maandag 11 januari 2016

Dodenrit: Otis Clay



Ik zou de bus bijna iedere dag wel kunnen starten, maar heb besloten het voertuig hooguit eens per week uit de remise te halen om één persoon per keer op te halen. Helaas denkt de natuur daar anders over en dwingt me bijna tot dagelijks uitrijden. Dat ga ik niet doen. Zoals ik al heb gesteld in de introductie van de 'Singles round-up' is Robert Stigwood de aangewezen persoon voor een standbeeld, een man die veel heeft betekend 'achter de schermen'. David Bowie heeft een charisma dat ineens een touringcar zou vullen, dus die mag schitteren in een eigen bericht. In de bus is altijd plek voor 'underdogs' en in die categorie valt ook onze gast van vandaag. Niet de uitstraling van een Bowie of Lemmy, maar een man die met zijn overlijden de soul- en blues-wereld diep heeft geschokt. Ik verneem het zaterdagmiddag voor het eerst middels berichten in een Chicago Soul-groep op Facebook. Afgelopen vrijdag is Otis Clay overleden door een hartaanval. Hij is 73 jaar geworden.

Otis heeft een lange staat van dienst. Dave Rimmer's 'Soulful Kinda Music' gaat zover terug in de tijd als 1954. Clay wordt op 11 februari 1942 geboren in Waxham in Mississippi en komt uit een muzikale familie. Otis is elf als de familie verhuist naar Muncie in Indiana. Daar treedt hij toe tot de gospelgroep The Voices Of Hope. Toch keert hij al snel terug naar Missippi om zich te voegen bij The Christian Travelers. In 1957 vindt hij de weg naar Chicago en zal die stad voortaan als zijn thuis bestempelen. Zijn eerste gospelgroep daar is The Golden Jubilaires en in 1959 stapt hij over naar The Blue Jay Singers. In de daaropvolgende jaren zingt hij eveneens bij The Holy Wonders en The Pilgrim Harmonizers. Het zal ergens rond 1963 zijn dat Clay vier nummers mag opnemen met Carl Davis voor Columbia, maar deze zullen nimmer worden uitgebracht. Wel maakt hij in 1964 zijn plaat-debuut met The Gospel Songbirds: 'Let Jesus Lead You' op het Nashboro-label. Eén van zijn collega's in die laatste groep is Maurice Dollison die beter bekend zal worden als Cash McCall. In 1965 is Clay wel even klaar met het verkondigen van Gods' woord en hij tekent een contract bij het One-derful!-label in Chicago. Hoewel de solo-singles vrij zijn van Bijbelteksten en lofprijzingen, zitten ze muzikaal nog wel erg in de hoek van de gospel. In 1967 heeft hij zijn eerste hit met 'That's How It Is'. Nee, de Billboard Hot 100 is te hoog gegrepen voor iemand als Clay, de single piekt op 34 in de R&B-lijst. 'A Lasting Love' strandt op 48. In 1968 heeft hij in eerste instantie zijn grootste succesnummer, althans... deze breekt door in de Billboard Hot 100. Het is Clay's soul-versie van 'She's About A Mover', dat in 1965 een grote hit is geweest voor The Sir Douglas Quintet. Hij is dan pas overgestapt van One-derful! naar Cotillion (kon wel eens met het faillissement van One-derful! en aanverwante labels te maken hebben gehad). De plaat glipt de Hot 100 binnen tot 97, op de R&B doet het 'slechts' nummer 47. Clay heeft de beschikking over een paar klinkende namen voor de opvolgers, maar hij zal tot 1972 de hitparade niet meer bereiken. 'Hard Working Man' (1970) wordt geproduceerd door Syl Johnson en 'Is It Over?' (1971) door Willie Mitchell.

Mitchell haalt in 1971 Syl Johnson over om zijn platen op Hi uit te brengen en doet hetzelfde met Clay. Die scoort in 1972 zijn grootste R&B-hit dankzij een release op Hi Records: 'Tryin' To Live My Life Without You'. Het komt echter twee plekken tekort voor de Billboard en strandt op 70 in de Cash Box Top 100. Ook verschijnt hier zijn eerste langspeler met dezelfde titel als de genoemde hit. 'Tryin' wordt in 1981 een grote hit in de cover-versie van Bob Seger en dat is een teken aan de wand voor de rest van de carrière van Clay. Het is niet de laatste keer dat hij een definitieve eerste versie maakt van een latere hitsingle. In 1974 loopt zijn contract af bij Hi en Clay wisselt regelmatig van maatschappij: Elka, Glades en Kayvette zijn enkele daarvan. Ook zet hij zijn eigen Echo-label op en neemt daarvoor in 1980 een single op die aanvankelijk flopt. In de midden jaren tachtig komt zo'n single in het bezit van een Engelsman die het binnen afzienbare tijd populair maakt. Zó populair dat het wordt opgenomen door ene Yasmin Evans. Als Yazz & The Plastic Population staat ze in 1988 wekenlang bovenaan de hitparades met 'The Only Way Is Up'. En de oerversie is van... Otis Clay!

Hij heeft het niet zelf geschreven, daarvoor gaat de eer naar de heren George Jackson en Johnny Henderson. De single mag in 1980 dan geen hit worden voor Clay, wel neemt hij de titel en het liedje mee voor zijn volgende elpee uit 1982. Clay bewandelt echter zijn eigen weg en gaat even verder de blues in en maakt als dusdanig een paar albums voor het gerenommeerde blues-label Rounder. In de jaren negentig keert hij eerst weer terug naar de soul en in 2007 maakt hij het gospel-album 'Walk A Mile In My Shoes'. Zijn meest recente plaat is 'Truth Is' uit 2013. Toch blijft Clay actief tot de dag van zijn dood. Hij is zeer actief in de wijk in West-Chicago waar hij woont en treedt sporadisch op. In augustus 2012 is hij bijvoorbeeld nog in New York te bewonderen met Stax-legende William Bell. In 2013 wordt hij bijgezet in de Blues Hall Of Fame en doet in 2015 mee op het album 'This Time For Real' van zanger Billy Price.

Een hartaanval wordt hem zo gezegd fataal. In de 'grote' muziekwereld is Clay een 'dwerg', iemand die alleen wordt herinnerd vanwege zijn origineel van 'The Only Way Is Up', maar de soul- en blues-beweging heeft geschokt gereageerd. Met Natalie Cole als medepassagier hoef ik er niet bang voor te zijn dat er onderweg niet wordt gezongen. Laten we vooral hopen dat het bij dit duet blijft, maar na vandaag vrees ik het ergste.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten