donderdag 7 juni 2012

raddraaien: Pretty Things


Vandaag een Raddraaier met een Franse slag. De volgende bak zou de tweede Blauwe Bak zijn, maar de 57e levert 'Real Cool World' van The Greatest Show On Earth op. Deze hebben we begin vorig jaar hier nog te gast gehad en ik kan weinig aanvullen op wat ik toen heb geschreven. Op naar de volgende bak! Dat is er eentje met artiesten uit de jaren zestig, de letters O en P. Nu zit er ook een vreemd dingetje tussen: Een kartonnen 'plaatje' van Peek & Cloppenburg dat ik dermate grappig vond dat ik hem tussen de andere platen heb gezet. Het ding is puur voor promotie en heeft geen groeven, dus moet ik hem dan rekenen als plaat? In de haastigheid tel ik hem er vaak bij, dan is de 57e plaat 'Running Bear' van Johnny Preston (1960). Als ik hem niet tel, kom ik uit bij 'Road Runner' van The Pretty Things (ik meen me te herinneren dat ik ooit 'Honey I Need' heb gehad?). De keuze is ditmaal niet zo moeilijk. Overslaan, dat ding! Het mocht na twee jaar wel weer eens: The Pretty Things in de 'spotlights' op Soul-xotica!

De media is o zo druk met The Rolling Stones, die hun vijftigjarig jubileum vieren. The Pretty Things zit eveneens niet ver van dat lustrum af, ook al heeft die menigmaal afscheid genomen van haar publiek. Twee of drie jaar later is er altijd wel weer een bezetting actief. Gelijk een kat heeft The Pretty Things ook zeven levens. In tegenstelling tot The Stones heeft The Things wél een muzikale progressie doorgemaakt en speelt niet al veertig jaar dezelfde riff. En wie diep de geschiedenisboeken induikt, komt er achter dat beide groepen ook nog iets gemeen hebben. Dick Taylor, oprichter van The Pretty Things, was in 1962 korte tijd de basgitarist van The Rolling Stones, maar liet de band aan zijn neus voorbij gaan toen hij werd aangenomen voor de kunstacademie. Daar ontmoet hij Phil May en samen beginnen ze een bandje dat ze noemen naar een liedje van Bo Diddley. The Pretty Things is geboren. Met Brian Pendleton en John Stax gaan ze op zoek naar een geschikte drummer. Viv Prince is de derde op rij, maar ook hij is niet het toonbeeld van betrouwbaarheid. In 1964 heeft de groep enkele successen in Engeland, maar als ze op hun retour zijn, ontdekt het nieuw terrein: Nederland.

Het begint bescheiden als 'Road Runner' in mei 1965 een weekje hekkensluiter is in de Top 40, maar drie weken later keert het terug in de hitlijsten en stoomt op weg naar de Top 10. Dit wordt net niet gehaald, dat doet 'Cry To Me' evenmin, maar Nederland gaat wel overstag voor de groep. De betrouwbaarheid van de leden laat nog wel eens te wensen over. Jimmy Page springt her en der nog wel eens bij, terwijl ook Viv Prince steeds minder op zijn plek is te vinden. De laatste wordt in december 1965 vervangen. Het daaropvolgende jaar is eveneens succesvol in Nederland. 'Midnight To Six Men' bereikt nog een 19e plek, maar tegen het eind van 1966 is de groep uitgeblust. De Britse rhythm & blues loopt op zijn laatste benen en de groep wil een ander geluid, maar zit nog voor een album vast aan Fontana. 'Emotions' is een contractuele verplichting, de mannen zijn al in gesprek met EMI voor één van de meest pretentieuze albums uit de geschiedenis: 'S.F. Sorrow'. Ik heb een ontzettende hekel aan het woord 'rockopera', want dat is het niet. De muziek is niet ter ondersteuning van de zang, maar speelt een evengrote, misschien nog sterkere, rol dan de zang. Het is eerder een songcyclus of een oratorium, maar met opera heeft het niets van doen!

Motown tekent voor de distributie in Amerika, maar brengt 'S.F. Sorrow' pas ná 'Tommy' van The Who uit. Hoewel Pete Townshend altijd heeft geroepen dat The Pretties eerst waren, wordt de groep in de Amerikaanse media afgeschilderd als jatmozen. Ook in Engeland wordt de plaat matig verkocht. In 1969 nemen ze, in het geheim, een album op met de excentrieke Franse miljonair Philippe Debarge, welke pas in 2009 publiekelijk zal verschijnen. Dat levert eenzelfde hype op als met 'Smile' van The Beach Boys. Het album had toen niks extra voor The Pretty Things kunnen doen. In Amerika lukt het even als de band in 1974 tekent bij het Swan Song-label van Led Zeppelin. De albums 'Silk Torpedo' (1974) en 'Savage Eye' (1976) zijn bescheiden verkoopsuccessen aldaar. In 1978 neemt de groep afscheid van haar Nederlandse publiek in Alphen Aan De Rijn, maar tot ieders verrassing staat de groep twee jaar later weer in de studio. Dit Heintje Davids-effect zal zich tot op de dag van heden regelmatig voltrekken. In de begin jaren negentig is de groep zelfs even een Nederlandse aangelegenheid met ex-Solution-drummer Hans Waterman en Roelf Ter Velt. In deze jaren wint The Pretty Things een rechtzaak tegen EMI over onbetaalde royalties en krijgt daarmee zeggenschap terug over de opnames. In 1998 wordt dat gevierd met een heruitgave op Snapper, met als bonus een opnieuw ingespeelde 'S.F. Sorrow' met gastrollen voor David Gilmour en Arthur Brown. Brian Pendleton is in 2001 overleden aan longkanker, van de originele bezetting zijn alleen Taylor en May nog present. De rest van de groep is inwisselbaar gebleken. Dit jaar zou de uitgebreide biografie van de groep moeten verschijnen en moet er een opnieuw opgenomen versie van 'Parachute' (oorspronkelijk uit 1970) verschijnen.

Mogen we het ook gewoon bij die lekkere, rauwe, Fontana-singles uit de midden jaren zestig houden? Van 'Road Runner' bestaan leuke versies, denk aan de ultra-snelle punkversie van Belgian Asociality of het feestje van The Defenders uit Denemarken. Toch zal hij nergens zo lomp en onbeholpen klinken als op deze single van The Pretty Things. De groep maakte er een sport van om een tegenstelling van haar bandnaam te zijn, niet alleen door uiterlijk, maar ook door de onaangenaamheid van de muziek!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten