dinsdag 31 maart 2015

Singles round-up: maart 5



,,Een gat in de markt", hoor ik mezelf nog zeggen. Ze knikt beamend. Mijn vroegere consulente kreeg per 1 januari 2014 ontslag. De vijftig dik gepasseerd en dus niet meer interessant voor de arbeidsmarkt? Ze had een idee en heeft dat vorig jaar zomer tot uitvoering gebracht: Een Marktplaatswinkel. Een winkelpand met koopwaar van particulieren dat zij zowel via de winkel in Meppel als op Marktplaats aanbood. Ideaal als je een goede prijs wilt beuren voor je antiek en niet Jan-en-alleman om de deur wilt hebben. Om het percentage voor haarzelf redelijk te houden, verkocht ze niks beneden de honderd euro. Daar bleek Meppel net weer iets te klein voor, want sinds een paar maanden staat het pand weer leeg. Nu is schuin tegenover die vroegere Marktplaatswinkel 'De Tafel' gevestigd: Een inbrengwinkel waarbij je een kast huurt (als het ware een tafel op een braderie). Ik ben vanmiddag even naar binnen gelopen en val met mijn neus in de boter. De eerste vangst is al mooi en volgens de uitbater worden de platen wekelijks aangevuld. Hier ga ik dus een abonnement nemen! Hier zijn de eerste acht.

* Aphrodite's Child- Break (NL, Vertigo, 1972)
Ik ken 'Break' aanvankelijk van de 'Greatest Hits'-elpee van Aphrodite's Child en wil het nummer bijna draaien ter nagedachtenis aan Demis Roussos als ik opeens leer dat Lucas Sideras de zang verzorgt in dit nummer. De elpee is kwalijk meer te draaien en de single wil maar niet op mijn pad komen. Tot vanmiddag. Hij smaakt zoals die kraakt, maar voor een eurootje ben ik een gelukkig mens. De b-kant heet 'Babylon' en ik kan niet duiden of dat Lucas óf Demis is, maar het maakt me alleen maar nieuwsgieriger naar '666', het pretentieuze album van Aphrodite's Child uit 1972.

* Oscar Harris & C-Mon & Kypski- Relax (NL, Record Industry, 2006)
Het is uitgegeven in een oplage van 2500, maar doet tegenwoordig fraaie prijzen op internet. Ik lach in mijn vuistje als ik de vraagprijs van een euro zie. De single is uitgedeeld onder 2500 bezoekers van de vijfentwintigste 'Mega Record & CD Fair' op 8 en 9 april 2006 in Utrecht. Beide nummers van de single komen van de dubbel-CD 'Dutch Rare Groove'. Harris zingt halverwege 'Relax (before doing snacks)' 'this is a remake with C-Mon and Kypski' en daar is geen woord Frans bij. Op één cd staan de originele uitvoeringen, op de tweede staan remixen. Ooit Oscar Harris als een woest 'funkende' James Brown gehoord? Compleet met 'take me to the bridge'? Dit is wellicht de enige kans want de oorspronkelijke plaat is bijna onvindbaar. Op de b-kant staat wel een origineel: De jazzfluitist Ronald Snijders doet daarop zijn 'Lenox', maar dat vind ik niet héél interessant.

* The Hollies- Magic Woman Touch (NL, Polydor, 1972)
De single heb ik al wel, maar bovendien heeft die last van een 'bochel'. Het is vooral het fotohoesje dat me hierbij over de streep trekt. Ik had me geen beter exemplaar kunnen wensen en zeker niet voor een euro!

* Tommy James & The Shondells- Hanky Panky (NL, Roulette, 1966)
Ja, ik vermeld maar 1966, in werkelijkheid is het nummer ietsje ouder. Het is wederom een single die ik al in mijn collectie heb, maar dat is een racebaan. Deze is niet smetteloos, maar klinkt stukken beter. Een goede vervanger.

* U.K. Jones- Let Me Tell Ya (NL, Deram, 1969)
De opname heb ik ooit verkregen via het Steenen Tijdperk Forum en 'Let Me Tell Ya' heeft jarenlang gesierd in de jukebox van mijn Nokia N95. Als ik vanmiddag de single in handen hou, ben ik hem op slag even helemaal vergeten. Ooooo ja! Dat was in de goeie ouwe tijd dat alles met een harde snelle beat 'Northern Soul' was voor mij. Is het Northern Soul? Nee, natuurlijk niet! Het is Mike 'Tribute To Buddy Holly' Berry die zich in de Engelse Decca-studio's even voor Phil Spector mag spelen. 'Let Me Tell Ya' is een flauwe bubblegum-stamper, op de b-kant is het een 'Wall Of Sound'-Ronettes-drama met de titel 'And The Rains Came Down'. Overigens heeft Spector niks met deze plaat van doen, beide kanten komen uit de pen van Berry. Wél leuk om dit plaatje eens in de verzameling te hebben, maar hiervoor is de Blauwe Bak té vol...

* Hurricane Smith- Don't Let It Die (NL, Columbia, 1971)
Ik heb Hurricane Smith altijd een beetje raar gevonden en weet niet juist wat ik met mans' platen aan moet. Uitzondering is deze 'Don't Let It Die'. Als ik hem weer eens hoor (voor het eerst in tien jaar) kan ik het eerdere gevoel wel plaatsen. Dit zit ergens tussen Slade en een 'crooner' in, al zal dat eerste vooral komen door de echo op de zang.

* Sparks- Looks Looks Looks (Duitsland, Island, 1975)
Ik meende ooit een 'gek' plaatje van Sparks te hebben gehoord, hoewel alle platen natuurlijk een 'tic' hebben. Ik meen dan even dat het 'Never Turn Your Back On Mother Earth' moet zijn, maar sinds vanmiddag weet ik dat het 'Looks Looks Looks' was. Een gek jazzy vaudeville-ding, iets héél anders dan dat ik gewend ben van Ron en Russ Mael.

* Wally Tax- I Won't Feel Alone (NL, Philips, 1968)
En 'last but not least' ons fotomodel. De duurste van de acht. Twee-en-een-halve euro voor een redelijk gave Wally Tax mét fotohoes... ik doe het ervoor! Bij beluistering van 'I Won't Feel Alone' valt me andermaal op hoe fraai Tax' stem zich mengt in een georkestreerde ballade. 'I Sat And Thought And Wondered Why' is wat dat betreft de mooiste voor mij, maar ook 'I Won't Feel Alone' heeft een aparte 'soul' in zich. De single heeft bij Veronica in 1968 een dubbele a-kant. De keerzijde heet 'Come Closer' en is iets meer uptempo met mariachi-trompetjes. Even heb ik snode plannen om deze te 'breken' in de 'crossover', maar heb het idee weg gelachen en ga hem straks gewoon in de jaren zestig-bak parkeren.

Singles round-up: maart 4



Normaal gesproken doe ik op dinsdag de 'Week Spot'. Ik heb vanmiddag de singles uit Chicago binnen gekregen en bovendien heb ik eerder vandaag in Meppel een aantal singles op de kop getikt. Ik ga jullie vandaag dus tweemaal trakteren op een Singles round-up, ook omdat ik op deze laatste dag van maart een bericht achterstand heb. Morgen stel ik de nieuwe Week Spot aan jullie voor en nee... die zit niet in de komende twee berichten. Ik begin met de singles uit Chicago. Daarbij heb ik wel even gevloekt, want het was me al opgevallen dat de dealer billijke verzendkosten hanteerde. Nu blijkt dat hij het pakket onverzekerd heeft verstuurd en heeft aangegeven dat het pakket tien dollar waard is. Gelukkig is het via Paypal betaald en krijg ik altijd mijn volledige aankoopbedrag terug, maar ik weet niet hoe scheutig dat is als er een verkeerde waarde wordt opgegeven. Enfin, het is niet de eerste en ook zeker niet de laatste keer dat ik zaken met hem doe en het is altijd nog goed gekomen. In dit vierde deel van de Singles round-up behandel ik de zeven singles uit Chicago plus eentje uit Engeland die toch heel veel met deze Ebay-handel van doen heeft...

* Andrea Davis- You Gave Me Soul (US, Chess, 1966)
Eigenlijk is 'Lonely Girl' de a-kant, maar de plaat wordt met 'You Gave Me Soul' geadverteerd en dat is vaak ook de reden van aanschaf. Achter Andrea Davis gaat niemand minder schuil dan Minnie Riperton. In de midden jaren zestig maakt Minnie deel uit van The Gems (van de Blauwe Bak-favoriet 'Love For Christmas/All Of It'). Ik heb The Gems onlangs nog behandeld, toen vanwege de Week Spot van 2012. Hoe het ook is tot een einde is gekomen met The Gems uit Chicago, zeker is dat Minnie in 1966 de groep heeft verlaten. Ze schrijft beide kantjes niet alleen, ze krijgt de hulp van Sugar Pie DeSanto. 'Lonely Girl' is een echte Chicago-ballade, maar 'You Gave Me Soul' is een stamper met pit en klasse tegelijk.

* The Dynamic Tints- Be My Lady (US, Twinight, 1971)
Ik denk dat dit het geval gaat worden bij alle singles die ik in deze eerste serie presenteer: Ik noem niet de eigenlijke a-kant, maar het zijn vooral b-kanten. The Dynamic Tints heeft in 1970 al een uitvoering van 'Be My Lady' op de plaat uitgebracht met een 'credit' aan The Pieces Of Peace Orchestra, de huisband van Twinight. Een jaar later verschijnt het als b-kant van 'Falling In Love' zonder vermelding van The Pieces Of Peace, dus ik weet niet of het een andere opname is. 'Be My Lady' is in elk geval het prijsnummer. Het is wederom een stevige Syl Johnson-productie met zang zoals ik dat van The Kaldirons en The Perfections ken. De plaat is ietsje kromgetrokken en werd ook zo geadverteerd, maar het zou voor het afspelen niet uitmaken. 'Falling In Love' heeft wel een tik gekregen van het mankement, maar 'Be My Lady' klinkt fantastisch!

* The Golden Tones- Jesus Is All The World To Me (US, Halo, 1965)
Misschien is het vanwege 'Do The 45' dat ik een zwak heb gekregen voor One-derful! Records, want het origineel van The Sharpees is op dat label uitgebracht. Een paar weken geleken kom ik bij Buydiscorecords de single van The Gospel Souls tegen en ontdek dan dat Halo een onderdeel is van One-derful! Evenals Mar-v-lus. Als ik vervolgens deze single van The Golden Tones tegenkom in de veiling moet ik wel een bod uitbrengen. Erg bescheiden, want op het eerste gehoor is het me iets te traditioneel. Welnu: Ik zit met lagen kippenvel te luisteren naar 'Jesus Is All The World To Me'. The Golden Tones is een groepje mannen met zeer diverse stemmen die elkaar complimenteren. Messcherpe harmonieën en een lekkere stevige Chicago-productie, hier word ik stil van...

* Gospel Nikias- Get My Jesus On Your Side (US, KB, 1974)
Een wonderlijk schijfje! 'Get My Jesus On Your Side' ken ik al een aantal maanden dankzij 'The Divine Chord Gospel Show' op Youtube en ik kan mijn ogen niet geloven als ik zie dat er bij een, relatief, laag bedrag niet meer wordt geboden. Ik heb hem! De a-kant is pure 'kuntrie' en vormt een contrast met 'Get My Jesus On Your Side'. Een mid-tempo funk-dingetje dat hooguit iets te lang doorgaat zonder dat het nog iets toevoegt. Er is helemaal niks bekend over deze plaat, het '1974' meen ik te herinneren ergens te hebben gelezen. De plaat is in eigen beheer uitgebracht en misschien is het eenvoudiger een kanariegele Bugatti te vinden dan een tweede exemplaar van deze single. Een pronkstuk in de groeiende gospel-verzameling.

* Myrna March- I Can Remember (US, Agape, 1971)
De eigenlijke a-kant heet 'Touch And Understand Love', maar dat is pure pop. En, ja, eigenlijk is het met 'I Can Remember' niet anders gesteld. Het klinkt héél erg als 'Early In The Morning' van Vanity Fare. De verkoper heeft het als 'crossover' beschreven en het geluidsclipje is nét niet lang genoeg om een goede indruk te krijgen. Ach vooruit, ik heb hem voor het startbedrag en de plaat is nagenoeg nieuw, maar ik zie niet in dat ik deze grijs ga draaien.

* The Para-Monts- Come Go With Me (US, Ole' Records, 1967)
Ja, als Robert het zegt... Ik heb altijd begrepen dat 'Come Go With Me' van The Para-Monts uit 1965 moest komen. Ik zie in het commentaar op 45cat dat Robert Pruter heeft gezegd dat het in januari 1967 is verschenen. Ik ken Pruter van een Facebook-pagina en hij is een autoriteit op het gebied van de Chicago-soul. Maar goed... hier hebben we hem dan: De single die me sinds september 2012 in de houdgreep heeft. Nóóit wordt een exemplaar aangeboden en dan zie ik vorige week opeens dat er nóg eentje op Ebay wordt aangeboden. Een 'VG++' in plaats van deze 'VG-'. De kale prijs ligt iets onder de mijne, maar als ik het totaal heb opgerekend met de verzendkosten (verzekerd met track-and-trace en de hele santenkraam), dan valt hij ietsje hoger uit. Geen geluidsclip en dus weten we ook niet of die écht beter is. Gegeven het feit dat deze op styreen is uitgebracht en vergelijkend met de 'rip' die op de 'Northern Soul Jukebox' staat, kan deze er helemaal bij door. Her en der wel wat vervorming in de dynamische stukken, maar ach... ik ben zo blij als een kind!

* The Salem Travelers- I've Gone Too Far (US, Checker, 1971)
Ik zit in de laatste twintig minuten van de veiling van de volgende single, waarop stevig wordt geboden. Mijn maximum is nog niet bereikt, maar het heeft er alle schijn van dat in de laatste tien seconden nog iemand er overheen gaat. Ik heb me er al mee verzoend en kijk even verder rond op Ebay. Dan zie ik deze staan en na een stukje te hebben beluisterd, ga ik overstag. Hij is goedkoop en zou prima kunnen dienen als vervanger voor die andere plaat. De grootste verrassing is nog wel dat ik een oude bekende tegenkom. Ik ben zijn 'oude' naam vergeten, maar heb eind 2011 en begin 2012 een paar keer leuk zaken met hem gedaan. Zijn winkel heet nog hetzelfde: Dr. Crypts Records, maar zijn gebruikersnaam is nieuw. Alhoewel? Hij heeft met die nieuwe naam ook alweer 2500 positieve 'feedback'-beoordelingen gescoord. De plaat is een toppertje, achteraf gezien zelfs iets beter dan de volgende. Een lekker opgewekt funky ding. Erg leuk detail: Getuige het label gebruikt Chess in de vroege jaren zeventig het roemruchte Checker-label voor 'sermons & spirituals'.

* The Salem Travelers Of Chicago- Children Of The Spirit (US, One Way, 1976)
Dezelfde groep als hierboven: Deze single is de enige die 'Of Chicago' al aanvulling heeft gekregen. Zowel deze als 'Praise The Lord' van The Voices For Christ worden beschreven als 'private pressings', maar dat is niet helemaal waar. Beide platen zijn uitgebracht op het kleine One Way-label dat, tot zover ik weet, geen landelijke distributie kent en daardoor erg lokaal is uitgebracht. Op deze single tappen de reizigers uit een bluesy vaatje, waarbij 'Children Of The Spirit' dan nog het meest interessante is. Toch vind ik hem niet halen bij de Checker-single uit 1971 en hun werk uit de jaren zestig.

maandag 30 maart 2015

Raddraaien: Flaming Youth



Vandaag ga ik met veel tromgeroffel en een aangerukte fanfare de negende serie Raddraaien besluiten. Ik kan meteen door, want de opzet voor de tiende serie is klaar. Helaas, ik kwam nét twee bakken tekort om aan 45 Raddraaiers te komen, maar met het oog op op de vele singles die ik nog terug moet zetten, gaat dat in de elfde serie zeker lukken! De volgende serie bestaat uit 43 Raddraaiers: Vijftien uit de jaren zestig, vijftien uit de jaren zeventig, zes uit de jaren tachtig en zeven uit de Blauwe Bak. En in de Gouden Gids springen we van de K naar de L, dus de komende drie jaar hoef ik geen Gouden Gids! De negende serie Raddraaien komt ten einde middels een hoesje dat al vele malen heeft gesierd op Soul-xotica in de afgelopen vijf jaar. Het is een échte 'parel' in mijn collectie en met een verhaal dat leuk blijft om te vertellen: 'Guide Me Orion' van Flaming Youth (1969). Ten opzichte van voorgaande berichten heb ik weer wat nieuwe informatie gevonden over deze merkwaardige groep...

Vanaf augustus zal Sunrise Records weer regelmatig terugkeren op Soul-xotica. Wie de berichten van 2011 heeft gelezen, kent de naam ten overvloede: Sunrise Records is een 'dekmantel' voor een coffeeshop in Sneek uit de vroege jaren negentig. Voorin de zaak staan schappen met elpees voor een tientje per stuk. Op de grond bakken met singles voor een gulden en eentje op de toonbank met 'dure' singles voor vijf gulden per stuk. Ik haal daar wekelijks een single van vijf gulden en één of twee van een gulden. Hoewel? Pas vanaf januari 1991, want dat is wanneer de vijf gulden-bak zijn intrede doet. Ik kan jaren later concluderen dat veel platen uit die vijf gulden-bak zelfs anno 2015 dik betaald zijn, maar er zitten ook een paar exoten tussen. Neem nou die gekke plaat van Flaming Youth. Totaal geen informatie op de hoes of op het platenlabel. Wel vier koppen die ik aanvankelijk associeer met Dave Dee, Dozy, Beaky, Mick & Tich. Het is op dit gevoel dat ik zo'n groen briefje uit mijn portemonnee tover en de plaat aan mijn collectie toevoeg.

Ik geloof dat het niet eerder dan 1997 is voordat ik ontdek dat het de eerste professionele band is geweest van Phil Collins. Die zien we bovenaan op het hoesje. Een vrij unieke foto want Collins heeft daar nog enige bedekking van de hoofdhuid. Als ik vervolgens de vraagprijs zie voor een Engelse single van Flaming Youth (en dus ook zonder zo'n fraai fotohoesje met songtekst op de achterkant), begint het me te duizelen. Wat zou er van mijn leven zijn terecht gekomen als ik deze plaat destijds niet had gekocht? Ik zou gefaald hebben als platenverzamelaar! Welnu, ik ben nog altijd zeer gelukkig dat ik hem in de bak heb en draai hem ook altijd nog met veel plezier. Het is een gekke plaat, maar wel een hele goeie!

Ronnie Caryl en Gordon Smith wisselen onderling van gitaar en basgitaar, Brian Chatton is de toetsenist en Phil Collins, zoals verwacht, de drummer. In de nadagen van de groep komt Rod Mayall bij de band. Hij speelt orgel en rond deze tijd heeft Flaming Youth het pad van de popmuziek verlaten en is meer bezig met vrije improvisatie. Daar is in 1969 even geen sprake van. De groep komt onder contract bij Fontana. Dat heeft met onder andere The Kaleidoscope meerdere psychedelische bands onder haar hoede en weet ook hoe belangrijk een elpee is voor zo'n groep. Er wordt dus niet verwacht van Flaming Youth dat ze eerst een hitsingle gaan scoren. Als het toevallig gebeurt, is dat mooi meegenomen. New Musical Express bericht in november 1969 dat de groep een televisie-special van een anderhalf uur heeft opgenomen in Nederland ter promotie van het album: 'Ark 2'. Ik begrijp uit een eerder bericht op Soul-xotica dat de sterren en planeten op een 'religieuze' manier worden benaderd. De bronnen komen en gaan. In 2010 heb ik nog de beschikking over een web-versie van 'The Garden Of Delights' van Vernon Joynson, maar ik ben de link al tijden kwijt. 'Guide Me Orion' klinkt als een devoot gebed over een dreunend orgel. Phil Collins valt in bij de refreintjes en daar heeft het opeens alles weg van een swingende gospel.

In 1970 valt het doek voor Flaming Youth. Collins en Caryl doen auditie bij Genesis. Caryl wordt niet aangenomen, maar Collins mag blijven. Caryl zal Collins bij latere solo-tournees vergezellen als gitarist. Chatton formeert in de jaren tachtig de band Boys Don't Cry en Collins speelt mee op een liedje van hun tweede elpee. Boys Don't Cry is een band met humor. Hele bevolkingsgroepen denken nog steeds dat ze de naam hebben geleend van The Cure, maar de waarheid blijkt anders. Het stamt af van 'Be quiet... big boys don't cry' uit 'I'm Not In Love' van 10CC. Bij wijze van ludieke grap staat op het tweede album van Boys Don't Cry een instrumentaal nummer met 'The Cure' als titel.

Wat zoiets nu waard is? Ik heb er nooit over nagedacht want ik heb ook nooit erover nagedacht om de plaat van de hand te doen. Mijn fotohoesje is smetteloos (dus zonder de naam in één van de gezichten) en met alleen een stempel van de platenzaak achterop het hoesje. De plaat zélf is erg goed geconserveerd, zeker als je er rekening mee houdt hoeveel naalden deze plaat heeft gezien.

zaterdag 28 maart 2015

Raddraaien: Julien Clerc



Nou..., volgens mij had ik dit niet beter kunnen plannen? Na deze Raddraaier is er nog eentje te gaan en dan ben ik klaar voor de tiende serie. Dan is het ook bijna drie jaar geleden dat Raddraaien een aarzelende start heeft gekregen. De volgende serie wordt uitgebreider ten opzichte van de eerste negen series. Ik heb namelijk alleen al 39 bakken met jaren zestig, zeventig en tachtig en verder zal ik een aantal Blauwe Bakken aanvullen. De volgende serie wordt dus 45 afleveringen (of daaromtrent). Ik vergeet de Raddraaiers uit deze serie en begin bij iedere bak vooraan te tellen. Verder zal het principe niet veranderen: Nog steeds moet er een bericht van normale lengte geschreven worden. Een uitgebreide biografie of juist een herinnering of associatie met de plaat en de artiest. Na Feder heb ik vandaag in Raddraaien een andere Fransman te gast: Julien Clerc staat centraal met zijn single 'Elle Voulait Qu'On L'Appelle Venise' (1976), hierna gewoon 'Venise' te noemen...

Ik weet niet of Julien Clerc huisdieren heeft, maar anders is het dubbel feest op Werelddierendag. Paul Alain Leclerc wordt namelijk geboren op 4 oktober 1947 in Parijs. Als zesjarige krijgt de jonge Paul pianolessen. Hij luistert enerzijds naar de verzameling klassieke platen van zijn vader, maar het is zijn moeder die de liedjes van Georges Brassens en Edith Piaf in zijn leven brengt. Als dertienjarige heeft hij het klavier zo goed onder controle en een perfect gehoor ontwikkeld, dat hij de liedjes van de radio moeiteloos mee speelt. Tijdens zijn studie ontmoet hij Maurice Vallet en Etienne Roda-Gil. Onder invloed van hen begint Clerc zijn eerste liedjes te schrijven en te vertolken. Hij krijgt in 1968 een platencontract bij Pathé-Marconi en op datzelfde moment neemt hij de naam Julien Clerc aan. Zijn titelloze debuutalbum komt uit in 1968. Het is geen 'overnight sensation', maar Clerc speelt zichzelf wel in het vizier van Gilbert Becaud. Als deze gevierde zanger een serie concerten doet in de Olympia, is Clerc de opwarmer. Het resulteert in meerdere optredens in dit prestigieuze theater.

In 1969 krijgt Clerc een rol in de Franse vertaling van 'Hair', iets dat hem alleen maar populairder zal maken onder de vrouwelijke Franse bevolking. Nederland ligt zelfs vóór op België als het komt tot 'het ontdekken' van Julien Clerc. In 1974 stormt bij ons 'Si On Chantait' de Top 40 binnen en eindigt nipt in de top tien. 'Ce N'est Rien' wordt verkozen tot Alarmschijf, maar doet het eind 1974 een stuk bescheidener op de Top 40. 1975 is in Nederland een rustig jaar voor Clerc, maar in 1976 is de zanger te bewonderen in de eerste televisie-uitzending van Veronica. 'Venise' is vooral een radio-hit, het bereikt slechts een veertiende plek in onze Top 40. Met de opvolger is het helemaal raak: 'This Melody' komt op nummer 1 en zal mans' grootste hit worden in ons land. 1976 is als een wervelstorm voor Clerc, daarna neemt de interesse af. In 1987 heeft hij onverwacht een zomerhit met 'Helene', maar het zorgt niet voor succes op de lange duur.

In 2008 neemt Clerc een album op met duetten waarbij zijn liedjes zijn vertaald. Jan Rot neemt 'This Melody' onder de loep en dat resulteert in 'Eén Melodie'. Rob De Nijs heeft de eer het resultaat te mogen zingen met Clerc en het duo behaalt een bescheiden positie in de Mega Top 100. Clerc is nog immer actief, heeft ook al een paar klassieke uitstapjes gedaan en denkt voorlopig nog niet aan pensionering.

Ik mag een talenknobbel hebben, maar Frans heb ik nooit gehad op school en heb me ook nooit echt verdiept in de taal. Voor mij is 'Venise', evenals andere Franse liedjes, volslagen abracadabra voor mij, het is het opgewekte in de plaat dat me heeft aangespoord tot de aankoop. Komt erbij dat de single destijds spotgoedkoop was bij de kringloopwinkel in Zwolle, dus ik hoefde geen honger te lijden.

Van hit naar her: Feder ft. Lyse



Het is niet enkel 'nostalgie' wat de klok slaat op Soul-xotica. Mede door mijn radio-werk probeer ik op de hoogte blijven van het actuele muziekaanbod. Ik wil allesbehalve de zuurpruim zijn die zegt 'dat er tegenwoordig geen goeie muziek meer wordt gemaakt'. Commerciële pulp is van alle tijden en dat had je ook al in de jaren zestig en zeventig. Het zijn de uiteindelijke hoogtepunten die je blijft herinneren na tien jaar of meer. Op het gebied van de dansmuziek gebeuren nog steeds hele aardige dingen, alleen moet je daarbij wel iets dieper gaan spitten dan Tiësto en Afrojack. Met name de 'deep house' is een beweging waar ik steeds meer in 'verdrink'. Melodieus, soms uitgesproken 'pop', maar toch met een duidelijk dansritme. 'Floorfillers' is aanvankelijk begonnen als een show met disco-nostalgie, maar is in de loop der tijd uitgegroeid tot een show waarin het 'nieuwe' product de overhand heeft gekregen. Soms hoor ik een nummer voor de eerste keer en weet binnen de eerste paar maten dat het helemaal goed gaat komen en datzelfde gevoel bekruipt me als ik de eerste keer 'Goodbye' van Feder ft. Lyse beluister. Deze presenteer ik jullie vandaag in 'Van hit naar her', hoewel er nog geen sprake is van een hit. De single kruipt in de vierde week van 19 naar 10 in de Tipparade.

Ik wijt het aan het gitaartje dat me onmiddellijk doet denken aan 'Fade Out Line' van The Avener. Over een 'Floorfillers'-hit gesproken! Ik zal niet beweren dat Engelse hits het uitsluitend hebben te danken aan mijn show op donderdagavond, maar toch ben ik in de bevoorrechte positie om als eerste te zijn in Engeland met bepaalde nummers. Nederland speelt namelijk een grote rol in de dansmuziek en wij pikken doorgaans eerder iets op dan Engeland, dat vooral drum'n'bass en dubstep is georiënteerd. Daar kennen ze 'Goodbye' uit de progressievere dansclubs, maar het kan niet lang duren of de Engelse hitparade er ook aan moet geloven. De plaat is al een zomerhit gebleken in Turkije en Rusland, het zit er dik in dat de rest van Europa nu voor de bijl gaat.

Hadrien Federiconi is de naam. De jongeman groeit op in Nice in Zuid-Frankrijk en hoewel het daar goed vertoeven is, zal hij zich voor de muziek moeten verplaatsen naar Frankrijk. Daar aanbeland duikt hij in de wereld die 'deep house' heet en al snel komen er remixen uit. De meest spraakmakende tot dan toe is een remix van Sixto Rodriguez' 'Sixto', daarmee bereikt de Fransman een derde plek op de lijst van Hype Machine. Sixto Rodriguez is een cultheld uit de vroege jaren zeventig die dankzij een film over hem, 'In Search Of The Sugar Man', plots weer helemaal in de belangstelling staat. Het is ongeveer een jaar geleden dat Feder de studio in gaat om met zangeres Lyse de track 'Goodbye' op te nemen. Aanvankelijk doet de plaat het alleen goed in Turkije en Rusland, waar het een geheide zomerhit wordt. Agent Greg, DJ Antonio, Mark House en onze eigen Tiësto maken remixen van het nummer, maar verder dan een cultstatus komt het niet in Europa. Op 2 januari 2015 besluit Feder het nummer in Europa te lanceren en in Nederland klimt het dus moeizaam in de Tipparade. Toch is de Top 40 al een paar jaar een raar fenomeen en kan het zomaar nog gebeuren voor Feder en Lyse. De tijd zal het leren.

Engeland houdt zich vooralsnog afzijdig, hoewel ik met een collega op Wolfman ben begonnen aan een 'campagne' om de plaat kracht bij te zetten in Engeland. Nogmaals, ik wil mezelf niet op de borst kloppen, maar ik heb al eens eerder een hit 'gemaakt' in Engeland en dus zal ik ook volharden in deze missie. Aan 'Goodbye' kan het hem niet liggen, het is net als 'Fade Out Lines' een plaatje waarvan ik nóóit genoeg krijg. Omdat de informatie omtrent Feder en Lyse summier is en ik vanavond de schade ga inhalen met een Raddraaier, hou ik hier eerst bij. Wordt vervolgd?

vrijdag 27 maart 2015

Raddraaien: Chris Barber



Dinsdagmiddag was het zulk lekker weer dat het me verstandig leek om de slaapkamer even te luchten. 's Avonds heb ik een schoonheidsslaapje gedaan en het viel me wel op dat het 'wat fris' was. Toen ik later (omdat ik woensdag vrij ben, begon het al licht te worden) wilde gaan slapen, zag ik dat ik het raam open had laten staan. Nu is dat voor veel mensen in mijn omgeving de normaalste zaak van de wereld, maar dat doe ik enkel als het boven de vijfentwintig graden is. Ik meen in het begin dat de kou het veroorzaakt heeft, maar ik heb sinds gisteravond ontzettend last van mijn rug. Het lijkt toch alsof het ergens een 'knauw' heeft gehad, maar het is zeer zeker niet de kou geweest. Dit is de reden waarom ik gisteravond meteen na de show ben gaan slapen en niet heb gepubliceerd. Dat haal ik nog wel in voor woensdag. Vandaag eerst een Raddraaier uit de eerste jaren zestig-bak: Vijfennegentig singles vanaf After Tea vinden we deze jazz-single van Chris Barber: 'Petite Fleur' (1959).

Ik heb het diverse malen geprobeerd, maar nee... een echte jazz-liefhebber zal ik nooit worden. De 'probeersels' zijn echter goed geslaagd! Ik heb een immens respect voor John Coltrane en krijg goede luim als ik Jimmy Smith tekeer hoor gaan op zijn orgel. Liever niet té traditioneel, maar ik heb altijd al een zwak gehad voor singles van Chris Barber. Bovendien is Barber niet zomaar de eerste de beste, de man heeft een stempel gedrukt op de Engelse popmuziek van de afgelopen vijf decennia. Menig Engels muzikant geeft graag toe de mosterd bij Barber te hebben gehaald, hoewel hij veel te traditioneel is in vergelijking met hippe jazz-katten als Miles Davis en John Coltrane. Bovendien is Barber iemand die ooit nog eens gaat sterven op het podium. Hij is inmiddels 84 lentes jong en nog steeds immer actief met zijn band.

Op 17 april 1930 komt de man ter wereld in Welwyn Garden City in het graafschap Hertfordshire in Engeland. Hij blijkt al vroeg over een groot muzikaal talent te beschikking, hij sluit zijn educatieve jaren af aan de Guildhall School Of Music. In 1953 formeren trombonist Barber en klarinettist Monty Sunshine een band met trompettist Ken Colyer. De laatste heeft dan net lauweren geoogst in Amerika en de groep noemt zich naar Colyer: Ken Colyer's Jazz Men. In 1954 heeft Colyer er tabak van en wordt vervangen door Pat Halcox. Vanaf dat moment wordt de band genoemd naar Chris Barber. Soms legt Barber de trombone aan de kant en bespeelt dan de staande bas naast Lonnie Donegan op banjo. De band maakt haar debuut in Denemarken en komt onder contract te staan van het splinternieuwe Storyville-label. De groep speelt traditionele jazz, ragtime en dixieland, hoewel Lonnie de kans krijgt om ook 'zijn ding' te ontwikkelen binnen de band. Hij komt in 1957 tot de opname van 'Rock Island Line', de start van de skiffle-muziek. In 1959 scoort Barber zijn grootste hit met 'Petite Fleur', hoewel het Nederlandse tijdschrift Tuney Tunes de opname toeschrijft aan de solist: Monty Sunshine.

Het is Barber al lang best. Graag zet hij zich in om onbekende muzikanten naar voren te halen. Dat gebeurt eerst in 1955 met zangeres Ottillie Patterson, met wie Barber later getrouwd zal zijn. Lonnie Donegan zou wellicht nergens zijn geweest zonder de hulp van Barber, maar ook hebben we Alexis Korner te danken aan Chris Barber. Barber heeft, evenals Korner, een bijzondere fascinatie voor Amerikaanse blues en organiseert in de vroege jaren zestig de eerste Engelse tournees voor blues-sterren als Big Bill Broonzy, Sonny Terry & Brownie McGhee en Muddy Waters. Intussen blijft hij eveneens doorgaan met zijn eigen band, hoewel de bezetting continu verandert. In 1964 strijkt hij menig tradjazz-liefhebber tegen de haren in door een elektrische gitaar toe te voegen aan de band. John Slaughter blijft Barber in eerste instantie tot 1978 trouw. Vervolgens neemt Roger Hill zijn plaats in voor acht jaar en tussen 1986 en zijn plotselinge dood in 2010 is Slaughter andermaal van de partij. Met extra muzikanten gaat Chris Barber's Band vanaf de eind jaren zestig als The Big Chris Barber Band verder met maar liefst elf muzikanten. Nergens is sprake van iets in de vorm van verleden tijd, want anno 2015 is Barber nog steeds op de bühne te vinden.

Sidney Bechet is de oorspronkelijke schrijver en uitvoerder van het instrumentale 'Petite Fleur'. Nadat Sunshine en Barber het tot een grote hit in Engeland hebben gemaakt, schrijven Fèrnand Bonifay en Mario Bua een tekst op de melodie. Daarna wordt het door een keur aan artiesten opgenomen en mag 'Petite Fleur' tot een 'evergreen' worden gerekend.

woensdag 25 maart 2015

Week Spot 2012/13: Marv Johnson



Als ik nu het bericht van gisteren ga bewerken, verander ik daarmee de datum van publicatie en dat wil ik niet. Toch moet ik daarin even iets corrigeren: Fred Bridges is in de jaren zeventig de zanger van Brothers Of Soul. Dat klopt. Dat ik daarvan een single heb met de titel 'I Can Be' is fout. Dat is Brother Love en dat is nog altijd een 'zwart gat' waarvan ik hoopte nu een aanknopingspunt te hebben gevonden. Desondanks verwacht ik binnenkort een 'standbeeld' op te richten van Bridges, want de man heeft aan de zijlijn héél veel betekend voor de Amerikaanse rhythm & blues. In de tweede alinea van de 'Week Spot' denk ik hardop na over hoe en wanneer de Blauwe Bak Top 40 te doen. Welnu: Ik heb vanmorgen besloten het inderdaad in het Paasweekeinde te doen. Ik start ermee op Goede Vrijdag 3 april en presenteer de top tien op Paasmaandag 5 april. Dat is dus inclusief de singles die nu nog onderweg zijn. Het is een Top 40 die sowieso pijn gaat doen, ik moet uit de maanden december, januari, februari en maart tien favoriete kantjes zoeken en daarvan de Top 40 samenstellen. Het resultaat gaat wel een knal-editie worden, dat kan ik alvast beloven! Vandaag richt ik de schijnwerpers op de Week Spot van drie jaar geleden: 'I Miss You Baby' van Marv Johnson (1969).

Toen ik net mijn intrek had genomen in de Rembrandtstraat in Steenwijk, heb ik nog eenmaal getracht alle singles in alfabetisch-lexicografische volgorde neer te zetten. Niks geen aparte categorieën, gewoon een halve bak Bee Gees en nog een aantal van zulke 'grote' artiesten in mijn collectie. In 2009 heb ik even het plan om de collectie te splitsen bij het jaar 1976 en bovendien erg kritisch te kijken bij platen ná dat jaar. Na drie bakken heb ik twee singles uitgeschift die ik teneinde raad maar weer terug zet. Als ik in Nijeveen kom wonen, heb ik opeens het idee om de singles per decennium te categoriseren: De jaren zestig (feitelijk alles tot en met 1969), de jaren zeventig (1970 tot en met 1979) en de jaren tachtig (1980 en alles daarna, dus ook jaren negentig en nieuwe eeuw). Omdat ik dan bezig ben alle bakken overhoop te halen, beluister ik ook diverse singles en besluit dan dat deze in de Blauwe Bak thuishoren. De komende weken zullen een aantal van deze 'vondsten' voorbij komen in deze terugblikken op de eerste Week Spot's. Marv Johnson hoort eveneens thuis bij die 'onontdekte' parels in mijn collectie.

Tijdens vakanties in Denemarken mag ik gebruik maken van de racefiets van mijn broer. Op ongeveer dertig kilometer vanaf het huis van mijn oudste broer ligt de stad Herning en met name in 1996 en 1997 fiets ik daar geregeld naar toe. De eigenaar van een boekwinkel in Herning heeft méér dan een alleen een fascinatie voor Elvis Presley, hij heeft dan juist een Elvis-museum geopend. Omdat de man door de jaren heen een gigantische collectie platen heeft opgebouwd en daar geen ruimte meer voor heeft, verkoopt hij deze vanuit de boekwinkel. Het is een 'mixed bag', maar vooral veel Deense persingen, al dan niet met fotohoes. Ik trek in drie vakanties flink wat singles uit deze verzameling, zonder dat deze er 'leeg' uit gaat zien. In de zomer van 1997 koop ik daar eveneens deze 'I Miss You Baby' van Marv Johnson. De Engelse persing zonder fotohoes (Engelse singles hebben standaard geen fotohoes). Ik denk dat het ongeduld is geweest. De plaat begint weinig hoopgevend en ik denk dat ik tegen die tijd de single alweer van de draaitafel heb gehaald en in het hoesje heb gestopt. In maart 2012 'ontdek' ik de single alsnog, volgens mij heeft de avond met de Beatles-tribute band daar iets mee te maken. Ik ontdek daar dat 'I Miss You Baby' een 'kneiter' is en dat moest ook meteen maar 'Week Spot' worden.

Met Smokey Robinson, Marvin Gaye en Stevie Wonder als geduchte concurrenten is Marv Johnson niet bepaald een Motown-zanger die erg tot de verbeelding spreekt. Toch heeft de man een 'claim' die hem nooit meer afgepakt kan worden: Hij is de eerste die een plaatje mag opnemen voor Tamla. Het is een 'trend' onder platenlabels om dat te vernoemen naar een actuele hit en zo heeft Berry Gordy aanvankelijk het idee om het Tammy Records te noemen naar de hit van Debbie Reynolds. Hij ontdekt op het laatste moment dat er al een label is met die naam en voegt zonder enige reden 'La' achter 'Tam'. Dat is zo'n aparte combinatie dat die vast niet is gebruikt. Gordy heeft gelijk en vanaf dat moment is Tamla verbonden aan zijn label. Marv Johnson wordt op 15 oktober 1938 geboren in Detroit en zingt vanaf de midden jaren vijftig met enkele groepen. Als pianist speelt hij bij een carnaval en daar wordt hij ontdekt door Gordy. Johnson neemt in 1959 'Come To Me' op voor Tamla, maar omdat dit nieuwe label nog geen nationale distributie kent, wordt het landelijk uitgebracht door United Artists. Het bereikt een dertigste plek op de Billboard Hot 100 en Gordy's toekomst als platenlabel-eigenaar is verzekerd.

In de eerste helft van de jaren zestig kent Johnson nog enkele grote successen, vooral in 1960 met 'You Got What It Takes'. Niet alleen Australië gaat overstag voor Johnson, maar dit nummer bereikt eveneens de Engelse top tien. Dat laatste is opmerkelijk, want de hitparade is dan nog zeer blank-georiënteerd. Tussen 1961 en 1966 is het even stil rondom Johnson, maar hij zit allerminst stil. Hij werkt als songschrijver voor Motown en is ook actief op de verkoop- en promotie-afdeling van de maatschappij. In 1966 maakt hij een elpee die nog eenmaal door United Artists op de markt wordt gebracht. In 1969 heeft zijn laatste grote hit met 'I'll Pick A Rose For My Rose', dat in Engeland een tweede top tien-hit oplevert. Onze Week Spot van drie jaar geleden is definitief de laatste hit van Johnson. Het bereikt in Engeland een magere 29e plaats in de hitparade, in Amerika is men Johnson vergeten. In de jaren zeventig werkt Johnson op de achtergrond bij Motown en schrijft liedjes voor onder andere Tyrone Davis en Johnnie Taylor.

En daar hebben we opeens Ian Levine weer! Nadat zijn 'Hi-NRG' roemloos tenonder is gegaan, start hij in 1990 met Motorcity Records. Hij benadert voormalige Motown-artiesten om oude hits opnieuw in te zingen en ook nieuw-geschreven liedjes te vertolken. Marv is in 1995 te horen op het album 'The Very Best Of Motorcity Recordings'. Zelf is hij dan niet meer onder ons. Terwijl hij verblijft in Colombia in South Carolina, krijgt Johnson op 16 mei 1993 een hartaanval en overlijdt op 54-jarige leeftijd.

dinsdag 24 maart 2015

Week Spot: Candace Love



,,Zou ze wiskunde hebben gegeven?". Die losse flodder haal ik niet ergens van internet af, hiervoor hoef ik slechts terug te bladeren naar 21 januari 2015. De eerste vangst uit Chicago van het jaar is dan pas binnengekomen en ik kan eerst niet helemaal hoogte krijgen van de Week Spot. Toch ben ik doorgaans erg geduldig en door steeds weer opnieuw de plaat te draaien, ben ik Candace Love gaan begrijpen. Of, beter gezegd, Eddie Sullivan, de schrijver van het werk. Met als slotconclusie dat dit plaatje met recht een aanwinst tot mijn koffers gerekend mag worden. Hij wordt eigenlijk nog steeds leuker. Vandaag zit ik in een luxe-positie want ik kan kiezen uit meerdere Week Spot-kandidaten, maar weet ook dat een keuze met dit moordend tempo toch wel een beetje definitief is. Als alles mee zit (en het pakket is vandaag op de post gegaan), dan kan ik volgende week hier The Para-Monts presenteren als kersverse Week Spot en voor de rest gaat het ook gewoon zijn gangetje. Candace Love is dus de geluksvogel die in deze dertiende week van 2015 het predikaat 'Week Spot' mag dragen met haar tweede single: 'Uh Uh Boy That's A No No' (1969).

De dertiende week betekent eveneens dat het eerste kwartaal van 2015 alweer bijna de geschiedenisboeken in kan. Ook betekent het dat ik de balans op maak van drie (in dit geval vier) maanden. Ik zou dit aanvankelijk komend weekend doen, de laatste vier dagen van maart, maar daarover ben ik nog met mezelf in conclaaf. Ik zou natuurlijk nog even op The Para-Monts en de andere Amerikaanse singles kunnen wachten. Ook komt voor het weekend nog een plaatje uit Engeland binnen. In dat geval zou ik dan de eerste vier dagen van april de Blauwe Bak Top 40 kunnen presenteren, ware het niet dat ik nog geen vaste plannen heb voor donderdag 2 april, maar ik desondanks het gevoel heb dat er een soort 'ge-Vecht tegen de drank' gaat plaatsvinden op die dag. Het weekend erna is Pasen, ik zou het dan ook kunnen doen. Maar aan de andere kant: Ik heb nu al teveel keuze en de samenstelling van de Top 40 gaat erg pijn doen, dus ik zou misschien beter vandaag de balans kunnen opmaken en jullie, zoals beloofd, zaterdag tot en met dinsdag de Top 40 te presenteren. Verder betwijfel ik of de Schijf van 5 terug komt, ik ben er eigenlijk even klaar mee en zit nog na te denken over een andere rubriek.

Tot zover de huishoudelijke mededelingen, het helpt me weer een stukje op weg om een bericht van normale lengte te publiceren. We hebben weer eens een 'obscure' Week Spot te pakken. Niet dat het nummer volslagen onbekend is, het schijnt zelfs een hit te zijn geweest. Als ik daar naar ga zoeken, kom ik opeens nog op een zéér informatieve website terecht. Volgens de schrijver daarvan heeft 'Uh Uh Boy That's A No No' inderdaad de Rhythm & Blues gehaald in de herfst van 1969. De notering kan ik niet nagaan, maar gezien mijn maat in Chicago in iedere veiling een exemplaar in de aanbieding heeft, zegt me wel dat het geen super-zeldzame plaat is. Al wat ik weet over Candace Love is dat ze als onderwijzeres heeft gewerkt voordat ze in 1969 haar eerste single opneemt voor het Aquarius-label: 'Never In A Million Years'. Aquarius is het platenlabel van Ricardo Williams, een veteraan in de muziek-scene van Chicago, en eveneens uitbater van maatschappijen als Zodiac en Criss-Cross. Fred Bridges is betrokken als producer met zijn kompanen Eaton en Knight en hij levert ons, middels een interview, een paar gegevens die elders onvindbaar zijn.

Volgens de herinnering van Bridges heeft Williams voornamelijk Aquarius opgezet om Candace Love te promoten. Dat blijkt eveneens uit de catalogus, want Love heeft van alle artiesten het meeste opgenomen. In 1969 en 1970 verschijnen maar liefst drie singles waarvan alleen 'Uh Uh Boy That's A No No' een hit is. Bridges weet niet te vertellen hoe Candace in contact is gekomen met Williams, wél dat Bridges bij ieder bezoek aan Chicago bij Candace logeert (Fred pendelt voortdurend tussen zijn thuishaven Detroit en Chicago). Bridges schrijft ook enkele nummers voor Love. De b-kant van 'Uh Uh Boy That's A No No' heet 'Wonderful Night'. Het is een felle Northern-stamper en uit de pen van Bridges, Eaton en Knight. Toch heeft het nummer al eerder op een b-kant gesierd: Ruby Andrews brengt het in 1968 als eerste uit. Helaas vermeldt het stukje geen biografische gegevens over Candace Love, het interview is min of meer een overzicht van het werk van Fred Bridges door de jaren heen. Bridges weet ons wel te vertellen dat Love is overleden aan een nierziekte. Wanneer precies weten we niet, wél dat Love in de late jaren zeventig óf vroege jaren tachtig een single heeft opgenomen als 'Woman'. Deze verschijnt bij een ander label van Williams: Shock Records.

Deze Fred Bridges haalt me bijna van deze Week Spot af, maar ik denk dat we hem binnenkort nog wel eens tegenkomen. Hij is in de vroege jaren zeventig namelijk lid van The Brothers Of Soul, waarvan ik het uitstekende 'I Can Be' op single heb. Over Candace Love valt verder helemaal niks meer te vertellen. Ik was aanvankelijk van plan om mijn licht te laten schijnen op schrijver Eddie Sullivan, later lid van The Classic Sullivans, maar dat is er niet van gekomen. De info uit de vorige alinea is dermate nieuw voor mij dat we kunnen stellen dat ik er iets van heb opgestoken. Alle dank gaat dus uit naar Candace Love en ik beloon haar met de Week Spot!

maandag 23 maart 2015

Raddraaien: P.J. Proby



Lang leve 'Raddraaien'! De serie is bijna drie jaar oud en ik zit in het staartje van de negende serie. 'Raddraaien' heeft een nieuwe dimensie gegeven aan Soul-xotica. '20 Years Ago Today' werd, zoals verwacht, té vol in begin 2012. Ik heb in dat jaar ruim vierhonderd titels toegevoegd en om deze allemaal een plekje te gunnen op Soul-xotica? Het avontuur van 'Raddraaien' is niet weten waarover het bericht zal gaan. Soms brengt me dat dingen waar ik het bestaan niet van weet, maar er zijn ook dagen dat ik me verbaas dat ik ruim vijf jaar nog nooit aandacht heb besteed aan een bepaalde artiest of groep. Vandaag is zo'n dag want de kapper uit de Gouden Gids brengt me bij P.J. Proby. 'Een kleurrijk figuur' is zelfs nog een 'understatement'. Ik ga dan ook met veel plezier aan dit bericht beginnen! De centrale schijf is Proby's laatste Nederlandse hit: 'Today I Killed A Man' (1969).

Onder het mom van 'lekker leesvoer' koop ik na afloop van mijn vakantie in Nederland de laatste 'Record Collector': Hét Engelse tijdschrift voor de (serieuze) platenverzamelaar. Ik vermaak me uitstekend van Rotterdam Centraal tot aan Queen Street in Mossley en nog daarna. Deze bewuste uitgave heeft twee diepgravende interviews: Eentje met Ritchie Blackmore en de andere met Charles Blackwell. Blackmore verhaalt over hoe Screamin' Lord Sutch hem van zijn podiumangst 'afhelpt', de talrijke sessies waaraan hij heeft meegewerkt, de eigenaardigheden met Deep Purple en Rainbow en tot slot het project met zijn vrouw: Blackmore's Night. Charles Blackwell is een klinkende naam in de wereld van de popmuziek. Als arrangeur, producer en schrijver heeft hij in bijna iedere discipline van de popmuziek van zich laten spreken: Van twist tot en met disco. Blackwell haalt graag herinneringen op aan P.J. Proby. Het heeft hem enkele grijze haren bezorgd, want Proby is allesbehalve een gemakkelijke artiest. Geregeld krijgt Blackwell telefoon van een verdwaasde Proby die om de gekste redenen niet naar de platenstudio kan komen. Andere keren laat hij helemaal niks van zich horen terwijl de muzikanten in de studio staan om zijn plaat op te nemen. ,,Gek werd je ervan", verzucht Blackwell. ,,Hij had altijd wel iets. Ik belde dan maar weer een taxi om hem op te halen en als Proby in de studio zijn strot open trok, was je alles opeens weer vergeten".

P.J. Proby is gewoon één van de grootste popzangers ooit. Punt. Geen discussie mogelijk. Waarom wordt hij dan niet in dat rijtje genoemd? Welnu, daar heeft de man zelf voor gezorgd. Proby zegt zelf dat de eerste keer een 'incident' was, maar de daaropvolgende keren heeft hij het zorgvuldig geregistreerd. Bij een optreden in het ABC-theater in Croydon barst Proby uit zijn broek. Vanaf dat moment laat hij zijn broeken zó maken dat het kruis praktisch met één draadje vastzit en twee maten te klein is. Bij de geringste beweging scheurt de broek en hangt zijn kruis buitenboord. Dat grapje zorgt er in 1965 voor dat Proby wordt verbannen van de ABC-theaters in Engeland en bovendien niet meer op de televisie mag bij de BBC. Dit betekent een nekslag voor de man's carrière, maar zelf kan hij daar allerminst mee zitten.

James Marcus Smith wordt op 6 november 1938 geboren in Houston, Texas. Hoewel Smith zijn onderricht volgt in militaire richtingen gaat hij na zijn studie naar Californië om acteur en zanger te worden. Zijn manager geeft hem de naam Jett Powers. 'Go Girl Go' en 'Loud Perfume' worden op onafhankelijke platenlabels uitgebracht als zijn eerste singles. Ook speelt hij een paar kleine rollen in films. Omdat dit allemaal weinig oplevert, bekommert Sharon Sheeley zich over hem en geeft hem de naam P.J. Proby naar een ex-vriendje. Sheeley is de vriendin van de overleden rocker Eddie Cochran. Sheeley en Jackie DeShannon brengen hem onder de aandacht van de Engelse televisie-producer Jack Good. In 1964 maakt Proby de oversteek naar Engeland en is prompt te zien in een televisie-special van The Beatles. De eerste P.J. Proby-single in Engeland is 'Hold Me' en deze maakt vanaf de eerste noot duidelijk dat dit niet zomaar een zanger is. Dat hij in meerdere registers uitblinkt, blijkt een jaar later met zijn vertolking van 'Somewhere'. Qua stem is hij zelfs onderweg om de ouders van Beatles-fans in te pakken als het incident met de broek dat verpest. De hits drogen op in Engeland, maar hij heeft in Amerika een onverwachte grote hit met 'Niki Hoeky' in 1967. Proby blijft echter een schare volgelingen houden, want The Beatles geven hem zomaar 'That Means A Lot'. In 1968 schrijven de heren Reed en Mason een liedje voor Proby's elpee 'Believe It Or Not', maar de opname valt buiten de boot voor het album. Het duo neemt het dan maar op met Tom Jones en het resultaat is 'Delilah'. Proby's versie is sinds een paar jaar beschikbaar op cd.

Proby heeft in 1964 al samengewerkt met Jimmy Page, dan evenals voorgenoemde Ritchie Blackmore een studiomuzikant. In tegenstelling tot Blackmore heeft Page een hele boekhouding bijgehouden op welke nummers hij heeft meegespeeld. Page en Big Jim Sullivan spelen mee op Proby's 'Together', de opvolger van 'Hold Me'. In 1969 wil Proby een album opnemen met country- en blues-invloeden en nodigt hiervoor Page uit met zijn 'nieuwe' groep. Die groep heet 'The New Yardbirds' en is feitelijk een voortzetting van de oude Yardbirds, maar dan met een compleet nieuwe bezetting. Ene John Bonham op drums, John Paul Jones op basgitaar en een harmonica-speler met de naam Robert Plant. The New Yardbirds speelt mee op Proby's album 'Three Week Hero'. De single 'Today I Killed A Man' wordt bij ons een hit en moet in de hitparade wedijveren met The New Yardbirds. Die laatste groep heet dan inmiddels Led Zeppelin en heeft een hit met 'Whole Lotta Love'.

P.J. gaat begin jaren zeventig de theaters in en vertolkt een paar maal de rol van Elvis Presley. Proby is de aangewezen persoon, daar hij in 1962 demo's heeft opgenomen voor Elvis. Later vertolkt hij ook Roy Orbison in de musical 'Only The Lonely'. In de midden jaren tachtig doet Proby weer van zich spreken op de plaat. Hij neemt een reeks eigenzinnige covers op van onder andere 'Smalltown Boy' en andere 'moderne' hits. In 1987 verschijnt het omstreden 'M97002 Hardcore' met een 'credit' voor Madonna als gastzangeres. Dat blijkt niet waar te zijn, maar geeft hem wel weer de nodige publiciteit. Hij heeft in 1996 nog eenmaal een Engelse hit in een duet met Marc Almond: 'Yesterday Has Gone'. Buiten de musicals om toert hij onder andere met The Who in 'Quadrophenia' en doet een aantal 'revival'-tournees. Van februari tot en met mei 2006 toert hij dwars door Australië en slijt in die concert-reeks maar liefst zes roadmanagers. Hij mag dan een beetje grijzer zijn geworden, de Proby, zijn wilde haren heeft hij niet verloren.

In 2012 is hij nog eenmaal in het nieuws als hij heeft gefraudeerd met uitkeringen. Hij wordt vrijgesproken van iedere aanklacht en viert het met een nieuwe single. In 2002 heeft Van Morrison een liedje opgenomen met de titel 'Whatever Happened To P.J. Proby', dit jaar (2015) heeft Proby een nieuwe opname gemaakt met Morrison dat op de cd 'Duets: Re-Working The Catalogue' van de Ierse brombeer verschijnt.

zondag 22 maart 2015

Het zilveren goud: maart 1990



Welnu, meteen maar met het grote nieuws beginnen? Ik heb eerder vanavond 'Come Go With Me' van The Para-Monts gewonnen. Het plaatje heeft me goed in de zenuwen gehad, maar uiteindelijk was het erg eenvoudig. Ik heb gistermiddag mijn maximumbod verdubbeld naar een toch wel idiote prijs, maar de single is het waard. Vanmiddag heeft iemand alleen de prijs bijna dertig dollar de lucht in geholpen, maar nog steeds mijlenver van mijn maximumbod. In vergelijking tot het exemplaar bij John Manship is het een 'koopje'en ook is die goedkoper dan de Terri Bryant, maar nog steeds een hoop geld. Ook noemde ik de gospel-funk-platen. Ook die heb ik beide binnen gehaald en eentje daarvan is super-zeldzaam en al helemaal spotgoedkoop. Ik laat jullie binnenkort uitgebreid kennis maken met de platen, vandaag eerst de platen die ik precies vijfentwintig jaar geleden heb gekocht. Een goed gevulde aflevering, want ik koop in maart 1990 maar liefst zestien singles. Veiligheidsriemen vast en daar gaan we...

86. Joyful Resurrection-Tom Fogerty
Voor een kilometervreter als mij is Lemmer helemaal niet zo ver van Jutrijp. Ook als veertienjarige draai ik mijn hand niet om voor een middagje Leeuwarden of Heerenveen op de fiets. Toch fiets ik niet vaak naar Lemmer. De reden daarvan is dat het een lang en kaal stuk is waar de wind alle vrijheid heeft. Op deze bewuste zaterdag in maart 1990 is het eens mooi weer en onderneem ik wel die fietstocht. Natuurlijk wordt er voornamelijk gezocht naar singles en zo kom ik terecht in een muf ruikend antiek-zaakje. En, jawel, tussen het vele porselein staat ook een doosje met singles. Er zijn maar twee die aan mijn eisen voldoen, hoewel ze beide geen hoes hebben en daardoor flink beschadigd zijn. Hoewel de prijs billijk is, een kwartje per stuk, gaat de tweede in eerste instantie niet mee. Die komen we in juni opnieuw tegen in deze serie (het is 'Johnny' van Mayfly). Die andere moet meteen mee, want ik ben in de eerste maanden van 1990 helemaal 'into' Creedence Clearwater Revival. Hoewel Tom deze plaat heeft opgenomen na zijn vertrek bij Creedence, had dit zo van Creedence kunnen zijn. Niet zo gek als je bedenkt dat Tom de oorspronkelijke oprichter was van de band en met lede ogen aan zag dat zijn broertje het roer overnam.

87. Shipyard Town-Gerry Rafferty
Lemmer is ingericht voor de welgestelde boottoeristen en met name Duitsers. Het dorp kent meerdere antiekwinkeltjes, maar platen zijn een schaars goed in Lemmer. Het duurt pas tot eind 1992 als ik een heel leuk adresje ontdek, iets buiten het centrum, en daar zal ik in 1993 een schitterende partij singles kopen. Verder heeft Lemmer alleen nog een elektronica-zaak waar ze nieuwe platen en cd's verkopen. Ik heb heel in de verte wel eens iets gehoord van Gerry Rafferty en dat beviel me wel. Deze 'Shipyard Town' uit 1988 staat bij de Expert voor het wereldbedrag van 1,75 gulden in de uitverkoopbak en gaat mee in het fietstasje richting Jutrijp. Een erg leuk plaatje dat ik nog steeds met veel plezier draai.

88. I'm Just A Singer In A Rock'N'Roll Band/Isn't Life Strange-The Moody Blues
Sneek is de dichtstbijzijnde 'grote' stad. Ja, sorry IJlst, dat moest ik even benadrukken. Sneek heeft diverse 'nieuwe' platenzaken en Looper is hofleverancier aan de Louwsma's. Op singles-gebied heeft Looper een groot assortiment 'golden oldies'. Een enkele originele Amerikaanse persing uit de jaren zeventig, maar het merendeel zijn heruitgaven. In de late jaren zeventig brengt Decca een aantal oudjes opnieuw uit met een fotohoesje. 'Detroit City' van Tom Jones is daar eentje van en deze staat bij Looper. Achterop staan de overige singles uit de serie, die natúúrlijk al lang uit roulatie zijn. Toch wijs ik bij de toonbank de single aan die ik graag wil hebben: 'Nights In White Satin' op de ene kant, 'I'm Just A Singer In A Rock'N'Roll Band' op de andere. Maar... de voorkeur gaat uit naar 'I'm Just A Singer', want 'Nights In White Satin' heb ik al op single. Looper levert me vervolgens deze single en het heeft niet mooier kunnen zijn, want 'Isn't Life Strange' heb ik dan nog niet op single. Ik weet niet zo snel waar ik het geld vandaan heb gehaald, want 'nieuwe' singles liggen net een beetje buiten mijn bereik met het zakgeld.

En dan... doe ik even een kleine introductie en plaats dan de singles onder elkaar want het wordt een héél lang bericht als ik ze allemaal apart ga behandelen. Sneek heeft tweemaal per jaar een fancy-fair in de Veemarkthal. In oktober gaat deze uit van de Hervormde Kerk, in maart/april is deze ten bate van de Gereformeerde Kerk. Nu weet ik niet waar dit hem aan ligt, maar ik moet concluderen dat gereformeerden in Sneek een betere muzieksmaak hebben. De fancy-fair in het voorjaar is iets om naar uit te kijken, dat is vrijwel ieder jaar een oogst van mooie jaren zestig- en zeventig-singles. In maart 1989 is de vraagprijs een kwartje per single. De nummer 101 zit bij The Hollies in en krijg ik dus als 'bonus'. Dat is maar goed ook, want er ligt een hoek uit. Ik ga eerst de singles noemen die ik op de vrijdagmiddag heb gekocht.

89. We Will Be There-After Tea
90. Massachusetts-The Bee Gees
91. Moviestar-Harpo
92. Sorry Suzanne-The Hollies
93. Delilah-Tom Jones
94. Down By The Lazy River-The Osmonds
95. You Talk Too Much-Spooky & Sue
96. Proud Mary-Ike & Tina Turner
97. Harborlight-Windjammer

Ik kan me van deze specifieke vrijdagmiddag herinneren dat ik de lege fotohoes in handen hou van 'St. James Infirmary' van Johnny Kendall & The Heralds en dan wel de 1969-persing. Ik kan mezelf wel voor de kop slaan dat ik hem niet heb meegenomen. Is me later ook nog eens gebeurd met een hoesje van The Outsiders. Bovenstaande singles zijn een rijksdaalder. Het zijn in totaal honderden singles, allemaal jaren zestig en zeventig. Waarom specifiek Spooky & Sue en Windjammer en niet één van die, ongetwijfeld klassieke, singles uit de jaren zestig? Wel, ik doe het op dat moment op associatie. Als ik een groep of een plaat in 'Goud Van Oud' heb gehoord, zegt me dit veel over de kwaliteit. Met alle bovenstaande groepen heb ik zo'n 'link'. Op zaterdagochtend ga ik nog eenmaal terug naar de Veemarkthal en koop er dan twee.

98. L'L'L'Lucy-Mud
99. Italian Concerto-Ekseption

Het is zaterdag 31 maart 1990, want dat heb ik gisteravond nog gezien op het hoesje. Het is een prachtige dag en dus ga ik 's middags fietsen. Via It Heidenskip en langs Hindeloopen naar Koudum. Daar steek ik aan bij de elektronica-winkel waar ik eerder George Harrison en The Bee Gees heb gekocht. Daar mag ik van mezelf de nummer 100 uitzoeken. De keuze valt uiteindelijk op deze Era-uitgave.

100. Harlem Shuffle-Bob & Earl
Op de b-kant staat een nieuwere opname van 'Rhythm Of The Rain' van The Cascades, maar dat mag de pret niet drukken. Die middag besluit ik de kapotte single van Paul Anka ook een plaatsje in de kaartenbak te gunnen, dus hierbij...

101. EP I Love You, Diana-Paul Anka
Een Duitse EP met 'Diana' en 'I Love You Baby' plus beide b-kanten. Zo gezegd mist er een hap uit en dat betekent dat ik vijfentwintig jaar moet wachten op een complete 'Diana' (deze heb ik een paar weken geleden gekocht). 'I Love You Baby' vind ik al aardig snel daarna in Denemarken. Er worden deze maand geen elpees gekocht. In april wordt het proppen, want dan gaat het over 28 singles (waaronder een dubbele 127) en een dubbelelpee. Ook dan is het een introductie tot het moment van aankoop en daarna een opsomming van de singles.

zaterdag 21 maart 2015

Raddraaien: Chicken Shack



Gelukkig! Er zit schot in de zaak. Ik had heel even de illusie dat het een tweede Soulettes ging worden, ondanks alle zenuwen de plaat 'gewoon' voor het startbedrag van acht dollar binnenhalen. Sinds vanavond staat de plaat op negen biedingen. Buiten mijn automatisch bod om is het één liefhebber die in stapjes van zes dollar per keer de plaat hoopt binnen te halen. Als dat de enige blijft dan is er weinig reden tot paniek, want die gaat niet ver! Ik heb voor alle zekerheid mijn maximum, dat nog steeds niet was bereikt, verdubbeld. Voor mijn gevoel kan daar nóg twintig dollar bovenop, maar dat zien we morgenavond wel. Kan het deksel van de doos? Ach ja, waarom niet... hij ligt voor menigeen toch al ver buiten bereik: Het is 'Come Go With Me' van The Para-Monts, een exotische girlgroup uit Chicago. Niet een plaat die je tijdens iedere 'allnighter' voorbij hoort komen, maar de echte liefhebbers zoeken zich rot naar deze single die maar weinig opduikt. Verder heeft hij een aantal gospel-funk-plaatjes en een paar Northern-klappers die ik wel voor weinig wil hebben. Duimen jullie mee? Vandaag een aflevering van Raddraaien, na deze nog drie te gaan voordat ik met de tiende serie helemaal opnieuw begin. Vandaag staat 'I'd Rather Go Blind' van Chicken Shack centraal, de originele Blue Horizon-single uit 1969.

Nu spreekt York niet zo tot de verbeelding als bijvoorbeeld Liverpool of Birmingham, maar toch lijkt het een walhalla voor een muziek- en concertliefhebber als mij. Ik vergaap me dan ook al snel aan de concertposters die her en der in de stad hangen. Fibbers is dé muziekclub bij uitstek, deze heeft iedere avond live-muziek en vaak in de alternatieve hoek. Fibbers heeft meerdere vestigingen over Engeland verspreid en 'grote namen' ondernemen dan ook een tournee langs de verschillende Fibbers-vestigingen. Even verderop zit een pub met geregeld folk-concerten. Toch is dat alles 'ver-van-mijn-bed' omdat ik al moeite heb de touwtjes aan elkaar te knopen en concertbezoeken een luxe zijn die ik me niet kan permitteren. Ik volg in het begin Gypsy Bill Williams op zijn wekelijkse rondtocht langs verschillende pubs. Als ik in de YWCA woon en leef van donaties, treedt Rick Wakeman op in The Rock Church. Ik heb dan al iets van Rick's laatste plaat gehoord, iets met een gospelkoor dat me niet kan bekoren. Desondanks krijg ik een vrijkaartje voor de avond, maar maak de helft van het concert niet mee. The Rock Church laat immers geen alcohol toe en ik wil wel een biertje hebben en dus meng ik me intussen in het publiek voor de 'chicken run'. Ik maak het staartje nog mee en daar doet Wakeman een fantastische 'workout' van een Yes-nummer.

Als liefhebber van jaren zestig-muziek kijk ik mijn ogen uit bij de concertposters. Noel Redding met zijn bandje op een doordeweekse avond in een rokerige pub? Raymond Froggatt en Jim Diamond (Ph.D.) in folk-contreien. En... niet te vergeten Stan Webb's Chicken Shack. Zo kom ik via een omweg terecht bij de Raddraaier van vandaag. Een concert van Stan Webb en Chicken Shack is allerminst een unieke gebeurtenis. Buiten een pauze van drie jaar (1974-77) toert Webb bijna een halve eeuw rond met de groep. Hoewel de groep meer noten op de zang heeft, zal 'I'd Rather Go Blind' een vast ritueel op een avond zijn.

Het verhaal begint in 1964 met de rhythm & blues-groep Sounds Of Blue. David 'Rowdy' Yeats en Andy Silvester zijn de oprichters. Zij nodigen Stan Webb uit als diens' band The Shades 5 uiteen is gevallen. De groep is een feit na toevoeging van Christine Perfect en Chris Wood. Deze verlaten aanvankelijk het schip als Chicken Shack wordt geformeerd. Wood zal later opduiken in Traffic en Perfect doet vanaf 1968 mee in de groep. Chicken Shack bestaat aanvankelijk uit bassist Silvester, zanger-gitarist Webb en drummer Alan Morley. De band krijgt een residentie in de Star Club in Hamburg en maakt pas in 1967 haar Engelse debuut. Rond dezelfde tijd wordt Chicken Shack getekend door Mike Vernon voor zijn hagelnieuwe Blue Horizon-label. Christine Perfect komt bij de groep als zangeres en toetseniste en Chicken Shack levert haar debuutalbum af: 'Forty Blue Fingers, Freshly Packed And Ready To Serve'. De bezetting is vrij stabiel tot 1970, alleen wisselt de groep vaker van drummer dan van ondergoed. De groep is een populaire act op festivals. Stan Webb heeft een honderden meters lange gitaarkabel die het mogelijk maakt een rondje over het terrein te maken. Perfect wordt in 1968 en 1969 uitgeroepen tot 'beste zangeres' in de polls van het tijdschrift Melody Maker. De groep heeft twee hits met Perfect: 'I'd Rather Go Blind' en 'Tears In The Wind'. Perfect trouwt in 1970 met John McVie van Fleetwood Mac en zal meteen al betrokken zijn bij die groep totdat ze eind jaren zeventig écht haar plekje krijgt toegewezen. Chicken Shack valt in 1971 even helemaal uit elkaar, maar dan richt Webb een nieuw trio op dat slechts twee jaar stand zal houden. Chicken Shack is dan evenals John Mayall's Blues Breakers een soort van kweekschool geweest voor aankomend blues- en rock-talent. Webb zélf wordt in 1974 gevraagd voor Savoy Brown en dan gaat Chicken Shack voor drie jaar op slot. Sindsdien heeft Chicken Shack ontelbare incarnaties gehad, met steeds weer Webb als enige vaste kracht.

Blueszanger Ellington Jordan zit in de gevangenis als hij bezoek krijgt van Etta James. Jordan laat haar een ruwe schets horen van een liedje dat hij in gedachten heeft en James vult de tekst verder aan. Om belastingtechnische redenen geeft James echter haar 'credits' aan echtgenoot Billy Foster. Etta James neemt in hetzelfde jaar, 1967, haar oer-versie op voor het album 'Tell Mama'. Het titelnummer van dat album verschijnt eveneens op single met 'I'd Rather Go Blind' op de keerzijde. Clarence Carter is de volgende die het opneemt. Nogal bizar omdat Carter vanaf zijn geboorte blind is. Chicken Shack helpt het nummer vervolgens Europa in en de rest is geschiedenis. In Engeland bereikt het in 1969 een veertiende plek op de hitparade. In Nederland heeft de single in 1969 een aarzelende start, maar bereikt dan alsnog de 20e plek in de Top 40. In 1974 verschijnt een compilatie-album en dat brengt de single, nu met 'Sad Clown' als b-kant, opnieuw in de Top 40. Dan is het goed voor plaats nummer achttien. Ik heb beide singles in mijn verzameling, maar draai hem vaker van de 1974-persing omdat die in een betere staat is.

vrijdag 20 maart 2015

Singles round-up: maart 3



Vanavond om half negen heeft de dealer de mailing rondgestuurd over de veilingen van komend weekend. Dat is héél erg kort dag en ik weet niet welke invloed dat gaat hebben op 'mijn' veiling. Normaliter doe ik flink 'boodschappen' bij hem, maar omdat ik vermoed dat het met deze ene plaat nog wel eens 'gekkenwerk' kan worden, hou ik me voorlopig in. Tot nu toe ben ik de enige bieder voor acht dollar, maar dat is een illusie. Ik heb ontdekt dat John Manship, waar ik nog nooit van heb gekocht, een exemplaar in nieuwstaat heeft voor 150 pond. Degene in de veiling is verre van Mint, maar nog wel uitstekend te draaien. Ik blijf hoop houden! De veiling eindigt zondagavond om acht uur, dus dat is geen beroerde tijd. Vandaag mag ik mijn pakketje van Rarenorthernsoul en Buydiscorecords tegemoet zien. Buydiscorecords heeft nog altijd dezelfde aanbieding: Bij aankoop van 2 singles eentje extra. Gezien ik daar vier singles heb gekocht, krijg ik dus twee gratis. Plus twee 'kwaliteitsdingen' van Rarenorthernsoul maakt dit de derde Singles round-up van deze maand.

* Aurra- You And Me Tonight (UK, 10 Records, 1986)
Ach nee toch! Ik durf bijna niet verder te kijken als ik de envelop open maak en deze van Aurra bovenop zie liggen. Voor alle duidelijkheid: Dit is één van de twee singles die ik cadeau heb gekregen. Ik ken de plaat niet, maar het fotohoesje geeft weinig hoop. Toch maar even draaien en...? Wat een leuke plaat! Als je bent te porren voor Debarge en Five Star, dan smaakt deze plaat prima. Aurra is een losvaste band uit Ohio, ten tijde van 'You And Me Tonight' worden alleen de zangeres/percussioniste en de zanger/gitarist op het hoesje vermeld. Ik heb voor de grap ook even gekeken wat zo'n single doet op Discogs. Slechts eentje die in de war is en een exemplaar voor zes pond aanbied zónder de fotohoes. En de rest? De goedkoopste is tien cent en de meeste singles zitten rond de twee pond. Gegeven paarden moet je niet een gebitscontrole geven en dit is een hele stap vooruit na die 'waardeloze' Diana Ross-single van vorige keer.

* The Broadways- Goin' Goin' Gone (US, MGM, 1966)
Een paar weken geleden heb ik de 'Northern Soul Jukebox' opnieuw erbij gepakt en heb vervolgens allemaal nummers op mijn mp3-stick gezet waar ik tot voor kort nog niet van had gehoord of die ik heb overgeslagen in de afgelopen drie jaar. Daar zit eveneens 'You Just Don't Know' tussen van The Broadways: Een midtempo ballade met ijzersterke vocalen. Het is de b-kant van de eerste single van The Broadways uit 1966 en deze wordt sporadisch aangeboden. De tweede is beter verkrijgbaar, maar daar zoek ik aanvankelijk niet naar. Dan zie ik hem zondag opeens in de mailing van Rarenorthernsoul en ben na een paar beluisteringen wel te porren voor de plaat. Met name de b-kant is al nét zo'n favoriet geworden als 'You Just Don't Know': 'Are You Telling Me Goodbye'. 'Goin' Goin' Gone' is echter in hetzelfde straatje. Het wordt nergens echt snel, het wordt omschreven als 'ballad with a beat', maar oef... die zang! Wat zit hier een soul in! The Broadways komt uit New Jersey en heeft Billy Brown in de gelederen. Wie bekend is met Wolfman Radio zal nu aan mijn collega-presentator denken, maar nee... deze Billy Brown zullen we in de jaren zeventig en tachtig een paar maal tegenkomen in onze Top 40 als lid van The Moments (en dus ook Moments & Whatnauts) en Ray, Goodman & Brown.

* The Continental 4- The Love You Gave To Me (US, Jay-Walking, 1971)
Ik heb het vaker gezegd over de 'Northern Soul Jukebox', het is een bijeengeraapt zootje en sommige mp3's zijn van een dermate slechte kwaliteit dat je het je oren niet wilt aandoen. Neem nou de opname van 'The Way I Love You' van The Continental 4. Het is een opname van 32 kbps als maximum en het vinyl (of styreen) klinkt alsof er zojuist een trekker overheen is gereden. De muziek en de kwaliteit van de plaat doet mij denken dat deze dus super-zeldzaam moet zijn. Nou, niet dus... Een plaat van die kwaliteit is nooit echt nodig geweest, want tegenwoordig zit zelfs een beter exemplaar nog beneden de tien dollar. Dat geldt overigens voor alle singles van The Continental 4. Best wel een beetje jammer dat het niet beter wordt gewaardeerd, want zowel 'The Way I Love You' als deze 'The Love You Gave To Me' verdienen meer. 'The Love You Gave To Me' is de eerste uit een rits singles van The Continental 4 en 'The Way I Love You' is de opvolger. Ik kan de muziek niet anders omschrijven dan 'opgewekt'. Het heeft een fris geluid met invloeden uit de funk zonder dat dit laatste er duimendik bovenop ligt. Precies zo'n plaatje dat je zo goed kan gebruiken op de eerste dag van de lente! Ik vind achteraf gezien deze 'The Love You Gave To Me' nog nét ietsje beter, maar sluit niet uit dat 'The Way I Love You' dit jaar nog in mijn bakken komt te staan.

* The Gospel Souls- You've Been So Good To Me (US, Halo, 1967)
Juist, daar hebben we er eentje. Gewoon uit de winkel van Buydiscorecords geplukt, maar een schot in de roos. Halo is namelijk een onderdeel van One-derful! Records, de groep van platenmaatschappijen uit Chicago waarvoor ik een zwak heb. Het verschijningsjaar is onbekend, maar als 11 en 17 uit 1966 komen en Halo niet wekelijks singles aflevert, reken ik dat deze nummer 20 uit 1967 stamt. De b-kant heet 'Jesus My Choice' en vind ik, na een aarzelend begin, eigenlijk de leukere kant. Een tikkeltje traditioneel, maar wel lekker.

* Gladys Knight & The Pips- Home Is Where The Heart Is (UK, Buddah, 1976)
Het tweede cadeautje van Buydiscorecords. In een neutraal hoesje en een plastic tussenstuk in plaats van het vinyl-hartje, maar vooral in een prachtige staat. Toch kon ik al een dealerschap beginnen van deze single en heb ik een smetteloze met fotohoes in de reserve-bak staan. Toch geen slechte keuze ditmaal!

* The Masqueraders- I Got It (US, Bell, 1968)
,,Noem eens wat bekende Northern Soul", wordt mij nog wel eens gevraagd door een geïnteresseerde leek. Ik probeer dan niet te moeilijk te kijken, maar leg desondanks wel uit dat het in de Northern Soul niet om bekende hits gaat. In de wereld van 'de grote jongens' gaat het er juist om hóe obscuurder en exclusiever de plaat is. Natuurlijk past stilistisch het gros van de Motown-platen in de Northern Soul, maar omdat je ze op iedere straathoek kan krijgen, is dit het nooit geworden. Toch heb ik geregeld de neiging om nummers 'in te ruilen' voor gevestigde favorieten. Neem nou zo'n 'I Got It' van The Masqueraders. Een nationale distributie via Bell maakt dat de single overal te krijgen is en dit maakt het minder interessant voor de soul-snobs. Toch betwijfel ik me of ik protest zou krijgen vanaf de dansvloer als ik deze morgen tijdens een 'allnighter' zou opzetten. Het is een vlot nummer met, erg opvallend, de percussie heel erg op de voorgrond. Een kneiter die de drie pond dubbel en dwars waard is!

* Peaches & Herb- United (US, Date, 1968)
Elf jaar later maakt Herb met inmiddels de derde of vierde Peaches de single 'Reunited' en scoort daar een vette hit mee. De titel is dus een knipoog naar deze 'United' uit 1968. Marlina Mars is dan de tweede Peaches en is met Herb te zien in televisieshows, de originele Peaches blijft tot en met 1971 aanwezig op de platen. Eigenwijs als ze zijn in Engeland wordt de single niet geadverteerd met 'United' maar met de keerzijde. En dat is de eigenlijke reden van aanschaf: 'Thank You'. Ik heb vanmiddag besloten dat dit wel eens mijn nieuwe 'end-of-nighter' kan worden in plaats van 'No More Tomorrow' van The Geminis. Tijdens de eerste coupletten ben ik nog niet overtuigd, maar als het refrein invalt...? Ik heb de afgelopen jaren een groot zwak gekregen voor Peaches & Herb.

* Bunny Sigler- Let The Good Times Roll & Feel So Good (US, Parkway, 1967)
Buydiscorecords heeft deze tweemaal: Een Franse persing op Stateside en deze Amerikaanse Parkway. Beide keren worden ze geadverteerd met de b-kant en dat is de reden waarom ik tot aankoop ben overgegaan. Het overbekende 'Let The Good Times Roll' heb ik immers al op de Engelse London-heruitgave uit 1976 met Bunny's originele 'Girl Don't Make Me Wait' (ook bekend van Timebox) op de keerzijde. 'There's No Love Left' is mid-tempo ten opzichte van 'Let The Good Times Roll', maar dat is een stijl waar Sigler uitstekend in gedijt. Overigens heb ik begrepen dat de Franse persing uit 1968 komt en oorspronkelijk een fotohoesje heeft. Naar verluid is de Amerikaanse persing in de zomer van 1968 stijf uitverkocht in Londen en wordt deze Franse single dan volop geïmporteerd om aan de wens te voldoen. Je zal ook bijna niet anders verwachten bij Buydiscorecords en met Amerikaanse persingen, maar van deze acht heeft alleen Aurra het fotohoesje in tact.

donderdag 19 maart 2015

Raddraaien: The Dixie Cups



Je hebt soms van die niet-geplande themaweken, maar vooruit maar. Ik heb de afgelopen weken al vaker zitten woelen in de eerste weken van 2012 en bij deze aflevering van Raddraaien is het andermaal raak. Vier platen vanaf 'It Doesn't Matter' van Neice Dezel vinden we dit erg leuke kantje van The Dixie Cups. Gekocht in de veiling met onder andere The Cooperettes en als zodanig nog genoemd in een recent bericht. De veiling gaat uit van een oud-dj die alle singles heeft verpakt in van die authentieke bruine kartonnen hoesjes met cellofaan aan de binnenkant. Opvallend is ook dat hij de platen heeft gerubriceerd op titel. 'Iko Iko' van The Dixie Cups staat weggeschreven op de 'G'. Vreemd? Nee hoor... In de hele veiling wordt niet gerept over 'Iko Iko', dat ontdek ik pas als de single is gearriveerd. De reden waarom dit eerder in de koffers van een Northern Soul-dj heeft gezeten, is ook de reden waarom het bij mij al drie jaar op die plek staat: De b-kant. 'Gee Baby Gee' van The Dixie Cups (1965) is zo'n nummer dat het nooit heeft gemaakt in de nationale clubs, omdat het té eenvoudig verkrijgbaar is, maar dat ondanks alles prima in het idioom past. Vandaar dat ik jullie vandaag deze titel ga presenteren in deze aflevering van Raddraaien.

De zussen Barbara Ann en Rosa Lee Hawkins vormen in 1963 een trio met Joan Marie Johnson. De meisjes zijn alle drie opgegroeid in het Calliope-district in New Orleans. Wij zouden het sociale woningbouw noemen. Op school zingen de meiden al samen, maar het is in 1963 als ze besluiten het in de muziek te proberen. Ze noemen zich Little Miss & The Muffets en er meldt zich meteen een geïnteresseerde. Joe Jones heeft in 1960 een grote Amerikaanse hit gehad met 'You Talk Too Much' en hij wordt hun eerste manager. Hij neemt hen mee naar New York. Daar komt het trio onder contract van Red Bird, de nieuwe platenmaatschappij van de succesvolle schrijvers Jerry Leiber en Mike Stoller. Phil Spector, Jeff Barry en Ellie Greenwich hebben 'Chapel Of Love' oorspronkelijk geschreven voor The Ronettes, maar Leiber en Stoller laten de meisjes dit opnemen als hun eerste single. Toch moet er nog wel iets aan de naam gebeuren en deze ontstaat tijdens deze sessies: Little Miss & The Muffets wordt The Dixie Cups. De rest is geschiedenis, want de plaat is een doorslaand succes. Het eindigt bovenaan de Amerikaanse hitparade. Hoewel The Dixie Cups nog een paar hits zal hebben, wordt dit succes niet meer geëvenaard.

'People Say', 'You Should Have Seen The Way He Looked At Me' en 'Little Bell' zijn matige successen in vergelijking tot 'Chapel Of Love'. Hoewel 'Iko Iko' slechts een twintigste plek behaalt op de Billboard is dit wel een tweede nummer waardoor The Dixie Cups in het publieke geheugen is blijven hangen. James 'Sugar Boy' Crawford heeft 'Jock-A-Mo' gezongen in 1954 en Barbara Ann Hawkins hoort haar grootmoeder het liedje meegalmen. Op een bepaald ogenblik zijn de meisjes aan het 'ouwehoeren' in de studio met drumstokjes en een asbak en zijn zich er niet van bewust dat Mike en Jerry de band hebben lopen. Aan de vrije improvisatie van 'Jock-A-Mo' wordt door Stoller en Leiber een baslijntje toegevoegd en het is de vijfde en laatste grote hitsingle voor The Dixie Cups als 'Iko Iko'. Merkwaardig genoeg verschijnt de single vrijwel gelijk met twee verschillende b-kanten. De andere heeft 'I'm Gonna Get You' als flip, maar deze met 'Gee Baby Gee' is de eerste persing. Dat laatste nummer komt andermaal uit de pen van Barry en Greenwich en heeft een lekker onderkoeld meidengroep-geluid. Het is vier maanden ervoor gebruikt als b-kant van 'I Wonder' van The Butterflys, eveneens op het Red Bird-label. Het stampt lekker, heeft tekstueel weinig om het lijf en Leiber en Stoller voegen niet te versmaden blazers toe. Het is niet essentieel voer voor een Northern Soul-feestje, maar het kan halverwege de avond toch wel een verschil maken! Ik kan er niet genoeg van krijgen, dus ik heb geen seconde spijt gehad van deze aankoop.

The Dixie Cups maakt in 1966 een overstap naar ABC-Paramount, maar dat resulteert niet in succes. In 1969 gaan de dames terug naar New Orleans. De zussen Hawkins hebben al gewerkt als make up-modellen en Rosa gaat vanaf dat moment als professioneel model werken. Joan Johnson sluit zich in de midden jaren zeventig aan bij de Jehova's Getuigen en hangt de microfoon aan de wilgen. Beverly Brown heeft in de vroege jaren zestig reeds twee solo-singles gemaakt en is haar vervanger in The Dixie Cups dat enkel sporadisch optreedt in deze jaren. In de vroege jaren tachtig wordt Brown ernstig ziek en moet het baantje opgeven. Dale Mickle is haar vervanger. In 2005 jaagt Katrina door New Orleans en maakt dat de Hawkins en Joan Johnson dakloos worden. Johnson vindt onderdak in Texas, terwijl de Hawkins-zussen naar Florida vertrekken. In april 2007 wordt The Dixie Cups bijgezet in de Louisiana Music Hall Of Fame. De Hawkins treden nog incidenteel op en maken daarbij inmiddels gebruik van Athelgra Neville als derde Dixie Cup. Athelgra komt uit het gezin met The Neville Brothers.

woensdag 18 maart 2015

Week Spot 2012/12: Venicia Wilson



Je hebt ze in vrijwel iedere 'authentieke' muziekstijl en eveneens op andere gebieden: De puristen. Voor een blues-purist geldt alleen de opnames die voor, pak hem beet, 1960 zijn gemaakt. Een Eric Clapton of Rory Gallagher kan het dus schudden, om nog maar te zwijgen over de blues-muzikant die morgen zijn debuut maakt. Gelukkig zijn onder de blues-liefhebbers genoeg mensen die het niet zo nauw nemen en hoeft de jonge blues-man niet de vrees te hebben dat die voor een lege zaal moet optreden. Sterker nog: De puristen zijn in de minderheid en zo'n muzikant kan gemakkelijk een superster worden. In de Northern Soul ligt dat anders, daar zijn de puristen in de meerderheid. Bovendien is het verschil tussen blues en Northern Soul dat het eerste een vastomlijnde muziekstijl is en Northern een beweging waarbij muziek centraal staat. In de Northern Soul geldt de wet dat de plaat toen, in de jaren zeventig, op een speellijst moet hebben gestaan van een grote Northern Soul-club. Mondjesmaat wordt er eens een nieuwe ontdekking de 'scene' binnengelaten, maar dan moet het opnieuw een 'exclusieve' opname zijn van tenminste veertig jaar oud. Hóe leuk en aanstekelijk onze huidige Week Spot ook is, de Northern Soul-snobs zullen 'Broken Man' van The Pioneers nóóit erkennen. Té nieuw, uitgebracht op een groot platenlabel en, bovenal, voor een habbekrats te verkrijgen. Maar... je kan het altijd proberen?

De 'Ian Levine Appreciation Society' heeft weer een nieuwe Facebook-pagina geopend. ,,...and then came the trolls again", verklaart de moderator van de groep. Je wordt niet zomaar lid van de groep, er wordt voortaan streng op toegekeken dat de 'trolls' buiten blijven. Eén verkeerd woord aan het adres van Levine en je wordt 'geblockt' voor het leven. Het mag duidelijk zijn dat Levine het flink heeft verbruid bij de Northern Soul-snobs. Enerzijds wel terecht, want de 'soul packs' die hij voor een flink bedrag aanbood, bleken gewoon onverkoopbare platen uit de late jaren tachtig te zijn. En 'The Strange World Of Northern Soul' kan evenmin waardering weg dragen bij de puristen. Hoewel ik nóóit lid word van de 'Appreciation Society' kan ik ergens toch wel iets van waardering weg dragen voor Levine. Hij durfde het per slot van rekening toch maar mooi even aan!

Ian's verhaal begint in de late jaren zestig als hij tijdens een vlucht naar Amerika tegenover Mickey Stevenson komt te zitten. De latere echtgenoot van Kim Weston is op dat moment A&R-manager bij Motown en de jonge Levine mag aan de hand van Stevenson een paar plaatjes uitzoeken. Als de Northern Soul in de vroege jaren zeventig definitief van de grond komt, is Levine er als de kippen bij, maar niet enkel als dj met origineel jaren zestig-vinyl. Levine heeft reeds in 1975 het voornemen om 'nieuwe' Northern Soul op te nemen. Het resulteert in 'Weak Spot' (juist..., daar komt de naam vandaan!) en 'Doomsday' van Evelyn Thomas, 'Reaching For The Best' van The Exciters en 'Stranded In The Wilderness' van Doris Jones. Stuk-voor-stuk nieuwe composities met tóch de 'spirit' van de jaren zestig-'stormers'. In de grote clubs wordt het echter niet serieus genomen. Levine is zelf rond 1980 nog een vooraanstaand dj, maar als The Casino in Wigan in 1981 de deuren moet sluiten, ziet hij met lede ogen aan dat het afgelopen is met de Northern. Hij ontwikkelt als antwoord daarop de 'Hi-NRG'. Evelyn Thomas mag de term introduceren in 'High Energy' en ook Miquel Brown doet goede zaken met 'So Many Men, So Little Time'. Goed beschouwd is het pure disco met het 'uplifting' van de Northern Soul. Hoewel Levine hiermee enkele hits scoort, wil de 'Hi-NRG' maar niet de impact krijgen van de eerdere Northern Soul. In de begin jaren negentig keert hij terug naar zijn oude liefde: Motown. Hij haalt Kim Weston en enkele andere voormalige Motown-artiesten over om nieuwe opnames met hem te maken. Hoewel bepaalde nieuwe composities niet onder doen voor het legendarische jaren zestig-werk wordt het weggehoond door de Northern Soul-puristen.

Levine blijft dromen van een plaatje dat de Northern Soul anno nu in vuur en vlam gaat zetten. Hij komt in de late jaren negentig een bandje op het spoor: All Points Bulletin. Levine is met name onder de indruk van de zanger, ene Steve Brookstein. Levine en Clive Scott (voorheen van de popgroep Jigsaw) schrijven samen (onder een pseudoniem) 'The Wrong Side Of Town' voor Brookstein en zijn maten. Het resultaat is een plaatje dat niet alleen klinkt, maar ook oogt, als een authentieke single uit de midden jaren zestig. 'The Wrong Side Of Town' verschijnt als The Four Vandals. Levine is echter ook diep onder de indruk van de vocale capaciteiten van Brookstein's vriendin (op dat moment): Kate Jackson. Aanvankelijk heeft Levine het idee om Brookstein en Jackson 'Ain't No Mountain High Enough' te laten opnemen, maar komt dan plotseling met 'This Time I'm Loving You'. En zó kan Levine twee 'vondsten' wereldkundig maken: Twee singles die veertig jaar lang over het hoofd zijn gezien en waarvan hij de volledige productie heeft opgekocht: 'The Wrong Side Of Town' van The Four Vandals op Boardwalk en 'This Time I'm Loving You' van Venicia Wilson op Tiptop. Met name met The Four Vandals resulteert het in een hysterie onder Northern Soul-fans. 'This Time I'm Loving You' doet het even héél goed in de Northern Soul, maar dat verhaal blijkt té ongeloofwaardig. In 2002 lekt uit dat Venicia Wilson in werkelijkheid een blanke Engelse zangeres is. Pas als Steve Brookstein in 2004 de 'X-Factor' wint, gaan er plots geruchten op dat Brookstein's stem heel erg lijkt op die van The Four Vandals. En heeft Levine hen ook niet voor het lapje gehouden met Venicia Wilson? Het betekent niet alleen een nekslag voor de carrière van Jackson, maar de geloofwaardigheid van Levine lijdt er het meeste onder. Brookstein is dankzij 'X-Factor' een populaire Engelse zanger geworden. Jackson maakt nog steeds uitstekende platen als Venicia Wilson, maar geen Northern Soul-dj die ze meer in de bakken wil hebben. 'Worth Every Drop Of Rain' is ongeveer een jaar oud en had zó voor een verfrissing in de ietwat duffe Northern Soul-wereld kunnen zorgen, ware het niet dat de puristen het niet serieus nemen en dat daarmee de kansen zijn verkeken.

Zelf koop ik de Goldmine Soul Sevens-heruitgave uit 2003 in de eerste maanden van 2012. Ik heb dan net kennis gemaakt met label middels 'You're Gonna Miss A Good Thing Baby' van John Bowie met 'Something's Bad' van The Nomads op de keerzijde. Ik val aanvankelijk voor 'Soul Sounds' van The Jokers. Okay, Goldmine schrijft het weg als Harvey & The Jokers, maar volgens mij is daar de verwarring met Dru Harvey & The Jokers, een dansorkest uit de Engelse Midlands van de vroege jaren zestig. Originele exemplaren vermelden eveneens The Jokers. En dan de kant van Venicia Wilson. Jullie zien het meteen? 'Venetia Wilson'. Tik dit in op Youtube en je komt bij videobeelden van Wilson Phillips in Venetië. Het duurt een hele tijd voordat het raadsel voor mij wordt opgelost en dan wil ik de plaat ook meteen als Week Spot hebben. Dat is dus precies drie jaar geleden: De eerste week in het huisje in Nijeveen. Ook ik denk even met een authentieke opname te maken te hebben, hoewel...? Ik vind het meteen té modern stereo klinken voor een jaren zestig-opname. Het is echter nog steeds een nummer waarvan ik goede luim krijg en dat me meteen terugbrengt naar mijn eerste (koude) nacht in Nijeveen. Ik ontwaak de volgende ochtend met de zon en Venicia is één van de eerste platen die ik deze zaterdagmorgen draai...

Levine blijft de snobs tegen de haren instrijken. Hij heeft al eens laten weten de disco te hebben uitgevonden (niet waar) en de elektronische dansmuziek (gedeeltelijk, de 'Hi-NRG' mondt in 1988 uit in de 'acid house'). Inmiddels probeert hij de snobs te overtuigen dat zij zonder zijn inbreng in de 'scene' bepaalde klassiekers nooit zouden hebben ontdekt. De 'trolls' zijn echter in de meerderheid en er moet wel een Gods wonder gebeuren, wil Levine ooit nog serieus genomen worden door de Northern Soul-kliek.

dinsdag 17 maart 2015

Week Spot: The Pioneers



In bepaalde gevallen kan ik niet lang wachten met een Week Spot. Zie in dat geval Terri Bryant en The Valdons. Soms probeer ik een Week Spot juist zo lang mogelijk uit te stellen. 'Naughty Boy' van Jackie Day is daarvan een voorbeeld, maar ook 'One Moment' van Sheryl Swope. Met deze van The Pioneers heb ik meteen het idee om deze Week Spot te laten worden als de lente officieel is begonnen. Dat zou dus volgende week moeten zijn, maar gezien het weer van het moment kan ik niet langer wachten. Waar Marboo vorig jaar mijn lente kleurde met 'What About Love', daar is op dit moment hetzelfde aan de hand met 'Broken Man' van The Pioneers. Eveneens een single uit de midden jaren zeventig met een even zonnig karakter. Een 'feelgood'-nummer bij uitstek. Bij deze vroege lente-uitbarsting kan het niet langer wachten en moet 'Broken Man' van The Pioneers (1976) deze week de Week Spot zijn.

Natuurlijk is The Pioneers een bekende naam, maar zelf heb ik de link nog niet zo snel gelegd als ik het voor het eerst hoor en een paar minuten later een exemplaar op Discogs koop. Pas als ik mijn aankoop kenbaar maak in een Facebook-groep wordt het al snel bevestigd door deez' en gene: Dit is inderdaad de Jamaicaanse Pioneers van de reggae-hits 'Let Your Yeah Be Yeah' en 'Long Shot Kick De Bucket'. Dat maakt het schrijven van een berichtje bij de kersverse Week Spot een stuk eenvoudiger, want over The Pioneers is genoeg geschreven. Voor het uiterste begin verplaatsen we ons naar Jamaica en naar het jaar 1962. De broers Sydney en Derrick Crooks vormen met hun vriend Winston Hewitt de eerste bezetting van The Pioneers. De gebroeders Crooks worden financieel ondersteund door hun moeder als The Pioneers de Treasure Isle-studio in gaan om hun twee eerste opnames te maken: 'Good Nanny' en 'I'll Never Come Running Back To You'. De plaatjes verschijnen op het Caltone-label, maar niemand die weet precies wanneer. Feit is dat Hewitt in 1966 naar Canada emigreert en dat The Pioneers dan al een flinke reeks singles heeft gemaakt zonder enig succes. Voor het volgende jaar mengt Glen Adams van The Heptones zich bij de groep ter vervanging van Hewitt. In de zomer van 1967 valt het doek aanvankelijk als Sydney concerten gaat promoten en Derrick werk buiten de muziek aanvaardt.

Sydney wordt werkzaam in de platenzaak van Joe Gibbs en is hierdoor al snel weer in de studio te vinden. In 1968 wil Sydney 'Give Me Little Loving' opnemen en ziet dan opeens een knaapje voor de studio zitten. Hij vraagt hem of hij kan zingen als blijkt dat het ventje geknipt is voor het nummer wordt hij ter plekke aangenomen als leadzanger van The Pioneers. Zijn naam is Jackie Robinson. The Pioneers opereert tijdelijk als duo en heeft daarmee wel haar eerste succes. Ze werken samen met de legendarische Lee 'Scratch' Perry en deze schrijft 'Longshot' voor The Pioneers: Een eerbetoon aan een renpaard. Het dier is jarenlang actief, maar is zó ongelukkig dat het een legende op zichzelf wordt. Toch is het niet gemakkelijk werken met Gibbs. Eerst vertrekt Perry en vervolgens ook The Pioneers. De laatste vindt onderdak bij Leslie Kong. Dat zal voor The Pioneers de ommezwaai worden.

Kong werkt ook met Desmond Dekker en het is wellicht hierdoor dat The Pioneers kennis maakt met George Agard, de halfbroer van Desmond. Hij maakt het trio compleet. In 1969 wordt bekend dat Longshot, het renpaard, tijdens zijn 203e race is overleden en Kong wil dat The Pioneers zo snel mogelijk met een vervolg op 'Longshot' komt. Dat resulteert in 'Long Shot Kick De Bucket'. In Engeland steekt de skinhead-beweging juist van wal en daar wordt 'Long Shot Kick De Bucket' warm onthaald. Het bereikt de Engelse hitparade en tijdens een tournee besluiten de leden zich in Engeland te vestigen. In 1971 scoort de band een Engelse top vijf-hit met 'Let Your Yeah Be Yeah' (een bescheiden nummer 34 in ons land) en heeft The Pioneers een derde Engelse hit met 'Give And Take' in 1972. Hoewel de hits opgedroogd zijn, blijft de groep onverminderd populair. Het is in 1975 de eerste reggae-band dat op tournee gaat door Japan. Bij thuiskomst dient zich een nieuwe producer aan: Eddy Grant.

Eddy is in de jaren daarvoor de leadzanger van The Equals. Hoewel het her en der grenst aan soul en reggae, is de muziek van The Equals vooral 'gestamp' van het niveau Dave Dee, Dozy, Beaky, Mick & Tich. Eddy wordt in 1976 de nieuwe producer, maar geeft opeens de voorkeur om The Pioneers te benaderen als zijnde een soul-groep. Omdat 'Give And Take' alweer drie jaar geleden is, besluit The Pioneers het over deze boeg te gooien. De elpee 'Feel The Rhythm' levert drie singles af, waarvan 'Broken Man'zonder meer de beste is. Hoewel de critici best te spreken zijn over deze gedaantewisseling slaagt The Pioneers er niet in om een verkoopsucces te behalen. Kort daarop valt de groep uiteen. Sydney gaat in eerste instantie produceren en zoekt zijn broer op in The Slickers. Van 1979 tot en met 1989 is het trio terug en beleeft in dat decennium een tweede hitnotering voor 'Long Shot Kick De Bucket' alsook de opname van hun benefietsingle 'Starvation' in 1985. In 1989 valt de groep wederom uiteen, maar is sinds 1999 weer van de partij.

'Broken Man' zit in Engeland in een lastig parket: De 'Wigan-soulies' moeten hier helemaal niks van weten, maar in progressievere kringen wordt het wel gewaardeerd, zeker nadat het jaren een 'cover-up' is geweest. Sinds de laatste maanden zit de plaat weer in de lift, evenals Marboo. Met die laatste kan ik een invloed zijn geweest, in het geval van The Pioneers kan ik alleen nog proberen om het nóg groter te maken dan het al is!