dinsdag 5 februari 2019

Raddraaien: Mott The Hoople



Het is maandagavond even na half één als ik enthousiast wil beginnen met een 'Raddraaier'. Mott The Hoople! Leuk onderwerp waarover ik nog niet heb geschreven in de afgelopen acht jaar. Dan is het uploaden van een foto uit mijn 'archief' op de computer opeens een probleem. Wat ik ook probeer, het lukt allemaal niet. Volgens het hulpprogramma van Blogger kan ik zelfs 'slepen' vanaf het bureaublad door middel van een snelkoppeling. Ook kan ik een rechtstreekse internetlink gebruiken, maar... de foto's moeten dan wel op 'openbaar' staan en dat is niet het geval bij 45cat. Peter heeft dit hoesje helaas niet staan en dus moet ik maar even iets anders doen. Later in de nacht probeer ik het weer, nadat ik ook alvast heb rondgekeken naar 'nieuwe' adressen om Soul-xotica voort te zetten en Google te omzeilen. Dan lukt het opeens wél om een foto te plaatsen. Ook is de 'tekst' weer normaal. Vanmiddag doe ik nog een test en dan staat op mijn 'dashboard' hetzelfde bericht als dat van Google in mijn mailbox. 'API's' en dergelijke kolder waar ik, geloof ik, helemaal niks mee te maken heb. Ik heb in 2015 nog eens een weekend een actieve Google Plus gehad om de huwelijksplechtigheid van een radio-collega bij te wonen. Omdat Google Plus veroorzaakt dat allerhande informatie 'random' wordt gedeeld (bijvoorbeeld mijn Youtube-'kanaal' van favoriete video's als onderschrift in een willekeurige email), 'hef' ik dat profiel meteen op na de bewuste avond. Ik ben nu wel ingelogd op Google maar volgens mij is dat niet de Google Plus en dient dat alleen maar om advertentievoorkeuren op te slaan (terwijl ik een Adblock Plus heb geinstalleerd en dus geen flauw idee wat Google me wil 'aansmeren'). Lang verhaal kort? We kunnen weer aan de bak. Nu met de 'Raddraaier' die gisteren had moeten plaatsvinden: 'All The Way From Memphis' van Mott The Hoople uit 1973.

Waar en wanneer? Of... 'wanneer gaat het mis met de de kaartenbak?'. Sneller dan ik denk! De laatste singles in de kaartenbak zijn van juli 1994 maar blijkbaar is al eerder het klad er in gekomen. Dat zie ik als ik naar deze single en andere platen van dezelfde dag zoek in de kaartenbak. Ik weet het echter zeker: Het is juni 1994 als ik weer eens met mijn handeltje platen op de vlooienmarkt ga staan. Ik weet grotendeels de platen voor de geest te halen en dus kan het nog altijd als 'Het zilveren goud', hoewel de singles geen volgnummer hebben gekregen. Met de vele elpees die ik eind vorig jaar heb gekregen van Floor komt ook een partij klassiek en operette. Dat wordt aangevuld met platen die ik in de begintijd op het vuilstort vindt. Het zijn er op het laatst een paar honderd en ik zit flink in de maag met de platen. Mag je vijfentwintig gulden vragen voor een paar honderd klassieke platen? Nou? Uiteindelijk ga ik tot zes gulden om er maar vanaf te zijn. De dag ervoor heb ik mijn gitaar gekocht en zo kan ik dit weekend nog heel goed herinneren. In juni meer daarover! Als ik 'genoeg' heb verdiend, lever ik het geld in bij een handelaar waar ik door de maanden heen andere singles heb gekocht. Dit bevat ook 'All The Way From Memphis' van Mott The Hoople. Ik schenk in eerste instantie weinig aandacht aan de single. Ik geloof dat ik hem in Engeland op een verzamelelpee heb staan, dat ik meer en meer van het nummer ga houden.

'The Ballad Of Mott' is volgens mij de b-kant van deze single en de ballade van de groep begint in 1966. Het heet dan The Doc Thomas Group en bestaat uit de heren Mick Ralphs (gitaar), Stan Tippins (zang), Pete Overend Watts (bas), Dale 'Buffin' Griffin (drums) en vanaf 1968 organist Verden Allen. De Engelse band brengt de grootste tijd van het jaar door in Italië waar het een residentie heeft in een populaire kustplaats. Voor het bekende Italiaanse label Dischi Ricordi wordt een elpee gemaakt. Als het toeristenseizoen voorbij is, keert de band terug naar Engeland waar het optreedt als The Shakedown Sound'. Uiteindelijk kiest het voor de naam Silence. Silence gaat met een Engelse demo langs verschillende platenmaatschappijen waaronder Immediate en Apple. Overal krijgt het nul op het rekest, hoewel bij Island wel iemand geïnteresseerd is. Enig pijnpunt is zanger Tippins, die moet verdwijnen voor Island. Stan Tippins blijft echter aan als 'roadie' en zal later bij live-concerten het koortje van 'All The Young Dudes' voor zijn rekening nemen. De band gaat op zoek naar een nieuwe zanger en dat moet iemand zijn die méér in het oog springt dan Tippins. De zoektocht eindigt bij Ian Hunter. Guy Stevens, de man van Island, heeft het boek 'Mott The Hoople' van Willard Manus gelezen en besluit de naam te willen gebruiken voor een band. Met Hunter als de nieuwe zanger wordt Silence van de ene op de andere dag Mott The Hoople.

Het debuutalbum uit 1969 is een cult-klassieker. De groep valt op door eigenzinnige covers en dat maakt hen gewild bij een select, maar enthousiast publiek. Zó enthousiast dat, naar verluid, bij een concert van Mott The Hoople op 8 juli 1971 in de Royal Albert Hall schade wordt aangericht door stampende en hossende toeschouwers. Royal Albert Hall stelt niet alleen Mott The Hoople verantwoordelijk voor de schade van 1600 pond (in tegenwoordig geld ongeveer tienduizend euro), maar doet popmuziek in 1971-72 in de ban. Mott zal de volgende dag nóg eens optreden en dat kan niet doorgaan. Ook The Who wordt de dupe van dit besluit. Hoewel 'Wildlife' (1971) de bestverkochte 'vroege' elpee is van Mott in England, gaat het vanaf het debuut bergafwaarts. De kritieken zijn niet langer lovend en het brengt de groep in de meest vreemde oorden. In 1971 staat de groep tweemaal op het punt om er de brui aan te geven. Dat hoort vervolgens David Bowie welke een grote fan is van Mott The Hoople. Hij biedt hen 'Suffragette City' aan, maar dat ziet de groep niet zitten. Vervolgens schrijft Bowie speciaal voor hen een liedje en produceert ook hun volgende elpee met dezelfde titel: 'All The Young Dudes'. Net als bijvoorbeeld Slade is ook Mott The Hoople een 'serieuze' band met een sterk rhythm & blues-geluid dat opeens helemaal 'past' in de glamrock. Mott volgt 'Dudes' met een aantal succesvolle opvolgers en 'All The Way From Memphis' is daar eentje van. Roxy Music-saxofonist Andy Mackay doet mee op dit plaatje en ook 'Honnaloochie Boogie'.

Vanaf 1973 is het een komen en gaan van muzikanten, sommigen voor een paar weken en anderen voor ietsje langer. Als in 1975 Ian Hunter de groep verlaat, haalt dit de angel uit de groep. Het blijft aanmodderen tot 1980 terwijl Hunter een redelijk succesvolle solo-carrière begint. In 1974 onderneemt Mott The Hoople een tournee door Amerika met Queen als voorprogramma. Je steekt nog iets op van zo'n 'Raddraaier' want ik lees nu dat Queen in 'Now I'm Here' 'down in the city, just Hoople and me' zingt. Ik heb nooit echt geluisterd naar teksten van Queen, maar weet deze strofe zo te herinneren en heb me nooit verbaasd over wat ik daar hoor. Wel weet ik dat 'Man On The Moon' van R.E.M. begint 'Mott The Hoople and the Game Of Life'. Het is tekenend voor waar de band staat in de muziekgeschiedenis. Hoewel het niet een reeks van hits heeft gehad als The Sweet of T.Rex, is het evenals Slade en Wizzard een band waarbij het ook zonder make-up en glitterpakken genieten is. Het is een glamrockband waarvoor je jezelf, als 'serieuze muziekliefhebber', niet hoeft te schamen. Ik doe dit ook allerminst en heb vanavond genoten toen ik 'Memphis' andermaal in de 'Tuesday Night Music Club' heb laten schallen...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten