maandag 6 maart 2017

Raddraaien: Mike Rutherford



Hoe vier je een zevende verjaardag van een weblog? Juist, eerst een week lang de 'Weekplate' en dan...? Een weekendje 'vrij'! Niet echt natuurlijk, want het betekent dat ik de schade later moet inhalen. Ik moet bekennen dat ik de helft van de tijd de actualiteit en de politiek nauwelijks tot niet volg. Vaak is het op zaterdagavond dat ik naar het nieuws van de afgelopen week kijk en desgewenst even 'dieper' in ga op een bepaald onderwerp. Met de verkiezingen in aantocht meende ik al geruime tijd erg zeker te zijn van mijn zaak, maar in de tijd van de campagnes ben ik tóch weer gaan twijfelen. Ik heb het weekend dus vooral benut om me stevig te laven aan politieke agenda's van enkele partijen en daar is het publiceren bij in geschoten. Wees niet bang: Soul-xotica gaat niet over politiek en dat gaat evenmin gebeuren. Het einde van 'Raddraaien' is binnen handbereik en dus zet ik de turbo even aan om deze serie tot een einde te brengen. Na dit bericht nog eentje uit de jaren zestig, de jaren zeventig en de jaren tachtig. De 'Raddraaier' van vanavond komt eveneens uit het laatste decennium. Een solo-plaat waarover de artiest zélf niet echt te spreken is: 'Halfway There' van Mike Rutherford (1982)

Waar en wanneer? Toen ik in 2010 bij de familie op bezoek was, ben ik na zoveel jaren weer eens in De Domp geweest in Sneek. Als er één stuk van de Waterpoortstad drastisch is veranderd, dan is het wel deze wijk. In de vorige eeuw is De Domp praktisch het einde van Sneek. Dan een stuk niemandsland om en nabij het Sneekermeer-paviljoen en dan het speldenkop-dorpje Offingawier. Ik kijk in 2010 mijn ogen uit. Het gebied wordt nu doorkruist door de nieuwe rondweg. De enige manier om in De Domp te komen, was altijd via de Leeuwarderweg, maar nu fiets je het binnen vanaf de rondweg. Erg vreemd! Maar goed... wat heeft dat met deze single van doen? De rommelmarkt is ergens in De Domp, maar ik kan me niet meer herinneren waarvoor het is geweest of waar precies. Een zaterdagmorgen in mei of juni 1993. Een partijtje singles uit de vroege jaren tachtig, allemaal grote flops, maar ook een stapeltje 'My Year Is A Day' van Les Irresistibles. Ik koop ze allemaal. Het is de heruitgave uit 1983 toen het nummer uit 1968 opnieuw een grote hit is geweest in Frankrijk. Mike Rutherford is slechts eenmaal aanwezig met deze single, maar is eveneens vertegenwoordigd op elpee. Ik koop deze morgen 'Trespass' van Genesis. Ik weet niet meer precies wat ik voor de singles heb betaald, wél dat ik ze allemaal heb meegenomen.

Hoewel Genesis onder Peter Gabriel een strak regime heeft van minstens één studioplaat per jaar, daar kan de band zich in de jaren tachtig veroorloven om het rustiger aan te doen. Met name als Phil Collins een succesvol solist wordt, lijkt Genesis meer een 'project' te worden waarbij geen regel bestaat wanneer de nieuwe plaat verschijnt. Als er al een nieuwe plaat verschijnt... In 1980 en 1982 maakt Rutherford twee solo-albums welke beneden zijn eigen verwachtingen zijn. In 1983 verklaart hij nóóit weer een solo-plaat te maken. Rutherford acht zichzelf teveel een 'teamplayer'. Michael John Cloete Crawford Rutherford is zijn volledige naam. Gelukkig mogen we hem Mike noemen. Hij is geboren op 2 oktober 1950 in het Engelse Portsmouth. Hij krijgt zijn eerste gitaar als hij acht jaar is. Een jaar later speelt hij met zijn eerste band: The Chesters. In 1963 begint het meer serieuze vormen aan te nemen als hij naar de Charterhouse School gaat en zich aansluit bij een bandje: The Anon. Het speelt voornamelijk covers van de grote hits van The Beatles en The Rolling Stones en het feest van The Anon duurt van 1964 tot eind 1966. Hier maakt Rutherford kennis met Anthony Phillips met wie hij vaak liedjes zal schrijven. The Charterhouse, een privé-school, heeft nog een band binnen de vier muren: Garden Wall. Onder de leden bevinden zich zanger Peter Gabriel, toetsenist Tony Banks en drummer Chris Stewart. In 1967 is het tijd voor wat nieuws en de genoemde vijf formeren de groep Genesis. Het kwintet maakt enkele demo's van liedjes die zijn geschreven door Phillips en Rutherford en een bandje komt terecht bij een voormalige Charterhouse-student: Jonathan King. King is dolenthousiast en begeleidt de jongens, in de leeftijd van vijftien tot en met zeventien jaar, naar Decca waar de band een eenjarig contract in de wacht sleept. De elpee 'From Genesis To Revelation' en een stel klassieke singles zijn het resultaat. Eind 1968 wil Stewart zich meer richten op zijn schoolwerk en verlaat de band. Zijn opvolger heet John Silver en blijft ongeveer een jaar. Het is het jaar dat Genesis op een laag pitje staat en de mannen hun studie hervatten. John Mayhew is eind 1969 de nieuwe drummer, maar binnen een jaar wordt die vervangen door Phil Collins. Tot zover we nog nieuw werk kunnen verwachten van Genesis, is hij de laatste drummer van de band. Het is immers twintig jaar sinds 'Calling All Stations' op de markt is verschenen.

Rutherford heeft een schakeling moeten maken in Genesis. Bij The Anon speelt hij nog gitaar, maar in Genesis is plotseling een bassist van belang. Rutherford neemt dit instrument op zich, maar speelt incidenteel twaalfsnarige gitaar als het eens uitkomt. Als Steve Hackett in 1977 Genesis verlaat en de band hem niet wil vervangen, gaat Rutherford terug naar de gitaar. Hoewel vak-collega's zeer te spreken zijn over het spel van Rutherford, vindt hij zichzelf maar een middelmatige gitarist en ziet zichzelf vooral als songschrijver. Als Genesis in 1980 een kleine adempauze neemt, probeert Rutherford het op de solo-toer. 'Smallcreeps Day' verschijnt op 15 februari 1980 en ruim twee jaar later tracht hij dit te evenaren met 'Acting Very Strange'. Zijn reputatie met Genesis maakt dat beide albums redelijk succesvol zijn in Engeland, maar het staat in het niets tot het succes dat de drummer overvalt. Er worden verschillende singles getrokken van de albums en alleen 'Maxine' (1982) doet een beetje in Amerika en Canada. 'Halfway There' gaat geruisloos de uitverkoopbak in en eindigt op een zeker moment in 1993 op een rommelmarkt in Sneek.

Binnen Genesis blijft Rutherford voor enkele grote hits zorgen waaronder 'Throwing It All Away' en 'Land Of Confusion'. Hij heeft zich voorgenomen nooit weer een solo-plaat op te nemen, maar wil wel een vehikel hebben naast Genesis. Dat resulteert in 1985 in de groep Mike + The Mechanics. De groep werkt met verschillende muzikanten, maar de zang wordt meestal verzorgd door Paul Carrack. 'Silent Running' en 'The Living Years' zijn de best bekende nummers van de groep. Lange tijd bestaat de legende dat Rutherford het laatste nummer heeft geschreven voor zijn vader, die tijdens de 'Invisible Touch'-tournee van Genesis is overleden. In 2004 geeft Rutherford openlijk toe dat het nummer is geschreven door B.A> Robertson en dat het gaat over de relatie tussen Robertson en diens' vader. Genesis piekt commerciëel opnieuw met 'We Can't Dance' en het live-album 'The Way We Walk'. In 1997 neemt Ray Wilson van Stiltskin de microfoon over van Phil Collins voor 'Calling All Stations'. Toch is Collins weer van de partij als de groep later een aantal optredens doet. Rutherford woont tegenwoordig in het graafschap Surrey met zijn vrouw en drie kinderen. Met een geschat vermogen van dertig miljoen pond is Rutherford één van de vijftig meest welvarende residenten in Surrey.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten