donderdag 15 november 2012

hoogdravende laagvliegers


Ik leer Roel kennen via de SP, waarvan ik een paar jaar lid ben geweest. Muzikaal kunnen we het erg goed vinden en al snel daarop belooft hij mij zijn platencollectie. Dat heeft hij schijnbaar meer gedaan, want de afgunst in mijn omgeving is groot als Roel in september 2003 de daad bij het woord voegt. Daar zitten we dan, in mijn haastig 'opgeruimde' (mét Franse slag) woonkamer van mijn 'hut' aan de Rembrandtstraat. Platenspeler in de aanslag terwijl ik ongedudlig mijn handen laat glijden door de honderden elpees. Globaal gezien vanaf de midden jaren zeventig tot omstreeks 1988. Het begin flink 'underground' en op het laatst neigt het veel naar Sade en aanverwant behang, maar vooral die eerste jaren hebben mijn interesse. Kleine verzamelingen binnen de verzameling: Nina Hagen tot in de jaren tachtig en verschillende Anne Clark-platen. Verzamelwaardige topstukken zijn 'My Life In The Bush Of Ghosts' van David Byrne & Brian Eno, de soundtrack van 'Christiane F' van David Bowie en de tweede elpee van The Cheap Suit Serenaders, de band van cartoonist Robert Crumb (Fabulous Furry Freak Brothers). Een aantal van de elpees worden ingeleid door Roel zélf en één van de eerste platen die zijn rondjes mag draaien is 'Downtown Flyers' van The Streetwalkers.

Het verhaal van The Streetwalkers begint omstreeks 1966 in het Engelse Leicester. Na te hebben gespeeld als The Farinas en The Roaring Sixties (niet te verwarren met de sessiegroep van 'We Love The Pirate Stations')nemen ze in dat jaar de naam Family aan. De groep debuteert in 1967 met een single op Liberty, welke nu een duur betaald collector's item is, maar dan tekent Family bij Reprise en krijgt productionele hulp van Jimmy Miller. Dave Mason, net uit Traffic gestapt, draagt bij met een paar nummers en Roger Chapman's 'hete aardappel' brengt de groep al snel in verband met Traffic. Toch vissen zij stilistisch gezien uit een ander vaatje. De mannen hebben dan al een wilde reputatie opgebouwd als live-act. Roger Chapman lijkt door waanzin gedreven. Met restanten van een tamboerijn en zijn korrelige stem declameert hij de zwartgallige teksten van Family, niet zelden om zich heen slaand met de microfoonstandaard. Deze laatste 'gimmick' zal de band hun reputatie in Amerika kosten, omdat concertpromotor Bill Graham bijna wordt gespiest door Chapman. In 1971 verlaat Jim King de groep, het jaar ervoor heeft de groep hun 'magnus opus' afgeleverd: De elpee 'Family Entertainment'. De single 'The Weaver's Answer' bereikt ook hier de top twintig. In 1970 verschijnt 'A Song For Me', meteen het dieptepunt in de familiegeschiedenis. Poli Palmer vervangt King, maar het lot is al getekend voor Family. In 1972 komt er een vroegtijdig einde aan de band.

De twee hoofdpersonen van Family, Roger Chapman en gitarist Charlie Whitney, zetten hun huwelijk voort in Chapman-Whitney-Streetwalkers. De begeleidingsband is een bijeengeraapt zooitje, variërend van ex-Family en Blind Faith-bassist Rick Grech tot John Wetton uit King Crimson. De live-band die de plaat moet ondersteunen, blijkt dan de basis te worden voor de uiteindelijke Streetwalkers. Ze tekenen een contract bij Vertigo en in 1975 verschijnt 'Downtown Flyers'. Voor die tijd is het 'the state of art' wat de directe gitaarrock aangaat. Een plaat die wordt gedreven door een heerlijk raspende Chapman, maar ook door een grote dosis spelplezier en een geluid dat niks aan het toeval overlaat. Waar andere 'vernieuwers' als Roxy Music zich aan decadentie te buiten gaan, daar zet Streetwalkers een zelfverzekerd eigentijds geluid neer, zonder al teveel 'poeha'. Of het door de invloed van drummer Nicko McBrain komt, zullen we nooit weten, maar de opvolger 'Red Card' is meer uit het hout van de hardrock gesneden en wordt nog altijd zeer gewaardeerd. In Amerika wil de groep maar geen poot aan de grond krijgen, dat heeft nog iets met het microfoonstandaard-incident te maken, maar vooral in Duitsland wordt de groep op handen gedragen. John Peel nodigt de band tweemaal uit voor een sessie en verder is de groep regelmatig te gast in Rockpalast. Dan breekt het jaar 1977 aan en zullen The Streetwalkers het laatste aanloopje doen om écht door te breken, maar dan...

Hoewel de Engelse kranten vol staan met ingezonden brieven naar aanleiding van het vulgaire tv-debuut van Sex Pistols, neemt de punk niet alleen Engeland maar ook de platenmaatschappijen in de houdgreep. Waar de hardrock een gouden toekomst kreeg voorspeld in 1974, daar wordt het nu in de kiem gesmoord door de punk. Achteraf gezien heeft de hardrock dezelfde punk overleefd, maar in 1977 is er plots geen aandacht meer voor bands als Streetwalkers. In 1978 bestaat de groep al niet meer, de platenmaatschappij volbrengt de verplichting van een laatste plaat met het uitbrengen van een zeer matig live-album. Charlie Whitney verdwijnt in de obscuriteit, Roger Chapman blijft onverminderd actief in de muziek.

Hoewel zijn solo-albums regelrecht de uitverkoopbak in gaan, blijft hij vriend en vijand verrassen met zijn eclectische live-optredens. In Engeland is hij derhalve helemaal vergeten en doet rond 1980 kleinschalige optredens met de band Hinckley's Heroes. Pas in 1983 krijgt hij toch nog een stukje erkenning als hij prominent is te horen in 'Shadow On The Wall' van Mike Oldfield. Buiten deze top tien-notering blijft Roger Chapman een cult-symbool, één van Engeland's meest opzienbare zangers met een geluid dat je uit duizenden kan herkennen. 'Downtown Flyers' ligt sinds 2003 geregeld op mijn draaitafel en onlangs draaide ik 'Crawfish' als 'voorprogramma' voor Hugh Cornwell. 'Ik moet hoognodig eens over dat album schrijven', is toen ontstaan en heb ik bij deze ingewilligd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten