vrijdag 31 mei 2013

Raddraaien: Christie



Ondanks het prachtige weer was deze laatste van mei een dramatische en, vooral, frustrerende dag. Ik moest al langere tijd een betere computer hebben, want de laptop maakt desondanks nog steeds grote kans om opnieuw te 'klappen' (zoals in maart). Bovendien moest ik een zwaardere machine hebben waarmee ik met gemak uren lang zou kunnen 'streamen'. Twee weken geleden hakte ik de knoop door en bestelde eentje via een webshop in Hoogeveen. Eerst duurde het maar liefst een week voordat ik een bevestiging kreeg, maar wel meteen met de belofte dat ik hem vorige week vrijdag zou ontvangen. De hele dag ervoor thuis gebleven, maar niets. Vervolgens weigert de verkoper emails te beantwoorden en dan woensdagavond opeens een verzendstatus! Duurt nog steeds een dag voordat ik hem heb, maar sinds vanmiddag twee uur staat-ie er. Er bleef té weinig tijd over om de boel te installeren en een 'test run' op Wolfman te doen. Toen vanavond de installatie van het systeem ook nog mank liep, moest ik een beslissing nemen. Er is morgen dus GEEN Do The 45, mijn 'soul brother' Paul neemt de honneurs waar. Jullie hebben de primeur...

Volgende week moet het dan toch echt gaan gebeuren, te meer omdat ik heb aangeboden het zaterdagavondprogramma over te nemen van een collega. Eenmalig, maar wat een uitdaging! Van tien tot één op zaterdagavond!!! Het zou een bonte slamix worden van garagerock, Mod, psychedelica en een aantal album-klassiekers, maar eerst afwachten of we een systeem draaiende krijgen. De webcam is ook al aangeschaft, dus wat houdt mij nog tegen? Zo... daar is al een stuk Raddraaier weggegeten, nu dan maar over tot de orde van de dag? 'Yellow River' van Christie is vandaag de Raddraaier. Hoewel de groep vaak als eendagsvlieg wordt weg gezet, hebben ze in werkelijkheid nog een paar hitjes gehad. In Nederland bracht 'Iron Horse' het nog tot een dertiende plek in de vaderlandse Top 40, maar de groep wordt vooral herinnerd vanwege het poepcommerciële 'Yellow River'. En het is meteen ook een schaars voorbeeld van een plaat waarop de muzikanten zélf niet mee spelen, maar die wel ontzettend trots op hun 'vervangers' zijn.

Naamgever van de groep is zanger-gitarist Jeff Christie, op 12 juli 1946 ter wereld gekomen in Leeds. Vanaf de late jaren zestig speelt hij in verschillende bandjes die het tot een paar singles schoppen. Outer Limits en Acid Gallery zijn beide groepjes die erg in de smaak vallen bij de Mods en deze schijfjes vinyl zijn tegenwoordig erg schaars en daardoor aan de prijs. De laatste groep neemt in 1969 'Dance Around The Maypole' op, een nummer geschreven door Roy Wood van The Move. Toch kan Christie zelf ook wel liedjes schrijven en hij besluit een compositie te schenken aan The Tremeloes. Dat neemt het nummer op als een potentiële single-kandidaat, maar ziet er op het laatste moment vanaf. Wel geeft de groep Christie de toestemming om de, reeds ingespeelde, backing-track te gebruiken. Om het nummer ook live te kunnen uitvoeren, nodigt Jeff een aantal vrienden uit die de weinig constante band Christie vormen. 'Yellow River' schiet naar nummer 1 in Engeland en bereikt in Nederland een vierde plaats. Er is zelfs succes in Amerika, maar dat is zeer tijdelijk. De opvolger heet 'San Bernadino' en doet het in Amerika en bij ons stukken minder. Overigens is de titel expres verkeerd gespeld om de associatie met de stad San Bernardino te voorkomen. In Amerika blijft het op de rand van de Billboard Hot 100 hangen. De eerste elpee is een redelijk succes, maar van de tweede, 'For All Mankind' (1971), moet bij wijze van spreken het eerste exemplaar nog worden verkocht. De groep wisselt zo nu en dan van personeel en tenslotte verschijnt in 1972 de elpee 'Iron Horse'. Het titelnummer doet nog wat in Nederland, maar verder is het succes erg gering. Christie is een goed exportprodukt, want 'Jojo's Band' is een Argentijnse nummer 1-hit en doet 'Navajo' hetzelfde in Mexico. Overigens verschijnen deze singles onder Jeff Christie's eigen naam.

De single 'Alabama' (1974) lijkt de laatste stuiptrekking te zijn van de groep Christie, maar ruim vijftien jaar later brengt Jeff Christie weer een groep bij elkaar. Die hebben elkaar eerder ontmoet in de groep Tubeless Heart. Ze doen in 1991 een poging om Engeland te mogen vertegenwoordigen op het Eurovisie Songfestival, maar dat gaat niet door. Jeff Christie maakt in 1990 nog wel een dubbelalbum, maar dan onder zijn eigen naam. In de nieuwe eeuw kent Christie nog een aantal incarnaties, de laatste heeft in 2009 een tournee ondernomen.

In juni 1986 is er een rommelmarkt in Hommerts, waar ik mijn nummer 9 koop: 'Yesterday' van The Beatles. Een andere aanwinst is een cassettebandje met '16 Golden Oldies', allemaal nagespeelde en -gezongen hits uit de jaren zestig en zeventig. 'Yellow River' staat ook daartussen en ik moet bekennen dat die nep-versie helemaal niet onaardig is in vergelijking tot het origineel. Het is een alleraardigst commercieel prulletje, maar voorlopig wel de enige pensioenvoorziening van Jeff Christie.

donderdag 30 mei 2013

Raddraaien: Boz Scaggs



Ik had me vergist. Gisteren schreef ik alsof ik een Raddraaier uit de jaren tachtig had verwacht, maar nee. De komende vijf of zes Raddraaiers stammen uit de jaren zestig of zeventig. Maakt niet uit, Lee Dorsey heeft zijn standbeeld verdiend en gekregen. Vandaag hebben we iemand op het podium die daar reeds een halve eeuw staat, met enkele onderbrekingen. Soms heeft hij er even helemaal genoeg van en gaat dan met pensioen, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan en tot op de dag van heden treedt hij op. Solo of in een gelegenheidsgroep met Walter Fagen (Steely Dan) en Michael McDonald (ex-Doobie Brothers). De globetrotter Boz Scaggs staat in de volgspots met zijn single 'Lido Shuffle' uit 1977, het commerciële hoogtepunt van mans' carriére.

William Royce Scaggs staat in zijn paspoort. Hij is op 8 juni 1944 geboren in Canton, Ohio, maar vader Scaggs is een rondtrekkend zakenman en neemt het gezin mee op sleeptouw. Boz woont zodoende als kind in verschillende staten, maar het is in Texas waar hij van een schoolkameraad de bijnaam Bosley krijgt. Dit zal hij even later inkorten tot Boz. Het is in 1959 eveneens in Texas als hij Steve Miller leert kennen en The Marksmen komt versterken. Miller en Scaggs zijn lange tijd onafscheidelijk. Buiten het podium studeren ze beide aan de universiteit van Wisconsin-Madison. Steve richt in 1961 The Ardells op en Scaggs komt hem in 1962 vergezellen in die band. De groep opereert vanuit Chicago en valt op door een eigenzinnige repertoire-keuze. In 1963 is het verhaal alweer ten einde en gaat het duo tijdelijk uiteen. Steve formeert daarop The Steve Miller Band, terwijl Scaggs zijn heil zoekt in de bloeiende Londense rhythm & blues-scene.

Buiten The Wigs en Mother Earth neemt hij als Boz een paar singles op voor Columbia, maar die floppen stuk voor stuk. Daarop vertrekt hij naar Zweden, waar hij in 1965 zijn eerste soloplaat mag maken. 'Boz' is tegenwoordig een duur betaald collector's item, dus over verkoopcijfers hoeven we het niet te hebben. Waar Scaggs het geld vandaan heeft gehaald voor de oversteek en hoe hij zichzelf heeft bewaard van de hongerdood is nog steeds een groot mysterie. Europa is echter niet de meest ideale uitvalsbasis voor Scaggs en in 1967 keert hij terug naar Amerika. Daar komt hij in San Francisco terecht dat met de wijk Haight-Ashbury op dat moment het middelpunt is van de psychedelische muziek. Hij komt zijn oude maat Steve Miller op het spoor en werkt met hem aan de eerste twee Steve Miller-albums: 'Children Of The Future' en 'Sailor'. Boz neemt af en toe ook de vocalen voor zijn rekening en in die hoedanigheid wordt hij in 1969 door een Rolling Stone-journalist los geweekt van Miller en krijgt een solo-contract bij Atlantic.

Zijn tweede album verschijnt in 1970 en heet simpelweg 'Boz Scaggs'. Kosten noch moeite zijn gespaard en behalve The Muscle Shoals Rhythm Section speelt ook Duane Allman zijn partijtje mee. De kritieken zijn gunstig, maar de plaat flopt aanvankelijk. In 1974 brengt Atlantic het album opnieuw uit en bereikt het een 171e plek in de Album Top 200. Toch heerst ontevredenheid over de plaat bij Atlantic en dus wordt de plaat opnieuw gemixt en geproduceerd. Die versie verschijnt in 1977 en sinds dat jaar is dat de enige 'officiële versie'. De latere cd gaat ook uit van de 1977-uitvoering. Er volgen nog een paar albums voor Columbia, maar het wil maar niet opschieten met de verkoop. Dan formeert Scaggs een groepje sessiemuzikanten die hem op zijn nieuwste langspeler gaan begeleiden. Dat groepje zal in 1979 verder door het leven gaan als Toto.

Dat album heet 'Silk Degrees' en kent in 'Lowdown' een grote Amerikaanse hit, terwijl 'What Can I Say' het in Europa beter doet. 'Lido Shuffle' is een top 20-hit aan beide kanten van de oceaan. De toekomst lijkt zonnig voor Scaggs, maar de opvolger 'Down Two Then Left' verdwijnt geruisloos in de uitverkoopbakken. Toch kent 'Silk Degrees' minstens een goede pensioensvoorziening voor Scaggs. Zijn 'We're All Alone' wordt een gigantische hit voor Rita Coolidge, hoewel de tenenkrommende versie van The Walker Brothers tot de eerste covers behoort. Het album 'Middle Man' uit 1980 doet het nog redelijk en buiten een half geslaagde comeback in 1988 wil het in de daaropvolgende jaren niet meer. Boz opent een nachtclub in San Francisco en kust de muziek enkele malen vaarwel, maar sinds het begin van de nieuwe eeuw maakt hij iedere zomer een tournee. Afgelopen maart is het album 'MEMPHIS' verschenen, zijn eerste in ruim vijf jaar.

woensdag 29 mei 2013

Beeldenroute: Lee Dorsey



Ik noemde het maandag al even in het bericht van Stevie Winwood. De vroegere wens om een aantal iconen van hun voetstuk te halen. Nadeel is dat je dan met een hoop lege sokkels overblijft. Bij binnenkomst van een kersvers vinylplaatje wist ik het vanmorgen opeens. Waarom gaan we niet een aantal standbeelden oprichten? Muzikanten die er eentje verdienen, maar tot op heden nog niet een hebben en die waarschijnlijk ook nooit zullen krijgen. Gezien de jaren tachtig-platen in het Raddraaien weer op een kluitje liggen en ik Steve Winwood al heb gehad, begin ik vandaag aan zo'n standbeeld. Het kan wel eens een zeer onregelmatige serie worden, want het is zo nu en dan dat ik denk: 'Hee, die verdient een standbeeld'. In drie jaar Soul-xotica hebben we ook al eenmalige afleveringen mee gemaakt, dus ik beloof niks... Vandaag trek ik Janis Joplin van haar voetstuk en vervang haar door iemand die écht iets heeft betekend in de Amerikaanse rhythm & blues: Lee Dorsey.

Zoals wel vaker het geval wil met dit kaliber muzikanten is het geboortejaar niet duidelijk. Wel weet iedereen te herinneren dat Irving Lee Dorsey op kerstavond is geboren, maar of dat nu 1924 of 1926 was? Wikipedia vermeldt het eerste, Dave Rimmer (ook best nauwkeurig) heeft het over 1926. Over zijn jeugd is weinig bekend. Hij wordt geboren in New Orleans, maar verhuist op jonge leeftijd naar Portland, Oregon. Na een tijd in het leger gediend te hebben, wordt Dorsey een vrij succesvol bokser in de 'lichte zwaargewicht'-categorie. Fans kennen hem beter als 'Kid Chocolate'. In 1958 maakt Dorsey zijn eerste single, 'Lottie Mo', voor Valiant. 'Rock' verschijnt in 1959 via Rex, maar wordt in 1961 door Ace opnieuw uitgebracht. Rond dezelfde tijd is Dorsey Allen Toussaint tegengekomen op een feestje en krijgt een contract bij Fury. 'Ya Ya' is een bewerking van een kinderliedje en is meteen een grote hit. ABC-Paramount duikt de opname van 'Lottie Mo' op en brengt deze uit om mee te profiteren van Dorsey's succes. 'Do-Re-Mi' is een logische opvolger van 'Ya Ya', maar doet het stukken minder dan zijn voorganger. Wikipedia vertelt het verhaal in twee alinea's en doet net alsof Dorsey tot 1965 niets meer heeft gedaan, buiten het werk in zijn garage. Niets is minder waar, want Soulfulkindamusic laat zien dat er geen gaten vallen in mans' discografie. Het willen alleen geen hits worden.

In 1963 legt Fury het loodje en Dorsey heeft dan vijf singles gemaakt voor het label. Hij maakt een single voor Smash, maar stapt dan over naar Constellation. Niet te verwarren met het postrock-label van Godspeed You Black Emperor, Constellation is een label dat bij verzamelaars erg populair is. Daar horen corresponderende prijzen bij! Zijn 'Organ Grinders Swing' is één van die plaatjes die nog wel eens rare taferelen wil oproepen bij veilingen. Met 'You're Breaking Me Up' sluit Dorsey niet alleen 1964 af, maar ook zijn contract bij Constellation. Bovendien zal in het daaropvolgende jaar zijn carriére een nieuwe 'boost' krijgen. Dorsey tekent bij Amy en met de eerste de beste plaat is het meteen raak: 'Ride Your Pony'. Een zompige Toussaint-productie met grappige effecten. Het is duidelijk dat de man van 'Ya Ya' weer helemaal terug is! Toch scoort de plaat vooral in de rhythm & blues-lijsten, in Amerika komt 'Ride Your Pony' niet verder dan 28 in de Hot 100. Dito geldt voor 'Get Out Of My Life Woman', maar de single die er tussenin zit doet nog minder ('Can You Hear Me'). De echte knaller laat een jaar op zich wachten. Met 'Working In A Coalmine' zet Lee Dorsey zichzelf voorgoed op de kaart. Een plaatje dat in de daaropvolgende veertig jaar menigmaal een reclame of een film heeft gehaald. Ik kocht 'Coalmine' jaren geleden in België, niet bepaald in een fijne staat. Sinds vandaag heb ik deze en 'Ride Your Pony' in de Old Gold-uitdossing uit 1981. Hélemaal nieuw!

Tot en met 'Everything I Do Gonh Be Funky' uit 1969 verschijnen regelmatig singles van Lee Dorsey, de meeste zijn geproduceerd door Toussaint en heeft The Meters als begeleiding. Dorsey lijdt toch wel een beetje onder zijn 'novelty'-platen, want buiten 'Funky' wil geen enkele plaat echt goed scoren. Toch is Toussaint al heel vroeg bezig met het ontwikkelen van de funk, zoals die vanaf 1970 door James Brown en vele andere artiesten zal worden gepresenteerd, en Lee Dorsey is een proefkonijn. Zo verschijnt in 1970 het origineel van 'Yes We Can Can', het Toussaint-nummer dat drie jaar later een gigantische hit zal worden voor The Pointer Sisters. Toch wordt het na de gelijknamige elpee van Dorsey even heel erg stil rond zijn persoon. Een collaboratie met Southside Johnny & The Ashbury Jukes brengt Dorsey terug in de studio en hij neemt een paar kantjes op voor ABC. Het succes is zo bescheiden dat je het over het hoofd zou kunnen zien, maar de single 'Night People' (1978) schopt het tot nummer 93 in de Rhythm & Blues-lijst. In de begin jaren tachtig treedt Dorsey als voorprogramma op voor The Clash. Google vertaalt het als een 'longemfyseem'. Ik ken het niet, maar het wordt Dorsey op 2 december 1986 noodlottig.

'Ya Ya' is wellicht de meest gecoverde plaat van Dorsey. Vooral omstreeks 1963 als 'Ya Ya' in een twist-vorm wordt gegoten, is het een gigantische hit in Europa. The Beastie Boys geeft Dorsey een knipoog in 'Sure Shot': 'everything I do is funky like Lee Dorsey'. En dat slaat op Dorsey's laatste grote hit 'Everything's Gohn Be Funky'. Een fenomeen in de Southern Soul, maar waarschijnlijk ook meer een 'musicians' musician'. En één van de wegbereiders van de funk. Lee Dorsey verdient zijn standbeeld!

dinsdag 28 mei 2013

Week Spot: Damon Fox



Ik moest het even nakijken. Heb ik ooit eens geschreven over Damon Fox op Soul-xotica. Jawel, ik heb de naam vaak genoeg genoemd, maar nooit dieper op de materie in gegaan. Waarom niet? Ik ondervond de reden andermaal bij het doen van mijn 'huiswerk'. Er is namelijk helemaal niks bekend over meneer Fox. Er zijn meerdere hondjes die Fikkie heten en dus regent het wel personen op LinkedIn die de naam Damon Fox dragen en kennen we ook de zanger/gitarist/toetsenist van de progressieve metalband Bigelf. 'Onze' Damon Fox is iemand die alleen wordt herinnerd vanwege één plaatkantje van nauwelijks twee minuten, een plaatje dat al heel lang op mijn zoeklijst staat en daardoor best wel een beetje een onderdeel is geworden van mijn leven in Nijeveen. Verwacht in dit bericht dus geen spannende onthullingen over mans' identiteit. De plaat moest wel 'Week Spot' worden, maar het schrijven van het bericht is evenzeer een uitdaging als een Raddraaier van Leni & Ludwig. 'Packin' Up' van Damon Fox (1966) is deze week de Week Spot.

Ik woon nog maar pas in Nijeveen als Damon Fox regelmatig opduikt op mijn mp3-spelertje. In het kader van de sneltreinvaart-stampers die ik dan nog zoek, staat dit plaatje meteen hoog op de verlanglijst. Als er een Northern Soul-hit ongenadig snel is, dan is het deze van Damon Fox wel. Een dijenkletser in het kwadraat. Wees maar blij dat die na 1 minuut 50 is afgelopen, want bij vier minuten moest er een zuurstoftank worden bij geleverd. De plaat duikt halverwege de jaren zeventig voor het eerst op in The Casino in Wigan. Daar maken ze een 'cover up' van de single. Het oorspronkelijke label wordt eraf gekrast en vervangen door een nieuw label met een verzonnen naam. In die hoedanigheid verschijnt het in 1979 op een EP, maar ik kan momenteel niet achterhalen hoe de 'cover up'-naam ook alweer luidde. Het ding wordt nog wel eens geadverteerd. 'Packin' Up' is oorspronkelijk een b-kant van de single 'Bony Morony', een van de laatste singles uit de Fairmount-catalogus. Toch is er in de huidige Philly-scene niemand meer die deze Damon Fox voor de geest weet te halen.

Dat de originele Fairmount een fortuin waard is, ontdek ik al heel snel. Er schijnt een exemplaar voor te zijn verkocht voor 1800. Pond of dollar, maar in elk geval een poet geld! Rarenorthernsoul adverteert in het voorjaar van 2012 met een 'touched-up styrene bootleg'. Het ding is blijkbaar in de late jaren zeventig opnieuw geperst op styreen in Engeland. Ook deze uitvoering is dermate gezocht dat Rarenorthernsoul er een passende prijs voor heeft: 45 pond. Het is de tijd van mijn verhuispremie en ik heb serieus nagedacht om hem te kopen. Maar dan opnieuw... niet origineel en slechts 1 minuut 50, dan is ruim zestig euro (verzendkosten erbij) een hele hoop geld. Ik laat hem aan me voorbij gaan en de plaat wordt twee maanden later verkocht. Mijn geduld zal beloond worden?

Intussen blijf ik Ebay afschuimen op zoek naar deze van Damon Fox, maar kom dan een andere single tegen: 'Gotta Get My Baby Back' op kant 1 en 'Black Widow Spider' op kant 2. Ook helemaal niks over te vinden, maar ik krijg de single desondanks voor de lage startprijs. 'Black Widow Spider' schijnt in bepaalde kringen gewaardeerd te worden dankzij de Screamin' Jay Hawkins-achtige vertolking, maar zelf hecht ik de meeste waarde aan 'Gotta Get My Baby Back' waarin Fox een ode brengt aan 'Funky Broadway' van Wilson Pickett. Fox is een typische 'belter', hij spuugt als het ware zijn teksten uit. De vergelijking met Screamin' Jay Hawkins is dan niet veraf en Pickett doet het eveneens in zijn jagende nummers. In de zomer presenteert Recordfriend Elpees, een platenzaak in Amsterdam, een immense collectie Northern Soul-singles. En ja, ze hebben ook Damon Fox liggen. Ik durf niet naar de prijs te vragen, het komt me dan financieel totaal niet uit. Mijn geduld wordt beloond, want in het najaar presenteert Outta Sight een serie heruitgaven van het Fairmount-label. De eerste in rij is 'Packin' Up' van Damon Fox. Voor omstreeks een tientje heb ik een nieuwe persing, die beter klinkt dan de bootleg, met een fijne stamper van een andere artiest op de flip. Er gaat evenwel een half jaar overheen voordat ik tot aankoop over ga, maar ja... er komt ook zoveel moois uit!

Ik had even de angst dat ik niet genoeg platen zou hebben voor een Blauwe Bak Top 40 volgende maand, maar heb gisteren even snel geteld. Er zijn nu ruim vijftig kandidaten, dus dat kan onverminderd door gaan!

maandag 27 mei 2013

Raddraaien: Steve Winwood



Godenverering binnen de popmuziek. Als ik aan één ding een grotere hekel heb, dan is het wel het zaligmaken van overleden artiesten. Toen ik met Soul-xotica begon, had ik even de drang om een aantal van die goden van hun voetstuk te stoten. De boel even kapot relativeren totdat er gewoon weer een mens overbleef. Verder dan een kanonnade jegens Jim Morrison is het niet gekomen. Hendrix, Joplin en Cobain hadden het zó verdiend om eenzelfde behandeling te krijgen. Laten we nou eerlijk zijn, Hendrix was in de laatste maanden van zijn leven geen topattractie meer. Voor hem lonkte eerder de obscuriteit van underground-bluestenten. Als Janis niet was overleden, had ik 'Pearl' niet zo'n groot verkoopsucces zien worden. Ten opzichte van 'Kozmic Blues' en haar Big Brother & The Holding Company-werk was het een flinke stap terug. Kurt Cobain en Nirvana was hetzelfde liedje geworden als REM. Té ongrijpbaar voor de commercie, maar te commercieel voor het club-circuit. Niet dat ik hen geen langer leven had gegund, maar er zijn levende artiesten die wel ietsje meer waardering hadden mogen krijgen. Neem nou Steve Winwood. Heeft iemand meegekregen dat de man twee weken geleden 65 is geworden?

Als we het over een muzikaal wonderkind hebben, dan verdient Winwood die titel zonder twijfel. Stephen Lawrence Winwood komt op 12 mei 1948 ter wereld in het Engelse Handsworth, een wijk van Birmingham. Als achtjarig kind bespeelt hij al saxofoon en klarinet en heeft dan zijn eerste optreden samen met zijn vader en broef Muff. Rond dezelfde tijd zingt hij eveneens in een kerkkoor en leert daar de eerste handgrepen op het kerkorgel. Als gitarist en organist (Hammond B3) begeleidt hij als tiener bezoekende Amerikaanse rhythm & blues-artiesten en staat reeds met grootheden als Sonny Boy Williamson, B.B. King, Bo Diddley, John Lee Hooker en Chuck Berry op één podium. Als veertienjarige voegt hij zich bij The Spencer Davis Group, waar zijn oudere broer Muff eveneens deel van uitmaakt. In 1966 scoort The Spencer Davis Group twee nummer 1-hits op rij met 'Keep On Running' en 'Somebody Help Me', beide composities van Jackie Edwards. Van de royalties koopt Winwood zijn eerste eigen Hammond B3. Hij formeert rond deze tijd Powerhouse met Eric Clapton, een groep die niet van de grond komt, maar waarvan opnames later op de elpee 'What's Shakin' terecht komen. Met Spencer Davis heeft hij succes met 'Gimme Some Lovin' en 'I'm A Man', waarin hijzelf ook een aandeel heeft. The Spencer Davis Group is groter dan ooit tevoren als Winwood plots de biezen pakt. Het volgende hoofdstuk heet Traffic. Met deze groep maakt Winwood een transformatie door. Van lichtvoetige hippiepop naar meer jazzrock-georiënteerd werk. Met name de platen van na 'John Barleycorn Must Die' zijn voor mij een brug te ver.

Intussen doet Winwood ook nog mee in Blind Faith en treedt later opnieuw op met Ginger Baker in diens' Air Force. De term wereldmuziek bestaat nog niet of Winwood is er al mee aan de slag. Zo was hij in de jaren zestig al betrokken bij de elpee 'Pakistani Soul Session' en duikt in de midden jaren zeventig verder de ethnische muziek in. In 1977 verrast hij vriend en vijand, tot zover Winwood die laatste categorie heeft, met zijn eerste soloplaat, maar doet intussen nog zo'n deel aan producties. Zo is hij onder andere betrokken bij Third World. Zijn echte doorbraak als solo-artiest volgt in 1980 met het album 'Arc Of A Diver' en met name met de pracht-single 'While You See A Chance'. De stem, onveranderd, van The Spencer Davis Group en Traffic is terug, nu echter in een saus van moderne synthesizers en dito popsongs. De jaren tachtig zijn goed gevuld met klassiekers als 'Valerie', maar ook onze Raddraaier. Hoewel die dan weer wat meer ondergewaardeerd is: 'Freedom Overspill' uit 1986. Hetzelfde jaar dat hij met 'Higher Love' nog wel de hitparade bestijgt. De albums blijven gretig aftrek vinden en Winwood zal nooit echt van het toneel verdwijnen. Als zijn solo-carriére even op een laag pitje is, vindt er plotseling een reünie van Traffic plaats met een bijbehorend album.

Zijn meest recente plaat heet 'Nine Lives', maar is alweer vijf jaar oud. Desondanks blijft Winwood een geziene podium-artiest, hij heeft Nederland ook een aantal malen aangedaan. Momenteel toert hij dwars door Noord-Amerika met Rod Stewart, maar heeft voor komende zomer optredens aangekondigd met The Allman Brothers Band. Een bezig baasje dat ondanks zijn leeftijd nog lang niet aan pensionering toe is!

zondag 26 mei 2013

Schijf van 5: dokters



Een klein onbenullig dorp met een grappige naam. Het dorp heeft geen voorzieningen meer. De zuivelfabriek is al jaren dicht en verder is het dorp aangewezen op de 'hoofdplaats', het grote dorp waar het praktisch aan vast is geplakt. Toch heeft dat kleine dorp twee dokterspraktijken. Ze zitten tegenover elkaar en hebben één centrale apotheek. De cliënten zijn afkomstig uit twee provincies, daar het in een grensgebied zit. Met deze ingrediënten zou je een televisieserie kunnen beginnen? Dat dachten ze bij de Evangelische Omroep een paar jaar geleden wel, toen de dorpsdokters van Kolderveen op de voet werd gevolgd voor het programma 'De Dorpsdokters'. Het schijnt erg goed bekeken te zijn, dus ik kan stellen dat ik wellicht de beroemdste huisarts van Nederland heb. Ik ben nog maar eenmaal bij hem geweest, in september voor mijn spit, en wil dat ook graag zo houden. Toch gaan we vandaag vijfmaal naar de dokter in de Schijf van 5.

Ik heb niet het vermoeden dat er heel veel Mods zijn die mijn weblog volgen, maar het is hun dag best wel een beetje. De Mods vonden het in de jaren zestig helemaal niet erg om naar de dokter te gaan. Het was voor hun de voorziening van een fijne zaterdagavond. Een paar stevige tabletten neemt de dorst weg en laat je je eigen 'trip' beleven. Vandaar dat de dokter heel vaak voorkomt in liedjes in 'hun' beweging. Eén van de oudsten op dat gebied vinden we vandaag op vijf. Een nummer dat in de jaren zeventig is overgenomen door de Northern Soul-generatie en dat tot op de dag van vandaag een garantie is voor een overvolle dansvloer. Op vijf staat 'I Don't Need No Doctor' van wijlen Ray Charles.

Ik had aanvankelijk The Moody Blues op vier staan met 'Dr. Livingstone I Presume', maar bedacht halverwege de nummer vijf een betere dokter. Eentje die beter thuis past in het verhaaltje van de 'prescribed drugs'. Voor wie het nog niet wist, 'drugs' zijn medicijnen in Engeland. Toen ik voor het eerst 'The Drugs Don't Work' van The Verve hoorde, dacht ik ook aan een 'bad trip', maar dat nummer gaat eveneens over medicijnen. In Engeland wordt onderscheid gemaakt in 'prescribed drugs', de medicijnen die je krijgt voorgeschreven door een arts, en 'non-prescribed drugs'. Die laatste categorie behelst dan alles, van pijnstillers die je in de supermarkt koopt tot een grammetje cocaïne bij de straatdealer. In de midden jaren zestig was Doctor Robert in Londen een bekende naam onder popmuzikanten en andere kunstenaars. Doctor Robert schreef 'grappige pilletjes' voor. Als er een Amerikaanse muzikant op bezoek kwam, kon die ook altijd even op consult terecht bij Dr. Robert. The Beatles hebben hem in 1965 geëerd met een liedje en dat vinden we op vier.

Iedere dokterspraktijk heeft wel eentje in het klantenbestand, zo'n persoon die al in de wachtkamer zit als hem of haar een scheet dwars zit. Deze Schijf is nog niet geopend of op drie zit zo'n heerschap: Jackson Browne. Hij klaagt over zijn ogen, maar heeft getuige zijn verhaal geen bril nodig. Hij ziet alles scherp. Sterker nog: Hij klaagt erover dat zijn ogen teveel zien! Wat wil je nou, kerel? Voor straf zet ik je op drie: 'Doctor My Eyes' van Jackson Browne.

Afgelopen week vierde Pete Townshend zijn verjaardag. De man die 48 jaar geleden hoopte dat hij zou sterven voordat hij oud werd, moet inmiddels in de zeventig zijn? Op twee vinden we een fictieve dokter, maar met opvallend veel overeenkomsten met Dr. Robert van The Beatles. Ook deze dokter ziet zijn cliënt week na week terug komen met dezelfde klachten en stuurt ze steeds weg met hetzelfde herhaalrecept. En dit goedje kennen we in de tegenwoordige tijd beter als zijnde 'speed'. Omdat de Mods hun volledige salaris uitgeven aan 'looks' en hun scooter, blijft er geen geld over voor een biertje op zaterdagavond. In plaats daarvan gaan ze dus massaal aan de speed en beleven toch nog een enerverende avond. Deze fictieve dokter zit in '!Quadrophenia' van The Who en heet 'Doctor Jimmy'. En die mag vandaag op twee.

Op één staat een dokter die we, als ik me niet vergis, ooit nog in de Dweilpauze hebben gehad. Ook al zo'n rubriek die héérlijk is overleden. Het stamt uit de tijd dat ik in het kader van de Northern Soul alleen maar op zoek was naar 120 mijl-per-uur stampers. Dat is veranderd en nu koop ik regelmatig midtempo en kan ook 'deepies' waarderen. The Intruders valt in die eerste categorie. Philadelphia soul voordat Philadelphia International Records werd opgericht. Een plaat die ik tijdens een lanparty in De Buze pas echt heb leren waarderen. En deze dokter mag vandaag op 1: 'Doctor Doctor' van The Intruders (1970).

De Schijf van 5 ontstond toen 'Kleur Bekennen' een beetje opraakte. Toch wil ik volgende week beginnen met de kleur waarmee 'Kleur Bekennen' in september 2010 heel spontaan begon: Blauw. Titels met 'blauw', die zijn er héél veel, maar ik wil de vijf allermooiste hebben! Er mag meegedacht worden...

zaterdag 25 mei 2013

Raddraaien: Ekseption



Voordat hij een bekend televisie- en radiopresentator werd, werkte Hans Van Willigenburg voor platenmaatschappij Philips. Hij werd in 1969 op pad gestuurd met David Bowie, die met 'Space Oddity' net zijn eerste Top 40-hit had gescoord. Hoewel Van Willigenburg uiteindelijk een blijvende vriendschap heeft overgehouden, was dat deze dag anders. Bowie sprak geen woord. De enige woorden die hij sprak was tegenover de pers en zo ook in het geval van Aloha. Die liet Bowie zijn oordeel vellen over een aantal nieuwe Nederlandse singles. Zijn mening ten opzichte van 'Air' van Ekseption was niet bepaald mals. ,,Als het dan toch zo nodig moet met orgel, dan heb ik liever The Nice of The Moody Blues", merkte Bowie op. Aardig hieraan is dat Bowie de voornaamste inspiratiebron van Ekseption noemt. Het is namelijk The Nice die Ekseption in 1968 op het spoor zet van de bewerkingen van klassieke meesterwerken. Hoewel Rick Van Der Linden een begaafd toetsenist is, mist hij echter de flair van Nice-organist Keith Emerson, waardoor Ekseption een beetje braaf blijft. Vandaag is Ekseption onderwerp van het Raddraaien en wel met de single 'Rhapsody In Blue' (1969).

Het verhaal begint in 1958 in Haarlem met het schoolbandje The Jokers: Hans Alta, Rob Alta, Rein Van Den Broek, Huib Van Kampen en Tim Griek. De groep heeft het repertoire van menig schoolbandje uit die tijd, namelijk dansbare jazz en rhythm & blues-covers en een enkele pophit. In 1965 is er behoefte aan een nieuw imago en een daarbij behorende naam. The 'In'Crowd is een hele hippe naam, maar ze zijn niet de enige. Als de Haagse groep The Incrowd een hit scoort met 'I'll Be Free' in 1966, ziet de Haarlemse formatie zichzelf genoodzaakt een nieuwe naam te kiezen. Dat wordt Ekseption na enig puzzelen. Overigens zal de Haagse groep later ook nog problemen krijgen met de naam als blijkt dat er nog zeker twee Engelse groepen zijn. Eentje daarvan heeft Keith 'Teenage Opera' West en Yes-gitarist Steve Howe in de gelederen. Terug naar Ekseption. Dat krijgt een platencontract bij Imperial. Aanvankelijk heeft Rob Kruisman de leiding over de nieuwe formatie en onder zijn toezicht voegt Rick Van Der Linden zich in april 1967 bij de groep.

De plaatjes op Imperial doen niet veel, maar de ster rijst snel als Ekseption in 1968 het Jazzconcours in Loosdrecht wint. Er vinden nogal wat bezettingswisselingen plaats binnen de groep. Zo vertrekken de gebroeders Alta en Tim Griek. De laatste zal producer worden bij EMI, aanvankelijk van Brainbox en later met André Hazes. Bassist Cor Dekker en drummer Peter De Leeuwe komen bij de groep die opnieuw een contract in de wacht sleept bij Philips. Het zal rond dezelfde tijd zijn geweest dat de leden een concert van de Engelse groep The Nice bijwonen. Onder leiding van de excentrieke organist Keith Emerson heeft deze band in 1968 veel succes met een verbastering van Berstein's 'America'. Dit moedigt de leden van Ekseption aan om hetzelfde te doen bij een aantal klassieke meesterwerken. De vijfde symfonie van Beethoven en 'Air' van Johann Sebastian Bach zijn de eerste 'slachtoffers', het arrangement van beide nummers wordt toegeschreven aan alle Ekseption-leden. Voor de rest zal Van Der Linden alle krediet krijgen.

Tussen 'The Fifth' (nummer drie) en 'Air' (nummer twee) zit nog een minimaal hitje verborgen: 'Rhapsody In Blue'. Hoewel de a-kant toch echt 'Ritual Fire Dance' is, krijgt de bewerking van de George Gershwin-compositie de meeste 'airplay' en wordt genoteerd op de Top 40. Het is in verhouding met de eerste hitsingles van Ekseption de meest obscure, het laat Ekseption van een meer jazzy kant horen. Wie de elpees van binnen en buiten kent, kijkt er niet van op. Maar wie uitgaat van de singles hoort een 'andere' Ekseption. De groep is naast Cuby & The Blizzards één van de weinige Nederlandse groepen die volledige vrijheid krijgen op de elpees. Een elpee is in 1969 nog steeds een luxe-product waarvoor je eerst een reeks hitsingles moet hebben. Bij Ekseption ligt de nadruk meteen op de elpees, maar heeft de groep eveneens een mooi zwikje hitsingles.

De bezetting wil nog wel eens wisselen. Voor een incidenteel vocaal nummer heeft de groep in 1970-71 een zanger. Eerst is dat Michel Van Dijk en later Coen Merkelbach. Deze, uit Ginger Ale afkomstige, zanger houdt de Engelse naam Steve Allet erop na. Tot en met 1972 verandert alles wat Ekseption aanraakt in goud, maar dan gaat de groep de herfstjaren in. De elpee 'Trinity' ziet een opvallende koerswijziging, ondermeer door een lange 'jamsessie', en Van Der Linden breidt zijn instrumentarium fors uit. Toch luidt deze plaat een mindere periode in. In 1973 formeert Van Der Linden Trace en verlaat daarmee Ekseption. Die groep gaat onverminderd door, nu met toetsenist Hans Jansen. Het geluid wordt weer jazzier en dat is te horen op het album 'Bingo' (1974). Een jaar later verschijnt 'Mindmirror' en in 1977 'Back To The Classics', maar beide albums verkopen voor geen meter. Anders is dat met het vroege repertoire. De eerste zes albums van Ekseption worden in 1976 in Duitsland opnieuw gedrukt, omdat ze daar de vraag niet aan kunnen.

In 1978 keert Van Der Linden weer terug in Ekseption, maar de gloriejaren zijn voorbij. Zijn grootste succes heeft hij in 1981 met 'Cum Laude', een samenwerking met Rein Van Den Broek en een heus dameskoor. De semi-religieuze plaat doet het uitstekend in Scandinavië, waar Ekseption begin jaren zeventig ook enorm populair was. Hoewel de groep in Engeland nog wel de handen op elkaar kreeg, heeft Ekseption nooit iets in Amerika of Japan gedaan.

vrijdag 24 mei 2013

Raddraaien: Jive Bunny & The Mastermixers



Ik schreef onlangs over het feit dat je met een 'nee-nee'-sticker op de brievenbus niet meer automatisch een Gouden Gids op de mat krijgt. Ik concludeerde toen ook dat ik in het kader van het Raddraaien nog wel twee jaar vooruit kon. Ziehier het bewijs: In deze vierde serie, in iets meer dan een jaar, maken we alfabetisch een klein sprongetje van Frederique in Uffelte naar De Haarstudio in Oldebroek. Dan zijn we dus nog lang niet bij de K van Kapsalon en hebben we een advertentie van de branche-organisatie (mijns inziens een gilde van criminelen)in het vooruitzicht. Genoeg stof om te Raddraaien. Ik heb de titels van de derde serie weer in alfabetische volgorde gezet en zo begin ik bij het 'foutje' van zaterdag: 'Adolescent Sex' van Japan is de eerste en die had ik per ongeluk in de jaren tachtig-bak staan. Omdat Frederique haar nering op de hoek van een straat heeft, hoef ik maar twee plaatjes verder en kom uit bij 'Swing The Mood' van Jive Bunny & The Mastermixers. Jippie!

De internationale wapenfeiten en de betekenis van ons land voor de globale popmuziek mag gering zijn in voorbeelden, maar als we iets doen, doen we het ook meteen goed! Denk aan de Amerikaanse successen van Shocking Blue, Tee Set en George Baker. Golden Earring die maar liefst tweemaal een internationale hit heeft met 'Radar Love'. Jan Akkerman als beste gitarist ter wereld. Maar ook Stars On 45, het concept van ex-Earrings-drummer Jaap Eggermont. Die wist heel goed waar hij aan begon toen hij de eerste Stars On 45 uitbracht. Voor de Nederlandse markt had het niet heel veel uitgemaakt, maar voor de Amerikaanse markt maakt het wel degelijk verschil of er originele opnames zijn gebruikt of, net als bij Stars On 45, opnieuw ingespeelde en gezongen liedjes. De Stars On 45-platen konden dus moeiteloos overal worden uitgebracht, ook al hanteerde Eggermont voor deze internationale releases de naam Starsound.

Het Stars On 45-principe is vaak op de hak genomen, maar in die vorm nooit geëvenaard. Wel duikt in de midden jaren tachtig Mirage op, maar deze mengt bestaande met opnieuw gezongen opnames. In 1989 krijgt het Stars On 45-principe een nieuwe wending met Jive Bunny & The Mastermixers. Les Hemstock levert het idee aan bij het Mastermix-bedrijf. Vader John Pickles ziet er wel brood in en betrekt zijn zoon Andy erbij. Mastermix brengt dan maandelijks een album uit met nieuwe mixen en 'Swing The Mood' staat oorspronkelijk op nummer 22 uit de serie, die bijna een kwart eeuw later nog steeds bestaat. Ian Morgan, eveneens als deejay werkzaam voor Mastermix, produceert het eerste album, maar wordt na een paar jaar vervangen door Mark 'The Hitman' Smith. Overigens vindt de geboorte plaats in Rotherham, een stad in Zuid-Yorkshire, ver weg van de drukte en de muziek-scenes in Manchester en Londen.

Muzikaal is het eenvoudig: Men neme een in het gehoor springend instrumentaal thema en gooit daarna korte stukjes uit vroege rock'n'roll-platen in een mix, steeds ondersteund door een jagend jive-ritme. Jive Bunny is aanvankelijk een cartoon, maar een pak is snel gemaakt en zo kan die de plaatjes promoten. Tot zover dat nodig is, want Engeland lust wel pap van de mixen. 'Swing The Mood', 'That's What I Like' en 'Let's Party' bereiken daar alledrie de eerste plek. In Nederland doet alleen 'Swing The Mood' dat, strandt 'That's What I Like' halverwege de top tien en doet 'Let's Party' niet echt mee. Maar... ik begon het verhaal niet voor niets met Stars On 45, want dit is iets dat het Jive Bunny-team over het hoofd heeft gezien. Ze maken gebruik van originele opnames en dat is in Amerika niet toegestaan en dus moeten een aantal mixen opnieuw worden gemaakt met 'nieuwe' opnames. 'Let's Party' verschijnt rond de kerst en heeft een aantal kerstpophits erin zitten, zoals 'Merry X-Mas' van Slade en 'Lonely This Christmas' van Mud. Echter, ze kunnen maar geen toestemming krijgen om 'I Wish It Was Christmas Everyday' van Wizzard te gebruiken, maar Wizzard-leider Roy Wood is niet beroerd om een nieuwe versie in te zingen. 'Another Rock And Roll Christmas' van Gary Glitter wordt later uit de plaat gemixt, nadat de excentrieke glamrocker in opspraak is gekomen vanwege kinderporno.

Voor wie er echt niet genoeg van kon krijgen, was er ook nog 'The Album', maar ik kan me niet voorstellen dat je daar een uur lang naar kan luisteren. In Nederland nam Hans Versnel Jive Bunny op de hak met 'Lekker Swingen Met Die Hap', maar dan met opnieuw ingezongen Nederlandse klassiekers met een alternatieve tekst. 'Alle dieven op de Dam, jatten alles wat maar kan' en dergelijk Rubberen Robbie-ongein. In 2010 is er nog een kerstalbum verschenen van Jive Bunny, Mastermix zit inmiddels in het 25e jaar dat ze cd's en downloads verschaffen van dj's en mixen. En ik ga Jive Bunny heel hard weer terug zetten in de bak waar die vandaan kwam. Vaarwel!

donderdag 23 mei 2013

Raddraaien: The Dubliners



Voor wie het nog niet mocht weten, ik heb sinds april 2009 geen druppel alcohol meer gehad. Met uitzondering van 's nachts natuurlijk. Ik droom nog regelmatig dat ik aan de borrel ben, denk dan al dromend 'hee, dat deden we toch niet meer?' en heb ook nog eens gedroomd dat ik aangeschoten was. Ik voelde de voetstappen als bassen in mijn hoofd terwijl de hele Gasthuisstraat (in Steenwijk) leek te wiebelen. Het is steeds weer een vreemde gewaarwording als ik na zo'n nacht de ogen weer open. Ik zal het zelf nooit als een verslaving typeren, want als ik geen geld had... dronk ik niet. Thuis zat ik ook liever met een fles sinas dan met een blik bier. Toch ging de drankzucht steeds meer mijn leven beheersen en dat stond ik niet toe. Soul-xotica is dus ook geheel alcoholvrij, hoewel we soms een kleine uitzondering maken. Vandaag bijvoorbeeld. Ik sluit een derde serie Raddraaien af en begin morgen met de vierde serie. Daar moet op gedronken worden? Nou, vooruit, de Raddraaier is 'All For Me Grog' van The Dubliners (1968).

Heeft Nederland vandaag het weerrecord verbroken? Toen ik vanmiddag, in een 'droge bui', naar het werk fietste, vond ik het wel meevallen, maar ben geen betrouwbare thermometer tegengekomen. Vanavond om zes uur gaf de thermometer op het dashboard van 'onze' Opel Combo zes-en-een-halve graad aan, maar wellicht moet dat accessoire ook even worden nagekeken bij de volgende APK. Hoe je het ook wendt of keert, het is geen weer om in je blote bast met een krat bier op straat te gaan zitten en dus kiezen we vandaag een drankje om je lijf bij te warmen: Grog. Wat hutspot is voor aardappelen en wortels is grog voor alcohol. Kijk even wat voor restjes je in de fles hebt zitten, schenk ik het in een glaasje Kylian, als dat 'light'-bier nog bestaat, en giet wat gemeentepils bij en... smakelijk! De Britse vice-admiraal Edward Vernon schotelde zijn mensen dit mengsel voor. De kater moet zo immens zijn geweest, dat menigeen de datum nog weet te herinneren: Het was op 21 augustus 1740 (...volgens Wikipedia...). Tegenwoordig is grog ook in alcoholvrije varianten: Kokend water met citroensap met kaneel of suiker als garnering, maar het is onwaarschijnlijk dat The Dubliners over frisdrank zingt.

Ik heb de single niet met bovenstaand fotohoesje en omdat de single zélf nog het ouderwetse Ariola-label heeft, lijkt het me stug dat die twee bij elkaar horen. Ik vond het wel interessant om te zien dat die single in 1968 was uitgebracht, ik had een 'blanco' staan bij het jaartal. Toch leer ik net dat de single oorspronkelijk in 1967 een hit was in Ierland. Zou Nederland zo vroeg zijn geweest met het ontdekken van The Dubliners, dat 'All For Me Grog' tegelijk met Ierland in ons land is uitgebracht? Er mag gerust gesteld worden dat Nederland de groep nooit meer heeft los gelaten en andersom. Simon Nicol van Fairport Convention zei ooit het volgende: ,,Als een koor honderd jaar bestaat, hoor je ook niemand erover dat er geen oorspronkelijk lid meer bij zit. Fairport Convention is als een kerkkoor, het zal van generatie op generatie gaan en bestaat waarschijnlijk over honderd jaar nog steeds". Het klopt in het geval van Fairport wel aardig, want Nicol is het enige lid dat sinds 1967 onafgebroken bij Fairport Convention heeft gespeeld. Hetzelfde verhaal gaat eveneens op voor The Dubliners.

De oorspronkelijke leden vallen bij bosjes weg en die hebben de leeftijd er ook naar. Barney McKenna is de enige die inmiddels 51 jaar een Dubliner is en vastbesloten is dat nog 51 jaar te blijven. Als iedere grond om door te gaan met deze groep is weg gevallen, is er altijd nog Nederland en dus maakt de groep jaarlijks een verplichte tocht langs de zalen. Ik heb in 1996 (of daaromtrent) de eer gehad om de groep in actie te zien. De tweede show van die avond, want ze hadden de Sneker schouwburg maar liefst twee keer uitverkocht. Zou een leuk onderwerp geweest zijn voor 'Recenzeuren'? Nee... Ik weet praktisch niks meer te herinneren van die avond en bij The Dubliners gaat het al lang niet meer om de artistieke prestatie. The Dubliners is jolijt met een pint Guinness in de hand en meeklappen en -stampen op 'The Wild Rover'. Het is geen folkmuziek maar plat volksamusement. Net zoals ik thuis liever een fles sinas had dan een halveliter bier is er ook geen zier aan om zonder alcohol naar The Dubliners te luisteren...

En zo kom ik tot een einde van de derde serie 'Raddraaien', maar... morgen beginnen we stiekem opnieuw met een nieuwe serie.

woensdag 22 mei 2013

Raddraaien: R. Dean Taylor



Het einde van de derde serie is in zicht, alleen morgen nog en dan kunnen we met frisse moed verder in de vierde serie. Vandaag wederom een Raddraaier uit de Blauwe Bak, maar ditmaal ging het een stuk eenvoudiger dan de laatste twee keren. De eerste de beste is meteen raak: Een artiest die we nodig eens moeten behandelen. Volgens een criticus is R. Dean Taylor de meest ondergewaardeerde artiest die ooit verbonden is geweest aan Tamla-Motown, maar dat stuit op protest van mijn kant. Wat te denken van Gladys Knight & The Pips? Een groep die altijd, en geheel onterecht, op de derde plek werd gezet. Of de artiesten die wél voor Motown uit kwamen, maar het nooit hebben gemaakt? Denk aan Chris Clark, Brenda Holloway en Carolyn Crawford. Nee, R. Dean Taylor heeft nog wel een paar hits gehad en heeft het podium en de songschrijverstafel mogen delen met enkele grootheden, dus zó ondergewaardeerd is die niet. Gelukkig ook niet héél 'mainstream', zodat we hem zonder schaamte kunnen presenteren als Raddraaier: 'There's A Ghost In My House' van R. Dean Taylor.

Richard Dean Taylor wordt op 11 mei 1939 in het Canadese Toronto geboren. Als vroege twintiger is hij reeds actief als zanger en pianist met diverse lokale bands en mag in 1961 zijn eerste single opnemen: 'At The High School Dance'. Waar ik het eerder vandaag over Della Reese had en haar voorrecht om in de midden jaren zestig elpees te mogen maken, daar blijft het voorlopig in het geval van Taylor bij singles. Heel veel singles voor heel veel verschillende platenmaatschappijen. Het rock'n'roll-radiostation CHUM in Toronto maakt Taylor's vierde single tot een succesje, 'I'll Remember', en dit doet hem besluiten om het in Amerika te proberen. Intussen verschijnt in 1963 nog een single op Mala, maar die doet niets. Taylor komt in Detroit terecht waar hij als songschrijver wordt ingehuurd bij V.I.P., een onderdeel van Tamla-Motown. Toch krijgt hijzelf ook de kans zich te profileren en de eerste single-kandidaat is een 'novelty' die het vinyl niet zal halen: 'My Ladybug, Stay Away From That Beatle'.

Taylor gaat vanaf 1965 samenwerken met Eddie en Brian Holland en Lamont Dozier en het eerste resultaat van hun hand is 'Let's Go Somewhere'. Dat flopt aanvankelijk en zal in 1974 als b-kant verschijnen van 'Ghost'. In het hier en nu is dit een plaatje dat nog steeds een beetje vergeten is, maar door enkele (waaronder mijzelf) Wolfman-deejays aan airplay wordt geholpen. De volgende single van Taylor is 'There's A Ghost In My House', een lekkere bombastische Holland-Dozier-Holland productie. In Amerika doet het niets en blijft daardoor ook buiten het Europese gezichtsveld. Het sterk gelijkende 'Don't Fool Around' is eenzelfde lot beschoren. The Four Tops heeft intussen wel een succesnummer te pakken met 'I'll Turn To Stone', welke geschreven is door Taylor. Als Holland-Dozier-Holland na een geschil Motown verlaat, wordt Taylor lid van The Clan. Dit 'superteam' moet het verlies van H-D-H doen vergeten. De meest belangrijke hit van The Clan is 'Love Child', een nummer 1-hit voor Diana Ross & The Supremes in de zomer van 1968. Omstreeks dezelfde tijd heeft Taylor zijn eerste solo-hit met 'Gotta See Jane'.

In Amerika bereikt hij zijn commerciële hoogtepunt met 'Indiana Wants Me', een hoorspel van een op de vlucht geslagen moordenaar die wordt achtervolgd door politiesirenes. De plaat bereikt in Amerika de top tien, maar een deugdelijke opvolger zit er voor hem niet in. 'Ain't It A Sad Thing' is een bescheiden hit in Duitsland en Nederland verwelkomt Taylor in 1972 in de Top 40 met het lullige 'Taos New Mexico'. Taylor start in 1973 zijn eigen Bonnie-label, terwijl die plaatjes in Europa door Polydor worden gedistribueerd. De Engelse Northern Soul-scene ontdekt in een vroeg stadium zijn singles en de hernieuwde belangstelling in 'There's A Ghost In My House' resulteert in een Britse nummer drie-notering. In Nederland bereikt het in augustus 1974, de laatste maand van de zeezender Veronica, een 29e plek op de Top 40. Op de laatste dag dat men vanaf de Noordzee uitzendt, komt 'Window Shopping' de Tipparade binnen.

In Engeland krijgt ook 'Don't Fool Around' een herkansing, maar doet niets. 'Gotta See Jane' vaart ietsje beter in een nieuwe uitgave. Daarna is het snel bekeken met de loopbaan van Taylor. Hij brengt desondanks nog een karrevracht aan singles tot en met 1983 en breekt dan voorgoed met de muziek. Om eens te meer aan te tonen dat Taylor een singles-artiest was: Hij heeft drie elpees gemaakt, waarvan alleen zijn eerste, 'Therefor I Am' (1970), in de Album Top 200 is gekomen. Op nummer 198!

Week Spot: Della Reese



Ik heb zoveel platen gekocht dit jaar, dat een Week Spot uitkiezen niet meteen het moeilijkste moest zijn. Toch kwam ik er deze week maar moeilijk uit. Ja, kandidaten genoeg die de titel verdienen, maar sinds een jaar schrijf ik ook een berichtje over de artiest en de bewuste single. In zo'n geval wordt 'If He Were Mine' van Paula Durante erg lastig. The Daydreams is ook in drie zinnen verteld, alleen stel ik die nog even uit met het oog op Do The 45: Ik heb 'Easy Baby' al twee weken achtereen gedraaid. Alfreda Brockington is van eenzelfde laken een pak. Maar dan valt mijn oog op een single die ik bijna was vergeten, maar die sinds een paar weken in mijn bak zit en dat lijkt deze week een hele logische Week Spot. Ook in het kiezen van Week Spot's probeer ik een zekere balans aan te brengen en het is alweer een paar weken sinds de 'modern soul' van Sister Sledge, dus deze week is het 'If It Feels Good, Do It' van Della Reese (1972).

Ik heb het enorm getroffen met de 'Northern Soul Jukebox' als 'springplank' voor de Northern-hobby. Naast de onvermijdelijke dansvloerkrakers staan er ook meer progressieve dingen op. Onontdekte juweeltjes en soms vroege disco-dingen die niet overal met evenveel enthousiasme worden ontvangen. De laatste twee maanden kwam er steeds vaker een plaatje voorbij op de mp3-stick die ik tot voordien enkel als titel uit het Hitdossier kende. Ik heb het dan over 'If It Feels Good, Do It' van Della Reese. Het is met name de fietstocht over Hoogeveen en Hooghalen dat ik op de terugreis wordt gegrepen door het aanstekelijke refreintje. In de daaropvolgende weken groeit de liefde gestaag en dan besluit ik mijn voelsprieten uit te zetten op Marktplaats. Hij staat er tweemaal op. Verschillende hoesjes. De andere heeft een echte foto erop, maar die is de volgende dag verkocht. Blijft deze fotohoes over met zichtbare 'ringwear'. Zou dat hetzelfde betekenen als bij 'No Place For Our Minds' van Crown's Clan een paar jaar geleden? Inderdaad, na ontvangst kan ik vaststellen dat het hoesje de 'ringwear' heeft gekregen uit het feit dat de plaat dertig jaar of meer in dezelfde positie in het hoesje heeft gezeten. Ofwel: Hij is praktisch nieuw. Ik heb er vier euro voor betaald inclusief portokosten.

De muzikale carriére van Della Reese is maar een klein bestandsdeel van haar leven. Ze is het beste bekend als actrice, de lijst van films en televisie-series waarin ze heeft gespeeld is eindeloos. Delloreese Patricia Early heet ze in werkelijkheid en is geboren op 6 juli 1931. Als zangeres begint ze in de late jaren veertig, vroege jaren vijftig en wordt ontdekt door niemand minder dan Mahalia Jackson. Ze krijgt een frontpositie in The Meditation Singers, welke ze in 1956 verlaat. Haar vervanger is overigens Laura Lee. Moest ook nog eens Week Spot zijn, maar dat terzijde... In 1956 begint ze haar solo-carriére en grossiert aanvankelijk in jazzballades als 'In The Still Of The Night'. In 1959 heeft ze haar grootste hit met 'Don't You Know'. In 1962 en 1963 verschijnen respectievelijk de elpees 'The Classic Della' en 'Waltz With Me Della'. Della bereikt hiermee haar commerciële hoogtepunt als zangeres. De markt voor langspeelplaten komt dan net goed op gang en Della pikt daar de vruchten van. Tot 1968 verschijnt ieder jaar wel een elpee, zonder dat Della zich druk hoeft te maken over hitsingles. Omstreeks 1968 begint ze zich echter ook te profileren als actrice en televisiepersoonlijkheid. Ze is in 1970 de eerste zwarte 'co-host' van 'The Tonight Show Starring Johnny Carson'. Daarnaast heeft ze ook een eigen televisieshow.

De muziek is tegen die tijd een onderbelicht facet in haar carriére, maar ze is nog steeds wel bezig. In 1969 heeft ze getekend bij Avco/Embassy en levert hiervoor een tweetal platen af waar soul-connoisseurs zich de vingers bij aflikken. Op haar elpee 'Right Now' staat een liedje dat wel als single wordt uitgebracht, maar in Amerika finaal over het hoofd wordt gezien. In Engeland doet het de Northern Soul op de grondvesten schudden en ook in Nederland wordt de plaat veelvuldig in discotheken gedraaid. Het is 'If It Feels Good, Do It', met het karakteristieke 'gilletje' in het refrein. Drie jaar voordat de disco goed en wel zijn intrede zal doen, heeft 'If It Feels Good' alles van een vlot disco-plaatje uit 1977. In Nederland blijft het echter in de Tipparade steken.

Middels 'Black Is Beautiful, The Avco-Years 1969-72', een compilatie die een paar jaar geleden is verschenen, is Della's muzikale output uit die 'laatste' jaren weer voor iedereen bereikbaar. Haar televisie-carriére begint na 1972 echt vorm te krijgen. Ik ken de helft van de genoemde series nauwelijks, opvallend is wel dat Reese menigmaal de moeder speelt. Zo is ze in een aflevering van The A-Team te bewonderen als de moeder van B.A. Barracus en vervult ze eenzelfde rol in een aflevering van MacGyver. In de jaren negentig heeft Reese nog wel een aantal gospelplaten opgenomen, die vanwege haar naamsbekendheid als actrice in de nominaties vallen voor de Grammy Awards.

maandag 20 mei 2013

Schijf van 5: vies



Er is weinig veranderd ten opzichte van gisteren, toen ik nog even van de Schijf van 5 af zag. We gaan eind deze week een weerrecord tegemoet met een maximumtemperatuur van tien of elf graden en dit heeft behoorlijk zijn weerslag op mijn functioneren. Of, laten we zeggen, het gebrek aan functioneren. Ook vandaag heb ik weer de nacht doorgehaald met muziek en ben overdag onder de wol gebleven. Toen ik vanmiddag het dekbed af gooide en koffie ging zetten, had ik plots zin om een 'hele lange' podcast te maken. Twee uurtjes ofzo? Het zijn er drie geworden! Deze is eigenlijk bedoeld als vingeroefening voor een toekomstig programma en ga hem dan ook niet openbaar delen. Bij belangstelling: Stuur maar een mailtje... Ten opzichte van de Schijf is er ook weinig veranderd, slechts één nieuwe titel is toegevoegd. Een 'vieze' Schijf bleek toch moeilijker te zijn dan dat ik had gedacht...

De eerste plaat die je te binnen schiet als je aan 'dirty' denkt, staat meteen maar op vijf. In de Schijf van 5 zijn we dol op 'underdogs' en de nummer vijf is dat niet bepaald. Voor velen de kennismaking met The Three Degrees, maar zoals alle artiesten op het Philadelphia-label heeft deze groep er ook al zeven levens op zitten als 'Dirty Ol' Man' in het vinyl wordt geperst. In de Northern Soul is het eigenaardige 'Contact' een favoriet, de plaatjes op Roulette ('Maybe' en 'You're The Fool') hebben beide al aandacht gekregen in drie jaar Soul-xotica. Ik heb hem al weggegeven, dus het zal geen verrassing zijn dat 'Dirty Ol' Man' vandaag op vijf staat.

Het was niet echt dat ik lang over de nummer vier moest nadenken, hij was doorlopend in zicht geweest. Maar om een smakelijke 'vieze' Schijf samen te stellen met Kiss? Zojuist heb ik het plaatje toch even opgezocht op Youtube en, ach vooruit, hij mag erin. Mijn oudste broer was ten tijde van 'Dynasty' een grote Kiss-fan, dus het terug luisteren van 'Dirty Livin' is een soort van déja vu. Plots ben ik weer de kleuter die, letterlijk, opkijkt tegen zijn grote broer. Qua lengte heb ik hem inmiddels ingehaald. Op nummer vier zet ik deze week 'Dirty Livin' van Kiss.

Als we nog vier plaatjes wisten met Sharona in de titel en er zou een Schijf van vijf Sharona's komen, dan stond The Knack waarschijnlijk ook op nummer drie. Zo hoort dat! De nummer drie van vandaag, 'Baby Talks Dirty' van The Knack, is namelijk niet beetje 'een kopie van'. Je zou ze bijna kunnen verwarren voor elkaar. Ook dit plaatje moest ik middels Youtube even opfrissen, wat een eigenaardig bandje was dat toch! In 1979 is het punk óf disco óf hardrock voor mijn part, maar deze jongens met keurig gekapt haar staan glamrock te stampen zonder make-up! Tóch wel een fijn plaatje, maar kan geen keuze maken tussen 'My Sharona' of 'Baby Talks Dirty'. Beide? Nee, dat is ook weer teveel van het goede...

Gisteren haalde een radio-collega een herinnering op van de tournee van The Specials in 2009. ,,Ik ben ongeveer net op adem gekomen, zó heb ik toen staan skanken". Ik gniffelde en dacht even terug aan de Lokerse Feesten van 2007. The Pogues als uitsmijter van het tiendaagse feest. W. was niet bepaald enthousiast over 'die dronkelap op het podium', maar kwam geheel aan haar trekken als hij, Shane MacGowan, even van het podium moest vanwege een tankbeurt. Dan speelde de band een traditionele jig of reel. Zelf raakte ik helemaal in extase als Shane weer het podium op klauterde en liet me zó gaan, springend en dansend, dat het me drie dagen later ook nog in de kuiten zat! W. bleef de daaropvolgende dagen steeds 'Dirty Old Town' neuriën, dus vandaar dat die op twee mag.

Met de nummer één had ik het even moeilijk. Feit is dat ik de uitvoering van The Flirtations recent heb leren waarderen en stond even te twijfelen om zowel hen als Steely Dan in de Schijf te zetten. De kogel is door de kerk, gelukkig was het/er mis, en ik kies voor de oudste liefde van de twee en dus het origineel. De zonsverduistering van 1999 heeft zélf al een indrukwekkende 'soundtrack', Steely Dan bepaalt voor een groot deel de 'aftermath'. Een dag voordat ik voor de laatste weken terug ging naar Mossley introduceerde Rein mij 'Can't Buy A Thrill' van Steely Dan. Ik had de plaat al jaren in de kast staan, maar had hem buiten 'Do It Again' en 'Reeling In The Years' om nooit gedraaid. Wat een gemis! Ik omarm vooral 'Dirty Work' sinds die tijd en ben verrast als ik ontdek dat het Flirtations-nummer met die titel hetzelfde nummer is! Het duurt jaren voordat ik een single voor een aantrekkelijke prijs vind. In eerste instantie ben ik er nog niet kapot van, maar langzaam groeit de liefde. Voor deze Schijf hou ik het dan toch bij het origineel van Steely Dan.

Volgende week gaan we naar de dokter! Ja, echt!!! Niet dat ik verwacht dat hij er nog iets aan kan verbeteren, maar hij zál luisteren. Desnoods ga ik nog viermaal terug. Nee..., laten we dat meteen maar doen. We gaan komende zondag bepalen welke vijf dokters weekend-dienst hebben. Titels met dokters dus....

zondag 19 mei 2013

Raddraaien: Tommy James



Normaliter doen we de Schijf van 5 op zondag, maar ik was het onderwerp vergeten. Toen ik vanmiddag zag dat het een 'smerige' Schijf moest worden, schoten er wel een paar titels te binnen, maar heb ik een gevoel dat ik eentje over het hoofd zie. En ach vooruit! Het is morgen Pinkstermaandag en dat is eigenlijk ook best een beetje zondag. Dus doen we morgen de beloofde Schijf van 5 en gaan we vandaag andermaal Raddraaien. Na deze nog twee titels te gaan en de derde serie is ten einde. Ik heb zoveel schik gekregen in het Raddraaien dat we onverminderd doorgaan. De boekhouding is nu eveneens 'up-to-date' en dus kunnen we meteen verder! Bij het huiswerk doen, leer ik al het eerste over de plaat wat ik niet wist. Ik ging er altijd van uit dat 'Sing Sing Sing' de a-kant was. Het Franse label ontbeert een duidelijke A of B, dus werd het gokken. Nu blijkt 'I'm Comin' Home' tóch de a-kant te zijn. Dus noemen we die vanaf nu maar de a-kant: 'I'm Comin' Home' van Tommy James (1971)

Popartiesten die op dezelfde dag jarig zijn als mij zijn dungezaaid. Thomas Gregory Jackson komt akelig dicht in de buurt, hij viert op 29 april zijn verjaardag. Drie weken geleden stonden er 66 kaarsjes op zijn taart. We kennen Jackson beter als Tommy James. En dan zeg je in één adem 'And The Shondells' er achteraan. Dat is een groep met een erg bizarre geschiedenis, dus laten we maar vooraan beginnen. Jackson wordt, zo gezegd, op 29 april 1947 geboren in Ohio, maar verhuist op jonge leeftijd naar Michigan. Als vierjarige is Tommy al een fotomodel. In 1959 begint hij zijn eerste officiële bandje: The Tornadoes. Niet te verwarren met enige andere groep met dezelfde naam, The Tornadoes gaat zich na verloop van tijd The Shondells noemen. In 1964 begint een lokale radio-deejay een platenlabel, Snap Records, en hij tekent als eerste The Shondells. Die hebben dan pas een liedje op het repertoire dat geschreven is door Jeff Barry en Ellie Greenwich, een geinig dansplaatje met de titel 'Hanky Panky'. Omdat Snap Records geen nationale distributie kent, blijft de plaat in de staat Michigan. Daar wordt het een lokaal hitje, maar een paar maanden later is dat alweer vergeten en The Shondells geeft er de brui aan.

Op een vreemde manier komt er een exemplaar van de single terecht in een uitverkoopbak in Pittsburgh. Bob Mack, een danspromoter, koopt de plaat en gaat hem intensief pluggen op dansfeesten. Een lokale bootlegger perst een single in een oplage van tachtigduizend exemplaren en het wordt dus een zeer lokale hit. Omdat het adres van Douglas op het platenlabel staat, krijgt deze lucht van de hernieuwde belangstelling voor de plaat en komt langs met Tommy James. Het is duidelijk dat de mannen een hit in handen hebben en gedrieën schuimen ze alle grote platenmaatschappijen af met demo's. Binnen 24 uur worden ze door alle grote maatschappijen afgewezen. Jerry Wexler van Atlantic heeft laten weten dat de directeur van Roulette alle collega-maatschappijen had opgebeld met de mededeling dat 'dit ZIJN plaat was'. James, Mack en Douglas tekenen een overeenstemming met Roulette en formeren een nieuwe Shondells om de plaat te promoten. 'Hanky Panky' is twee jaar na de release op Snap een vette Amerikaanse nummer 1-hit en doet het in andere landen ook erg goed.

'I Think We're Alone Now' doet het met name in Amerika in 1967 erg goed, dit liedje wordt eind jaren tachtig een hit door het tienerzangeresje Tiffany. Voor een wereldwijde opvolger voor 'Hanky Panky' moet de groep terug naar een bubblegum-stamper en met 'Mony Mony' bereiken ze dat. Het is in Engeland een nummer 1 en ook in Nederland doet het plaatje het goed. Tommy James komt in contact met George Harrison, die naast The Beatles en de sitar intensief werkt met de groep Grapefruit. Grapefruit zou potentieel nieuw repertoire hebben voor James en zijn Shondells. Omdat het meer van hetzelfde is in de trant van 'Hanky Panky' en 'Mony Mony' wimpelt hij het af. James raakt namelijk geobsedeerd door een nieuw medium, waarvoor nog geen hitmarkt bestaat: De langspeelplaat. Er wordt binnenshuis gewerkt aan een marketing-plan om Tommy James & The Shondells als albumgroep te lanceren. Als James een ruwe demo van 'Crimson And Clover' achterlaat bij een radiostation, begint deze het te pluggen en moet de single ook net zo gaan klinken. Het marketingplan kan de prullenmand in en 'Crimson And Clover' wordt in 1969 een wereldwijde hit. De groep wordt zelfs uitgenodigd om op Woodstock te spelen, maar het wordt aan James voorgespeeld als een optreden op een varkensboerderij in 'upstate New York'. Gezien James op dat moment op Hawaii vertoeft, is een varkensboerderij in Woodstock niet meteen 'the place to go'. Een jaar later gaat de groep uiteen. James gaat samenwerken met songschrijver Bob King en samen schrijven ze 'Tighter Tighter' voor Alive & Kicking (een Blauwe Bak-vreemdeling uit 1970). In 1971 scoort James zijn grootste solo-hit met 'Draggin' The Line', dat een vierde plek in de Billboard behaalt. Onze Raddraaier piekt op veertig in dezelfde Billboard. In 1980 staat hij opnieuw in de hitlijsten met 'Three Times In Love' en pas in 2008 komt het tot een reünie van The Shondells.

Ondanks veel generatiegenoten is Tommy James & The Shondells niet met mot uit elkaar gegaan, maar onderhouden de leden vriendschappelijke contacten. Zevenendertig jaar na hun laatste collectieve optreden, doen ze opnieuw optredens en maken een album: 'I Love Christmas'. In februari 2010 verschijnt de onthullende autobiografie van Tommy James. Vooral Roulette moet het hierin ontgelden, James beweert dertig tot veertig miljoen dollar te goed te hebben van Roulette. Roulette is een criminele organisatie die zich schuldig maakt aan witwaspraktijken. Dat is niet helemaal nieuw, de connectie van Roulette en de maffia was al bekend. Toch lijken de genoemde geldbedragen, zeker voor de jaren zestig en zeventig, me een tikkeltje overdreven...

zaterdag 18 mei 2013

Raddraaien: Japan



Een klein foutje... Vanavond moest een plaat uit de jaren tachtig (of later) aan bod komen en ik heb me blijkbaar al die jaren vergist: Japan had een hit in 1979 en niet 1980. Ik ben vanwege zo'n foutje eerder nog wel eens afgeweken, maar in dit geval... Japan is net zo jaren tachtig als een Rubik-kubus of hoe heette dat zenuwslopende speelgoed? En tijdens het bladeren kwam ik een aantal singles tegen waarbij ik dacht: Ik hoop dat dit hem niet wordt. Ach, het is maar een detail en je kan qua informatievoorziening mindere groepen of artiesten treffen. Vandaag heet onze Raddraaier 'Adolescent Sex', de enige Nederlandse hitsingle voor Japan.

David Allen Batt wordt op 23 februari 1958 geboren, zijn broer Stephen Batt op 1 december 1959. Samen staan ze aan de wieg van Japan, maar wisselen daarvoor hun achternaam wel in. David gaat zich vanaf nu David Sylvian noemen, terwijl zijn drummende broer Steve Jansen gaat heten. Samen met hun schoolkameraden Richard Barbieri en Mick Karn lopen ze in 1974 wat te pielen op hun instrumenten, het meeste om de grijze grauwheid van Catford in Zuid-Londen te ontvluchten. De groep heeft aanvankelijk nog geen naam en speelt de rauwe twee akkoorden-liedjes van Sylvian, maar als er een optreden in het verschiet komt, bedenkt Sylvian de naam Japan 'totdat er een betere naam komt'. Dat laatste zal nooit gebeuren. De groep speelt zichzelf in de kijker bij Hansa-Ariola. Hoewel de glamrock-rage in Engeland al is overgevlogen, ziet men een dergelijke act in Duitsland nog wel zitten en om die reden wordt Japan gecontracteerd. De groep komt onder het management van Simon Napier-Bell, die in het verleden met The Yardbirds had gewerkt en in de toekomst nog lauweren gaat oogsten met Duran Duran. Napier-Bell kan de groep aanvankelijk maar moeilijk kwijt in Engeland, dat anno 1978 helemaal in de ban is van de punk. In Europa doet de groep aanvankelijk goede zaken. 'Adolescent Sex', de titelnummer van de eerste elpee, verschijnt in 1978 op single in Spanje, maar enkele maanden later is reeds een nieuwe versie gemaakt van het liedje. Deze schopt het in Nederland in week 10 van 1979 tot een 27e plek in de Top 40. We zien Japan niet weer terug in de hitparade, maar in Engeland begint het dan pas.

De groep wordt dikwijls geassocieerd met de New Romantic-beweging, waar ze zelf openlijk afstand van hebben genomen. Toch is 1980 hét jaar van de New Romantic en Japan hinkt mee op dat succes. In 1979 heeft de groep een single opgenomen met Giorgio Moroder, het meesterbrein achter de Eurodisco en de man die Donna Summer naar de top heeft geholpen. Met hem neemt Japan de single 'Life In Tokyo' op, voor de groep vooral een vlucht uit het verstikkende glamrock-imago. Vanaf dat plaatje wordt Japan steeds meer electronisch en dit past erg goed in het plaatje van de New Romantic. Met het electronische album 'Quiet Life' neemt Japan in 1979 afscheid van Hansa-Ariola, dat de groep nog tijden blijft bestoken met opnieuw uitgegeven singles en een compilatie-album. In 1980 wordt de groep door Virgin binnen gehaald. Voor deze maatschappij maakt Japan haar laatste twee studio-albums: 'Gentlemen Take Polaroids' en 'Tin Drum'. Dan wordt de groep geconfronteerd met de hippe New Romantic en het feit dat de leden make-up dragen. Dit is echter iets dat Japan al vanaf het vroegste begin doet en ze zijn daardoor een hele tijd niet bepaald hip geweest. Ze hekelen dan ook de New Romantic, maar liften er wel op mee.

Er zijn maar weinig groepen te bedenken die met een 'live'-album hun grootste succes hebben behaald. Qua artiesten schiet Peter Frampton me ten eerste te binnen, maar voor anderen is het meestal een extraatje. 'Oil On Canvas' bereikt de Engelse Top 5. Intussen heeft de groep ook samengewerkt met Ryuichi Sakamoto van Yellow Magic Orchestra. Sylvian en Sakamoto zullen uiteindelijk samen een paar successen hebben, waarvan 'Forbidden Colours' de meest bekende is. Van Japan zélf is 'Nightporter' nog zo'n nummer dat niet onvermeld mag blijven. Oorspronkelijk op de elpee 'Gentlemen Take Polaroids', maar sinds jaar en dag ook in de Top 2000 te beluisteren. Opvallend voor een groep met een ruimtelijk geluid dat het beste op de langspeelplaat tot zijn recht komt, heeft Japan een flinke rij Engelse single-hits. De groep is al lang uit elkaar als in 1983 de score op negen komt. Een opvallende titel daartussen is 'I Second That Emotion', hun uitvoering van het Tamla Motown-succes. In Engeland is het in 1982 goed voor de top tien.

Japan gaat in december 1982 uit elkaar, net als de zaken internationaal goed op gang komen. In Engeland gaan de hits onverminderd door tot eind 1983. De groep heeft in 1991 een reünie gehad die niet Japan mocht heten. Onder de naam Rain Tree Crow verschijnt een album met nieuw werk en dit smaakt wel naar meer. Toch krijgt Sylvian het aan de stok met de andere leden en haalt de groep 1992 niet. Toetsenist Richard Barbieri duikt in de midden jaren negentig op in de progressieve rockband Porcupine Tree. David Sylvian is altijd al een duizendpoot geweest en weet zich tot op de dag van vandaag prima te vermaken, gevolgd door een schare hondstrouwe fans. Sinds het overlijden van Karn in 2011 is iedere kans op een Japan-reünie nu wel verkeken...

vrijdag 17 mei 2013

Raddraaien: Two Plus Two



Het doel van Raddraaien is niet alleen de uitdaging om met betrekkelijk weinig bedenktijd een bericht te schrijven, maar ook om van plaatjes te leren. In dit geval is het helemaal raak! De Raddraaier van vandaag komt uit de Blauwe Bak, een single welke ik vorig jaar januari heb gekocht, maar waarvan de informatie zó summier was dat ik er nooit verder ben ingedoken. Nu deze als kandidaat uit de bus komt, ga ik pas dat noodzakelijke huiswerk verrichten. Ik zoek naar informatie over Velgo Records, maar dat vermeldt praktisch alleen maar wat ik al weet. Hoewel deze van Two Plus Two het topstuk is uit de catalogus van Velgo, richten de meeste sites zich toch op het eigenaardige verhaal van die Gwen Owens-single. En plots zie ik een verwijzing naar één van de leden en dat is niet geheel een onbekende. Zo krijgt de single, die al ruim een jaar tot mijn favorieten behoort, opeens een 'gezicht'. Het Raddraaien is wederom geslaagd. Vandaag zet ik de legendarische single 'I'm Sure/ Look Around' van Two Plus Two in het zonnetje.

Bij het bericht van de Week Spot kwam het al ter sprake, in de jaren zestig schoten de platenlabels als paddestoelen uit de grond. Allemaal in de hoop om nét zo groot te worden als Motown. Wat menigeen toch vergeet, is dat Motown niet als een succesverhaal begon. Het kostte Berry Gordy twee geflopte singles en bijna ook het goede contact met zijn familie en vrienden toen hij zijn derde single (van geleend geld) uitbracht. Als deze was geflopt, was Gordy bereid geweest om de rest van zijn leven in de Ford-fabriek te blijven en te moeten werken om de verschillende leningen af te lossen. Die derde single werd zo'n groot succes dat hij zijn schulden ineens kon aflossen en zelfs geld overhield voor een vierde opname. In de jaren zestig denkt menig ondernemer dat het snel scoren is en begint dus een maatschappijtje. De platen worden niet zelden door de bank terug genomen en in bulkpartijen naar Europa verscheept.

Uit Detroit komen behalve Motown ook labels als Golden World, Ric-Tic en Velgo. Die laatste is een grote onbekende, buiten een schare devote verzamelaars. De Velgo-catalogus telt slechts drie singles, maar er is nog niemand die de collectie compleet heeft! De maatschappij begint ambitieus met de single 'I Lost A Good Thing' van Gwen Owens. In welke hoeveelheden is niet precies bekend, maar in 1966-67 verschijnen maar liefst drie persingen van de single, die qua waarde nog het meest betaalbaar is. Echter, beneden de 70 euro heb je in geen geval een originele Velgo. De derde wordt overigens bij Columbia geperst. Met welke perserij Larry Lick, eigenaar van Velgo, daarna in zee gaat, is niet bekend. Wel dat de tweede single hopeloos mislukt. 'Just Say You're Wanted' van Gwen Owens (1966) is niet te draaien en het Velgo-personeel gebruikt de meeste exemplaren als frisbee. De plaat is tien jaar later zo'n sensatie in de Britse Northern Soul dat de dienstdoende discjockeys het grijs draaien, ondanks het feit dat originelen overslaan. Tenslotte verschijnt deze derde single op Velgo van Two Plus Two. Ik weet niet of het de bedoeling is geweest, maar deze klinkt, evenals 'Just Say You're Wanted', erg rauw. Velgo sluit in 1967 de deuren en het label is nu vooral populair bij deejays en beter gefortuneerde verzamelaars. Zo'n originele van Two Plus Two gaat niet beneden de 4000 dollar, maar heeft ook al eens 6000 opgebracht!

Clyde Darnell Wilson wordt op eerste kerstdag 1945 geboren in Walhall, South Carolina. Als tiener trekt hij naar Detroit en begint in de vroege jaren zestig als professioneel zanger. Aanvankelijk onder zijn eigen naam. Hij brengt verschillende singles uit, maar geen van de plaatjes maken veel indruk. In 1965 raakt hij betrokken bij Groovesville. Daar adopteert hij ook zijn podiumnaam: Clyde Wilson wordt Steve Mancha. En dan hebben we het over iemand! Tenminste, als je flink met je neus in de Detroit Soul bent gevallen, want in de wereld van de popmuziek ligt niemand wakker van Steve Mancha. Het dichtst bij een hit zit hij in 1967 met het groepje The Holidays. 'I'll Love You Forever' schopt het tot nummer 7 in de Billboard Rhythm & Blues-lijst, maar doet niet eens mee in de 'bubbling under' van de Billboard Hot 100. De b-kant van die single, 'Makin' Up Time', doet het jaren later erg goed in de Northern Soul-beweging. Omdat de single op Golden World is en redelijk goedkoop is, denk ik dat die vroeg of laat nog wel bij me komt wonen. Voor Groovesville maakt Mancha vijf singles en intussen neemt hij een plaatje op met Wilbert (ook gespeld als Wilburt) Jackson en dat is dus de Two Plus Two-single op Velgo. 'I'm Sure' is de eigenlijke a-kant, maar de meeste deejays kiezen al snel voor de genadeloze stamper 'Look Around'. Wilbert en Steve zijn verwikkeld in een vocale competitie, waarbij ze hoorbaar moeten schreeuwen over de luide begeleiding. En wat te denken van die valse saxofoon-solo? Het klinkt alsof de bespeler voor het eerst het instrument vast houdt.

Outta Sight heeft een paar jaar geleden aan de wens voldaan om zowel beide a-kanten van Gwen Owens tot een 'gerestaureerde' single te smeden, alsook het uitbrengen van deze Two Plus Two-single. Met name 'Just Say You're Wanted' klinkt nogal hopeloos, de bassen aan het eind klinken zo smerig dat je het idee krijgt dat ze een baksteen op het element hebben gelegd en het zo te dwingen door de groef heen te walsen. Aan Two Plus Two kan de indruk niet ontgaan dat het rechtstreeks van een kromme single af komt. Onvoorstelbaar dat er mensen zijn die daar een hypotheek voor afsluiten, maar iets meer dan een tientje heb ik er nog steeds veel plezier van!

donderdag 16 mei 2013

Raddraaien: Gilbert O'Sullivan



Als ik het achteraf had geweten, had ik deze gisteren gewisseld met The Who. Voor een project dat nog maar niet van de grond wil komen, heb ik een overzicht gemaakt van de Raddraaiers van het afgelopen jaar. Toen gisteren na publicatie mijn oog viel op het lijstje zag ik dat het bericht over 'You Better You Bet' van The Who op 16 mei 2012 was geweest, vandaag precies een jaar geleden. Verder nog nieuws? Ja, ik heb zojuist een nieuwe (lees: betere) computer besteld, hopelijk kan ik vanaf volgende week zaterdag 'live'. En als alles een beetje meewerkt, moet mijn uitzending dan ook via webcam zijn te volgen, want ik ben één van de laatsten bij Wolfman die dat nog niet heeft. Maar eerst maar eens de Raddraaier van vandaag. Ik zou niet meteen gezien willen worden in een Gilbert O'Sullivan-shirt, maar toch is de man erg belangrijk geweest voor mijn platenverzameling. Het is met name 'Nothing Rhymed' dat me in 1989 aanzet tot het massaal kopen van singles van O'Sullivan en ik mag zeggen dat ik de collectie bijna compleet heb! Vandaag echter een single die pas heel laat in mijn verzameling is gekomen: 'I Don't Love You But I Think I Like You' van Gilbert O'Sullivan uit het prachtige wijnjaar 1975.

'Nothing Rhymed' is eind 1970 niet alleen de wereldwijde doorbraak voor Gilbert O'Sullivan, het is bovendien één van de eerste obsessies in mijn platenverzameling. The Moody Blues en The Bee Gees (plus solo-projecten) nemen al een groot deel van mijn bakjes in, maar vanaf oktober 1989 volgen Gilbert O'Sullivan, The Sweet en Creedence Clearwater Revival. Van alle genoemde groepen en artiesten verzamel ik het meeste in de jaren 1989 tot en met 1991, dus veelal kwartjes-werk. De Raddraaier heb ik in 1997 in Denemarken gekocht, het is de Engelse persing zoals in de afbeelding. Het is in Nederland slechts een Tipnotering geweest en daardoor is het niet een van de meest voorkomende platen van O'Sullivan. Hij is puur als 'vuller' in de bakken gekomen, ik heb sinds 1997 niet nog eens de moeite genomen hem uit het hoesje te halen.

Raymond Edward O'Sullivan wordt op 1 december 1946 geboren in het Ierse Waterford. Intimi kennen hem als Ray. In de midden jaren zestig is O'Sullivan heel even drummer van de groep Rick's Blues. De naamgever van de groep is Rick Davies die we in de jaren zeventig en tachtig zullen kennen als een 'baard' van Supertramp. Volgens O'Sullivan leert Davies hem zowel drummen als piano spelen. Dat laatste zal hem goed van pas komen, want in 1967 tekent hij een contract bij CBS. Er verschijnen twee singles die beide genadeloos floppen en nog een derde single op het Major Minor-label. Twee van die liedjes zullen in 1971 samen op een single worden uitgebracht om in te haken op het recente succes van O'Sullivan: 'I Wish I Could Cry' en 'Mr. Moody's Garden'. Mocht nog iemand heel naarstig op zoek zijn naar die single, ik heb hem dubbel (en met fotohoes!).

Gordon Mills heeft als producer en songwriter een flink fortuin opgebouwd dankzij Engelbert Humperdinck en Tom Jones en begint in 1970 zijn eigen platenmaatschappij: MAM Records. O'Sullivan is een van de eerste artiesten die wordt getekend. Het is Gordon Mills die de naam Gilbert O'Sullivan verzint, het is een verbastering van de naam van het komische duo Gilbert & Sullivan. Het is vervolgens O'Sullivan zélf die een kermisattractie maakt van zichzelf. Geruite pet, korte broek en een belachelijk kapsel. Mills hekelt dit imago en daarmee is O'Sullivan waarschijnlijk de enige artiest die zichzelf zoiets aan deed. In het contract van Ray Dorset van Mungo Jerry stond lange tijd dat hij zijn bakkebaarden niet mocht af scheren, terwijl hij zelf die tochtlatten meer dan zat was! Het 'lullige' imago van O'Sullivan duurt echter maar een jaar, dan verschijnt hij voortaan in een sweater met een grote G. Het maakt het publiek maar weinig uit, want O'Sullivans' albums en singles gaan als warme broodjes. Toch komt in 1974 een kleine kentering in het succes en na 1976 wordt het spookachtig stil rondom de man.

O'Sullivan maakt in 1990 en 2010 geslaagde comebacks. Zijn laatste album had ook eenvoudigweg in 1972 gepubliceerd kunnen worden, maar doet nergens gedateerd aan. De liedjes van O'Sullivan staan na veertig jaar nog steeds als een huis. Het is echter ook sinds zijn laatste comeback dat ik 'Nothing Rhymed' écht ben gaan begrijpen. De tekst was in die twintig jaar steeds aan me voorbij gegleden en was ik alle tijd meer gefascineerd door het arrangement, maar... dit blijkt een protestsong te zijn! Waar generatie-genoten de idioot uithangen op revival-avonden, daar is O'Sullivan een artiest die eerbied opeist. Ik weet dat ik uitgelachen ga worden, maar, naar mijn mening, één van de grootste songschrijvers van de jaren zeventig. Zo! Dat is gezegd...

woensdag 15 mei 2013

Raddraaien: The Who



O, wat was ik trots! Iets wat ik me een maand later nauwelijks meer kon voorstellen. Een jaar geleden maakte ik mijn allereerste podcast, de Soul-x-rated. Die begon met 'Everything's Gonna Be Alright' van P.P. Arnold en achteraf gezien heeft die titel een hele andere betekenis gekregen. Die eerste podcasts waren niet een beetje rauw. Een slechte microfoon en één deugdelijke platenspeler. Nee, dat schoot niet op! Het was echter een begin en nu ik op zoek ben naar een zwaardere computer, dacht ik vandaag meerdere malen aan die eerste podcast. Ook die is met de 'crash' verdwenen, omdat ik gemeend had een week eerder mijn Podomatic op te schonen. Dat is dus wat me vandaag bezig heeft gehouden, maar ik heb er geen uitgebreid feest van gemaakt. De Raddraaier is wel een feestje. Een jaar geleden mocht ik al over The Who schrijven (toen over 'You Better You Bet') en vandaag staat 'Join Together' (1972) centraal. Ik wil in dit bericht uitleggen hoe mijn liefde voor The Who is ontstaan.

Mijn oudste broer Henk had 'You Better You Bet' in 1981 op single gekocht, dus dat zal voor mij ook de kennismaking zijn geweest. Het is pas in de eind jaren tachtig als ik een clipje van 'My Generation' op televisie zie. Zo eentje waarin Pete Townshend zijn gitaar in een luidspreker steekt. The Who wordt door mij op dat moment als een tikkeltje té ruig bevonden. Let wel: Mijn wereldje bestaat dan voornamelijk uit The Moody Blues en The Bee Gees... In de loop der jaren verzamel ik wel wat singles van The Who en begin ik de groep wel ietsje meer te waarderen, maar de echte vonk moet nog overslaan. Dat gebeurt eigenlijk pas als ik in Mossley ga wonen. Een paar weken later koop ik 'You Better You Bet' op single en in eind 1998 heb ik een ervaring, waarvan 'Won't Get Fooled Again' de soundtrack is. De albumversie wel te verstaan. Het is bijna vijftien jaar geleden en voor mijn gevoel is het zes mensenlevens geleden, dus ik ga niet verder in details. De volgende dag koop ik 'Won't Get Fooled Again' op single. Misschien als een souvenir, maar ook omdat ik die voorgaande avond 'Won't Get Fooled Again' en The Who pas écht heb leren kennen. Iedere keer als ik het intro hoor, krijg ik een 'cheesy grin' en dat heeft met die vrijdagavond in 1998 te maken...

'Tommy' is wellicht één van de meest essentiële platen in de popgeschiedenis, maar ik kom er pas laat 'in'. Het is vlak voor de eeuwwisseling, ik ben vanuit Engeland naar De Bilt gekomen. Ook niet bepaald een vrolijke tijd en dus 'verzuip' ik me maar weer eens in de muziek. Mijn buurman heeft vroeger een café gehad en heeft daarvan duizenden elpees. Het is eind 1999 en nu is er een bepaalde software die maakt dat je muziek van elpee of cd op de computer kan zetten. Erg wonderlijk voor die tijd! Toine is daar druk mee aan de gang en de elpees die hij heeft opgenomen, iets met empee en dan een cijfer, verhuizen vervolgens een deur. En zo leer ik rond kerst 1999 'Tommy' kennen. Dat gaat eerst stroefjes, maar een jaar later heb ik hem ook al op cd gekocht en verhuist de muziek naar de minidisc. Wat was dat ook alweer? De eerste plaat die ik beluister als ik op 13 februari 2001 aan de Monstertocht begin (Tuk-Manchester-Tuk), is 'Tommy'. Het album zal voor altijd verbonden blijven aan deze fietstocht.

Nog een jaar later heb ik ook al een 'best of' op cd en de filmsoundtrack van 'Quadrophenia'. The Moody Blues is al jaren een verre herinnering en het is sinds de eeuwwisseling dat ik plots The Who als mijn meest favoriete rockband ga aanduiden. Op single komen 'The Seeker', 'Join Together', 'Let's See Action' en 'My Generation' bij me wonen. De meest recente Who-aankoop dateert alweer van 2010 en is 'A Legal Matter'. Ik ben niet zo'n kenner van The Who, ik probeer het te doseren en hik zo al jaren op tegen 'The Who Sell Out', waarvan ik zeker ben dat ik die binnen een maand aan gort heb gedraaid.

De Bilt kwam al even ter sprake, ik heb daar in 1999-2000 acht maanden gewoond en was daar niet bepaald gelukkig. De boekhouder van de commune heeft me daar een paar geintjes geflikt en dat heb ik hun betaald gezet. De laatste keer dat ik er was, heb ik moedwillig een paar singles mee genomen, waaronder 'Let's See Action' en 'Join Together' van The Who. Nee, ze zijn niet gejat, ze zijn duur betaald!

dinsdag 14 mei 2013

Week Spot: de grote onbekende



De komende 'baby'-Do The 45 mag dan spontaan uit de lucht zijn gevallen, over de opzet is duidelijk nagedacht. De Week Spot voor die week was al bekend, dat moest deze worden. Maar ook de Week Spot van de week ervoor, zou een 'baby-achtige' titel als b-kant moeten hebben. In dat laatste geval zijn we maar deels geslaagd. Aanvankelijk vond ik 'Honey My Dear' nog wel in het baby-stramien passen, maar heb nu besloten dit kantje van Jackye Gerard over te slaan en te bewaren voor een latere 'normale' uitzending. Maar dan... de Week Spot van deze week. Die heeft een baby in de titel, dus daarmee zitten we al goed. Omdat het komende zaterdag al een 'andere' uitzending gaat worden, lijkt de keuze voor deze Week Spot goed te passen. Het liedje heet 'Goodbye Baby', maar de artiest of groep zullen we wellicht nooit weten. Het komt uit een doosje acetaat-singles van de Boddie Recording Studios in Cleveland, Ohio, en ze zijn destijds vergeten om de naam van de artiest op het label te schrijven. Oh, wat willen de dames en heren soul-liefhebbers graag weten wie we hier horen, want het plaatje slaat werkelijk alles! En dus presenteer ik jullie deze week 'Goodbye Baby' als Week Spot.

In 1959 begint Berry Gordy met Tamla en pakt met zijn Motown-sound binnen de kortste keren de blanke muziekmarkt in. In zijn kielzog volgen nog vele zwarte ondernemers, allemaal met hetzelfde doel: Groter worden dan Motown. Het is de jongens van Atlantic aardig gelukt, maar voor de rest... Thomas Boddie begint eveneens in 1959, maar maakt geen illusies. Hij weet hoe hard de muziekwereld is en heeft besloten zich toe te leggen op de lokale markt. Hij heeft geen distributiekanalen, dus de platen zullen nauwelijks de grens van Ohio overschrijden. Boddie is een doe-het-zelf-techneut die een studio heeft gebouwd in een schuurtje en bovendien een platenpers heeft gekocht. Door het niet nastreven van een nationaal succes heeft Boddie een lange adem en zijn studio blijft tot en met 1993 continu door draaien. Er is niemand die beslist of iets commercieel is of niet, iedere knakker met vijftig dollar in zijn hand kan er een plaatje opnemen. De Boddie-discografie is dan ook een ratjetoe.

In die 34 jaar verschijnen ruim 300 platen die in de Boddie-studio zijn opgenomen. Thomas heeft geen personeel in dienst, zijn vrouw Louise haalt de meeste klanten binnen. Zij maakt haar rondje langs de kerken en haalt zodoende gospelgroepen in huis. Het zijn dan ook vooral gospel-, blues- en soul-plaatjes die er hun oorsprong vinden. De meeste producties klinken 'onaf' en rauw, maar soms zit er een toevalstreffer tussen. Er komen geen hits uit de studio, dit vanwege het ontbreken van distributiekanalen, maar veel plaatjes krijgen jaren later alsnog erkenning onder verzamelaars en deejays. Een paar jaar na het overlijden van Thomas (in 2006) krijgt deejay Dante Carfagna de eer om in het archief te mogen snuffelen. Het resultaat verschijnt in 2009 via Numero Music Group: Een cd/lp-box met drie schijven en een goedgevuld boek met exclusieve foto's en flyers. Ook wordt de hele mikmak uitgegeven als een singles-box. King Kong in Leeuwarden heeft er eentje staan. Tweehonderdvijftig euro voor vijftig gelimiteerde vinylsingles, een speciaal koffertje en alle boekwerken. Het water loopt me in de mond. De uitbater weet zelf ook wel dat hij ze waarschijnlijk nooit kwijtraakt.

Carfagna komt buiten vinylplaatjes ook tienduizenden uren aan band tegen en een doosje met acetaat-singles. Een aantal daarvan weet hij wel te herleiden, maar er zijn drie waarvan hij maar niet kan ontdekken wie de artiesten zijn. Deze drie singles worden een jaar later in een gelimiteerde box uitgebracht en eentje daarvan is 'Goodbye Baby'. Ik had al veel gelezen over deze single en zag mijn kans schoon toen deze bij Rarenorthernsoul werd aangeboden. De échte kenners zitten op Soulful Detroit en zij hebben al menig mysterie opgelost, maar met deze single zitten ook zij in de maag. Wie is het niet? Nou, het is niet Gigi van Gigi & The Charmaines! Het klinkt ergens ook als de zangeres van The Santells, maar ook dat blijkt niet het antwoord. Lou Ragland is de man die het móet weten en anders wordt het hopeloos. Helaas, ook hij weet niet te herinneren wie dit plaatje heeft opgenomen.

'Goodbye Baby' is eigenlijk het b-kantje van 'Selfish One'. Inderdaad, het liedje dat vooral bekend is geworden door Jackie Ross. We horen een zangeres en twee achtergrondzangeressen, wat al de eerste vraag oproept: Is dit een meidengroep of een zangeres met achtergrond? Muzikaal is het niet een beetje rauw. De drummer klinkt alsof hij nog nooit achter de ketels heeft gezeten en ook de gitarist en bassist komen onzeker over op de plaat. Maar het is 'Goodbye Baby' die het voor menig soul-liefhebber doet. Wat een stem, wat een strot en wat een liedje. Iedereen loopt te gissen, maar nogmaals: Als Lou Ragland het niet weet, kunnen we het wel schudden.

Boddie heeft altijd geprobeerd om alles in eigen hand te houden. Het enige dat hij niet zelf kon maken, waren de plakken vinyl. Tijdens de oliecrisis van 1973 weigerde zijn leverancier in Kentucky om aan zwarte klanten te leveren. Het maakte Boddie alleen maar meer zelfverzekerd dat hij zijn zaakjes zélf moest zien te regelen.