan zou ik gauw naar dit soort nummers uit 1965-66 grijpen. Misschien nog leuk te vertellen dat de afgebeelde hoes een Franse EP is die via Raw-TCD te koop is voor het lieve sommetje van veertig dollar. Een Amerikaanse dealer die het een 'unieke' hoes noemt, maar dat valt, geloof ik, wel mee. De dollar is gunstig, zo bleek een paar weken geleden met The Soulettes, dus als het plaatje echt in topstaat is dan is het een hele redelijke prijs (25 euro???). Van de EP's van The Rolling Stones vind ik dit zondermeer de allerbeste, de overige drie tracks zijn even klassiek als de winnaar van deze Schijf, maar die gaan weer niet over stenen. Evenmin over rozen... 'Heart Of Stone' van de The Strolling Ones mag vandaag op 1!

Ik heb voor de komende twee weken al onderwerpen geselecteerd, maar welke zullen we als eerste doen? Omdat enkele lezers momenteel genieten van hun vakantie, heb ik besloten de 'thuisblijvers' te laten beslissen. Er zijn twee keuzemogelijkheden: De eerste is een Schijf over ijs, behalve 'Ice In The Sun' mag de titel ook uit een ijs-soort bestaan. Geen smaken, dus geen 'Strawberry Fields Forever', maar wél 'Just One Cornetto'... De tweede Schijf gaat over 'namedropping' in de titel. Collega-artiesten en bands die in de titel worden genoemd. Denk dan aan bijvoorbeeld 'Jackie Wilson Said' van Dexy's Midnight Runners (of van de man...) en 'I Remember Elvis Presley' als heer Spiegel niet zeer on-Schijfwaardig was geweest. Jullie mogen kiezen!

zaterdag 28 juli 2012

raddraaien: The Clash


Ik heb het wel eens vaker gevraagd hier op Soul-xotica, maar krijg nooit antwoord. Nu zag ik in het berichtenoverzicht dat de raddraaier van Paul Nicholas plotseling negen keer is gelezen, tegenover eentje voor George McCrae. Kijk, dat Eddie Hodges negen keer is aangeklikt, heeft waarschijnlijk met de Soul-x-rated-link te maken, maar waarom Paul Nicholas? Word ik ergens gelinkt? Niet dat het een bezwaar is, hoe meer zeer zielen hoe meer deugd... daar deugt iets niet! Goed, laten we eens kijken of we van The Clash een succesnummer kunnen maken. Voor het eerst in weken weer eens een raddraaier uit een bak jaren tachtig-singles. De zeventiende uit bak 2 van dat decennium levert ons 'Rock The Casbah' op van The Clash. Als ik nummer 18 had moeten hebben, was het eveneens The Clash geweest met 'This Is England', die vast in de komende alinea's nog wel ter sprake zal komen.

Het broeit in 1975-76 in Londense jongerencultuur. Enkele van de toekomstige leden van The Clash hebben ervaring met pubrock-bands, die 'hun' boogies spelen en hopen dat het (dronken) publiek ze leuk zal vinden. Als ze het debuutoptreden van hun vrienden van The Sex Pistols meemaken, zien ze het tegenovergestelde: Een groep die het worst zal zijn of het publiek het leuk vindt. Ze zijn dan al in de weer geweest met London SS, een groep die nimmer zal optreden maar nog wel een demo-tape heeft afgeleverd. Bovendien zal deze groep leden leveren aan de toekomstige bands The Clash en The Damned. Glen Matlock en Steve Jones hebben vóór The Pistols zelfs nog aan de wieg gestaan van een vroege Clash, ook al mocht het toen nog geen naam hebben. De audities gaan moeizaam, vooral die van de drummers. Aanvankelijk zit Terry Chimes op die stoel, maar wordt al snel vervangen door Nicky 'Topper' Headon. De jongens, allen rond de negentien jaar, hebben nog de meeste moeite om een juiste zanger te vinden. Dat wordt Joe Strummer, die al een paar jaar ouder is, een raspend zanggeluid voortbrengt en afschuwelijke kleding draagt. Toch wordt hij de nieuwe leadzanger. Strummer is overigens geboren als John Graham Mellor en heeft met zijn pubrockband de artiestennaam Woody Mellor aangenomen. 'Strummer' wordt even later een geuzennaam en zou wijzen op de heldhaftige manier waarop hij zijn ukelele staat af te raggen als straatmuzikant.

In 1977 is The Clash een feit en de 'jonkies' zullen nog vaak dankbaar zijn geweest dat ze een oudere zanger hadden aangenomen. Strummer is al behoorlijk door de wol geverfd en is kritisch bij het afsluiten van een platencontract. Bovendien heeft hij ook al meer volwassen politieke ideeën dan menig van hun collega's. The Clash maakt haar debuut als voorprogramma van The Sex Pistols in The Black Swan in Sheffield, een week voordat The Damned hun debuutoptreden geeft. Het jaar 1977 is meteen druk voor The Clash, het debuutalbum komt uit en de eerste (bescheiden) hitsingles komen uit. Net hiervan bekomen, staat 'Give'Em Enough Rope' alweer in de platenbakken. Dan volgt 'London Calling' in december 1979, wellicht het meest legendarische album van de groep. Omdat het in Amerika een maand later, dus in 1980, verschijnt, wordt het daar gerekend tot één van de beste albums van de jaren tachtig. 'London Calling' betekent in ieder geval al de doorbraak van The Clash in Amerika. Tot dan toe heeft alleen Engeland belangstelling gehad, ook Europa is 'nieuw' gebied voor de groep. 'Sandinista!' en 'Combat Rock' mogen daar zoiets bewerkstelligen. De singles 'The Magnificent Dance' en 'Rock The Casbah' zorgen voor de rest.

In 1982 neemt Topper Headon afscheid van de groep, door oplopende ruzies binnen de groep neemt Mick Jones een jaar later ontslag. De twee worden wel vervangen door anonieme poppetjes en Strummer en Paul Simonon gaan gewoon verder. Terry Chimes, drummer van het eerste uur, doet ook nog even mee, maar dat is opnieuw voor een korte periode. The Clash explodeert in 1986. Hun zwanenzang heet 'This Is England' (1985) en de titelsong wordt nog voor het album als single uitgebracht. Het album, noch de titelsong, zijn 'af' en het is dus een halve demo-opname, die door een gladde producer van foute synthesizers en 'voetbaltribunekoortjes' zijn voorzien. Ik heb die plaat ooit voor een gulden bij Sunrise gekocht, in een hoes die je kan uitvouwen tot een poster. 'Rock The Casbah' heb ik in november 1992 gekocht in een hele grote partij, die 20 Years Ago Today erg lastig zou maken. Die rubriek hebben we afgeschaft, maar dankzij raddraaien krijgt in ieder geval deze plaat nog een klein beetje attentie!

De grootste Nederlandse hit voor The Clash is posthuum. Ik zou een spijkerbroek uitschelden als boosdoener, maar dat durf ik eigenlijk niet met alle zekerheid te stellen. Wél dat het één van de 'oude' nummers is die in de jaren negentig een 'revival' beleeft dankzij een tv-commercial. In 1991 bereikt 'Should I Stay Or Should I Go' van 'Combat Rock' een derde plaats in de Top 40.

vrijdag 27 juli 2012

Sideburner's Blast From The Past: The Dirtbombs


Nee. 'De redactie' zal niet wederkeren op Soul-xotica, maar toch blijft Sideburner een welkome gast. De naam Sideburner ontstaat eind 2003 als ik begin met schrijven voor rockandroll.nl, later tot digginfordirt.com gedoopt. Ik wil eigenlijk 'fuzzy-sideburns' als schrijversnaam hebben, vanwege mijn dikke wollige bakkebaarden, maar de registratie pikt dat verbindingsstreepje niet en 'fuzzysideburns' is me té abracadabra. Dan doe ik maar Sideburner zonder me op dat moment te realiseren dat er barbecue-toestellen zijn met een zijbrander. Opeens is Sideburner een wereldidee! Binnen rockandroll.nl verwerf ik al snel een naam. Van garagerock'n'roll heb ik weinig kaas gegeten en doe vooralsnog (Engelstalige) recensies van heruitgegeven albums (veel Akarma-spul, dus Coven, Dark en Blue Cheer) en presenteer enkele favoriete jaren zestig- en zeventig-elpees in de rubriek 'Sideburner's Blast From The Past'. Helaas is van rockandroll.nl en digginfordirt.com helemaal niks meer bewaard gebleven (de eerste domeinnaam is nog immer beschikbaar, 'wij' mochten hem toen 'lenen'!) Eind 2003, begin 2004, is een gouden tijd voor de garagerock'n'roll: The White Stripes zijn doorgebroken en The Von Bodines en The Dirtbombs wachten geduldig op het hoekje. Helaas zonder daar vandaan te komen, toch mogen ze even ruiken aan de belangstelling van de bovengrondse wereld.

Dat Sideburner een alter ego is geworden, staat als een paal boven water. In de 'redactie-tijd' vertegenwoordigde Sideburner de oude 'ikke'. Hij is dronken of heeft een kater of heeft een zeldzaam helder moment waarop hij kan denken aan een kroegbezoek. Sideburner schaadt de gezondheid, zo heeft wel doen blijken! In 2003-04 is 'rrawckandrrrowlll' zijn gevleugelde uitspraak. Alles is rock'n'roll. Van urineren tegen een gevel (kost 35 euro in Rotterdam...) tot gewoon weer opnieuw een biertje bestellen nadat je even daarvoor de voorliggende twintig eruit hebt gebraakt. Toch had ik dat 'rockandroll' van iemand afgekeken in Deventer...

Terug naar rockandroll.nl. Het valt samen met de tijd waarin ik besluit niet langer cd's te kopen, maar volledig terug ga naar het vinyl. Aanvankelijk koop ik dus heruitgaven van gezochte elpees uit de jaren zestig, maar pik zo nu en dan een naam op op rockandroll.nl zélf en zo zie ik januari 2004 de elpee 'Dangerous Magical Noise' van The Dirtbombs liggen. Het is dan voor mij de eerste 'nieuwe' rock'n'roll-elpee, er zullen dat jaar nog tientallen volgen. Voordeel: Garagerock en aanverwanten zijn goedkoop, vinyl kost zelden meer dan vijftien euro. Later in de avantgarde en de folk begin ik te wennen aan prijzen als 25 euro, daar had ik anders twee albums voor. The Dirtbombs is eveneens rond de vijftien euro en heeft zelfs een extra gelimiteerde single in de hoes zitten. Die heb ik even niet bij de hand, het zijn twee covers van een obscure garageband uit de jaren zestig, ik vond 'Possession' altijd de leukste kant. Op de elpee is zélf is weinig tot geen invloed uit de jaren zestig. Het is ongelofelijk smerige garagerock. De groep maakt gebruik van twee bassisten en twee drummers voor een solide basis, terwijl één gitarist zich uitsluitend bezig houdt met het veroorzaken van feedback en de fuzzpedalen coördineert. Neem daarbij de uitstekende soulvolle zang van Mick Collins en je komt tot het plaatje.

Collins richt de groep op in 1992 als hobbyproject, maar twintig jaar later bestaat het nog steeds en is hij de enige vaste kracht geweest in alle incarnaties van de band. Ten tijde van 'Dangerous Magical Noise' doet ook Jim Diamond mee. Nee, niet de zanger van Ph.D., maar de beroemde rockproducer uit Detroit. Hij gooit de handdoek in de ring na 'Dangerous', dat nog wel door hem wordt geproduceerd. De groepsleden refereren aan het album als 'the car-commercial-record'. Aanvankelijk zijn ze van plan er een bubblegum-popplaat van te maken, maar Collins stuurt aan op radiovriendelijke rock. Dit komt het beste tot uitdrukking in 'Sun Is Shining' en 'I'm Through With White Girls'. Op de laatste horen we Jim Diamond achter de microfoon en, nee, die klinkt inderdaad niet als die vent van 'I Won't Let You Down'!

Hoewel het album nét lang genoeg is (als er nóg een nummer was gekomen, had ik hem afgezet), smaakt die nog altijd even fijn als in 2004. 'Stuck In Thee Garage' blijft ook ruim acht jaar later een klap in het gezicht en klinkt 'Motor City Baby' nog steeds even übercool als ooit tevoren. Hoewel Sideburner tot eind 2006 actief is gebleven, is de liefde voor de garagerock in de zomer van 2004 als sneeuw voor de zon vertrokken. Aanleiding is het eerste Primitive-festival in Rotterdam, dat is een beetje 'too much' voor mij. Als ik eenmaal de avantgarde en folk ben in gegaan, verhuizen de meeste garagerock-elpees nar de fietsenschuur (bij gebrek aan een garage natuurlijk!). The Dirtbombs heb ik sinds 2006 niet meer gehoord en vanmiddag heb ik hem weer integraal gedraaid. Hij zat overigens in een tas vol garagerock-dingen, dus kunnen jullie Sideburner de komende tijden wel eens vaker hier tegen komen. Als ie niet teveel gezopen heeft, want anders blijft hij maar thuis!

donderdag 26 juli 2012

raddraaien: Paul Nicholas


Lieve help, wat is er met Frankrijk gebeurd? De Schijf van 5 heeft maar liefst vijf bezoeken gekregen in de laatste 24 uur... Laten we vandaag maar weer eens proberen om het met een artiest te doen waarover ik niet zo heel erg veel wist te vertellen tot een half uur geleden. De kappers in de Gouden Gids lijken rekening te hebben gehouden met het tropische weer en maken het me niet al te moeilijk op het ogenblik. De vijfde single uit bak 27 moest het gaan worden, volgens deze haarcriminelen. Bak 27 is een jaren zeventig-bak die begint met 'Panama Red' van New Riders On The Purple Sage en vier singles verderop vinden we Paul Nicholas met 'Reggae Like It Used To Be' uit 1976. Ik heb van Nicholas uit hetzelfde jaar ook de plaat 'Dancing With The Captain', allebei niet zo interessant dat ze een aparte plek hebben verdiend. Dat is het leuke van raddraaien, het brengt artiesten en groepen voor het voetlicht die anders lang op hun plekje op Soul-xotica hadden moeten wachten.

Paul Oscar Beuselinck heeft een grootvader van Belgische origine. Zijn vader, Oscar Beuselinck, is in de jaren zestig en zeventig een vooraanstaand advocaat in de showbiz en heeft gewerkt voor bijvoorbeeld MGM Records, The Rolling Stones en Robert Stigwood. Die laatste zal een sleutelrol spelen in de carriére van Paul Nicholas. Maar het is eerst de beurt aan de legendarische Britse rocker Screaming Lord Sutch om Nicholas te ontdekken. Die gebruikt dan nog de naam Paul Dean en treedt op met The Dreamers (niet te verwarren met Freddie & The Dreamers). Lord Sutch is dermate 'fan' van de zang van Nicholas dat Paul Dean de nieuwe leadzanger wordt van The Savages, Sutch groep met onder andere een jonge, zeer onzekere, Ritchie Blackmore in de gelederen. Sutch is een excentriekeling met een neus voor talent. Als Blackmore zich tijdens een optreden probeert te verschuilen achter de speakers, schopt Sutch hem letterlijk het podium op. Als Paul Dean neemt Nicholas eveneens twee solo-singles op, maar verkiest in 1966 zijn tweede naam, Oscar, als artiestennaam en tekent bij Robert Stigwood. Die is dan zojuist zijn Reaction-label begonnen, het eerste label voor The Cream, maar ook een aantal platen van The Who verschijnen op Reaction. Oscar maakt een drietal singles voor Reaction. 'Club Of Lights' staat nog genoteerd in Radio London's Fab Forty, maar schopt het niet verder dan dat.

De tweede single is erg van interesse voor verzamelaars van The Who, het bevat een onuitgebrachte Pete Townshend-compositie: 'Join My Gang'. Later in 1967 volgt 'Over The Wall We Go', een nummer geschreven door de 'up-and-coming' David Bowie. Zijn satirische behandeling van een serie gevangenisuitbraken zorgt voor een boycot bij de BBC en dus flopt ook deze plaat roemloos. Eind jaren zestig kiest hij dan toch voor Paul Nicholas en onder die naam gaat hij aanvankelijk de Britse musical in. Hij is ondermeer te zien in 'Jesus Christ Superstar', speelt de rol van Danny in 'Grease'. Veel van de musicals zijn geassocieerd aan de business van Robert Stigwood. Zijn eerste rol is in 1970 tussen het illustere duo Serge Gainsbourg en Jane Birkin in de cultfilm 'Cannabis'. Een serie films volgen, waar ik, omdat Soul-xotica vooral een muziekblog is, 'Tommy' (1975) uit pik. Daarin speelt Nicholas de rol van 'Cousin Kevin', het sadistische neefje van Tommy. In 1976 tekent hij bij Stigwood's RSO-label en verrast hij vriend en vijand met 'Reggae Like It Used To Be'. Grappig omdat RSO mede-verantwoordelijk is geweest voor de vercommercialisering van de reggae, het bracht in 1974 'I Shot The Sheriff' van Eric Clapton uit.

Zowel 'Dancing With The Captain' als 'Grandma's Party' bereiken de Engelse top tien. Pas in 1978 heeft hij weer een grote hit met 'On The Strip'. Alhoewel? De plaat breekt in Nederland door in de Top 40 en in Amerika komt-ie de Billboard Hot 100 binnen, maar in Engeland raakt het kant noch wal. Nicholas zet daarmee de muziek op een laag pitje en keert terug naar musical en films, in recente jaren vooral weer musicals. Vorige herfst produceerde en regisseerde hij de musical 'Keeler', naar de dagboeken van Christine Keeler. In 2007 had Nicholas al de filmversie geproduceerd. Ook voor dit jaar staat er weer een productie gepland. Nogmaals, Soul-xotica is vooral een muziekblog, en dus beperk ik me daar ook toe. Als ik alle bijdragen van Nicholas als producer, regisseur of iets anders had willen noemen, dan had dit de ruimte van twee berichten ingenomen. Nicholas wordt in december 67 jaar, maar het heeft er vooralsnog geen schijn van dat hij met pensioen gaat. In Engeland gaan persoonlijkheden van zijn kaliber doorgaans pas na hun 82e met pensioen, kijk maar naar Bruce Forsythe of Cilla Black. Niet van het scherm of het podium te branden!

woensdag 25 juli 2012

raddraaien: Eddie Hodges


Een tamelijk eenvoudige raddraaier vandaag. Ik hoef niet diep een bak in te duiken, maar slechts de tweede single uit een jaren zestig-bak te zoeken. Dat levert Eddie Hodges op, maar niet met de titel op het bovenstaande hoesje. De raddraaier van vandaag heet 'Girls! Girls! Girls! (Made To Love)', een compositie van Phil Everly en door Hodges in dezelfde periode opgenomen. Dit prachtige hoesje verdient echter een vermelding en dus mag die vandaag boven dit bericht prijken. Wat ziet hij er schattig uit? Eddie Hodges is een kindsterretje, die kort na het volwassen worden de showbiz heeft verlaten. Hij heeft dan reeds een aantal mooie filmrollen gehad, een paar hitsingles en heeft met zijn partner een flinke hoeveelheid liedjes geschreven. Na tien jaar in de schijnwerpers te hebben gestaan, vindt hij zijn geluk in een hele andere professie. Ik presenteer jullie vandaag met alle liefde het verhaal van Eddie Hodges, een mens waar je van gaat houden!

Eddie's wiegje staat in 1947 in Mississippi, maar het gezin verhuist in 1952 naar New York. Daar valt als eerste de acteertalenten op van de jonge Hodges. In 1957 speelt hij in het toneelstuk 'The Music Man'. Twee jaar later speelt hij zijn eerste filmrol temidden van de zwaargewichten Frank Sinatra en Edward G. Robinson. De film heet 'A Hole In The Head' en Sinatra zingt daarin het lied 'High Hopes'. Eddie mag het laatste couplet zingen. Een contract met Cadence is niet veel later een feit, maar intussen speelt Hodges nog een rol in wellicht de beste verfilming van 'The Adventures Of Huckleberry Finn'. In 1967 is Hodges voor het laatst op het witte doek te zien in 'The Happiest Millionaire', hoewel hij nog regelmatig terugkeert in tv-series als 'Bonanza'. Toch gaat raddraaien over muziek, anders had ik er wel een De Video Draait van gemaakt, dus snel over naar zijn muzikale loopbaan.

Zoals gezegd krijgt Hodges een contract bij het relatief kleine Cadence Records, dat in Nederland door Artone wordt gedistribueerd en dus al heel vroeg fotohoesjes mee krijgt. Mijn 'Girls! Girls! Girls!' ontbeert zo'n fotohoesje, maar ach, hij was ook maar vijftig cent... Ik vind het trouwens helemaal niet zo'n bijzondere plaat, ook ik herinner Hodges het beste vanwege zijn nummer 1-hit 'I'm Gonna Knock On Your Door' (1961). Na zijn periode met Cadence neemt hij nog een aantal kantjes op voor andere maatschappijen, maar hij zal nooit meer het commerciële niveau halen van die ene hit uit 1961. Later legt Hodges zich meer toe op het schrijven van popsongs, hij wordt daarin bij gestaan door Tandyn Almer, die 'Along Comes Mary' (o.a. The Association) op zijn naam heeft staan. Het is nog tijdens de Vietnam-oorlog dat Hodges wordt opgeroepen voor het leger, toch weet hij een vervangende dienst in Amerika te krijgen. Na deze periode keert hij terug naar Hollywood, maar is het opeens helemaal zat en vertrekt weer naar Mississippi. In Hollywood is hij op het laatst vakbondsmuzikant, liedjesschrijver en producer, maar hij smijt het allemaal over boord ten behoeve van de geestelijke gezondheidszorg.

Hoewel Hodges in maart 65 jaar is geworden, is hij nog immer actief in dat veld. Hij schrijft nog steeds liedjes, echter door een aandoening kan hij niet meer gitaar spelen, waardoor deze schrijfsels erg binnenshuis blijven. Voor een enkele gelegenheid mengt hij zich even onder zijn Hollywood-vrienden, maar is ook weer blij als hij thuis in zijn praktijk in Mississippi is. Hij heeft een trouwe schare fans waarvoor hij nog wel eens optreedt, maar verder blijft Hodges ver buiten de 'spotlights'. Toch zorgt Katrina nog voor een kleine opleving. Door toedoen van de orkaan heeft Hodges negentien dagen zonder water, electriciteit en communicatiemiddelen gezeten!

Daarmee is het verhaal van Hodges wel af en kan ik nog melden dat ik vandaag twee nieuwe aanwinsten heb mogen begroeten. Dankzij forum-collega en Soul-x-rated-volger Erik leerde ik een aantal weken geleden de Arubaans-Nederlandse zanger Amos Tamela kennen. Met twee dames, Mustang Soul, heeft hij in 1968 een alleraardigst leuk plaatje gemaakt voor Omega. 'She'll Come Tonight' is uitbundig, vrolijk en dus geknipt voor de Blauwe Bak. Dat geldt evenzeer voor 'The Name Game' van Shirley Ellis (1965), die gaat binnenkort nog 'tune-of-the-week' heten en krijgt dan haar verdiende bericht! Beide platen zijn te horen in de nieuwste aflevering van Soul-x-rated, die ik onder 'opmerkingen' ga bijvoegen. Daarbij komt ook een mijnbestand-link van een speciale podcast die ik heb opgenomen voor het Golden Beat Years-forum...

dinsdag 24 juli 2012

tune-of-the-week: Rita Dacosta


Ik denk dat ik toch maar de 'tune-of-the-week' als vast item ga houden voor Soul-xotica, ook al is het soms niet eenvoudig. Neem nou de 'tune' van deze week. Ik heb op het moment alweer nieuwe plaatjes in de bestelling en moet dus de 'oude' dingen opruimen. Ik had Rita Dacosta als zijnde een 'tune' wel meteen willen voorstellen, maar dan... Als het betekent dat ik er dan eveneens een bericht van normale lengte over moet schrijven op Soul-xotica, dan wordt dat bij Rita Dacosta een hele kluif. Alles wat ik weet te vertellen over deze plaat past in een alinea. Geen biografische details, die zijn simpelweg niet te vinden. We weten evenmin of haar paspoort ook Rita Dacosta vermeldt. Er is wel een Rita Dacosta op Facebook. Ik wil dolgraag vriendjes met haar worden, foto's van zo'n fraaie Braziliaanse staan altijd goed! Deze Rita is natuurlijk veel te jong om de artieste van 'Don't Bring Me Down' te zijn en durf ik het haar evenmin te vragen of er een familielid is die in 1969 een onbekend plaatje heeft opgenomen. Maar het schiet niet op met de informatie!

'Don't Bring Me Down' moet in 1969 voor het eerst zijn verschenen op een obscuur Amerikaans label. Van Mohawk wordt niet gesproken! Deze is, naar alle waarschijnlijkheid, in 1973 als bootleg geperst in Engeland. Nu ging er in 1973 nog geen tientjes om in de platenverzamelaarswereld, toch weet ik van een aantal die destijds deze Mohawk als 'origineel' hebben gekocht en dus iets teveel ervoor hebben gegeven. Dat komt echter niet in de buurt van de vijftien pond Sterling die de plaat tegenwoordig opbrengt, dus zij lachen het laatst. Contempo viert het succes van de plaat in de 'northern scene' in 1976 met een reguliere heruitgave. Het levert Dacosta geen hit op, maar in de 'scene' is het één van de grootsten!

Er zijn nogal wat mensen die voor 'a trip down Memory Lane' Youtube afschuimen naar muziek uit hun tijd. In het geval van de northern regent het 'KTF' als commentaar en 'Yeah, remember Wigan in 1977' en dergelijke. Als reactie op 'Don't Bring Me Down' is er eentje die een heel mooi verhaal schetst. ,,Ik was een fitness-fanaat, dus ik gebruikte geen drugs...", begint zijn relaas. 'Allnighters' zijn de voorlopers van de 'raves', ofwel: feestjes die de hele nacht doorgaan. Om fit te blijven op de dansvloer wordt er al snel naar chemicaliën gegrepen en dat zal de bloeiende scene eens de das om doen. De overheid kón rond 1980 nog iets inbrengen tegenover drugsoverlast. ,,Om toch wakker te blijven, dank ik de vriendelijke dames van de non-alcohol-bar voor hun gemeen lekkere caffeïne-shots". Ik was in oktober in Keulen dus ook erg 'old school' toen ik om twee uur 's nachts een espresso bestelde aan de bar! ,,Het was inmiddels de tijd van de avond dat de t-shirts uit gingen en we onszelf verzopen in het zweet. Dan was het ongeveer de tijd dat de dj Rita Dacosta ging opzetten. Het gaf keer op keer weer een euforisch gevoel en Rita drukte heel goed uit wat ik voelde: 'don't bring me down when I'm up high'. Voor mij hét hoogtepunt van iedere avond". Ik kan het geheel en wel met deze danser eens zijn. 'Don't Bring Me Down' heeft een moordend tempo waarop je niet alleen je voetenwerk kwijt kan, maar ook de 'backdrop' en andere acrobatische kunsten kan botvieren. Ik zeg kán! Northern soul-dansen zit ergens tussen atletiek, demonstratie en tentoonstelling in. De beste dansers stonden vooraan. Zij oefenden hun voetenwerk en alles meer gedurende de week, gingen eerst naar een 'alldayer' voor een generale repetitie en dan 's avonds 'big time' tijdens de 'allnighter'.

Van Rita Dacosta ontbreekt ieder spoor en ik ben niet de enige die zoekt. Ik kwam via Google terecht op een jazz-forum waarop iemand werd geschoffeerd die naar details over Dacosta vroeg, maar de moderator heeft de discussie verwijderd. Ze zingt, als het dezelfde artieste is, een liedje op het album 'Tomorrow's Promises' van de Amerikaanse avantgarde-pianist Don Pullen uit 1977. Verder komen we niet. Ik kreeg in 2003 bij een arbeidsreïntegratie-cursus als bezwaar te horen dat ik een 'wollig' taalgebruik had. Ik zei toen 'dat de krant vol moest' en dat geldt evenzeer voor Soul-xotica. Hoewel er genoeg popgeschiedenis in de voorgaande regels zit, heb ik al bijna een bericht volgeblaat over een single waarvan ik alleen weet dat-ie in 1969 is uitgebracht...

Ik weet niet of ik vanavond of morgen de nieuwe Soul-x-rated ga opnemen, hij wordt pas morgen gepubliceerd en staat dan weer ouderwets onder 'opmerkingen'!

raddraaien: George McCrae


Alweer soul? Alweer Blauwe Bak? Nee. Hoewel George McCrae voornamelijk met 'I Can't Leave You Alone' geruime tijd in de Blauwe Bak heeft vertoefd, staat 'Rock Your Baby' weer gewoon onder de jaren zeventig-singles. De kappers maken het me vandaag nog even gemakkelijk, want ik hoef slechts de achtste single uit een bak te zoeken. Deze begint met zes singles van Paul McCartney en eentje van Van McCoy. De achtste is dan inderdaad George McCrae met een plaat die van toevalligheden aan elkaar hangt. En komen we in dit bericht ook een paar bekenden tegen. Ik wist bijvoorbeeld tot een paar weken geleden niet dat George is ontdekt door Betty Wright. Met deze zomerse temperaturen op een maandag, lijkt me dit een goed begin van de week!

George begint zijn carriére met de band The Jumpin' Jets, maar moet dit in 1963 staken als hij wordt opgeroepen voor militaire dienst. In 1967 start hij een tweede incarnatie van de band, maar nu met zijn vrouw Gwen McCrae in de gelederen. Dan komt Betty Wright voorbij en kaapt het duo weg en brengt het onder bij Alston Records. Aanvankelijk werkt het echtpaar als duo totdat Gwen solo een platencontract kan bemachtigen. George blijft aan haar zijde staan, niet alleen als echtgenoot maar ook als manager.

Dan komen de heren Casey en Finch in het verhaal. Zij zijn in 1973 met KC & The Sunshine Band gestart en proberen sindsdien Miami van een eigen soulgeluid te voorzien. Met name het regelmatig terugkerend gebruik van de hi-hat is iets dat vijf jaar later gemeengoed zal zijn in de disco. Casey en Finch hebben een liedje geschreven dat ze maar aan iemand anders moeten aanbieden, want er is niemand in hun gelederen die de benodigde hoge stem heeft. Zo komt iemand op het idee om er maar een zangeres voor te vragen. De keuze valt op Gwen McCrae. Hoewel het 'slechts' een demo zal blijven, wordt er in de studio afgesproken. George McCrae komt, als haar manager, keurig op tijd de studio binnen, Gwen zal de afspraak vergeten. Zo'n demo mag natuurlijk nul centen kosten en de studiotijd moet betaald worden. George, die in 1972 zijn zangcarriére vaarwel had gezwaaid, blijkt toch het juiste stembereik te hebben voor het liedje en dus neemt hij die nummers maar met hun op. 'Rock Your Baby' wordt in begin 1975 door het blad Rolling Stone uitgeroepen als 'beste single van 1974'. In Nederland verlaat hij rond die tijd net de Top 40, bij ons is het de bestverkochte single van 1974. Het bijna-identieke 'I Can't Leave You Alone' volgt 'Rock Your Baby' in het kielzog de top tien in, Engeland heeft zelfs nog een derde top tien-hit, maar Nederland is halverwege 1975 alweer uitgepoept met George McCrae.

De Miami Soul floreert wel dankzij hem. Hij neemt 'Rock The Boat' van Hues Corporation mee op sleeptouw naar de top, levert Betty Wright met 'Shoorah Shoorah' haar aandeel en heeft KC & The Sunshine Band na enkele vingeroefeningen het geluid compleet en opent met 'That's The Way I Like It' eind 1975 de poorten van de disco. McCrae raakt het spoor bijster. In 1976 scheidt hij van Gwen, die desondanks wel de naam McCrae blijft aanhouden voor haar professionele carriére. Vanaf 1980 gaan de zaken een stuk minder voor McCrae. In 1984 bereikt 'One Step Closer' de bodem van de Britse hitparade en woont in Nederland even in de Tipparade. McCrae, die 'Rock Your Baby' dan al een aantal keren zélf heeft opgenomen teneinde ook nog iets van het succes mee te maken, toert continu door Europa. Geen seventies-feest compleet zonder George McCrae. Het is in deze periode dat hij plots in de ogen kijkt van Yvonne Bergsma, zijn 'roots' van Palm Beach vergeet en zich vestigt in het immer exotische Munstergeleen. Al moet McCrae inmiddels toch heimwee hebben van het klimaat, want hij brengt jaarlijks een aantal maanden door op Aruba.

Okay, mensen, dan ga ik nu op 'publiceren' drukken en dan maar zien wat er gebeurd? Het internet was gisteravond hopeloos, vandaar dat het inmiddels dinsdagmiddag is. 'Vroeger' kon je nog wel eens een leeg concept bewaren en dagen later nog op die datum publiceren, maar dat schijnt niet meer te kunnen. Waarschijnlijk krijgt dinsdag dus twee berichten...

zondag 22 juli 2012

Schijf van 5: Frankrijk


Het leek toch nog even een hele Tour te worden, maar we zijn er uiteindelijk in geslaagd om genoeg kandidaten voor deze Schijf te vinden. Ik moest streng blijven, want voor je het weet, wordt er met een Franse slag gewerkt en daar zit geen mens op te wachten. Ook daar is geen woord Frans bij! Zo... heb ik, geloof ik, alle bedachte woordgrapjes wel gebruikt? We zullen zien! Na de zeer geslaagde dagtochten naar Spanje, vorig jaar augustus, en Amerika in april gaan we vandaag vijf keer naar Frankrijk. Alleen al dat gegeven kan voor een file zorgen. Toch heb ik uit het rijtje een lijst weten te rangschikken, bij vaste bezoekers van deze praatpaal bekend als de Schinq Le Cinq, ofwel de Schijf van 5. Excuseer mijn Frans, nooit mijn sterkste punt geweest!

Je kan de schuld geven aan Tami Lynn, maar het is iets wat al langer speelt. Ik ben soms een beetje ondeugend. Op het kinderlijke af. Soms word ik daar ook wel een beetje moe van. Neem nu de hekkensluiter in de Schijf van 5. Het moest over Frankrijk gaan of iets Frans. Komt-ie met een zoen aan zetten? Hoewel er ook werd geopperd om dit in Amerika uit te voeren, ook weer zoiets. Het is bovenal de herinnering aan de 'eerste keer'. Nee, ik heb het niet over mijn eerste amoureuze ervaring, maar de eerste keer dat ik het liedje hoor. Ik zit in de woonkamer en mijn broer is buiten aan het straten. We luisterden beide naar Veronica. Opeens krijgt hij gezelschap van de overbuurvrouw, die nogal streng katholiek is. Dan wordt voor ons gehoor de eerste keer die onfatsoenlijke plaat op de radio gedraaid. Ik zie mijn broer van kleur verschieten, maar de buurvrouw lijkt het te negeren en keuvelt rustig verder. Die ongemanierde plaat komt vandaag op vijf: 'French Kiss' van Lil' Louis (1989).

Je kan het zo gek niet bedenken in de Schijf van 5 of Frank Zappa heeft er een liedje over gemaakt! Omdat ik moet bekennen enkel zijn Mothers Of Invention-werk te kunnen waarderen, fungeert hij in deze rubriek nog wel eens als stoplap. Maar héél soms is het gewoon een goed nummer dat het helemaal verdient om in de Schijf te worden opgenomen. Dit geldt voor de nummer vier van deze week, 'In France'. Túúrlijk komen alle clichees over Frankrijk voorbij, maar op een dermate lollige wijze dat ik hem wel kan waarderen. Blijkens commentaren op Youtube-filmpjes voelen de Fransen zich ook best vereerd om door het circus van Zappa te zijn bezongen. Dus kan ik er niemand mee voor het hoofd stoten? Op vier staat 'In France' van Frank Zappa. Het staat op zijn album 'Them Or Us' (1981).

Nog zo'n herinnering! Hellevoetsluis, 2008. Ik ben voor de vrijdagavond als dj geboekt in een café, maar blijf er vervolgens tot maandagmiddag hangen. Zaterdagavond ontdek ik dat disco vermoeiend werkt na een tankwagen bier en dat northern soul me op pept. Zie daar, de keuze om voortaan northern soul te draaien. Ook al kom ik tegenwoordig geen tankwagens met bier meer tegen! In Hellevoetsluis is het dat weekend feest en de zondagmiddag begint inmiddels traditie te worden. Op het pleintje voor een café verzorgt The Amazing Stroopwafels een matinee-concert. Wat heb ik genoten! Ik heb zelfs na het optreden een 'greatest hits'-cd gekocht, maar dat blijkt wat te veel van het goede. 'Oude Maasweg' en 'Ome Kobus' blijven onverwoestbare klassiekers, maar ook dé Radio Tour De France-plaat bij uitstek gaat er altijd in: 'Ik Ga Naar Frankrijk' van The Amazing Stroopwafels staat daarom vandaag op drie.

Op mijn tragisch, met vriendelijke medewerking van Hi, overleden weblog SoulteXt heb ik ooit nog een vernietigende kattebel geschreven over Mike Oldfield. Ik had die avond het stront-irritante 'In Dulci Jubilo' op de radio gehoord en had me de rest van de avond geplaagd tussen de 'dubbel gefelste bochten, tien in een doos, acht op een pallet', ofwel mijn dagen op het kunststoffabriekje. Bij thuiskomst moest ik mijn frustratie even kwijt en arme Mike werd daarvan de dupe! Een paar jaar later hoor ik echter 'To France' na lange tijd weer en ik smelt... Kort daarop de single gekocht en met name de stem van Maggie Reilly en die aparte sfeer van Mike Oldfield heeft al eens een dag gekleurd (toch vooral grijs). Maar om nu te zeggen dat we meteen 'fan' worden van ome Oldfield? Nee. Hij heeft ons ooit 'Tubular Bells' aan gedaan. Ik herinner nu ook weer de kop op SoulteXt: 'Tubular Hell'. Toch staat die neuroot vandaag op twee met 'To France' (1983).

Gaan we over naar een volgende herinnering? Njet! Of ik moet hier de afgelopen 24 uur uit de doeken gaan doen, want zo lang ken ik dit nummer nog maar. De titel ken ik al jaren uit het Hitdossier, het heeft blijkbaar in 1979 in de Tipparade gestaan, maar het liedje erachter kende ik niet. Vanuit het niets staat die op één, dus dan moet het wel iets bijzonders zijn? En dat is het! Zwol is niet de naam van een Eurodisco-groep, wat ik lange tijd toch heb vermoed, maar is het pseudoniem van de Canadese singer-songwriter Walter Zwolinsky. Hij heeft met 'New York City' in hetzelfde jaar nog een Duitse hit gehad. 'Southern Part Of France' heeft qua tekst wel iets weg van Zappa's 'In France', ook nu weer een stapel vooroordelen waarbij je kan afvragen of Zwolinsky ooit een stap buiten Canada heeft gezet. Toch heeft hij het geheel verpakt in zo'n aangenaam 'laidback'-popliedje, dat het voor mij de beste plaat over Frankrijk mag heten: 'Southern Part Of France' van Zwol (1979).

Ik kan volgende week best eens terug komen van de Stonehenge-barbecue. Sinds 2007 heb ik niet meer gewerkt op dit jaarlijkse metalfestival in Steenwijk en sta voor dit jaar ook niet ingeroosterd, maar heb een vermoeden dat dat nog wel gaat gebeuren. 'Vliegende keep' of op zondagochtend beginnen met opruimen, zoiets... Lijkt me een leuke gelegenheid de Schijf in het teken te zetten van stenen. Titels met 'steen' of 'stenen' en dan vijf keer. Er mag meegedacht worden!

zaterdag 21 juli 2012

raddraaien: Tami Lynn


Hoezo zou ik me ervoor schamen? Ik heb SafeSearch op Google uitgezet, een vrijgezelle jongeman van 37 lentes wil ook wel eens wat lol hebben op een vrijdagavond. Maar dan, zoek je een afbeelding van Tami Lynn en wat krijg je? Een Aziatische mevrouw met wel een hele spannende close up-foto! Ofwel, er is tegenwoordig een jongedame actief in de porno onder de naam Tami Lynn! Gelukkig staat er tussen de 'vlezige' foto's ook nog het hoesje van deze ultra-zeldzame EP, dus kom ik toch nog aan m'n... euh... trekken! Raddraaien met de Blauwe Bak is tegenwoordig een hele klus. Ik heb vorige maand een professionele singles-koffer gekocht met daarin plaats voor bijna driehonderd singles en dus ben ik gaan schiften in de Blauwe Bak. De Blauwe Bak-vreemdelingen staan nu in twee huishoudmandjes, de echte kneiters in de koffer. Gelukkig hoef ik maar de dertiende single op te zoeken, dus even reconstrueren is niet heel erg moeilijk. Wat eveneens een geluk is, is dat ik de bewuste Blauwe Bak-single nog niet eerder heb behandeld, dus vandaag mag-ie dan toch: 'I'm Gonna Run Away From You' van Tami Lynn (1965).

Voor de goede orde: Deze staat tegenwoordig in de professionele koffer. Daar hoort die ook zeker thuis, want deze van Tami Lynn is één van de vroegste northern soul-klassiekers. De plaat is in 1965 nimmer officieel uitgebracht in de Verenigde Staten of Engeland, aan deze exclusieve EP te zien dus nog wel in Frankrijk. Waarom het toen 'op de plank' is blijven liggen, is sowieso een lastige vraag, want ook in 1965-66 had dit een monsterhit kunnen worden. Hoe de Aziatische Tami Lynn in werkelijkheid heet, weten we niet. Wel weten we dat de Tami Lynn van deze raddraaier bij de burgerlijke stand staat genoteerd als Gloria Brown. Ze wordt in 1942 geboren in Louisiana, waar ze ook opgroeit. In 1965 valt haar talent op bij Jerry Wexler en ze mag een opname maken voor Atco. Bert Berns is in deze dagen een belangrijk tekstschrijver en hij levert 'I'm Gonna Run Away From You' aan. Wederom een geknipte hit van de man die ondermeer 'Here Comes The Night' schreef, maar ook de carriére van Neil Diamond op het spoor zou zetten. En die Van Morrison als een tweederangs Neil Diamond liet klinken op 'Brown Eyed Girl', maar dat terzijde! Hoewel de single dus in de midden jaren zestig geen officiële 'release' krijgt, betekent het niet dat Brown/Lynn zich moet melden bij de Sociale Dienst. Ze zingt mee op platen van Wilson Pickett, Dr. John en Sonny & Cher. Later zal ze een prominente rol innemen als achtergrondzangeres op 'Exile On Main Street' van The Rolling Stones. Even voor dat laatste is er dan toch iets heel opmerkelijks gebeurd in Engeland.

Hoewel de northern soul-hype pas in 1975 op zijn hoogtepunt is, begint de interesse in die oude, moeilijk verkrijgbare, plaatjes al in 1971 vormen aan te nemen. Met name het Mojo-label duikt er bovenop en zorgt voor een aantal heruitgaven van lastig te vinden singles uit de midden jaren zestig. Daartussen vinden we onze 'tune-of-the-week' van Doris Troy, maar ook 'But It's Alright' van J.J. Jackson en krijgt 'I'm Gonna Run Away From You' een eerste kans in Engeland. Niemand kan zich dan voorstellen waarom deze plaat vijf jaar in de obscuriteit is gebleven en de Engelse platenkopers gaan massaal naar de toonbank. Tami Lynn bereikt zomaar de vierde plek in de Engelse Top 50! Een jaar later verschijnt de elpee 'Love Is Here And Now You're Gone', maar het enige wapenfeit onder die naam blijft die oude opname.

'I'm Gonna Run Away From You' is een perfecte danser, met een stalen ritme en smaakvol orkest. Het is redelijk snel en nodigt uit tot acrobatiek op de dansvloer. Zelfs in de tweede opleving van de northern soul, omstreeks 1975-76, bereikt de single nogmaals de Engelse top 40. Ditmaal in een heruitgave via Contempo en dat is de versie zoals ik hem in de Blauwe Bak heb zitten. Contempo doet midden jaren zeventig ook wel een paar 'nieuwe' namen, maar brengen vooral oude opnames van Jackie Lee, The Capitols en dus ook Tami Lynn onder de aandacht. Haar laatste album maakt Lynn in 1992, hoewel het album uit 1972 intussen nog wel een cd-heruitgave verdient.

Ik schreef gisteren dat ik de laatste singles van deze maand had ontvangen. Een balletje kan vreemd rollen. Ik had al twee maanden geleden op Marktplaats geboden op 'The Name Game' van Shirley Ellis, de Nederlandse persing met de zogenaamde 'envelop-fotohoes' en heb vandaag bericht gekregen dat ik hem mag overnemen voor die prijs. Die verwacht ik dus halverwege de komende week te ontvangen. Omdat het een potentiële 'tune' is, kunnen jullie daarvan ook nog een bericht verwachten!

vrijdag 20 juli 2012

driedagsvlieg


De afbeelding heb ik geleend van het weblog van de schrijver/dichter/muzikant Carroll Bryant. Zijn verhaal over hoe Nick Drake een inspiratiebron is geworden voor zijn werk, begint eveneens in 2000. Ik denk zelfs dat er maar weinig mensen vóór 2000 van Nick Drake hadden gehoord. De eerste keer dat zijn naam valt voor mijn ogen is wanneer Bob Geldof over een nieuwe Britse artiest spreekt van een 'overgewaardeerde Nick Drake-aanstellerij'. Ach, het is Bob Geldof maar... Hem herinneren we het liefste als organisator van Band Aid, ik heb The Boomtown Rats nooit iets gevonden om maar te zwijgen van 'The Great Song Of Indifference'? Dan gebruikt Volkswagen Drake's 'Pink Moon' in een tv-commercial en gaat het balletje snel rollen. De NPS wijdt een tv-special aan hem en plots is de belangstelling voor Nick Drake erg groot. Tijdens de platen-10-daagse in 2000 hebben ze een actie, bij besteding van een x-bedrag krijg je een kraslot. De prijzen zijn tegoedbonnen voor cd's. Ik kras twintig gulden en dan besluit ik dat ik de cd's van Nick Drake maar even moest beluisteren. De keuze valt op 'Bryter Layter' (1970). Waarom? De electrische begeleiding. 'Five Leaves Left' en 'Pink Moon' kabbelen me net iets te veel...

Toen ik gistermiddag zag dat 209.999 mensen de pagina van Nick Drake op Facebook hadden 'geliked', kon ik het niet laten en werd zo nummer 210.000. Ik had wel een cadeautje verwacht, maar vooralsnog blijft het stil vanuit het Nick Drake-kamp. Als deze 210.000 anno 1969/70 actief waren geweest als muziekliefhebbers, hoe anders had het verhaal van Nick Drake er dan uit gezien? Dan had ik wellicht zijn komende tournee langs de zomerfestivals kunnen noemen? Helaas, Nick pleegde in 1974 zelfmoord. Het gebrek aan waardering en succes speelde een belangrijke rol bij het verlaten van deze incarnatie.

Nicholas Rodney Drake. Zo vermeldt zijn paspoort. Hij wordt op 19 juni 1948 geboren in Birma uit Engelse ouders. Zijn vader, Rodney, is daar werkzaam geworden. Als tweejarige verhuist Drake met zijn ouders terug naar Warwickshire in Engeland. In 1968 tekent hij een contract bij Island en mag een jaar later zijn debuutalbum opnemen: 'Five Leaves Left'. Hoewel het tegenwoordig moeilijk is voor te stellen, want als er één soort muziek 'tijdloos' is, maar 1969 is het meest ongelegen jaar voor iemand als Nick Drake. De 'folkies' die tot voordien akoestisch speelden, hebben bijna allemaal de overstap gemaakt naar electrisch. Het jaar 1969 is eveneens het jaar van de 'supergroepen': Led Zeppelin en Pink Floyd hebben minimaal een voetbalstadion nodig om hun licht- en geluidsapparatuur kwijt te kunnen. Het publiek wil dat, die komen niet langer de stoel uit voor iemand met een akoestische gitaar die een verhaal heeft te vertellen. In dat landschap verschijnt 'Five Leaves Left', een pure akoestische plaat zonder een broodnodige hit die nog voor een beetje 'airplay' kan zorgen. Hoewel Drake wordt geroemd onder mede-muzikanten, wordt hij door het publiek genegeerd. Enige tijd zelfs letterlijk. Drake doet een serie optredens tijdens de lunchpauze van een universiteit. Omdat de aanwezigen niet luisteren en zijn muziek als 'behang' gebruiken, besluit hij nimmer meer 'live' op te treden. Dat is de laatste stap in zijn commerciële zelfmoord. Artiesten die het niet van een hit moeten hebben, moeten immers hun publiek bouwen tijdens optredens.

Doordat Drake is ondergebracht in de Witchseason-stal van Joe Boyd blijft hij echter verzekerd van een contract met Island. Zijn volgende plaat, 'Bryter Layter', is gedeeltelijk electrisch. Drake kan rekenen op hulp van vrienden uit Fairport Convention, Doris Troy en ex-Velvet Underground-violist John Cale. Ook neemt Drake in 1970 enkele demo's op met Elton John, die pas jaren later verschijnen. John is dan nog een anonieme sessie-pianist die pas een jaar later massaal zal doorbreken. Waarom 'Bryter Layter' geen hit is geworden, blijft nog altijd een vraag. Folkrock is anno 1970 ontzettend populair in Engeland, het best verkochte album van dat jaar is 'Fog On The Tyne' van Lindisfarne. Het zal ongetwijfeld toch iets met de weigering van Drake te maken hebben om zijn plaat 'live' te promoten. Het succes blijft uit en Drake zakt weer weg in de depressie die hem al zijn halve leven plaagt. Hij doet verscheidene pogingen om liedjes op te nemen, maar op het laatste moment verbrandt hij demo-tapes. Pas tegen het einde van 1971 doet hij weer van zich spreken. In 1972 verschijnt 'Pink Moon', qua geluid weer 'back-to-basics' als op 'Five Leaves Left', toch zijn de liedjes 'prettiger' van aard, om het woord commercieel te ontwijken. Ik meende ooit gelezen te hebben dat van deze elpee ten tijde van de 'release' in Engeland slechts duizend exemplaren heeft omgezet. Dat niemand geïnteresseerd was in Drake's werk is dus niet helemaal waar, maar deze platenkopers zijn té minimaal om hem en de platenmaatschappij van een boterham te voorzien.

Hulpeloos sluit hij zich af van de buitenwereld totdat hij op 25 november 1974 een overdosis antidepressiva tot zich neemt. 'Nick Drake left a world where he didn't belong', schreef later iemand in een hoestekst. De eerste waardering voor Drake's werk komt in 1979 als Island 'Fruit Tree' uitbrengt: Een box met de drie langspelers van Nick Drake. De échte doorbraak is, zoals geschreven, pas in 2000 nadat Volkswagen 'Pink Moon' in een reclame heeft gebruikt. Tv-specials die het tragische leven van deze ondergewaardeerde zanger tonen, zorgen voor het tegenovergestelde. Opeens is Nick Drake een 'hype'. Iedere kunst- en cultuurliefhebber 'flirt' plotseling met zijn oeuvre. Tóch, hoewel ik het hem had gegund en intens kan genieten van zijn platen, vraag ik me af of Drake evenveel succes had gehad als hij zijn debuut in 1999 had gemaakt in plaats van 1969. Ik denk dat vooral zijn indrukwekkende levensverhaal een bijdrage heeft geleverd aan de latere waardering voor zijn werk. Zo is het andermaal waar dat misére de mooiste muziek voortbrengt.

Tot slot heb ik vanmiddag de laatste twee single-aanwinsten van juli ontvangen: 'I Mean To Shine' van Barbara McNair (onlangs nog in de Soul-x-rated met 'My World Is Empty Without You'), een nummer dat is geschreven door de heren Walter Becker en Donald Fagen. Juist, de creatieve spil van Steely Dan. Niet écht northern, maar voor McNair heb ik een zwak. De tweede is wel een aangename verrassing. De single van Luther Ingram werd geadverteerd met 'Puttin' Game Down'. Ik vermoedde dat het dus de 1972-heruitgave zou zijn, maar het blijkt de originele 1969 met het bijzonder fijne 'crossover'-ding 'My Honey And Me' als officiële a-kant. Nu al een favoriete double-sider!

donderdag 19 juli 2012

raddraaien: Aphrodite's Child


Schijf van 5, tune-of-the-week, vooruit even recenzeuren tussendoor... Volgens mij heb ik aan al mijn verplichtingen van deze week voldaan, dus is het tijd voor ontspanning! Nee, niet achterover leunen, maar Raddraaien! Vandaag de eerste jaren zestig-bak met singles van Shirley Abicair tot en met The Beatles. De kappers in de Gouden Gids regio Zwolle geven me opdracht de 67e eruit te zoeken en erover te schrijven. Dat is in dit geval de 1100e single uit mijn verzameling: 'I Want To Live' van Aphrodite's Child. Dat had ik minder kunnen treffen! Op 1 mei 1993, een dag nadat Trix en haar gevolg in Sneek was, gekocht van een buurvrouw in Jutrijp. Ook buiten die herinnering is er veel meer te vertellen over Aphrodite's Child, dus zal ik maar meteen losbarsten!

Globaal wist ik het verhaal van Aphrodite's Child wel, dankzij het huiswerk ten behoeve van deze raddraaier heb ik zowaar nog wat trivia geleerd. De bandnaam, bijvoorbeeld, blijkt een liedje te zijn van Dick Campbell, een collega op het Mercury-label, en staat op diens' elpee 'Sings Where It's At'. Maar ook dat Aphrodite's Child oorspronkelijk een kwartet was, ook dat heb ik nooit geweten. Dat zowel Vangelis als Demis Roussos voor Aphrodite's Child al succes hadden gekend in Griekenland met hun eerste bandjes. Dit wist ik allemaal niet tot vanmiddag, de rest van de trivia is al langer aanwezig!

De band wordt geformeerd in 1967 door Vangelis Papathanassiou, Demis Roussos, drummer Loukas Sideras en gitarist Anargyros 'Silver' Koulouris. Hun eerste opnamesessie verloopt nog als 'Vangelis & His Orchestra' op de elpee 'In Concert And In Studio' van George Romanos, tegen het einde van 1967 stuurt de groep een demo naar Philips. Rond dezelfde tijd komt Vangelis op het idee om met zijn groep naar Londen te verkassen. Griekenland heeft in de voorgaande zomer een rechtse regering gekregen, dus dat kan mee gespeeld hebben, maar de reputatie van de Britse hoofdstad als Swinging London met op iedere straathoek een platenmaatschappij zal wellicht meer van toepassing zijn geweest. Hoe dan ook, ze worden genoodzaakt om in Parijs over te stappen, maar daar is de revolutie van mei 1968 aan de gang en dus wordt er gestaakt door het luchthavenpersoneel. Bovendien zouden de werkvergunningen van Roussos, Papathanassiou en Sideras niet in orde zijn. Koulouris is gedwongen om in Griekenland te blijven om zijn militaire dienst te vervullen. Het trio blijft in Parijs nadat een contract met Mercury is getekend en 'Rain And Tears' in de zomer van 1968 een forse Europese hit wordt. Met name in Italië lusten ze wel pap van de barokke popmuziek van Aphrodite's Child. Hoewel de band zélf niet zal optreden op het prestigieuze San Remo-festival, maken ze wel een Italiaanse single hiervoor: 'Lontano dagli occhi'. Die titel ben ik onlangs nog tegengekomen... Inderdaad, Mary Hopkin zingt het op de b-kant van haar single 'Temma Harbour'.

De tweede elpee heet 'It's Five O'Clock' en bevat naast de titeltrack eveneens de hitsingle 'Marie Jolie'. Dan vindt er een scheiding plaats in de band. Terwijl Vangelis zich toelegt op het componeren van een soundtrack bij de softpornofilm 'Sex Power', gaan Roussos en Sideras de boer op met Harris Chalkitis. Vangelis raakt meer en meer bezeten van electronica en filmmuziek en bedenkt voor de groep zo'n rol, maar Roussos en Sideras lijken meer content te zijn met de hitparademuziek. Dit leidt al snel tot botsingen, want Vangelis is al tijden bezig met de bewerking van het bijbelboek Handelingen tot een muziekstuk: '666'. Dit verschijnt halverwege 1972 als een dubbelalbum, maar de band ligt da feitelijk reeds aan duigen. Demis heeft zijn eerste single-hit al gescoord met 'We Shall Dance' en ook Sideras zal het kort daarop proberen met een soloplaat. Vangelis gaat door met de filmmuziek, aanvankelijk nog niet heel erg populair, maar sinds 'Chariots Of Fire' (1981) heeft hij zijn naam gevestigd. Zélf heb ik de weinig plezante associatie met Vangelis te danken aan een ex in Sneek, die precies wist hoe ze van me af moest komen: Herhalingen van Star Trek op zetten, geluid op zacht en dan een plaat van die Griekse neuroot eronder... Vijf minuten later klonk dan het geluid van een weg spurtende Vespa-scooter. Eindbestemming: De kroeg!

Ik heb weinig op met toneel, toch verlang ik er al een paar jaar naar om nog eens 'The Roussos Phenomenon' te zien. In dit Engelse toneelstuk zit weinig dialoog, maar des te meer muziek: Het gaat over een vrouw die helemaal 'fan' is van Demis Roussos en de hele dag zijn platen draait. Zelfs als op het hoogtepunt van de klucht iemand in haar woonkamer overlijdt, loopt zij naar de grammofoon om een nieuwe plaat van Roussos op te zetten! Roussos heeft dankzij deze merkwaardige productie een cultimago gekregen in Engeland.

woensdag 18 juli 2012

recenzeuren: Mick Taylor


Gistermiddag kwam er opeens een mysterieus bericht mijn mailbox binnen. 'Ja, ik zag Mick Taylor (Ex-Rolling Stones) ook bij dat concert in Het Bolwerk van Sneek. Dat was 12-11-1992'. Ik ben vooral blij verrast door de afzender, want die ken ik wel! Ooit waren we collega's op de zuivelfabriek en kwamen elkaar in de tijd daarna ook nog regelmatig tegen. Almar heeft me zelfs geleerd hoe ik 'sjekkies' moest draaien! Ik rookte toen inmiddels zoveel dat ik niet meer genoeg had aan een pakje sigaretten per dag. Waar hij op reageert, is me nog niet meteen duidelijk. Ik heb Mick Taylor en het bewuste concert in januari even heel kort genoemd in het bericht over 'Baby's Rich' van The Gods. Dat Soul-xotica het goed doet op Google wist ik al, maar een zoektochtje op 'Mick Taylor' en 'Bolwerk' brengt je als eerste bij dat bericht. Welnu, we gaan het ijzer smeden wanneer het heet is en dus gaan we meteen terug naar die donderdagavond in november 1992 in Het Bolwerk. Wat ik me er nog van kan herinneren...

In het rijtje programmeurs van Het Bolwerk wordt Frank Van De Berg niet vaak herinnerd en ik vind dat best jammer. Ik heb in de tijd van Van De Berg erg leuke dingen gezien op het podium van Het Bolwerk. De diversiteit was ook groter. In 1992 speelde er ondermeer Margriet Eshuys, een Russisch koor, maar ook Richard Thompson (gaan we in oktober behandelen) en Mick Taylor. De laatste stond er, zoals gezegd, op een donderdagavond, maar het was mans' enige optreden in Nederland, dus dat weerhield de hardcore-fans niet van een ritje naar Sneek. Volgens mijn herinnering was het uitverkocht.

Voorprogramma's? Ja, vast... Curbstone Blues Company misschien? Of een andere uitdossing van de gebroeders Rosenau, tevens uitbaters van de platenzaak Music Palace. Nee, daarvan weet ik niks meer te herinneren. Hoewel ik het 'blues' recenseren nooit echt onder de knie heb gekregen (de doorsnee-bezoeker heeft het meestal over 'gezellig', dus om een 'second opinion' hoef je ook al niet te vragen...), zie ik Taylor zo weer voor me staan. Voor het podium stond hij voor de kijkers rechts. Onze immer beschonken huisfotograaf Ton Oor heeft er nog een mooi plaatje van geschoten. Tja, van sommige mensen vraag je je af wat ervan is geworden? Volgens Google zou hij nog steeds actief zijn, maar het zegt niks over zijn drankconsumptie. Hoewel ik steeds weer vergeet het schrift met de eerste recensies mee te nemen vanuit Jutrijp, denk ik dat de recensie behalve lovend weinig inhoudelijks heeft te vertellen. Nogmaals, voor blues recenseren heb je zelf 'de blues' nodig en daarvoor ben ik (in 1992) nog veel te jong!

Wat ik me nog wel weet te herinneren is dat er op een bepaald ogenblik luid om 'Little Queenie' wordt geroepen naast mij. Het is maar één van de vele legendarische titels van The Rolling Stones (al dan niet geleend van Chuck Berry) die worden gescandeerd, maar volgens mijn herinnering weigert Taylor halsstarrig om aan zo'n verzoek te voldoen... Hoewel ik nu ook weer ga twijfelen... Als je dit leest, Almar, en je weet het nog wel te herinneren: Roept u maar!

In het bericht van The Gods schrijf ik: 'Begin jaren negentig zou ik Taylor nog zien in Het Bolwerk in Sneek met een optreden wat niet onderdoet voor de 'up-and-coming' in de lokale bluesscene'. Ikke niet meer begrijpen vijf maanden later... Het optreden zit in mijn grijze massa als een solide bluesrock-optreden. Heel veel memorabele bluesconcerten heb ik niet meegemaakt, dus dat zou geen reden moeten zijn om het naar beneden te trekken. Wat als een paal boven water staat, maar dat geldt voor ieder bluesconcert in Het Bolwerk, is dat het ontzettend gezellig was. En toch misstaat zo'n heerlijk cliché niet in een blues-verhaaltje...

dinsdag 17 juli 2012

tune-of-the-week: Doris Troy


Natuurlijk kende ik deze al een beetje. Als je je ook maar een heel klein beetje verdiept in de northern soul, loop je al snel tegen deze 'tune of the week' aan. Toch koppel ik de plaat aan eerste kerstdag van het vorige jaar, dezelfde dag dat ik 'Please Forgive Me' van The Du-ettes leer kennen. Ik weet nog dat ik het toen heel wat vond, een mp3-spelertje met 350 soul-stampers. Ik durfde toen nog niet te vermoeden dat ik heel veel plezier zou hebben van 'The Northern Soul Jukebox'. Ruim een half jaar later win ik een exemplaar van 'I'll Do Anything' van Doris Troy voor erg weinig in een Ebay-veiling. Ik weet niet of het er iets mee te maken heeft, maar op het moment dat de veiling afloopt, wordt de EK-finale gespeeld. Hoe dan ook, ik had er niet op gerekend dat ik voor vijf pond de winnaar zou zijn van deze puntgave single. Doorgaans zit deze al snel rond de 15-20 pond. We hebben het dan uiteraard over de Engelse Mojo-persing van omstreeks 1973. De originele Cameo-Parkway is vele malen duurder!

Ik weet niet of 'I'll Do Anything' ook zo'n geweldige northern-hit was geworden als dat eigenzinnige intermezzo in het refrein er niet had in gezeten? Feit is dat de dansers dol zijn op de plaat en de deejays er niet om heen kunnen. Zo wordt wederom een godvergeten nummer uit 1965 in de begin jaren zeventig opnieuw ontdekt en gaat het een heel eigen leven leiden. Hoeveel zo'n Cameo-Parkway ook opbrengt bij een veiling, Doris Troy heeft nimmer een cent verdiend aan deze opname! Doris' eigenlijke familienaam is Higgenson, maar ze gebruikt al vroeg de naam van haar grootmoeder: Payne. Wanneer Payne Troy wordt, vermelden de geschiedenisboeken dan weer niet. Wél dat Doris' moeder predikante is en ze bij de Higgenson's zo streng in de leer zijn dat seculiere muziek niet wordt gewaardeerd. Hoewel Doris genoeg signalen opvangt van de heersende rhythm & blues, steekt ze vooralsnog haar eigen kracht in het kerkkoor van haar vader. In 1960 krijgt ze een baantje in de Apollo. Als gastdame verwelkomt ze de bezoekers en leidt hen naar de zitplaatsen. Daar wordt ze ontdekt de Godfather himself, James Brown.

Aanvankelijk werkt Troy als achtergrondzangeres bij een hoeveelheid zwarte artiesten, maar publiceert in 1963 een liedje waar ze zelf aan mee heeft geschreven: 'Just One Look'. Dat nummer is een hit en wordt door honderden artiesten 'gecoverd'. In Europa is de versie van The Hollies het meest bekend. In 1964 scoort ze andermaal met 'Watcha Gonna Do 'Bout It', het wordt zelfs in Engeland nog een bescheiden hit. Dan stokt het succes even, maar Troy maakt nog wel een aantal platen. 'I'll Do Anything' verschijnt bijvoorbeeld in 1965, maar de hitparade laat zien dat soul-liefhebbers over het algemeen een voorkeur hebben voor het tragere werk en ook deze single van Troy wordt daar slachtoffer van. In 1968 begint The Beatles het Apple-label en de artiesten worden direct aangedragen door de leden. George Harrison doet ons niet alleen 'Govinda Jai Jai' van Radha Krishna Temple London aan, maar draagt eveneens Doris Troy aan. Doris maakt een elpee voor Apple, maar is eveneens te horen als achtergrondzangeres op Harrison's 'All Things Must Pass'. Ook zingt ze op 'Bryter Layter' van Nick Drake: Eén van mijn ultieme favoriete nummers, 'Northern Sky', zit eveneens in de Soul-x-rated van deze week. In die podcast vraag ik me af of Doris alleen aan 'monumenten' heeft mee gewerkt, want later is ze nog te horen op 'Dark Side Of The Moon' van Pink Floyd!

Een jaar na dit album van Pink Floyd maakt ze zelf nog een elpee voor People, een uiterst gevarieerd schijfje plastic met zowel gospel als rhythm & blues en reggae. De plaat flopt evenwel en niet veel later verdwijnt Troy uit de schijnwerpers. Ze overlijdt in 2004 in Las Vegas, ze is dan pas 67 jaar oud.

Ten tijde van de 'good old Nokia N95' was ik inmiddels dubbel en dwars klaar geweest met het bericht. Vooral achteraf bezien vond ik dat een prachtige lengte, hoewel hier nog een alinea moest komen. Veel meer is er niet te schrijven over Doris Troy, dus publiceer ik hierbij de link naar de kersverse Soul-x-rated. Veel luisterplezier gewenst! http://soulx1975.podomatic.com/entry/2012-07-17T13_51_02-07_00

maandag 16 juli 2012

De Video Draait: Jim Jarmusch


Een gewaarschuwd mens telt voor twee! In de laatste editie van De Video Draait nam ik het oeuvre van Ken Loach onder de loep. Er waren nog twee, beschikbare, films die ik nog niet had gezien. Eigenlijk één, want films over de Spaanse burgeroorlog trekken me niet zo. Ik keek dezelfde avond 'Ae Fond Kiss' van Ken Loach. De honderdste film die ik zag over de relatie tussen een blanke en een moslim en de keuze tussen de liefde of voor het geloof en de eer van de familie. In dat kader heb ik erg weinig uitschieters gezien, maar bij Loach heb ik er alle vertrouwen in dat hij wél de cliché's weet te omzeilen. Helaas: 'Ae Fond Kiss' is net zo'n middelmatig product als de vorige 99 met een finale als een nachtkaars. Gelukkig had ik eerst de andere films van Loach gezien, anders had hij ermee op de zwarte lijst gekomen! Nu schiet ik al aardig op door het repertoire van Jim Jarmusch en durf ik het wel aan hem de wolken in te schrijven, maar wat nu als de volgende film tegenvalt? Nee, ik zie dat niet gebeuren. Als je eenmaal geacclimatiseerd bent in de wereld van Jarmusch, dan is een toekomstige teleurstelling uitgesloten!

Jim Jarmusch, inmiddels 59, is één van de belangrijkste onafhankelijke filmmakers van de jaren tachtig en negentig. Zijn eerste films worden allemaal in zwartwit geschoten en dat geeft het een apart cinematisch sfeertje. De hoeveelheid mannen met hoeden geven het soms zelfs een gevoel van een jaren twintig of dertig-film, maar toch zijn het echt beelden uit de jaren tachtig maar dan in zwart-wit. Jarmusch had ook voor de 'novelty' kunnen gaan en de auto's kunnen vervangen door T-Fordjes, maar zoiets doet hij niet. En dus wordt Tom Waits in 'Down By Law' gepakt met een Jaguar XJ6. En een lijk in de kofferbak! Ja! Tom Waits! Iemand die met de regelmaat van de klok voorbij komt in Jarmusch' films. In 'Down By Law' heeft hij een hoofdrol. 'Somewhere In California' is wellicht de meest beroemde korte film in 'Coffee And Cigarettes'. Het filmt een ontmoeting tussen Iggy Pop en Tom Waits, waarbij het lijkt alsof Pop een aantal 'lines' heeft gekregen, waarop Waits naar hartelust improviseert. In 'Mystery Train' horen we Waits als deejay driemaal Roy Orbison afkondigen en 'Blue Moon' van Elvis Presley introduceren. Eigenlijk doet hij dat maar één keer, maar we zien in 'Mystery Train' drie verschillende verhalen zich afspelen in één en hetzelfde hotel. Het hotel wordt bestierd door een andere legende: Screamin' Jay Hawkins! Buiten wat bulderend gelach houdt die zich aardig gedeisd!!!

'Mystery Train' is in kleur, maar 'Stranger Than Paradise' (1984) maakt het winterse Cleveland nog grijzer door het gebruik van zwart-wit. Wat mij betreft, voorlopig mijn favoriete Jarmusch-film. Oostblok-meisje zoekt haar neef op in New York, die rond komt van valsspelen bij pokeren en paardenrennen met zijn kameraad. Hoewel neef en nicht aanvankelijk weinig van elkaar moeten hebben (neef is verwesterd en nicht naief), mist hij haar onmiddellijk als zij naar Cleveland vertrekt. Een jaar later zoeken de kameraden haar op en beloven haar om naar Florida te gaan. Daar gaat iets mis bij het gokken, maar krijgt het meisje onverwacht een fortuin in handen. De drie verloren zielen gaan, per ongeluk, allemaal hun eigen weg. Een meesterlijke finale! Omdat Jarmusch-films onderling nogal wat overeenkomsten hebben, is het hier leuk te vrmelden dat het meisje een cassette heeft met haar favoriete liedje: 'I Put A Spell On You' van Screamin' Jay Hawkins.

Verder maakt Jarmusch veel gebruik van dezelfde acteurs. Muzikant John Lurie doet verschillende rollen, maar zorgt ook vaak voor passende muziek. Joe Strummer komt voorbij in 'Mystery Train', maar wordt aan het eind van 'Coffee And Cigarettes' ook nog alle lof toegezwaaid. Steve Buscemi zien we geregeld en persoonlijk vind ik dat niet erg. Ik heb hem nog niet in een slechte rol gezien! Het geeft de films van Jarmusch een eigen intieme sfeer, waar je wel even moet 'in komen'. Ik knipperde wel even met mijn ogen toen ik na twee 'full colour'-speelfilms 'Down By Law' opzette.

Hoewel Jarmusch reeds op jonge leeftijd literatuur verslind en zich afzet van de kerkgang van zijn ouders, noemt Tom Waits het 'grijs worden' als voornaamste oorzaak van Jarmusch' rebellerende levensvisie. Jarmusch kreeg die haarkleur op zijn vijftiende en voelde zich toen bekeken als een buitenlander onder de tieners. Toch maakt de haarkleur samen met vervalste documenten het de jonge Jarmusch mogelijk om naar underground-bioscopen en clubs te gaan, waar hij naast de nodige pornografie ook de eerste cult-films kan bekijken. Hij richt zich aanvankelijk op het schrijven, maar weigert de journalistieke kant uit te gaan, en ontwikkelt steeds meer een filmische stijl. Een uitstapje naar Parijs doet hem voorgoed de focus richten op film. In 1980 verschijnt zijn debuut 'Permanent Vacation', welke dan met emmers vuiligheid wordt ontvangen. Ook de recensenten moesten even 'in komen', want 'Stranger Than Paradise' (1984) wordt al beter ontvangen. Jarmusch zal er alles aan doen om nooit 'voor de miljoenen' te gaan, maar een beetje waardering van de dames en heren critici is altijd leuk meegenomen!

Zo, dit was het tweede bericht van deze maandag. Wellicht dat ik vanavond nog de Soul-x-rated ga opnemen, ik heb er zin in! Morgen gaan we het over de 'tune-of-the-week' hebben!

Schijf van 5: suiker


Allereerst excuses: Ik heb gistermiddag tot vroeg in de avond entree gedaan bij een concert in Steenwijk. Toen ik thuis kwam, had ik niet meer de moed om met de Schijf van 5 aan de slag te gaan. In zo'n geval stel ik het liever een dag uit dan wanneer er een halfbakken bericht uitrolt. Facebook-vrienden weten al sinds gistermiddag wat de nummer 1 in deze Schijf zal worden, dat blijft ongewijzigd. Ik heb zojuist besloten er mijn eigen... euh... suikerfeest van te maken en heb The Archies met vakantie gestuurd en ter vervanging een 'northern soul classic' erin gestopt. Dat maakt van deze Schijf een bijzonder exotische! In de muziek lijk ik beter bestand tegen suiker dan in het dagelijks leven. Het viel me laatst, terugkijkend op de maaltijden en hapjes tussendoor, op dat er zeer weinig zoetwaren voorbij komt in mijn dagelijkse patroon. Ik geloof dat het kommetje vla met slagroom de meeste suiker heeft bevat. Als er echter suiker in de buurt is... De volleybalclub kwam een paar maanden geleden met zakjes gemengde drop aan de deur. Een uur later had ik mijn zak leeg... Ik ben ook ooit eens te gulzig geweest met baklava. Doen we ook niet meer! Desondanks zet ik me schrap voor deze ultieme zoethouder van de week: De Schijf van 5 over suiker.

'Je mot bliev'n lach'n int lewen'. ABN graag en daarmee bedoelen we niet Asociaal Boer'n Nijeveens. Toch is het niemand minder dan The Dells die me het eerst aan zoiets doet denken, ook al houden zij geen gesprekken met suikerklontjes, maar met hun liefje. In de 'bubbling under' van de Blauwe Bak Top 40 draaide ik 'Poor Little Boy' van The Dells en de nummer vijf van deze Schijf staat op de andere kant. In vergelijking met dat vorige nummer niet bepaald een dijenkletser en toch mag die vandaag op vijf: 'Hey Sugar, Don't Get Serious' van The Dells (1966).

We blijven even in de podcast-sfeer, want de nummer 4 zat in het eerste deel van de Blauwe Bak Vreemdelingen. Een serie die heus nog wel zijn vervolg gaat krijgen, de plaatjes F en G staan al weken in de buurt van opname-apparatuur geparkeerd! Ik draaide in die eerste een single die ik al bijna gewoon bij de jaren zestig had gezet, toen ik 'last minute' ontdekte dat-ie in bepaalde soul-kringen nog wel van interesse is. Dat dit duidelijk niet van toepassing was op de a-kant kon ik me wel begrijpen, ten tijde van de Blauwe Bak Vreemdelingen vond ik de b-kant maar matig interessant, maar deze heeft nu voorgoed zijn plaats ingenomen in de Blauwe Bak. Op vier zet ik 'Sugar Daddy' van Levert Allison (1969).

Op drie had ik The Archies in gedachten, maar toen zag ik net dat ik gistermiddag nog een mailing van een Engelse dealer had gekregen. Er werd in de koptekst geadverteerd met 'I'll Keep Holding On' van The Marvelettes en ik wilde wel even weten wat zoiets moest kosten. Helaas! Hij is al verkocht en dus van de site verdwenen. Grote kans dat-ie uit de partij Engelse Motown-demo's in Mint-conditie komt. In dat geval zal deze tussen de twee en de driehonderd pond hebben opgebracht! Welke crisis? Ik mag voorlopig even geen platen meer kopen en toch plaag ik mezelf even door het lijstje te bekijken. Opeens zie ik 'My Sugar Baby' van Connie Clark. Clark heeft nogal wat popcorn-achtige dingen op het repertoire, net té traag voor northern, maar deze klinkt wel interessant. Voor de snelle beslisser? Tientje bij rarenorthernsoul! Dan heb je overigens wel een tweede persing, maar dat hoef ik er vast niet bij te zeggen??? Ik zet hem op drie in deze Schijf: 'My Sugar Baby' van Connie Clark. Jaartal moet ik jullie even verschuldigd blijven, wel is zeker dat deze in 1974 is ontdekt in de northern-scene. Een originele Soul Galore-persing uit dat jaar doet inmiddels ook al vijfhonderd pond!

Op twee komt dan een plaat die niet heel veel met soul heeft te maken, maar wel overal tussen in past en altijd lekker smaakt. Als we nog geen fetisj hadden gehad voor dames met hoge laarzen, dan heeft deze zangeres daar zeker voor gezorgd. We kunnen niet wachten op de dag 'these boots are walking over you'... Wakker worden! Weekend is weer voorbij. Tot vrijdagavond! Toch een vreemde gewaarwording, want Nancy smaakt altijd, zelfs op een romantische grijze maandagmiddag (in dat beregezellige dorp waarvan wordt gezegd dat de zon er altijd schijnt). 'Boots' is overal een hit, zelfs in de skihut en café 'T Schippertje. Zelf jaag ik al een tijdje op een hele leuke live-versie van Ella Fitzgerald die in Engeland opnieuw is geperst. Ik vind ter vervanging van 'Boots' 'How Does That Grab You Darlin' wel een mooie afwisseling, maar voor deze Schijf kies ik voor 'Sugar Town' van Nancy Sinatra uit 1967.

Over de nummer 1 hoefde ik niet lang na te denken: Ik heb Sixto Rodriguez vorig jaar nog eens in de schijnwerpers gezet, toen omdat het vlak na de zonsverduistering was (die in 2011 heb gemist). In 1999 heb ik hem voor 90% gezien, volgens één van de andere hippies moesten we daarvoor aan de andere kant van Kaiserslautern zijn. Gelukkig waren we eigenwijs en zagen de eclips voltrekken op een gedenkwaardige plek. Anders waren we vast komen te zitten op de rondweg met brandende lantaarnpalen. 1999 was mijn ultieme hippie-zomer en de muziek van Rodriguez is onderdeel van die soundtrack. Sixto is sinds jaar en dag een cultheld in kringen van softdrugs-gebruikers, een beetje vergelijkbaar met Cheech & Chong, hoewel Rodrigues serieus was in zijn bedoelingen. Hij heeft menig grote platenmaatschappij de deur gewezen en is na verloop van tijd geheel de anonimiteit in gegaan. Het heeft een documentaire-maker geïnspireerd op zoek te gaan naar 'The Sugar Man', ik vond bijgaande poster weer eens wat anders dan 'zomaar' een foto. 'Sugar Man' van Sixto Rodriguez (1969) is de onbetwiste koploper in deze Schijf van 5!

Na uitstapjes naar Amerika en Spanje, gaan we komende zondag eens even in Frankrijk kijken. Liedjes met Frankrijk in de titel of met 'Frans' als bijvoeglijk naamwoord en dat cinq keer!

zaterdag 14 juli 2012

Betty Dobbelsteen


Zelf 58 lentes jong en dan bijna 56 jaar in het vak zitten, nagenoeg zonder onderbreking... Er zijn maar weinig artiesten te vinden die haar dit kunnen na zeggen, maar het is geheel van toepassing op Betty Wright. Wat ook helemaal waar is, is dat ze sinds veertig jaar een icoon is in de zwarte muziek. Iets dat zich niet uitbetaalt in een lange stoet consistente hits, maar wel uit de waardering die ze krijgt van alle generaties muzikanten en producers. Ze heeft er hard voor gewerkt! Reeds in 1956 is haar stem te horen op een plaat van The Echoes Of Joy, de gospelgroep van haar familie. Een peuter als aanvulling op een gospelgroep is vaker gedaan, dan moet ik onmiddellijk denken aan The Five Stairsteps & Cubie. Of de jonge Betty net zó tegen de pijngrens zat, kan ik niet over oordelen. Feit is wel dat ook Betty haar loopbaan begint met het lofprijzen van de Here. Hoeveel berichten zouden we nu totaal hebben geschreven die op een dergelijke manier beginnen? Ik ben niet meer zo heel erg geconcentreerd op jubileums, maar we zijn pas de 850 over gegaan. Het grote feest is, eis en wederdienende, vlak voor de kerst: Niet alleen vieren we dan dat Betty Wright 59 jaar is geworden, maar hoop ik ook het duizendste bericht te publiceren!

Terug naar Bessy Regina Norris. Ze blijft tot de midden jaren zestig onder de hoede van The Echoes Of Joy, gebruikt intussen al de achternaam van haar moeder en ambieert als dertienjarige een carriére in de rhythm & blues. Ze komt in contact met de eigenaar van het locale Alston-label, gedistribueerd door Henry Stone's bedrijfje TK en mag haar eerste plaatjes opnemen, die enkel hits zijn bij radiostations in Miami. In 1967 ontdekt ze, zelf pas 13 jaar oud, George en Gwen McCrae en helpt hen aan een plekje bij Alston. Ze is bijna vijftien jaar oud als ze haar eerste nationale hit heeft met 'Girls Can't Do What Guys Do'. Wat we niet mogen vergeten is dat Betty, ondanks haar professionele muziek-carriére, nog steeds in de schoolbanken zit. Als zestienjarige zingt ze 'Pure Love', op zichzelf al een hele sensuele plaat voor zo'n jong meisje. Het zal rond dezelfde tijd zijn geweest dat ze ook seksueel op onderzoek is gegaan, wat zal resulteren in haar 'signature'-hit. De eerste echte grote doorbraak volgt in 1971 met het nummer 'Clean Up Woman', sinds gisteren in de Blauwe Bak. Daags na haar achttiende verjaardag mag ze een gouden plaat in ontvangst nemen.

Drie jaar later bevindt Miami zich opeens volop in de schijnwerpers van de muziek. Het TK-productieteam heeft in Richard Finch en Harry Wayne Casey (beter bekend als KC) een perfect creatief team gevonden dat aan de lopende band hits voortbrengt. Aanvankelijk met George McCrae, Hues Corporation en Betty Wright, maar later ook met hun eigen groep: KC & The Sunshine Band. Het is dan begin 1975. De disco moet als product nog worden uitgevonden, hoewel her en der wel duidelijke schetsen worden gemaakt. De Miami Soul is daar zeker ook een voorbode van. Al bij de eerste tonen van een plaat kun je horen dat deze onder de brandende zon van Florida is voortgebracht. Betty scoort ook voor het eerste wereldwijd, vooral met 'Shoorah Shoorah'. Ze heeft intussen op haar laatste elpee (en in Nederland ook de b-kant van 'Shoorah Shoorah') een nummer verstopt over haar 'eerste keer': 'Tonight Is The Night'. Toch zal in 1978 een herbewerking van het nummer verschijnen, met een legendarisch geworden gesproken intro en stukjes uit haar hit 'Pure Love'. Dit nummer zal sindsdien een eigen leven gaan leiden. Ondanks dat het taboe op seks in popliedjes sterk is afgenomen, zijn er weinig platen die zó sensueel zijn zonder ordinair te worden!

Ondanks dit succes zakt Wright's carriére even weg na 1978. Als in 1981 het TK-label ook nauwelijks het hoofd boven water kan houden, tekent ze bij Epic en verschijnt in 1982 haar titelloze elpee. Ze richt in 1988 haar eigen platenlabel op. Met name op Wikipedia zijn ze dol op 'de eerste zus en de eerste zo' en in dat kader kunnen we melden dat Betty Wright de eerste zwarte dame met een gouden plaat op haar eigen platenlabel is. Dat u het maar weet! Wat derhalve veel interessanter is, is om te weten dat Betty Wright tot op de dag van nu actief is in de muziek. Haar meest recente televisie-optreden was in de 'Hootenanny'-show van Jools Holland op oudjaarsavond.

Betty heeft een stembereik van zes octaven en is 'uniek' (woorden van Wikipedia...) doordat ze in het 'whistle register' kan zingen. Nóg hoger dan een sopraan, het punt waarop geen wijnglas heel blijft. Ze gebruikt het ondermeer in 'The Babysitter' uit 1973. Ik heb toch even Youtube erbij moeten betrekken om het met eigen oren vast te stellen. Als het werkelijk dat hele hoge is, daar ken ik, geloof ik, nog wel twintig voorbeelden van! Gewoon een heel hoog kreetje...

Ik leer 'Clean Up Woman' al jaren geleden kennen middels het Theater Van Het Sentiment, maar kan bij de afkondiging niet de naam verstaan. De muzieksamensteller in kwestie helpt me verder. Dan ontdek ik dat ik hem op elpee heb, maar de eerste de beste keer draaien bij een optreden is een fiasco. De elpee, '20 Super Soul Greats', een Duitse Atlantic-verzamelaar met Alfie Kahn gebroederlijk naast Otis Redding en Wilson Pickett, is zwaar gehavend en 'Clean Up Woman' blijft menigmaal steken. Buydiscorecords.com heeft de single echter geregeld te koop voor weinig en twee weken geleden hak ik de knoop door. Niet heel erg typische northern soul, net als bij The Goodees, maar hee... ik heb gisteren immers ook een onvervalste northern soul-klassieker ontvangen, dus ik mag niet klagen!