donderdag 3 januari 2013

Week Spot: The Debonaires


Het afgelopen jaar heeft min of meer in het teken van Barbara & Brenda gestaan, mede door mijn (tot nu toe) tevergeefse zoektocht naar 'Never Love A Robin'. Het heeft me wel een drietal zeer leuke singles opgeleverd. Naar 'Robin' blijf ik wel zoeken, de vijfenveertig pond die Rarenorthernsoul vraagt voor een origineel exemplaar is me net iets te gortig. Op Upbeat Rare And Northern Soul Music, 'mijn' Facebook-groep, heb ik het in het oude jaar al aangekondigd: We gaan in 2013 veel horen van The Debonaires. Eigenlijk is die zoektocht begonnen met een andere The Debonaires. Ik ken de naam al jaren omdat er in 1970 een Engelse single verscheen op het Track-label, de platenmaatschappij van The Who. Het staat eveneens op één van de Backtrack-elpees. Niet dat ik single of elpee heb, maar ben hem wel op hoesafbeeldingen tegen gekomen. Aanvankelijk dacht ik dat het om de mannelijke The Debonaires ging en vond het geheel ook wel passen bij Keith Moon, de grootste soul-liefhebber binnen The Who. 'Please Come Back Baby' staat héél erg hoog op mijn verlanglijst, maar er is onlangs nog een exemplaar verkocht op Ebay. De veiling was nog in volle gang en er werd volop geboden en inmiddels stond die al op ruim 150 dollar! Daar moeten we dus voorlopig nog maar even van dromen. De vrouwelijke The Debonaires zijn een stuk beter te behappen.

Het verhaal begint in 1960 met Ed Wingate, een extreem succesvolle zakenman uit Detroit. Hij wordt benaderd door Berry Gordy met de vraag of Wingate zijn partner wil worden in Motown Records. Wingate wijst het af omdat hij eenzelfde plan heeft voor een platenmaatschappij. Waarom zou dat geen succes worden? Wingate bezit dan al een motel en verschillende clubs in Detroit. Alles wat hij aanraakt, verandert in een goed lopende zaak. Toch is hij zes jaar later genoodzaakt om het bedrijf over te doen aan Motown, dat dan één van lands grootste platenfirma's is geworden. Motown koopt Golden World in 1966 maar om een reden, namelijk: Het laten doodbloeden van het label. Nu zijn er verschillende firma's geweest in Detroit die platen gingen uitbrengen, maar Ed Wingate kwam het dichtst in de buurt van Motown. En tóch heeft het label maar weinig verkoopsuccessen opgeleverd.

Als we dan het hoofdstukje van The Debonaires openen, zien we aanvankelijk een trio: Joyce Vincent, Dorothy Garland en Elsie Baker. In oktober 1964 verschijnt de zeventiende single in de Golden World-catalogus en de eerste voor dit nieuwe vocale trio. 'Please Don't Say We're Through' is een brok pure klasse, hoewel het meer weg heeft van The Dixie Cups dan van The Supremes. Sammy Lowe arrangeerde ook de b-kant 'A Little Too Long'. Opvallend is dat de dames op beide kanten in harmonie zingen en er dus geen specifieke leadzangeres is. Het duurt echter tot augustus 1965 eer de opvolger verschijnt en dat is onze Week Spot: 'Eenie Meenie Gypsaleenie'. Zoals de titel doet vermoeden een lekker mopje nonsens, vakkundig gesmeed door Richard 'Popcorn' Wylie die ons nog jaren zal bestoken met bijzonder aanstekelijke orgel-instrumentals. Bij gebrek aan een geschikte b-kant staat 'Please Don't Say We're Through' gewoon op de flip. Opnieuw is het geen hit doordat de groep niet een leadzangeres heeft. En dat móet wel, nu Motown The Supremes met Diana Ross en The Vandellas met Martha Reeves de hitparade heeft in gekregen. Er wordt druk gezocht en in 1966 komt de vijftienjarige Diane Hogan. Het eerste product dat met haar zang verschijnt is het supermooie 'How's Your New Love Treating You', waarvan ik kan in fluisteren dat het een toekomstige Week Spot is. Ik heb de single vorige week in een veiling gewonnen.

'C.O.D.' is de laatste single die het kwartet opneemt voor Golden World en dat is het moment waarop Wingate zijn label overdoet aan zijn grote concurrent. Wingate blijft echter nog jaren actief in Detroit en zal in 2006 op 66-jarige leeftijd overlijden. The Debonaires maakt intussen een doorstart op het Solid Hit-label, een andere geduchte concurrent van Motown uit Detroit. Ondermeer Pat Lewis heeft kantjes opgenomen voor Solid Hit. Eentje daarvan is 'Hit And Run', dat eveneens door Rose Battiste wordt uitgebracht, alleen... is dat in het laatste geval ingezongen door The Debonaires. The Debonaires maken twee singles voor Solid Hit, waarvan 'I'm In Love Again' in 1970 in Engeland op het Track-label een tweede leven zal krijgen. De tweede single heet 'Loving You Takes All Of My Time' en is eveneens een gezocht collector's item. Beide singles hebben dezelfde b-kant: 'Headaches In My Heart'. Tegen het eind van 1967 komt het klad in de groep. De dames zijn professioneel artiest en het ontbreken van succes doet hen zoeken naar nieuwe wegen. Joyce Vincent probeert het als eerste solistisch met 'Solid As A Rock', ook zeer gezocht door ondergetekende maar zeldzamer dan een zuurstokrose Bugatti. In 1970 voegt ze zich bij Tony Orlando en zijn 'groep' Dawn. Dawn bestaat op de plaat uit twee anonieme achtergrondzangeressen, maar nadat 'Knock Three Times' en 'Candida' hits zijn geworden en Orlando het land in moet, besluit hij Joyce Vincent en haar maatje Telma Hopkins als Dawn aan te stellen.

Net als bij Barbara & Brenda beslaat ook dit verhaal feitelijk niet meer dan drie jaar, maar levert het genoeg fraaie kantjes op die met goed zoeken voor weinig zijn te bemachtigen. Ik ga jullie beloven dat deze naam vaker zal opduiken op Soul-xotica. 'Eenie Meenie Gypsaleenie' is wat dat betreft een fraaie binnenkomer, een prachtig onderbelicht stukje Detroit-historie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten