vrijdag 25 februari 2011

de monstertocht 8: York-Spijkenisse


Hoewel in fietskilometers geen uitschieter, is deze etappe wel het meest wonderlijke. Het is woensdag 7 maart 2001. Het is gestopt met regenen. Bij het verlaten van York schijnt eventjes de zon. Het gaat prachtig! Okay, er zijn mooiere wegen dan Hull Road en de plaatsen Donnington, Wilberfoss en Fangfoss zullen nimmer vereeuwigd worden op een schilderij. Althans niet zo grijs en saai als het nu is. Wind in de rug, muziek in de oren en gaan met de banaan! Even voor Shiptonthorpe eet ik de broodjes ham, dik besmeerd met Branston pickle. Het is twaalf uur, nog 30 mijl voor de boeg en vier uur voordat ik aan boord ga. Met een tevreden gevoel bestijg ik de fiets, maar dan...

Lekke achterband! Geen bandenplakset. Ik prijs me gelukkig dat Shiptonthorpe slechts een mijl verderop is. Misschien kunnen ze me helpen bij de Rovergarage? Ik leg het uit aan de receptie in de showroom. Ook de geldkwestie. Ik kan dan niet in het buitenland pinnen, maar ik heb nog elf pond. De fiets gaat naar de werkplaats, de twee receptionistes vragen me in ruil voor thee het hemd van het lijf. Als ik nog niet wist dat het een bijzondere prestatie was, hadden zij het wel verteld. Eén van hen kijkt even in de werkplaats. Ze komt terug en presenteert me de rekening: Vier pond! Hou de rest maar voor het eten en een voorspoedige reis.

Het is inmiddels wel twee uur geweest. Ruim veertig kilometer in krap twee uren, dat wordt flink doortrappen! Ik wil opstappen, maar word geroepen. Of ik naar Hull moet? Ja... Ze hebben net een telefoontje van een klant gekregen, die gestrand is in Hull. Of ik een lift wil? De Tyros met sjorbanden op de bergingsauto en even na drieën ben ik in het centrum van Hull. Ik koop melkbroodjes en een grote fles cola. P&O verdient wederom niets aan mij! Om vier uur ben ik op de terminal. Een medewerker wenkt mij en ik fiets een lange stoet auto's voorbij en ga aan boord.

De stewards vinden me knap vervelend met de Pot Noodles waarvoor ik kokend water blief. Verder vertoef ik in en om de 'stille ruimte' met oordoppen en puzzelboekje. Zo nu en dan naar het dek voor een rokertje. Ik zit 's avonds in de gang, als opeens een man me herkent.
,,Hey, you are the fella with the pushbike". Hij heeft me vanmiddag gezien.
,,Waar slaap je?". Lieve help! Heb ik zo'n appeal?
,,Een slaapstoel, hier om de hoek".
,,Zou je niet liever in een bed slapen?". Ik kijk hem verwonderd aan. ,,Hier. Het is een kamer met een stapelbed. Je wordt gewekt met thee". Hij heeft me een sleutel gegeven. ,,Lekker slapen" en hij vertrekt weer.

Een beetje ongemakkelijk ga ik in het onderste bed liggen. Ik verwacht ieder moment degene die in het andere bed gaat slapen. Maar er komt niemand tot de steward die me inderdaad wekt en een beker thee brengt. Als ik van boord wil gaan, hoor ik achter mij:
,,Heb je goed geslapen?". Daar is de man opnieuw en legt hij uit hoe het is gekomen.

Hij had een tweepersoonskamer. In het casino aan boord was hij een leuke dame tegengekomen. Zij sliep ook in haar eentje op een tweepersoonskamer. Eén plus één maakt twee en zijn hut bleef over. Hij moest meteen denken aan die lange fietser met de paardestaart. Hij was overal geweest en vond me op de gang...

In Rotterdam krijgen de auto's een douche ter preventie van de gekke koeienziekte. Ik gun mijn ros geen nat pak, maar ik ben daadwerkelijk in de buurt van vee geweest. Ook moeten alle etenswaren worden ingeleverd. Ik vrees voor mijn potten Branston Pickle, maar krijg geen controle. In het eerste de beste dorp wil ik pinnen. Weet iemand mijn pincode nog? Ik ben hem vergeten! Gelukkig helpt Kees me met een kortlopende lening. Ik ben om elf uur 's ochtends in Spijkenisse.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten