zaterdag 15 december 2012

Blauwe Bak Top 100 van 2012: 60-51


60. That’s When You Got Soul-Barbara & Brenda (Heidi 45-104, 1964)
Waarom staat deze zo laag? Ik kan jullie alvast verklappen dat de derde Barbara & Brenda-single, ‘If I’m Hurt You’ll Feel The Pain’, net niet de top tien heeft gehaald. Ik geloof dat het duo na een half jaar al een soort ‘bijbelstatus’ heeft gekregen. Maar toch… nummer 60 voor zo’n ‘choon’ is wel erg laag. Dat heeft er dan meer mee te maken dat deze en ‘One More Chance’ geen typische Northern Soul-platen zijn. Okay, ze passen prima in het idioom, maar toch zijn ze net een slag te langzaam. De platen genieten dan ook meer populariteit in de popcorn-wereld, maar als Northern Soul-deejay getuigt het van lef en smaak om ze er gewoon bij in te drukken. Dit specifieke nummer zou perfect als tune gebruikt kunnen worden voor deze Top 100. Dit is inmiddels mijn motto geworden.

59. Need Your Lovin’ Everyday-Tyrone Davis (Dakar 45-609, 1969)
,,In de Top 100 staat-ie vast wel hoger… denk ik”. Ik stamel er wat op los bij deze plaat in de laatste Blauwe Bak Top 40. Ik weet dan eigenlijk wel dat dit niet gaat gebeuren. Tuurlijk zal-ie in de Top 100 staan, maar hoger dan de plek in de Top 40 zal die vast niet komen. Waarvan akte. Er was namelijk ontzettend veel keus. Net zoals bij de Top 2000 de ‘bubbling under’ op Nieuwjaarsdag ook de leukste dag van het jaar is, daar staat de ‘bubbling under’ van deze lijst ook vol alleraardigste platen die het net niet hebben gehaald. Tyrone Davis mag dus van geluk spreken met zijn nummertje 59!

58. My Song-The Jewels (Federal 45-12541, 1966)
Van bepaalde platen vraag je je af waarom er niet méér mee wordt gedaan. Neem nou dat bereleuke ‘My Song’ van The Jewels. Een productie van James Brown die buiten de begeleiding om weinig klinkt als James Brown. Dat is dan ook meteen het pijnpunt voor The Jewels. Ik kan me voorstellen dat de rechtgeaarde James Brown-fans dit té poppy vinden en liever voor de sistafunk uit de vroege jaren zeventig gaan. In Northern Soul-kringen is James Brown weer vloeken in de kerk. De funk was immers in de jaren zeventig de tegenhanger van de Northern. Daardoor mist dit leuke plaatje van The Jewels aansluiting in beide groepen en dat is erg jammer. Maar, opnieuw, we zijn niet een Northern-deejay die krampachtig blijft vasthouden aan de speellijsten van The Casino of iets dergelijks en dus stoppen we hem er fijn tussen in. Ik betwijfel me of het danspubliek het verschil zal opmerken…

57. Let’s Copp A Groove-Bobby Wells (Beacon BEA 102, 1968)
Bobby Wells is crossover, maar wat is nu precies crossover? Té funky voor soul en te soulvol voor funk, alhoewel in 1968 nog nauwelijks sprake is van funk. Crossover zit dus erg in de hoek van Sly & The Family Stone. Rock-invloeden, gitaarsolo’s, bombastische blazers… Crossover is qua stijl een allegaartje. Net als bij de James Brown-connectie van The Jewels is crossover ook flink ‘not done’ in Northern-kringen, maar ach… die hebben weer verschrikkelijke pop-dingen geadopteerd in de jaren zeventig en dus draai ik met alle liefde deze stamper van Bobby Wells.

56. What’chagonna Do About It-Doris Troy (Atlantic 584148, 1964, re: 1968)
De kortste single in deze Top 100. Eén minuut en vijfenveertig seconden, meer heb je niet nodig om een prachtig kop-staart-liedje neer te zetten. In de Mod-kringen is in de begin jaren tachtig eens een top 100 gepubliceerd en deze stond toen op nummer één. De andere kant van deze specifieke single is overigens de originele ‘Just One Look’, dat in 1964 een hit was voor The Hollies. Doris Troy zal echter pas in de late jaren zestig de waardering krijgen die ze verdient. Farmer Carl Dene, daar hebben we hem weer, is de ontdekker van ‘I’ll Do Anything’, dat uitgroeit tot een klassieker in de Northern Soul en komt Troy in 1969 onder contract bij Apple. Rond die tijd wordt dit pareltje ook definitief ontdekt.

55. Wanted Lover No Experience Necessary-Laura Lee (Chess AR 25.709, 1967)
De ‘bubbling under’ kwam al even ter sprake, daarin staat een andere plaat van Laura Lee. Het protodisco-achtige ‘Rip Off’ uit 1971 werd door mij niet goed genoeg bevonden voor een plek in de Top 100, maar ‘Wanted’ móest er echt in. Een redelijk recente aanwinst, gekregen van mijn volger-van-het-eerste-uur Peter.

54. Nothing Worse Than Being Alone-The Ad-Libs (Share #106, 1969)
Voorlopig mijn duurste plaat… Of toch gewoon de duurste plaat ooit? Natuurlijk moet ik daar meteen een nuance aan toevoegen, want het is mijn duurste single. De duurste elpee was de 35 euro die ik voor ‘Songs III’ van Marissa Nadler heb betaald, The Ad-Libs kwam met verzendkosten en al op bijna 33 euro uit. Dat bedrag voor een single die niet geheel smetteloos is en zelfs een beetje krom is. Het is, samen met Diane Lewis, mijn aandeel geweest in de ‘idioterie’ van de Northern Soul. Nog steeds kom je ze tegen: Platen met een startbedrag van 600 dollar die kraken en piepen dat het een lust is. Je kan je er enorm in verliezen, maar het beste is om met beide voeten op de grond te blijven. Er zijn een paar platen die ik dolgraag wil hebben en die vast meer dan 33 euro moeten kosten, verder is het voor mij geen dagelijkse bezigheid. Voor 10-15 euro kun je nog steeds veel plezier hebben!

53. Happiness (Is A State Of Mind)-Jackye Gerard (Capitol 5C 006-81509, 1973)
Of voor vijftig cent of een euro… Meppel heeft twee kringloopwinkels. De Kring is de goedkoopste, de singles zijn daar vijftig cent per stuk. De andere vraagt een euro en heeft nog wel eens een duurdere, hooguit drie euro. Voor een eurootje durf ik Jackye Gerard wel te gokken. Ik lees de naam van Mickey Stevenson op het label. Daar zal menigeen het niet warm of koud van krijgen, maar Stevenson was in de midden jaren zestig A&R-manager van Motown. Hij inspireerde The Miracles tot ‘Mickey’s Monkey’ en begon een relatie met Kim Weston. Samen verlieten ze in 1967 Motown na een meningsverschil met Berry Gordy over royalties. Wat Mickey tussen 1968 en 1973 heeft gedaan, kan ik maar niet ontdekken. In dat laatste jaar komt hij met deze Jackye Gerard. Het was mijn tweede plaat in ‘Do The 45’ en mede daardoor ben ik héél erg van dit plaatje gaan houden.

52. Home Is Where The Heart Is-Gladys Knight & The Pips (Buddah BDS 460, 1977)
Het is moeilijk te geloven, maar Gladys Knight & The Pips zijn al sinds 1952 samen en praktisch nooit weg geweest. Ook voor hun is er leven na Motown, ze verlaten dat label in 1971 en tekenen bij Buddah. Rond 1980 verschijnen de platen op CBS en later op MCA. Gladys Knight wordt zelfs gevraagd voor de soundtrack van ‘Licence To Kill’, de James Bond-film uit 1989. Ik lust alles van Gladys Knight, zelfs de producties uit de jaren tachtig met een trucklading aan synthesizers. En neem nou zo’n ‘Home Is Where The Heart Is’. Echt zo’n plaat waarvoor je me wakker kunt maken!

51. Nicer Girl-The Assassins (Goldmine Soul Supply P4081, 1965, re: 2010)
Dat was even schrikken! Ik had deze plaat nieuw gekocht en net ontvangen. Het ging me vooral om de andere kant (Alfreda Brockington, komen we nog tegen!), maar toen moest ik deze kant draaien. Ik schrik me een hoedje en ren naar de draaitafel. Naald inspecteren. Niks, dus weer opnieuw opzetten, weer afzetten, weer naald inspecteren, plaat stofvrij maken en tot slot maar op een andere draaitafel proberen. Dan ontdek ik het euvel. Goldmine Soul Supply heeft geen enkele moeite gedaan om het geluid van de oorspronkelijke acetaat op te schroeven, met als gevolg dat deze plaat erg beroerd klinkt. Daar betaal je dan weer vijftien euro voor… Toch ben ik er erg blij mee, want het is zó of niks. De originele acetaat vinden is immers een illusie en als-ie al opduikt, klinkt-ie vast nóg minder.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten