zaterdag 31 mei 2014

Singles round-up: mei 4



Ik had het vorige week al genoemd, maar vandaag heb ik de 'nieuwe' computer een jaar in gebruik voor Soul-xotica. Zojuist bij het uploaden van het Peter Alexander-hoesje zag ik dat we een jaar geleden 'Iron Horse' van Christie in de betreffende aflevering van Raddraaien zat. Ik ben vanmorgen naar de kringloopwinkel in Ruinerwold geweest. Wederom is het weinig soeps, maar de singles zijn onveranderd vijftig cent per stuk en ik weet met pijn en moeite tien titels te verzamelen. Toch een Singles round-up wijden aan deze aankopen. Ja, ik vind dat ik iedere aanwinst moet melden op Soul-xotica en omdat ik weinig andere inspiratie heb en morgen graag wil genieten van een lange fietstocht, besluit ik deze maand met een Singles round-up. Voor vijf euro is het niet een beetje een 'mixed bag', toch is het uiteindelijk alleen Vicky Sue Robinson waarvoor ik op de fiets zou zijn gestapt.

* Peter Alexander- Delilah (NL, Ariola, 1968)
In februari 2010 oordeelt de bedrijfsarts dat ik maar weer eens mijn werk moest hervatten, maar omdat ik bijna een jaar uit de running ben geweest, lijkt het hem verstandig om rustig te beginnen. Twee uren per dag. 's Ochtends tot de koffiepauze. Ik zal niet zeggen dat het werk me zwaar viel of de werktijden, maar de afdeling waar ik terecht kom is een hel. Een maand later is de bedrijfsarts het met me eens dat dit ook niet stimulerend werkt en ik krijg een half jaar rust. Eén van de weinige hoogtepunten op die afdeling, waar een negatieve mentaliteit heerst en waar niets wordt gedaan aan openlijk racisme, is de ontmoeting met een dame die ik van jaren ervoor ken. We waren toen beide zeer actief voor de SP. Ze vertelt me dat ze geregeld op zaterdagmorgen een rondje kringloopwinkels doet en ze nodigt me spontaan uit. Ze vertelt van een paar nieuwe winkels die ik nog niet ken: Ruinerwold en Dieverbrug. Zo kom ik in februari 2010 voor het eerst in Ruinerwold en dan ligt deze van Peter Alexander daar al. Ik weet hem keer op keer te weerstaan, maar vandaag moest die mee. Ik heb een zwak voor Nederlandse Ariola's uit de jaren zestig en dit is zo eentje. Mét bovenstaande fotohoes en helemaal in nieuwstaat.

* Les Chakachas- Beau Coco (Duitsland, RCA, 1961)
Volgens 45cat is deze in 1958 al verschenen in Italië. Ik heb deze single al, maar voor vijftig cent is-ie te leuk om te laten liggen en ik wil persé op tien singles uitkomen. Eigenaardig orkestje uit België, ik heb ook nog ergens een 10"-LP liggen van de groep en uiteraard het 'stoute' 'Jungle Fever' uit 1972.

* Hot Chocolate- I'll Put You Together Again (NL, Rak, 1979)
En daar is een link met die zaterdagochtend dat ik voor het eerst in de kringloopwinkel van Ruinerwold kom. Ik koop dan geen singles, maar een of ander vreemd apparaatje dat al lang bij het oud ijzer is gegaan. We gaan die dag ook nog langs in De Kring in Meppel en daar vind ik mijn eerste exemplaar van deze Hot Chocolate-single. Helaas is die zo krom als een hoepel, waardoor ik niet veel plezier hieraan zal beleven. Een jaar later koop ik een recht exemplaar, maar die is ontsierd door een zware kras. Driemaal is scheepsrecht en vandaag heb ik een gaaf exemplaar op de kop getikt.

* Mireille Mathieu- La Paloma Adé (NL, Ariola, 1973)
Wat moet je ermee? Ja, ook weer een Nederlandse Ariola en in absolute nieuwstaat, maar dit is echt zo'n single die me naar de tien moet helpen. In eerste instantie heb ik zeven geselecteerd, maar dat wisselt zo gek en dus kies ik nog drie uit.

* Iwan Rebroff- Eintönig Hell Klingt Das Glöcken (NL, CBS, 1969)
Een kwalijk fenomeen. Op zaterdagmorgen singles kopen, betekent vaak alvast bezig zijn met The Vinyl Countdown. Met Peter Alexander en Chakachas lijkt het me opeens grappig om een paar Europese plaatjes te draaien omdat vorige week de Europese verkiezingen waren. Hoewel Poetinesië geen Euro-land is, mag het in de vorm van 'Kalinka', de b-kant van deze single, meedoen in The Vinyl Countdown. Op 33 toeren en met de pitch op het laagst is het je reinste deathmetal, heb ik zojuist ontdekt.

* Vicky Sue Robinson- Turn The Beat Around (Frankrijk, RCA, 1976)
Die had ik nog niet en uiteindelijk de enige single die de fietstocht loonde, hoewel het allerminst een straf was om op zaterdagmorgen te fietsen. In korte broek en t-shirt is dit het moment waarop ik de zon mag aanbidden, de rest van de dag staat toch behoorlijk in het teken van Wolfman Radio. Hoewel het morgen bewolkt zal blijven, moest ik toch maar een fiks aantal kilometers maken.

* Salt'N'Pepa- Twist And Shout (NL, Dureco, 1988)
Eén-twee-hopsakee de Kliko in, want deze is zwaar krom getrokken en dit doe ik mijn naald niet té vaak aan...

* Swing Out Sister- Am I The Same Girl (Duitsland, Fontana, 1992)
Het kwam vanavond nog ter sprake en het is iets dat ik me nauwelijks meer kan voorstellen. Dit hitje van Swing Out Sister is voor mij de kennismaking met 'Am I The Same Girl', vervolgens leer ik 'Soulful Strut' van Young Holt Unlimited kennen, dan Dusty Springfield's versie en tenslotte pas de oer-versie van Barbara Acklin. Dat is helemaal achterstevoren. Dankzij mijn collega Lee, die deze versie nog nóóit had gehoord, weet ik te melden dat Swing Out Sister nummer 1 heeft gestaan in Amerika, maar in Engeland slechts tot plek 21 kwam. In Nederland haalt het nipt de top 20.

* Thompson Twins- Doctor Doctor (Duitsland, Arista, 1984)
Als puntje bij paaltje komt, vind ik dit toch de meest interessante single van Thompson Twins, alleen ontbrak hij nog in de verzameling. Hij klinkt opperbest, dus dit is een goede aanschaf geweest.

* Tiffany- Late Night Show (NL, Bovema Negram, 1979)
Niet te verwarren met het tienerzangeresje dat eind jaren tachtig hits heeft met 'I Think We're Alone Now' en 'Could've Been', deze Tiffany bestaat uit twee dames en een heer. Het komt uit de koker van de gebroeders Bolland en 'Late Night Show' is een prachtige ode aan de nachtradio met de deejay als sprankelend middelpunt. Ik kon het niet laten om deze ook even in The Vinyl Countdown te draaien, al ben ik blij dat ik niet zo'n gladjakker ben als 'Lovable Larry' en dat mijn fans minder opdringerig zijn.

vrijdag 30 mei 2014

Singles round-up: mei 3



De drie singles die ik vorige week verwachtte zijn allemaal binnen en deze vormen toch wel het sluitstuk op een bijzondere meimaand. Zoals in april en maart ging ik voor kwantiteit, deze maand was het kwaliteit. Niet om te zeggen dat de platen uit april en maart veel minder waren of dat de aanwinsten van deze maand met kop en schouder er bovenuit steken. Nee, niets van dat, maar de eerste échte plaat van deze maand (de platen uit de eerste Round-up van deze maand had ik op 29 april besteld) was meteen een stuk duurder dan de rest en dat had zijn consequenties. Vandaag presenteer ik jullie de vier 'soulvolle' aanwinsten van deze maand. De Top 100 in december moet uitwijzen hoe goed ze scoren ten opzichte van de overige platen uit dit jaar. Ik had vandaag een vrije dag en had tot gisteravond ambities, maar kreeg toen het aanbod om vandaag een show te mogen doen en dat was iets té aanlokkelijk. Met andere woorden: Een dag in en om het huis. Plus een nieuwe aanwinst welkom heten in de koffers!

* Carl Douglas- Somebody Stop This Madness (UK, Blue Mountain, 1972)
Ik moet van tevoren melden dat twee van de vier al Week Spot zijn geweest en de andere twee grote kanshebbers zijn op de desbetreffende titel. Ik zal in dit bericht niet heel diep in gaan op de artiesten zodat ik stof over hou voor de Week Spot. Carl Douglas neemt in mijn Northern Soul-verzamelen een hele speciale plaats in. Het is namelijk de woensdag voor Hemelvaartsdag in 2006 dat ik een middag ga 'shoppen' in Leeuwarden. Bij een tweedehands boekenwinkeltje, waar ik eerder ben geweest, ligt een partij disco-singles en daartussen ook een handjevol jaren zestig-plaatjes. Daar vind ik 'Something For Nothing' van Carl Douglas & The Big Stampede op de originele Amerikaanse Okeh-demo. Die plaat zal vooraan staan in de eerste Blauwe Bak en hij staat nog steeds in de koffer, hoewel het van Douglas' repertoire uit de jaren zestig de minst gewilde lijkt. Onlangs werd een identieke demo, maar dan zonder de styreen-'distortion' aangeboden voor een hele fraaie prijs. Toen heb ik het verfomfaaide Okeh-hoesje maar eens vervangen door een hagelnieuwe witte. Gedurende april heb ik mijn mp3-speler vol gestopt met podcasts, zowel de paar van mezelf die ik nog heb als die ik in de loop der maanden van vrienden heb gekregen. Daar zit een compilatie bij van de eerste 'Northern Soul Allnighter' op de Engelse radio en stamt uit 1994. Daar hoor ik een nummer van Carl Douglas uit de vroege jaren zeventig en ik weet even niet of het deze 'Somebody Stop This Madness' is, maar mijn oren zijn meteen gespitst en de voelsprieten gaan uit. Zo kom ik deze single tegen op Ebay, van een Franse verzamelaar die heeft geprobeerd om van verschillende labels de Engelse singles compleet te krijgen. Hij biedt dus ook de volledige Blue Mountain-catalogus aan, maar zijn klandizie bestaat vooral uit reggae-verzamelaars en dus blijf ik de enige bieder. De plaat is elders wel ietsje duurder. 'Somebody Stop This Madness' heeft Douglas reeds opgenomen met Biddu, die in 1974 hem wereldfaam zal bezorgen met 'Kung Fu Fighting', maar hier horen we een venijnige Douglas met een ecologische boodschap over muziek die ergens in het midden van Northern Soul en funk zit.

* Eloise Laws- Love Factory (UK, Outta Sight, 1973, re: 2013)
Ik had al wel eens gezien dat deze plaat was uitgebracht, maar normaal gesproken vindt je hem de eerstvolgende maanden in de mailinglijsten van verschillende dealers. Dat is met deze dus niet het geval en zo vergeet ik de plaat even. Hij is eind vorig jaar verschenen naar aanleiding van het veertigjarig jubileum van Music Merchant Records. Zelf kies ik voor Eloise Laws als de favoriete kant, maar eigenlijk is het de b-kant. Deze van Eloise Laws staat al vanaf september 2012 op mijn verlanglijstje, maar aanvankelijk onderschat ik de zoektocht. Het is bij Eloise Laws net zo gesteld als bij 'I Believe In Miracles' van The Jackson Sisters: Beide hebben ze één plaatje dat een fortuin waard is en de overige singles zijn bijna voor een habbekrats op de kop te tikken. Zo kom ik een week geleden bij een Amerikaanse dealer een heel aardig plaatje van Eloise Laws tegen, uit het jaar 1975, dat beslist niet minder is dan 'Love Factory'. Toch kan ik het niet laten en zoek middels 'Eloise Laws' in de zoekmachine naar een goedkopere. Dan zie ik opeens deze Outta Sight-heruitgave staan voor een hele fraaie prijs. Ik ken de Engelse dealer, daar heb ik eerder ook al van gekocht. Eigenlijk is 'Sliced Tomatoes' van Just Brothers de a-kant, net als Laws een geheide klassieker in de Wigan Casino. Voor de leek is het moeilijk uit te leggen, want zonder de Northern Soul-kennis is 'Sliced Tomatoes' een wat eentonig instrumentaaltje. Ik kwam slechts een paar jaar geleden erachter dat het helemaal niet zo'n grote hit is geweest in Nederland. In tegenstelling tot Engeland, waar ik in 1998 woonde, daar heeft die wekenlang op nummer 1 gestaan. Ik heb het dan over 'Rockefella Skank' van Fatboy Slim. Dat nummer is rondom 'Sliced Tomatoes' gebouwd.

* Dorothy Morrison- I Can't Go Without You (US, Brown Door, 1975)
Ja, ik heb al een paar maal het idee gehad om hem toch maar te verkopen en nog steeds ben ik er niet zeker van of deze plaat lang bij me gaat blijven. Er zijn namelijk nog een paar 'dure' platen die hoog op mijn verlanglijstje staan. 'Bezint eer ge begint', is een goede les, want de plaat is nog niet op zijn hoogtepunt geweest en dat kon toch nog wel eens gebeuren. Dat zou kunnen betekenen dat de plaat twee of drie keer over de kop gaat en dan heb je het niet meer over een verschil van tientjes. Toch blijft het desondanks een trots bezit en het was zonder meer een buitenkans. Een tweede exemplaar zó goedkoop? Ja, ik zou hem meteen aanschaffen, maar ook weer doorverkopen. Op ieder moment van twijfel zet ik het plaatje even op en zie dan snel af van het afscheid. Het intro, die dertig seconden, heeft voor de impulsieve aankoop gezorgd. Dat is eentje waar ik een constant herhalende 12"-versie van zou kunnen verslijten. 'Modern Soul' is flauw gezegd creatieve en soulvolle disco die het nooit heeft gehaald, maar buiten het intro is alles wel gemaakt voor de hitparade. Hij is in gevoel daarom ietsje minder dan bijvoorbeeld een 'Questions' van Pat Stallworth of 'World That's Not Real' van Gloria Ann Taylor, maar in combinatie met deze twee nummers heb je toch een hele bijzondere tien minuten in je set te pakken. Hebben en houden!

* Marlena Shaw- California Soul (UK, Jazzman, 1969, re: 2012)
En daar hebben we tenslotte de Week Spot van deze week.

Hoewel het nog aan me knaagt, weet ik niet of ik morgenochtend de tijd ervoor kan vinden, maar ik wilde morgen weer eens in de kringloopwinkel van Ruinerwold kijken. Hoewel het doorgaans weinig soeps is daar, is het alweer twee jaar geleden dat ik er voor het laatst ben geweest. Mocht ik daar singles kopen, wat ik betwijfel, dan krijgen jullie morgen nóg een Round-up. Maar dan opnieuw... voor een kringloopwinkel die acht kilometer bij me vandaan zit, spreekt het al boekdelen dat ik er twee jaar niet ben geweest?

donderdag 29 mei 2014

Raddraaien: Devastating Affair



Na een prachtige vierentwintig (of eigenlijk vijfentwintig) uur te hebben doorgebracht met mijn moeder, ben ik weer helemaal terug. Ik heb zojuist mijn uitzending van Floorfillers afgesloten en heb morgen een vrije dag. Hoewel? Vanavond kwam de vraag of iemand beschikbaar was om de Mixed Bag-show voor zijn rekening te nemen en dat heb ik maar gedaan. Het is precies wat het etiket zegt en dat is het type show waar ik niet genoeg van kan krijgen. Ik noemde het halverwege de vorige serie van Raddraaien: De Blauwe Bak-platen willen soms een beetje 'klitten' in het Raddraaien. We zijn in deze serie nog maar bij de 'I' van 'Interplay' en we hebben na deze nog maar één Blauwe Bak-plaat te gaan. De volgende serie liggen ze al wel meer uit elkaar. Zeven platen vanaf 'Interplay' van Derek & Ray vinden we deze eigenaardige single. Motown heeft van menigeen een grootheid gemaakt, maar heel soms kwam het voor dat een groep of artiest op dat label volslagen onbekend bleef. Dit gaat deels op voor Devasting Affair. De leden hebben op de achtergrond wel van zich doen spreken en ook is de groep te horen op enkele live-platen van Diana Ross, maar hun eigen spul is onontdekt terrein. Ik zet hun briljante 'You Don't Know (How Hard It Is To Make It)' met alle liefde in het zonnetje.

Ik ben al een hele tijd niet meer bij hem 'in de winkel' geweest, maar vaste lezers zullen 'mijn mannetje' uit Frankrijk wel kennen: 'Hipsterimage'. Hij heeft een specialisme in Mod en psychedelica, maar tevens een ruime keus aan soul. Qua adres is het allemaal een beetje 'duister'. Zijn winkel opereert vanuit Frankrijk en aan zijn taalfouten te zien, komt hij daar ook vandaan. Toch gaan de Paypal-betalingen naar een adres in Londen. Het is een enorm pluspunt van hem dat hij van iedere plaat, onbelangrijk hoe waardevol, een volledige geluidsclip van de bewuste vinylsingle beschikbaar heeft. Je kan dus onmogelijk later je beklag doen over een krasje of een tikje. Mijn nieuwsgierigheid wordt gewekt als ik deze, tot dan toe, mij totaal onbekende groep zie. Een totaal onbekende groep op Motown! Bij het intro ben ik meteen helemaal verkocht, maar stel de aankoop nog een maand uit. In juni komt de single in mijn verzameling wonen en heeft sindsdien geregeld zijn rondjes gedraafd. De plaat is vooral favoriet om Do The 45 te openen.

The Funk Brothers geldt als één van de meest succesvolle groepen aller tijden, alleen moet het onder eigen naam nog steeds een hit scoren. Het huisorkest van Motown is echter op tientallen platen uit de jaren zestig te horen. Motown is een fabriek en het product, de muziek, is als een auto. Een auto mag geroemd worden vanwege zijn technische prestaties, maar het ding zou tot niets in staat zijn zonder een krukas. En toch wordt die krukas niet genoemd in de reclamefolders of in de beoordeling van de autotijdschriften. Devastating Affair is zo'n krukas. Als groep is het meest prominent aanwezig tijdens tournees van Diana Ross van omstreeks 1973-74. Er verschijnen twee live-albums uit die tijd waarop de groep is te horen. De drie heren zijn bovendien verdienstelijke schrijvers die een paar redelijk bekende liedjes hebben geschreven.

Devastating Affair bestaat uit de dames Olivia Foster en Karen Patterson, bijgestaan door Greg Wright, Harold Johnson en Andrew Porter. Ze zijn onder andere te horen als achtergrondkoor op 'You're A Special Part Of Me' van Marvin Gaye & Diana Ross. Wat slechts weinig weten is dat Devasting Affair hiervan de oorspronkelijke versie heeft opgenomen, maar deze is tot op de dag van heden nooit uitgebracht. Dat geldt eveneens voor twee albums van de groep In 1972 had het debuut 'Devastating Affair Mountain' en eind 1973 de titelloze opvolger moeten uitkomen, maar dat gebeurt niet. Volgens 'insiders' moest er genoeg repertoire bestaan om een cd-box te vullen, maar Motown weigert ook maar iets los te laten van de groep. Dat is erg jammer, want de paar opnames die verschijnen zijn om door een ringetje te halen. Neem nou onze Raddraaier. Een funky loopje dat mij doet denken aan 'Sex & Drugs & Rock & Roll' van Ian Dury, een klein beetje 'phasing' en een zeer aanstekelijk refreintje. Toch verschijnt de single slechts in een beperkt aantal landen, waaronder Frankrijk. De instrumentale versie staat op de b-kant en die is net zó lekker! Hoewel de Motown-liefhebbers watertanden bij dit plaatje bevindt de groep zich mijlen uit het gezichtsveld van de deejays en verzamelaars, waardoor de single nog altijd spotgoedkoop is. Ik heb mijn exemplaar met fotohoes en in totale nieuwstaat voor pak'm beet vijf euro in de koffers gekregen.

Greg Wright is in de begin jaren zeventig een huis-schrijver van Jobete en voorziet The Supremes (post-Diana Ross) van een aantal liedjes, waaronder 'He's My Man'. Hij heeft daarnaast ook gewerkt met Thelma Houston en Diana Ross zélf. In het geval van de laatste moet er redelijk veel zijn opgenomen, maar slechts twee liedjes halen jaren later de albums. Harold Johnson is in de muziekwereld van Los Angeles geen onbekende, hij heeft veel geschreven, geproduceerd en gearrangeerd. Als toetsenist is hij een veelgevraagd sessiemuzikant. Hij is ook lid van een andere Motown-huisband, Finished Touch, en maakt daarmee een goed album. Het tweede album van die groep blijft echter, evenals de beide Devasting Affair-platen, op de plank liggen.

De informatie over de groep zélf is minimaal, alles wat rest zijn de genoemde opnames en een handjevol singles. De kenners zijn het er over eens: Als iemand bij Motown op het idee komt om hier een 4-cd-box aan te wijden, dan kan dat één van de meest interessante compilatie-albums van de nieuwe eeuw worden. Hopelijk wordt Soul-xotica gelezen door een Motown-medewerker, want ook ik word steeds nieuwsgieriger!

dinsdag 27 mei 2014

Raddraaien: Mitch Miller



Een Week Spot die pas vanmiddag is gearriveerd en nu een Raddraaier die ik zaterdag heb gekocht? Niet helemaal, ik noemde hem al wel in de Singles round-up: De Raddraaier die ik jullie nu presenteer (en eigenlijk toebehoord aan woensdag) is die 'versleten' single en niet de latere CBS-uitgave die ik zaterdag heb gekocht. De Raddraaier is de Duitse Philips-persing en evenals dit Nederlandse fotohoesje zijn zij in 1958 uitgebracht. Ik schreef in dat bericht dat Mitch Miller ook stiekem al een beetje een resident is geworden in The Vinyl Countdown. Ik probeer iedere week weer iets uit de jaren vijftig, zestig, zeventig, tachtig, negentig, de 'noughties' en eentje van de laatste vier jaar in de show te proppen. Met de jaren zestig, zeventig en tachtig komt dat altijd wel goed, de jaren vijftig, negentig en de eerste tien jaar van de nieuwe eeuw moet ik nog wel eens zoeken. In dat eerste geval is één van de vele Mitch Miller-platen altijd een leuke invulling. De Raddraaier van vandaag is: 'The March Of The River Kwai' van Mitch Miller (1958).

Op 31 juli 2010 bereikt ons het bericht dat Mitch Miller op 99-jarige leeftijd is overleden. Zijn laatste verjaardag heeft hij 27 dagen eerder gevierd en je had hem zo graag de honderd jaar gegund, maar anderzijds: Hij sterft na een kort ziekbed en dan mag je best gelukkig zijn met deze leeftijd. Mitchell William Miller wordt geboren op 4 juli 1911, althans dat vermelden de papieren. Personen die op 'independance day' hun verjaardag vieren, hebben vaak een andere geboortedatum, maar in het geval van Miller is daarover niets bekend. Hij wordt geboren in Rochester in de staat New York. Als hij als tiener wil toetreden tot de schoolband moet hij maar genoegen nemen met het instrument dat nog beschikbaar is. Zo komt Miller in aanraking met de hobo, het instrument waarmee hij zijn eerste schreden in de muziek zet en waar hij later nog veel profijt van zal hebben. In 1932 studeert hij cum laude af aan de Eastman School Of Music in Rochester. Als vijftienjarige maakt hij zijn debuut als hoboïst in The Syracuse Symphony Orchestra, maar na zijn afstuderen wordt hij aangenomen voor het meer prestigieuze Rochester Philharmonic Orchestra. Toch verhuist hij niet veel later naar de stad New York en raakt betrokken in het octet van Alec Wilder. In de oorlogsjaren is Miller een veelgevraagd hoboïst en treedt met grote namen op als Percy Faith, Charlie Parker en George Gershwin. In 1947 is hij dermate wegwijs geworden op de Engelse hoorn, dat hij prominent is te horen in Leopold Stokowski's uitvoering van Dvorak's 'New World Symphony'. Als lid van The CBS Symphony is Miller mede-verantwoordelijk voor de beruchte radio-uitvoering van Orson Welles' 'The War Of The Worlds'.

Rond dezelfde tijd krijgt Miller een droombaan aangeboden: Als Artist & Repertoire-manager mag hij bij Columbia de dienst uitmaken. Miller bepaalt welke artiesten worden gesigneerd en welke liedjes worden gepromoot. Hij trekt Patti Page en Frankie Laine bij Mercury vandaan en krijgt het zelfs voor elkaar dat Frank Sinatra zich (tijdelijk) op het label vestigt. Verder is Miller verantwoordelijk voor popsterren als Johnny Mathis, Percy Faith, Ray Conniff, Tony Bennett en een zanger die zich Guy Mitchell noemt. De 'Mitchell' in zijn artiestennaam refereert direct aan Miller's voornaam. Hij ontdekt een piepjonge Aretha Franklin en biedt haar in 1961 een contract aan. Zes jaar later wordt Franklin 'artistieke vrijheid' beloofd bij Atlantic en dan verlaat ze Mitchell en Columbia. Mitch Miller is zo gezegd oppermachtig binnen Columbia en zijn wil is wet. Dat betekent ook dat wat Mitch Miller niet lust ook niet op Columbia wordt uitgebracht. En daar heeft hij een paar maal een misrekening gehad.

Mitch Miller walgt namelijk van rock'n'roll. Nu schijnt het dat hij best onder de indruk was van Elvis Presley, maar de vraagsom van The Colonel absurd hoog vond. Wel is bekend dat hij Buddy Holly onverricht ter zake naar huis stuurt. Als je de lijst bekijkt van platenmaatschappijen die The Beatles hebben geweigerd, is het een wonder dat EMI er nog brood in zag, maar ook Miller bedankt voor het kwartet uit Liverpool. Toch doet hij soms wel eens een concessie en hebben liedjes als 'A White Sports Coat' van Marty Robbins wel een zeker rock'n'roll-gevoel. Miller is echter ook verantwoordelijk voor een aantal 'novelty-hits' uit de jaren vijftig. Hij laat Frank Sinatra het dolkomische 'Mama Will Bark' opnemen. Althans, zo luidt het verhaal van Sinatra die later graag met modder gooit naar Miller. Voor Sinatra is zijn verblijf op Columbia een dipje in het verkoopsucces. Miller weerlegt de kritiek. Volgens hem stond in Sinatra's contract dat hij wel degelijk zeggenschap had over zijn repertoire en hij het liedje had kunnen weigeren.

Aan het einde van de jaren vijftig is Miller's succes op een hoogtepunt. Met zijn orkest en koor neemt hij verschillende singles op en met name de koppeling van 'The March Of The River Kwai' met 'Colonel Bogey' doet alle verkooprecords sneuvelen. In Amerika is het in 1958 de bestverkochte single. In Nederland is de maandelijkse lijst van het blad Tuney Tunes de toonaangevende hitparade. De eerste lijst wordt gepubliceerd in juni 1958 en dan staat Miller wel genoteerd, maar moet de eerste plek afstaan aan Louis Prima. In juli 1958 is het wel raak en de plaat staat drie maanden bovenaan. Pas in februari 1959 verlaat de single de lijst en we zullen Mitch Miller niet meer op de hitparade tegenkomen. In Amerika is het dan nog maar net begonnen! In de begin jaren zestig maakt Miller voor NBC de shows 'Sing Along With Mitch', feitelijk de voorloper van de karaoke. Middels ondertiteling kunnen de kijkers meezingen terwijl 'bouncing balls' het ritme aangeven.

In 1965 verlaat Miller Columbia en gaat aan het werk bij de Amerikaanse divisie van Decca. In 2000 ontvangt Miller een Grammy Lifetime Achievement Award en werd pas afgelopen jaar posthuum bijgezet in de Rochester Music Hall Of Fame.

Week Spot: Marlena Shaw



Ik heb nog even getwijfeld of ik deze kersverse Week Spot een week zou opschuiven, gezien ik afgelopen week een nieuw 'oud' nummer heb ontdekt: Eentje die sinds september 2011 in de buurt van de Blauwe Bak rond zweeft en waarvan ik de a-kant al eens in een bericht heb gestopt. Vorige week kwam ik hem tegen op Ebay waar deze werd geadverteerd met de b-kant. Toen heb ik die kant alsnog gedraaid en ben ontzettend verliefd geworden. Maar nee, ik ga toch voor de plaat die vanmiddag op mijn mat is gevallen. Soms vergeet je gewoon te zoeken naar bepaalde platen. Dat is bij mij het geval geweest met 'B-A-B-Y' van Carla Thomas, maar ook met de Week Spot van deze week. Deze bleek eenvoudig te vinden, in januari 2012 heeft het Londense platenlabel Jazzman 'California Soul' van Marlena Shaw opnieuw uitgebracht en heeft het nóg zo'n klassieker van Shaw als b-kant. Voor een tientje in Europees geld heb je twee prachtige kanten op een schijfje, maar 'California Soul' van Marlena Shaw (1969) is degene die met de Week Spot-titel mag pronken.

Het is omstreeks 2007 dat de muziekcomputer in De Buze een flinke dosis 'nieuwe' muziek krijgt toegediend. Met name op de vrijdagmiddagen, de jongerenmiddag, wil ik nog wel eens achter de bar staan en mag dan eigenlijk geen elpees draaien. Ik weet me aardig uit de voeten met de jukebox en binnen de kortste keren heeft deze vrijdagmiddag ook al zijn 'klassiekers'. Er stond onder andere een dubbel-cd op, 'Verve Remixed', met daarop een geweldig swingende versie van Cal Tjader's 'Soul Sauce'. Tot vanavond meende ik dat Marlena Shaw daar ook op stond en dat kan wel geweest zijn, maar niet met 'California Soul'. Toch is het vooral 'California Soul' dat op de vrijdagmiddag, voor mij, een cult-klassieker wordt. Ik beperk me dan met het singles verzamelen tot Marktplaats en daar levert Marlena Shaw in de zoekresultaten niks op. Als ik in november 2011 mijn Ebay-account wakker kus, ben ik Marlena Shaw even helemaal vergeten. Intussen leer ik via de 'Northern Soul Jukebox' nog wel een alternatieve versie van haar 'Wade In The Water' kennen, het is pas als ik eens een Latin-getinte Floorfillers wil doen (met onder andere de genoemde Cal Tjader-remix), dat ik 'California Soul' weer ga waarderen. Vorige week heb ik even gezocht, maar de originelen zijn zelfs in Amerika nog wat aan de prijs. Deze Jazzman-uitgave met 'Wade In The Water' op de flip is de beste koop die je kan doen.

Ze wordt op 22 september 1942 geboren als Marlina Burgess. Haar wieg staat in New Rochelle in New York. Haar oom is de beroemde trompettist Jimmy Burgess. Hij draait platen voor de kleine Marlina die haar leven zullen beheersen: Miles Davis, Dizzy Gillespie, Al Hibbler en een hoop gospel-dingen. Als Marlina negen of tien jaar oud is, staat ze voor het eerst op een podium. Niet zomaar een verhoging in het publiek, maar het legendarische Apollo Theatre. Jimmy Burgess heeft dan het plan om Marlena mee te nemen op tournee, maar daar steekt haar moeder een stokje voor. Marlena wordt toegelaten om muziek te studeren op The New York State Teachers College in Potsdam. Ze maakt haar studie nooit af en ondanks het feit dat Marlena trouwt en vijfmaal moeder zal worden, heeft ze het zingen nooit los gelaten.

In 1963 heeft ze dus al een druk leventje, maar weet nog steeds tijd vrij te maken om optredens te doen in jazzclubs. Ze ontmoet de jazztrompettist Howard McGhee en Shaw zou met hem op het Newport-festival aantreden, ware het niet dat Marlena ruzie krijgt met één van de bandleden en verstek laat gaan. Een jaar later doet ze auditie voor Columbia, maar staat stijf van de zenuwen en bakt er helemaal niets van. Tot 1966 blijft Shaw rond hangen in de kleinere clubs, maar dan neemt haar carriére een vlucht als ze een contract sluit met de Playboy Club in Chicago. De Playboy Club kent meerdere filialen in Chicago en zo kan het gebeuren dat ze verschillende malen medewerkers van Chess Records tegenkomt. Die raken steeds meer geobsedeerd door de zangkunsten van Shaw en ze tekent een contract bij het sub-label Cadet. De eerste twee singles verschijnen tegen het einde van 1966, maar zijn wel twee klassiekers in het genre: 'Let's Wade In The Water' en 'Mercy Mercy Mercy'. Marlena is van oorsprong een jazz-zangeres die plotseling op hetzelfde label zit als de grote rhythm & blues-zangeres Etta James en dit laat zich aflezen in de discografie op Cadet. Bij Cadet willen ze graag Marlena's volle stem los laten op bekende pophits met fraaie arrangementen, maar dat is niet bepaald de stijl die Marlena wil voortbrengen. Het levert wel een paar 'definitieve' versies op. Haar 'Lookin' Through The Eyes Of Love' is bijna net zo goed als het origineel van Gene Pitney en onder de covers domweg dé beste.

Nicholas Ashford en Valerie Simpson schrijven in 1969 'California Soul' voor het zanggroepje The Fifth Dimension en even is het zo'n liedje waaraan iedereen zich waagt. Ik denk niet dat het de keuze van Shaw is geweest, maar toch brengt Cadet in 1969 een single uit met haar uitvoering. Als hitmaakster is Shaw weinig rendabel voor Cadet. Omdat Ashford en Simpson vaste leveranciers zijn voor duetten van Marvin Gaye & Tammi Terrell, heeft dat duo later nog een hit met 'California Soul'. Omdat Cadet niet naar haar wensen wil luisteren en Shaw liever terug gaat in jazz, laat ze in 1969 haar contract ontbinden en maakt opnames voor Blue Note.

In de jazz is ze sinds jaar en dag één van de grootste, nog levende, zangeressen. Ze werkt direct na haar breuk met Cadet in de band van Count Basie, maar zal ook later in haar loopbaan vaak het podium delen met grootheden. Ze maakt eveneens aan de lopende band platen, waarvan de ballade 'Without You In My Life' in 1982 nog een bescheiden indruk op de Amerikaanse hitparade maakt. Het nummer staat hoog aangeschreven bij connoisseurs. Terwijl met name haar repertoire op Cadet vele malen is gebruikt als sample in diverse hiphop- en dance-producties, beleeft 'California Soul' aan het begin van de nieuwe eeuw een tweede jeugd in Engeland. De plaat wordt eerst omarmd door hippe jazz- en soul-deejays en wordt sindsdien voor enkele televisiereclames gebruikt. Het wordt in Engeland alsnog een hit. Toch wordt her en der de neus opgehaald voor 'California Soul'. Té poppy, geschreven voor The Fifth Dimension... Nee, het zit het nummer allemaal niet mee. Ik kan me ook prima voorstellen dat de ware jazzliefhebber over zijn nek gaat, maar binnen de soul-kringen mocht de kritiek wel ietsje minder. We hebben het natuurlijk wél over een Ashford & Simpson-compositie, over een zeer sterk zingende Marlena Shaw en een arrangement om van te smullen. Hetzelfde excuus dat je vaak hoort bij Fontella Bass: 'Ze heeft zoveel méér gedaan dan alleen Rescue Me'. ALLEEN... 'Rescue Me'? We hebben het daar ook over een nummer van een absolute topklasse en daar durven de 'snobs' zelfs de neus voor op te halen? Ik ben andermaal het stoerste jongetje van de klas en bombardeer 'California Soul' tot Week Spot. Zo..., die staat!

Omdat ik morgen mijn moeder met een bezoekje ga verrassen, kan ik morgenavond niet publiceren. Jullie krijgen straks dus een Raddraaier, zodat ik op schema blijf.

maandag 26 mei 2014

Raddraaien: The Whispers



Eerst even iets rechtzetten. Ik schreef gisteren dat ik deze computer een jaar had en dat ik al dacht dat dit later moest zijn. Ik heb zojuist door mijn ogen gewreven en gezien dat het eerste Soul-xotica-bericht van deze computer op 31 mei is gepubliceerd. Ik meende al zoiets, want ik ben 15 juni voor het eerst de lucht in gegaan met Do The 45 (de uitzendingen tussen november en 1 juni werden twee dagen van tevoren opgenomen). Zo, dat is ook weer opgelost. ,,Weet je wel welke platen je wel of niet hebt?". Die vraag is mij vaak gesteld. Tot het begin van de nieuwe eeuw antwoordde ik altijd met 'Jazeker!', maar toen ik in 2003 een inventarisatie maakte, bleek dat ik héél veel dubbel had. En vandaag... heb ik zowaar een Raddraaier waarvan ik niet wist dat ik deze in de bakken heb staan. Ik heb hem even gedraaid en ik kan niet anders zeggen dat ik hier juist op zat te wachten. Hoewel het een klapper van een hit is geweest, kon deze nog steeds wel eens in de reserve-Blauwe Bak terecht komen. Daar heeft Raddraaien trouwens wel vaker voor gezorgd. De Raddraaier van vandaag is: 'It's A Love Thing' van The Whispers (1981).

Dat The Whispers een 'oude' groep is, wist ik al. Ik heb een paar maanden geleden eens een clipje van een vroege single beluisterd. Ik ben helaas de titel kwijt van het kleinood, maar het beviel me wel. Nu ik de indrukwekkende lijst van Amerikaanse hits voor The Whispers heb gezien, ben ik ervan overtuigd dat dit plaatje nog eens op mijn spoor gaat komen en wellicht goedkoper dan bij de dealer waar ik wel eens 'huiswerk' doe. Laat deze aflevering van Raddraaien een geheugensteuntje zijn, want met 'It's A Love Thing' heb ik de smaak meteen te pakken!

The Whispers is van oudsher een kwintet, dat dit jaar een halve eeuw aan de rol is. De groep komt bijeen in het Californische Watts. De tweeling Wallace, beter bekend als Scotty, en Walter Scott wordt op 23 september 1943 geboren in Texas. De overige leden van het eerste uur zijn Marcus Hutson, Nicholas Caldwell en Gordy Harmon. De eerste single van de groep verschijnt in 1969 en draagt de titel 'The Time Will Come'. Het staat meteen genoteerd op een negentiende plaats in de R&B-lijst. De opvolger komt uit 1970 en heet 'Seems Like I Gotta Do Wrong' en doet het nóg beter. Naast een zesde plaats op de R&B behaalt deze eveneens de vijftigste plek in de Hot 100. De eerste van totaal twintig singles die in de Billboard Hot 100 hun intrek zullen nemen. Op de R&B staan ze maar liefst 47 maal genoteerd: De eerste in 1969 en de laatste in 1997. De groep is dermate succesvol dat het in 1975 reeds een 'Greatest Hits'-album kan uitbrengen.

Gordy Harmon raakt in 1973 betrokken bij een verkeersongeluk en moet noodgedwongen de groep verlaten. Zijn vervanger komt uit The Friends Of Distinction en luistert naar de naam Leaveil Degree. Deze bezetting van The Whispers zal twintig jaar stand houden. Eveneens opvallend is dat The Whispers een eigen muziek-groep heeft die met hen mee verhuisd van de ene naar de andere platenmaatschappij. Het is daarom wellicht dat The Whispers een eigen geluid heeft. In de vroege jaren neemt The Whispers haar platen op in Philadelphia, maar rond 1980 heeft men voor deze activiteit Los Angeles als uitvalsbasis. Dick Griffey is de manager van The Whispers en hij zet een platenmaatschappij op: Solar. Het is feitelijk een afkorting: 'Sound Of Los Angeles Records'. De twee grootste hits in Amerika zijn tevens ook de enige hits in Nederland. 'And The Beat Goes On' is bij ons in 1980 een bescheiden succes, zeker in vergelijking tot de nummer 2-hit in Engeland. 'It's A Love Thing' doet betere zaken, deze bereikt een vijfde plaats in onze Top 40. In 1987 staat de groep even in de Tipparade met 'Rock Steady', dat evenals 'And The Beat Goes On' bovenaan staat op de R&B-lijst.

In 1992 krijgt Marcus Hutson de diagnose van prostaatkanker en hij verlaat de groep. Hij overlijdt in 2000 en op dat moment besluiten de overige Whispers Hutson niet te vervangen en gaat men dus verder als een kwartet. Dit jaar is de groep bijgezet in de R&B Hall Of Fame.

Morgen krijgen jullie een dubbel bericht. Eerst natuurlijk de Week Spot, maar vervolgens ook een aflevering van Raddraaien, dit omdat ik woensdagavond niet kan publiceren.

zondag 25 mei 2014

Schijf van 5: bananen



Jubileum? Ja, ik heb blijkbaar een jaar deze computer. Zelf dacht ik dat het een week later was, maar ik zie bij het 'uploaden' van deze foto dat ik een jaar geleden ook deed. De foto's staan namelijk op volgorde van datum en het is eigenlijk helemaal niet nodig om ze te bewaren, maar toch doe ik het. Blogger is direct gekoppeld aan Picasa en dus heeft Soul-xotica automatisch een foto-album. En daar kijk ik ook nooit naar om! Gaan we meteen verder naar het onderwerp van de Schijf: De banaan. De enige vrucht die knalgeel is en een afwijkende vorm heeft. Het zal daarom zijn dat de banaan vaak wordt genoemd in de muziek? Het is Pipo De Clown van de fruitmand. Toch ben ik zelf niet bepaald een liefhebber van bananen. Reden is dat een banaan bij mij meteen 'stopt'. Als de stoelgang normaal is, moet ik geen bananen eten. Ben ik dan toch eens aan de dunne, dan is dat met één banaan opgelost. Je mag best eens lijden voor de kunst en dus hap ik vandaag vrolijk mee van de bananenschijf.

Op nummer vijf vinden we een oude bekende. De plaat is vorig jaar op 24 april het onderwerp geweest van Raddraaien. Een aflevering die me nog goed bij staat, want er is namelijk totaal geen informatie over de groep. Het liedje zelf is wel goed gedocumenteerd, maar schrijver Tash Howard is geen lid van The Peels. De groep komt uit Cleveland, Ohio, en heeft in Amerika alleen dáár een succesje. In Europa weten we beter raad met The Peels. Het wordt hier beschouwd als de oer-versie en staat dus vrolijk naast Het Cocktail Trio op de Top 40 genoteerd. De hekkensluiter van vandaag is 'Juanita Banana' van The Peels (1966).

Nee, er zijn geen prijzen te verdienen vandaag. Het is ongeveer een jaar geleden dat op Wolfman plots de Ska Banana-griep de ronde doet. Iedere keer als een bepaalde presentator dit in zijn show draaide, moesten de mensen hem een bericht sturen met de woorden 'Ska' en 'Banana'. Je kon dan een speciale button winnen. Ik heb er nog eentje liggen, niet dat ik hem heb gewonnen, maar hij werd vorig jaar geleverd bij de t-shirts. In werkelijkheid is 'Ska Banana' al een oud mopje, de band Seguridad Social nam het in 2011 op. Het is precies wat de titel doet vermoeden: Een gemeen snel ska-nummer met de ongein van zo'n kromme gele vrucht. 'Ska Banana' staat vandaag op 4.

Ik had al gezegd dat De Boswachters thuis konden blijven, want voor hen is geen plaats op Soul-xotica. Tóch moest er iets Nederlands in. Ik heb even getwijfeld bij André Van Duin en zijn melige 'Bananenlied' om vooral Harry Belafonte uit de weg te gaan. Maar opeens weet ik het... het is namelijk één van de plaatjes die me tot deze Schijf heeft geïnspireerd. Een bescheiden hitje in 1982, bij mij brengt het een herinnering van een donderdagmiddag. Vanaf de basisschool lunchen we thuis en natuurlijk staat Hilversum 3 aan. Op donderdag zendt de Tros uit en ik hoor Mangolino voor het eerst in 'Vijftig Pop Of Een Envelop'. Een paar jaar geleden heb ik de single gekocht. De nummer drie is 'Kom Uit Die Bananenboom' van Mangolino (1982).

Toen ik in 1992 voor het eerst 'I Had Too Much To Dream Last Night' van The Electric Prunes hoorde, ging er een wereld voor me open. Ik dacht dat ik de top van de psychedelica had bereikt met The Moody Blues, maar 'Best Way To Travel' is kinderspel vergeleken bij The Electric Prunes. Ik ga me 'toeleggen' op psychedelica, maar dat is in een tijd zonder internet en Ebay nog knap lastig! Ik blijf vooral speuren naar 'I Had Too Much To Dream Last Night', maar die wil maar niet op mijn spoor komen. Dan hoor ik in 1997 dat de broer van een vriend de plaat heeft en, ja, die wil hem wel kwijt. Vijfentwintig gulden voor de jaren tachtig-heruitgave, maar... in nieuwstaat! Nu niet meer, want ik heb hem letterlijk stuk gedraaid. Onlangs dacht ik er nog aan om een single uit Amerika te halen, die zijn namelijk niet heel erg duur. De originele Electric Prunes maakt twee elpees, eind 1967 volgt 'Underground' met daarop 'The Great Banana Hoax'. Dat is vandaag de nummer twee. De originele groep valt dan uiteen, maar producer David Hassinger formeert eigenhandig een studiogroep en maakt nog een aantal Electric Prunes-platen.

Over de nummer 1 valt weinig te vertellen. We weten dat de groep uit het Engelse Leicester afkomstig was en dat de plaat in januari 1969 op de markt is gebracht. Menigeen was ervan overtuigd dat 'No One' één van de grootste hits zou worden in 1969. Het is echter een behoorlijk doorsnee acidrock-nummer. Neem dan de b-kant. In de psychedelica zijn ze dol op lange titels die vervolgens niet worden gezongen. Niet zelden gaat een plaat héél ergens anders over. Zo niet met Legay, zij openen hun lied met de titel die hen bovenaan deze Schijf brengt: 'The Fantastic Story Of The Steam-Driven Banana'. De plaat zélf is overigens een fortuin waard.

Peter kwam afgelopen week niet alleen met een leuk lijstje bananentitels ook met enkele suggesties voor Schijf-onderwerpen. Een paar daarvan ga ik zeker behandelen. Dank daarvoor! Volgende week wil ik een Schijf maken over een modewoord uit de jaren zestig dat blijkbaar ergens een vulgaire betekenis heeft. Volgende week meer daarover! O ja, het woord is 'groovy'.

zaterdag 24 mei 2014

Singles round-up: mei 2



Ja. Dorothy Morrison heeft mijn maand wel bepaald! Ik had dat al verwacht, maar het hoeft geen schande te heten. Als ik kijk naar de lijst met singles die ik sinds 1 januari heb gekocht, dan kan ik nu al een Top 100 samenstellen. Ook nu heb ik, in principe, al genoeg kandidaten voor de tweede Blauwe Bak Top 40 van dit jaar. Volgende week verwacht ik een derde deel van de Singles round-up: Er zijn drie plaatjes onderweg en in dat bericht zal ik ook nog even aandacht schenken aan Dorothy Morrison. Eén van de nieuwe aanwinsten wordt overigens Week Spot volgende week, die moest dinsdag wel binnen zijn. Vanmorgen werd ik gewekt door de zon en het was half negen. Ik stond op en trok de korte broek aan. In die hoedanigheid ben ik naar de winkel geweest, maar thuis aan de koffie heb ik hem maar weer uitgetrokken en een lange broek gepakt. Op de fiets naar Meppel had ik zelfs een jasje aan, maar daar was ik even later alweer verlegen mee. Ik heb beide kringloopwinkels met een bezoekje verrast. Ik was vorige week woensdag al in De Kring geweest, maar had toen de singles weer teruggezet. Vandaag heb ik zes meegenomen. De andere zeven komen van de andere kringloopwinkel. Niet héél bijzonder spul, maar best grappig. Ik heb een aantal zojuist gedraaid in The Vinyl Countdown, maar hiet zijn ze allemaal.

* Burundi Steiphenson Black- Burundi Black 1 (België, Barclay, 1971, re: 1981)
Wij hadden het té druk met 'Manuela' van Jacques Herb en zo ontsnapte Burundi Steiphenson Black aan onze aandacht. Hebben we wat gemist? Nee, niet echt. Het is wat het zegt op het etiket: Een uitgesponnen lap Burundi-drums dat bij vlagen een ietsje-pietsje funky is. Leuk als 'novelty', maar niet wereldschokkend.

* Neneh Cherry- Kisses On The Wind (Duitsland, Virgin, 1989)
Hoewel ik nooit echt kapot ben geweest van 'Buffalo Stance' en zeker niet toen het een hit was, heb ik verder wel altijd een zwak gehad voor Neneh Cherry. Ik denk dat dit is gekomen door 'Woman', haar hitje uit de zomer van 1996. Ik was werkelijk helemaal verkocht toen ik deze hoorde. Zo'n plaat die meteen je humeur beïnvloedt en die ervoor zorgt dat een volgende plaat 'anders' klinkt. Kort na 'Woman' heb ik eerst maar eens 'Manchild' op single gekocht en de afgelopen jaren ben ik actief om de rest bijeen te schrapen. 'Kisses On The Wind' had ik nog niet, maar daar heb ik vanochtend verandering in gebracht.

* Jeffrey Clay- You'll Be Sorry (NL, Coral, 1957)
Als ik nooit had gegokt bij De Kring, dan was ik het uitstekende 'Someone's Gonna Cry' van Val Martinez (1963) evenmin op het spoor gekomen. Ik móet deze Jeffrey Clay gewoon proberen en... die valt niet tegen! Ik heb nog nooit van meneer Klei gehoord, maar op dit kantje rockt hij zelfs een beetje. Ietwat belegen, als in Pat Boone en zijn 'wilde' platen, maar ik heb beslist minder gehoord.

* Andraé Crouch & The Disciples- Soon And Very Soon (NL, Light, 1976)
Deze staart me al twee jaar aan bij ieder bezoek aan de kringloopwinkel en vandaag hak ik de knoop door. Ik moet hem eens proberen. In 1996/97 ging ik een tijdje naar kerkdiensten van een 'duister' evangelisch genootschap. Zéér populair onder jongeren door het gebruik van een rockband en overwegend Engelse lofprijzingsliederen. Dat die diensten, zonder pauze, drie uren in beslag namen, nam je voor lief. Daar hoorde ik voor het eerst van Andraé Crouch, de Johannes De Heer van de Amerikaanse 'praise'. 'Soon And Very Soon' was ook zo'n ding dat geregeld op de liturgie stond. Toch ben ik het meest nieuwsgierig naar de b-kant: 'This Is Another Day'. Die kan ik me niet zo snel herinneren, zelfs als ik hem draai. Maar verder... helaas... het is allemaal té netjes geproduceerd en mierzoet. De b-kant mág eens bij hoge uitzondering, maar bij 'Soon And Very Soon' krijg ik meteen het beeld van mensen die in de Heilige Geest vallen. Die sla ik dus met veel plezier over.

* Connie Francis- Who's Sorry Now (UK, MGM, 1957)
Ze smaken zoals ze kraken en dat gaat zeker op voor Connie. De plaat oogt alsof die ik 57 jaar geen hoesje heeft gezien en klinkt ook zo. Er zit zelfs nog een hele mooie 'hanger' in, dus alleen daarom mag die al blijven. Ja, vooruit, het kost maar vijftig cent en dan krijg ik al snel last van hebberigheid. Komt in het archief en komen we hooguit tegen bij een aflevering van Raddraaien.

* Robin Gibb- Juliet (NL, Polydor, 1983)
Die had ik al, maar mijn oude exemplaar is een beetje kromgetrokken. Omdat je dit hoort in het intro en deze voor vijftig cent helemaal in nieuwstaat is, was het logisch om een 'upgrade' te doen.

* Lonnie Gordon- Happenin' All Over Again (NL, Bite, 1990)
Ook pure nieuwsgierigheid. Ergens in de verte geeft het horen van haar naam een goed gevoel, maar het liedje zélf was ik helemaal vergeten. Ik moet zeggen dat ik het niet onaardig vind, maar het verbaast evenmin dat de plaat niet in het geheugen is gegrift. Het steekt nauwelijks uit boven de middelmaat van de dancepop uit 1990.

* Little Richard- EP Great Hits With Little Richard (Duitsland, London, 1963)
Het jaartal van deze EP heb ik van een Duitse rock'n'roll-specialist, de opnames op deze EP stammen uit 1956. 'Great Hits' was de titel in Nederland en Duitsland, hij is onder verschillende namen uitgebracht. Prijsnummer op deze EP is 'Heebie-Jeebies' en dan de snelle versie. Little Richard heeft ook eens een langzame versie gemaakt. Verder staat op deze EP 'The Girl Can't Help It', 'She Knows How To Rock' en 'Boo Hoo Hoo Hoo'. Helaas niet met fotohoes, maar voor een eurootje geen slechte investering. Het vinyl is voor de leeftijd behoorlijk!

* Mitch Miller- March Of The River Kwai (NL, CBS, 1963)
Ook hier betreft het een latere uitgave, want de originele nummers stammen uit de jaren vijftig. Deze single heeft wél een fotohoesje en een erg fraaie. Ik vind dat spul van Mitch Miller zo ontzettend leuk om te draaien in The Vinyl Countdown, maar mijn beide originele plaatjes kan ik mijn kostbare naalden niet aandoen.

* Osmonds- Goin' Home (US, MGM, 1973)
Ik had al zo'n vermoeden... Die heb ik dus al!

* Osmonds- One Way Ticket To Anywhere (NL, MGM, 1973)
En die nog niet tot zover ik kan nagaan. En als ik hem wel heb, dan niet met het fraaie fotohoesje, dus deze mag zeker blijven. Het is bovendien een leuke plaat!

* Rose Royce- Is It Love You're After (NL, Warner Bros., 1979)
Soms heeft de platenkoper (m/v) gelijk. Geen wonder dat dit niet een knalhit van het formaat 'Wishing On A Star', 'Carwash' of 'Love Don't Live Here Anymore' is geweest. Een beetje een saai disco-dreuntje, kan dus ook het archief in.

* Shepstone & Dibbens- It's So Hard Without You (NL, Omega, 1976)
Onlangs te gast in Raddraaien en daardoor ben ik nieuwsgierig als ik deze single tegenkom. Ik heb hem vluchtig beluisterd en moet zeggen... dat klinkt niet verkeerd. Geen 'Shady Lady' maar een ballade. Moest er toch nog maar eens voor gaan zitten.

vrijdag 23 mei 2014

Raddraaien: Garnet Mimms & The Enchanters



'Reflections Of My Life' is de titel van één van mijn meest geliefde plaatjes, in 1970 een hit voor The Marmalade. Soul-xotica is dat in zekere zin ook en met name het Raddraaien zorgt daarvoor. Middels deze berichten krijgen jullie dagelijks een flard van mijn 39-jarig bestaan voorgeschoteld. Zo begon afgelopen week de reis met de eerste weken in York, ging ik met John Rowles zelfs nog verder terug in de tijd en vandaag belanden we in Dokkum. Vanmiddag vroeg een collega op het werk aan mij wat mijn favoriete Friese stad is, dit omdat ik er fel tegenin ging toen hij opmerkte dat 'Leeuwarden een prachtige stad is'. Ik moest lang nadenken. Ik heb Sneek een paar jaar geleden eens geprobeerd door de ogen van een toerist te bekijken en moest toen concluderen dat er niks mis mee is. Jammer dat de rondweg en de entree al jaren een bouwput is, maar het Grootzand en het Schaapmarktplein heeft wel 'iets'. Dokkum kwam eveneens ter sprake, maar dat vind ik appels met peren vergelijken. Dokkum is in mijn optiek meer een dorp met stadsrechten. Ik heb de zomers van 2002 en 2003 grotendeels in Dokkum doorgebracht en dit heeft indirect te maken met de Raddraaier van vandaag: 'For Your Precious Love' van Garnet Mimms & The Enchanters.

In de jaren 2000 en 2001 ben ik in de kost geweest bij iemand in Tuk. Hoewel het gewoon een rijtjeswoning is, is het een kasteel waarbij je elkaar niet constant in de weg loopt. Als hij in 2002 de huur opzegt en ik niet op korte termijn een huurwoning kan krijgen, trek ik in bij een kennis in Steenwijk. Dat blijkt geen gelukkige keuze. Zijn huis is niet gemaakt op kostgangers. In juni, na de zoveelste ruzie, verlaat ik het huis, betaal hem maandelijks de 'huur' en hang zelf vooral rond in Leeuwarden in het dak- en thuislozen-circuit. Daar maak ik kennis met het straatmagazine en ik kan ook verkoper worden. Eerst in Leeuwarden, maar daar is de concurrentie me te groot. Dan hoor ik wat je krijgt als je een plaats buitenaf opzoekt. De keuze valt op Dokkum. Jaren geleden heeft iemand daar al goede zaken gedaan en sindsdien is er niemand meer geweest. Ik probeer het een weekend en dit slaat alles! Van augustus tot diep in november sta ik ieder weekend in Dokkum de straatkranten aan de man te brengen. In 2003 krijg ik mijn 'hut' aan de Rembrandtstraat, maar het straatmagazine heeft bepaald dat je dan nog maximaal een jaar mag verkopen. Omdat de handel zo lucratief is, ga ik in het voorjaar van 2003 weer naar Dokkum. Ik begin dan op vrijdagavond, koopavond, met de verkoop en vier van de opbrengst een feestje in een plaatselijke kroeg. De volgende dag een kater, maar na een ontbijt toch weer verkopen en van die opbrengst kom ik weer terug in Steenwijk.

Vooral in dat laatste jaar heb ik het erg goed. Ik zet zo'n 73 kranten per weekend weg in Dokkum en ik krijg niet zelden royale fooien. Er zijn een aantal middenstanders die me met open armen ontvangen. Zij weten immers wat ik kom doen: Vaak wil ik vijftig euro aan kleingeld omzetten in briefjes. Het straatmagazine zélf wil me opnemen in een rubriek: 'Het geluk van...'. Dát geluk zal eventueel mijn ongeluk blijken. Op de foto bij het berichtje ben ik zichtbaar op mijn vaste slaapplek, dezelfde plek waar ik twee weken later, terwijl ik lig te slapen, wordt bestolen. De schade is niet groot, maar de schrik zit er wel in. Eind augustus lever ik mijn pasje en overgebleven kranten in.

In 2003 zit daar in Dokkum een boekenwinkeltje dat ook een paar bananendozen platen heeft staan. Ik zal daar bijvoorbeeld de oudste originele plaat uit mijn verzameling vandaan halen: De eerste persing van 'De Kleine Man' van Louis Davids uit 1930. De uitbater hanteert individuele prijzen voor de platen en zo heeft hij een nogal gehavend exemplaar liggen van 'Live' van Garnet Mimms. Een tientje is fors voor een plaat die nauwelijks valt te draaien, maar toch is het iedere keer weer aantrekkelijk om hem mee te nemen. Ik doe het niet. Later, als ik meer met 'soul' krijg, denk ik dikwijls terug aan dit album, maar naar mate ik het repertoire van Garnet Mimms leer kennen, weet ik niet of die mij het tientje waard was geweest. De Raddraaier is een 'jukebox-single' uit de United Artists Silver Spotlight-serie en bevat Mimms' twee eerste hits: 'Cry Baby' en 'For Your Precious Love'. Deze koop ik op een historische datum in Zwolle: 11 november 2011. Hij kost me slechts een euro.

Officieel is het Garnet een naamgenoot van mij. Zijn geboorteakte vermeldt de naam Garrett Mimms en aanvaardt deze incarnatie op 16 november 1933. Zijn wieg staat in Ashland, West Virginia, maar hij groeit op in Philadelphia. Mimms zit aanvankelijk in de gospelmuziek en neemt in 1953 een plaatje op met The Norfolk Four. Na zijn militaire dienst keert hij in 1958 terug in Philadelphia en formeert de doowop-groep The Gainors. Drie jaar later verlaat Mimms die groep en neemt Sam Bell mee om Garnett Mimms & The Enchanters op te richten. De groep wordt aangevuld met Zola Pearnell en Charles Boyer. Natúúrlijk is die laatste niet de Franse acteur. De nieuwe groep verkast naar New York waar het gaat werken met Bert Berns. Berns schrijft met Jerry Ragovoy de eerste hit voor Garnet Mimms & The Enchanters, het hartverscheurende 'Cry Baby'. Het is de grootste hit van Mimms in Amerika, waar het een vierde plek bereikt in 1963. In 1970 zet Janis Joplin haar versie op de plaat, maar als het album 'Pearl' verschijnt heeft zij het tijdelijke al voor het eeuwige ingeruild. 'For Your Precious Love' piekt op 26, de andere kant van datzelfde plaatje ('Baby Don't You Weep') brengt het tot nummer 30.

Hij weet het succes van 'Cry Baby' echter niet te evenaren en de resterende singles zullen de top twintig van de Billboard nét niet halen. Als zijn succes in 1966 tanende is, maakt Mimms de oversteek naar Engeland. Hij toert in 1967 als voorprogramma van The Jimi Hendrix Experience. De 'live'-plaat is daar eveneens een product van. In de Britse rhythm & blues-scene bouwt Mimms razendsnel een naam op, iets dat tot uitdrukking komt in 1969-70 als Led Zeppelin Mimms' 'As Long As I Have You' op het repertoire heeft staan. Toch moet Mimms nog tien jaar wachten totdat hij zijn eerste en enige hitsingle in Engeland heeft. Het funky 'What Is It' is in 1977 een bescheiden hit.

In de jaren tachtig keert Mimms terug naar zijn 'roots'. Hij gaat zijn leven weer in dienst stellen van de Here God. Meer dan twintig jaar is hij predikant in gevangenissen, maar wordt in 2007 gedwongen hiermee te stoppen. Een jaar later laat hij toch weer van zich horen middels het gospel-album 'Is Anybody Out There?'. De laatste jaren is het stil rondom zijn persoon, maar hij mag op zijn tachtigste ook wel eens even genieten van zijn pensioen?

donderdag 22 mei 2014

Raddraaien: John Rowles



Het was een aardige traditie binnen Raddraaien: Iedere serie tenminste één van The Beatles en van The Rolling Stones. Het kan nog steeds, want ik doe het telwerk minuten voordat ik aan het bericht begin, maar de jaren zestig-single van The Rolling Stones komen we niet meer tegen in deze serie. Dat had ik al verwacht, de vorige was 'Honky Tonk Women' en dat is de laatste single van de groep in de jaren zestig-bak. Alleen als de dienstdoende kapper op nummer 150 had gewoond, had ik wellicht weer een Stones-single kunnen behandelen. Het is niet anders! Hoe vaak schrijf je anders over John Rowles? Wel, in mijn geval mag dat gerust uniek worden genoemd, want ik ben nooit echt kapot geweest van het oeuvre van Rowles. Eigenlijk wist ik tot tien minuten geleden helemaal niks te melden over deze man en dus is het andermaal een leerzame aflevering van Raddraaien. Vandaag zet ik 'If I Only Had Time' van John Rowles (1968) in de schijnwerpers.

Ik meende ooit 'Hush... Not A Word To Mary' te hebben gehoord op Radio 10 Gold. Dat moet omstreeks 1991 zijn geweest en ik heb toen mijn voelsprieten uitgezet. In de zomer van 1994 is het dubbel-bingo voor wat betreft John Rowles. Eerst tik ik de originele Stateside-persing van 'If I Only Had Time' voor weinig op de kop. Het is mijn eerste vakantie 'alleen', zonder ouders. Ik heb twee 'zwerfkaarten' gekocht: Ik kan binnen een maand zesmaal onbeperkt reizen met de trein. Deze vakantie staat vooral in het teken van plaatjes kopen. Eerst ga ik op maandag naar de jeugdherberg in Bunnik en boek een bed voor twee nachten. Dinsdag ga ik Utrecht in en koop een vracht singles, waaronder ook deze John Rowles. Woensdag wil ik naar de jeugdherberg in Maastricht, maar ontdek dan een herberg vlak over de grens. Een beekje maakt het verschil tussen Nederland en België. Ik ben nog op een leeftijd dat ik veel moet leren en daar leer ik dat je geen bier moet drinken in de brandende zon... Donderdag wil ik op een geleende fiets richting Luik, maar dat blijkt de warmste dag van 1994 te worden. Om tien uur 's ochtends is het al 34 graden! Ik fiets terug naar de herberg en ga naar Maastricht. Daar koop ik een stel leuke singles die ik vervolgens in een kroeg laat liggen en ik kan me niet meer herinneren in welke kroeg of waar die was. 's Avonds reis ik naar Amsterdam en een dag later ga ik platzak naar huis. Het eten is ook legendarisch! Op maandag en dinsdag is dat frituur en in België besluit ik te investeren in een herberg-maaltijd. Menu van de dag: friet met rode bieten. Ik ga nog over mijn nek als ik eraan terug denk...

Later die zomer sta ik met een standje 'dubbele platen' op een vlooienmarkt in Harlingen. Ik verkoop een paar platen, maar ga met véél meer naar huis! Eentje daarvan is een jaren tachtig-heruitgave van 'If I Only Had Time' op MCA, maar het gaat me ditmaal om de b-kant: 'Hush... Not A Word To Mary'. Toch heb ik me nooit kunnen herinneren wat ik ooit in dit nummer heb gehoord. Ik vind hem net zo matig als 'If I Only Had Time', ondanks dat ik een paar jaar geleden ook de originele Stateside heb gekocht. Nogmaals, tot vanavond wist ik niks te vertellen over John Rowles, maar de beste man heeft naast een koninklijke onderscheiding ook een Wikipedia-pagina gekregen en dus speel ik daar 'leentjebuur'.

Als Rowles op 26 maart 1947 ter wereld komt, noemen zijn ouders hem domweg John. Omdat zijn broer Edward op jonge leeftijd het leven laat, besluit John 'Edward' als middelste naam aan te nemen, waardoor hij nu John Edward Rowles heet. Inmiddels is daar ook een OBE bij gekomen. Zijn wieg staat in Whakatane in Nieuw-Zeeland. Zijn vader is Maori en speelt in 1938 voor het rugbyteam van de Maori All Blacks. Zijn moeder is Pakeha. Rowles groeit op in Kawerau in het North Island-district. In 1966 begint hij een professionele loopbaan als zanger. Hij heeft de meeste successen in de jaren zeventig en tachtig in Australië en Nieuw-Zeeland, maar maakt eind jaren zestig al tournees naar onder andere Las Vegas. In 1968 heeft Rowles twee grote Europese hits. Bij ons piekt 'If I Only Had Time' op een tweede plek. Heintje staat dan tien weken bovenaan met zijn 'Ich Bau Dir Ein Schloss'. We zullen dus nooit weten of Rowles daadwerkelijk de eerste plek had kunnen bereiken. 'Time' is een vertaling van 'Je N'Aurai Pas Le Temps' van Michel Fugain, die in 1967 in Frankrijk een hit heeft gehad met het liedje. Als ik me niet vergis is het later ook nog een hit voor Franck Pourcel, ik heb tevens nog een aardige 'novelty' in mijn bakken staan: Peter Tetteroo heeft de melodie gebruikt voor zijn bloedsentimentele 'Tribute To Martin Luther King'.

Rowles heeft hoe dan ook de grootste hit in Nederland en Engeland met dit deuntje. Hoewel 'Hush... Not A Word To Mary' het nog steeds tot een negentiende plek brengt, is van langdurig Europees succes geen sprake. Rowles zit daar zelf het minste mee, reeds in 1974 ontvangt hij een Benny-award, de hoogste onderscheiding in het Nieuw-Zeelandse amusement. Hij heeft een paar jaar geleden onder de titel 'If I Only Had Time' zijn memoires aan het papier toevertrouwd, zijn laatste openbare optreden is als kandidaat van 'Dancing With The Stars' in 2009. Hij moet vroegtijdig afhaken op doktersadvies, maar herstelt desondanks. In 2011 heeft hij een afscheidstournee gedaan, maar het bloed kruipt waar het niet kan gaan. Rowles is dermate getrouwd met het podium dat hij dit jaar maar weer een Australische tournee onderneemt.

woensdag 21 mei 2014

Raddraaien: The Ronettes



Toen in de zomer van 2002 een platenzaak in Leeuwarden opheffingsuitverkoop hield, heb ik een paar maal boodschappen gedaan. Ook met een handeltje in het achterhoofd, want ik had net Ebay ontdekt. Ik kon zowel de Amerikaanse 'We're On Our Way' van Chris Hodge als 'Seven Deadly Finns' van (Brian) Eno kwijt aan een verzamelaar in Rotterdam, hoewel die later steen en been klaagde. Eno had 'ringwear' op het hoesje en dat had ik moeten zeggen. 'Ringwear' is héél normaal bij gladde Island/Ariola-hoesjes uit de vroege jaren zeventig en direct had ik spijt dat ik deze had verkocht. Mijn 'eigen' Eno is in een mindere staat, maar dankzij de notities van de vroegere eigenaar op het hoesje wilde ik die beslist niet kwijt. Hoewel een prijs van een plaat fors keldert zodra een naam is geschreven op het hoesje, heb ik altijd een gevoel gehad bij dergelijke plaatjes. Je ziet de liefde van de vroegere eigenaar (m/v) terug of soms het tegenovergestelde. Ik heb later eens een beter exemplaar gekocht, maar mijn eerste 'Hello Josephine' van The Scorpions is nog steeds bij me. Ene Jos heeft met pen op het label geschreven: 'Bah huiswerk' en vervolgens een datum in 1967. Of dit ook de dag is geweest dat onze Jos baldadig is geworden, weten we niet. Wel dat hij de rand van de plaat heeft mishandeld met een aansteker... De Raddraaier van vandaag heeft eveneens een hoesje dat een verhaal vertelt: 'Be My Baby'van The Ronettes (1963).

Eerst mijn kant van het verhaal. Op oudejaarsdag 1997 arriveer ik in York, aanvankelijk een vakantie van drie dagen, maar dan besluit ik het daar te 'proberen'. Ik ben middels net zo'n tripje van drie dagen even terug geweest naar Friesland om wat spullen op te halen en stap een beetje onzeker op de boot naar Engeland. Het is pompen of verzuipen, zoveel is mij wel duidelijk. Ik krijg nog wat geld na vanuit Nederland en dat investeer ik in een racefiets en een stereo-set. Eind januari is het even 'dik feest'. Iedere keer als ik mijn pinpas in de muur stop, komt er twintig pond uit rollen. Totdat de pinpas wordt ingeslikt met de mededeling dat ik contact moet opnemen met mijn bank. Dan overleef ik twee weken met het leeghalen van de gokkast in de herberg totdat dit op een ochtend niet wil lukken. Dat is de start van de armoede.

Deze plaat van The Ronettes maakt echter nog deel uit van 'het feest'. Maandag 25 januari 1998. Twee dagen ervoor heb ik de platenspeler gekocht en heb enkele platen meegenomen uit Friesland. Nu is het tijd om York écht een 'soundtrack' te geven. Ik pin die middag wel drie keer en scheur enkele platenwinkels leeg. Deze van The Ronettes ligt bij een 'charity shop' aan Gillygate. Als deze oorspronkelijk is uitgegeven met het kartonnen hoesje, dan is deze afkomstig van J.W. Thornes Ltd., een platenboer met filialen in Dewsbury, Birstall, Batley en Heckmondwike. De eerste eigenaar (m/v) heeft geen sporen achtergelaten, maar dan is het plots 1984 en is daar Joanna. Ze heeft haar naam vijfmaal op het hoesje geschreven en ontdek net dat de vierde letter een 'r' moet zijn (altijd voor een 'k' aangezien) en verbaas me over de letter die tussen de 's' en de 'r' staat. Ik heb het altijd voor een 'z' uitgescholden, maar lijkt nu opeens meer een 'g'. Dan luidt haar naam Joanna Jusgraluk. Ze is 16 lentes jong als ze zich ontfermd over het plaatje. Oorspronkelijk is het 'hartje' uitgedrukt, maar Joanna is creatief met sellotape en een 'hartje' uit een EMI-single met de 'sold in UK subject to...'-tekst. Ze laat zich blijkbaar ook graag Joe noemen. Tenslotte wil ene Claire laten weten dat ze hier was op 24 september 1984. Het hoesje mag een beetje uit elkaar vallen en we zullen vast betere exemplaren van de single tegenkomen, maar deze gaat nóóit weg!

Het verhaal van The Ronettes is wellicht één van de meest bizarre uit de geschiedenis van de popmuziek. Het begint allemaal onschuldig. De familie van zussen Veronica en Estelle Bennett bezoekt oma iedere zaterdagavond en de kinderen mogen dan 'optreden'. Hun nicht Nedra Talley zal later de derde Ronette worden, maar in het begin doen ook de nichten Diane en Elaine mee, hoewel die laatste nog vaak Ronnie zal vervangen bij toekomstige concerten. Estelle wordt aangenomen op een dansschool terwijl Veronica een interesse krijgt in Frankie Lyman & The Teenagers. Ze scharrelt de familie weer bijeen om een soortgelijk groepje te beginnen, hoewel ook hun neef Ira mag meedoen. Het eerste publieke optreden verloopt chaotisch en na deze show in The Apollo verlaten Elaine, Ira en Diane het schip. Ronnie, Estelle en Nedra gaan verder als Ronnie & The Relatives en krijgt spoedig een contract bij Colpix. Er worden een paar singles opgenomen, maar het zijn geen van allen hits. Door een rare speling van het lot eindigt het trio op het podium van de hippe club The Peppermint Lounge, naast Joey Dee & The Starliters. Op een gegeven moment komt het trio onder contract van de roemruchte deejay Murray The K, maar het is Estelle die in de eerste maanden van 1963 de telefoon ter hand neemt en doodleuk Phil Spector vraagt om een auditie.

Phil weet binnen een halve noot dat dit de stem is die hij zoekt. Hij heeft het dan over Ronnie, want aanvankelijk wil hij haar alleen signeren. Moeder Bennett laat weten dat het óf het trio of niks is. The Ronettes neemt als eerste 'Why Don't They Let Us Fall In Love' op, maar tot ieder's frustratie weigert Spector het uit te brengen. The Ronettes maakt meerdere opnames, vier daarvan worden uitgebracht op een elpee van The Crystals. In de zomer van 1963 werkt het trio aan een compositie van Jeff Barry, Ellie Greenwich en Phil Spector en dit is 'Be My Baby'. Deze wordt wel uitgebracht en is meteen een doorslaand succes. De opvolger heet 'Baby I Love You' en doet het ietsje minder. The Ronettes is ook prominent te horen op 'The Christmas Album' van Phil Spector. Zelf maakt de groep één elpee met Spector: 'Presenting The Fabulous Ronettes Featuring Veronica'. Een leuk wetenswaardig feit is dat Cher op veel van de Ronettes-opnames is te horen en dat 'Be My Baby' haar plaatdebuut is geweest. Het is toch vooral Ronnie die door Spector in de 'spotlights' wordt gezet. Zij is vaak de enige van het trio die op de platen zingt en Spector verbiedt haar een paar maal om met de overige Ronettes op tournee te gaan. Desondanks is Ronnie wel bij het bezoek aan Engeland in 1964. De eerste keer dat Keith Richards 'naar de hemel ging', was het moment waarop deze ontwaakte naast een slapende Veronica Bennett.

Eind 1964 gebeurt er iets vreemds. De Britse Invasie heeft een paar maanden eerder een heel leger aan meidengroepen uitgeschakeld, maar The Ronettes blijft onverminderd populair. Als tegen het eind van 1964 The Supremes van zich doet spreken, is dit aanvankelijk nog steeds geen concurrent voor de oppermachtige Ronettes. Toch lijkt het alsof Phil Spector probeert het succes te stoppen. Het is niet slechts schijn, het is écht zo. Spector's grootste angst is dat de groep hem zal 'ontstijgen' en hij wil Ronnie niet kwijt. Hun 'Chapel Of Love' was als single een klap in het gezicht van The Supremes geweest, maar Spector houdt de release tegen en laat The Dixie Cups de vruchten ervan plukken. Van 1965 tot en met 1972, de jaren van hun huwelijk, leeft Ronnie Spector in gevangenschap. Ze komt enkel het kasteel uit voor opnames. De overige Ronettes zijn het ook helemaal zat. Ze zijn er al lang aan gewend dat Ronnie de lieveling is, maar het doorlopend opnemen en niks uitbrengen, eist zijn tol. Van de tientallen opnames die de groep maakt, verschijnt slechts een handjevol en worden matige hits.

Ronnie bevrijdt zichzelf uit de klauwen van Phil Spector en formeert meteen een nieuwe Ronettes. Ze is tot op de dag van heden actief. In 1988 klagen Ronnie, Estelle en Nedra Phil Spector aan voor niet-uitbetaalde royalties. In 2001 veroordeelt de rechtbank Spector tot uitbetaling van drie miljoen dollar. In 2007 zijn ze bijgezet in de Rock & Roll Hall Of Fame.

dinsdag 20 mei 2014

Week Spot: Brenda Holloway



Nou lieve mensen, dat was een hele bevalling! Ik kan onmogelijk zeggen dat ik de afgelopen maanden geen platen heb gekocht, maar hoeveel Week Spot-kandidaten zitten daartussen? Als je wilt variëren, een verhaaltje over de desbetreffende plaat schrijven en niet in het afgelopen jaar al geschreven hebben over deze artiest, dan wordt het kiezen van een Week Spot opeens erg lastig. Bunny Sigler stond op de nominatie totdat ik een wetenswaardigheid zag die me opeens erg bekend voor kwam. Hij bleek vorig jaar februari onderwerp te zijn geweest van Raddraaien en had alle beschikbare informatie reeds in dat bericht gestopt. Brenda Holloway is eveneens geen onbekende: 'Just Look What You've Done' is ongetwijfeld in het eerste jaar Soul-xotica voorbij gekomen, maar dat durf ik vier jaar later wel aan. En dus presenteer ik jullie hierbij de Week Spot: 'Every Little Bit Hurts' van Brenda Holloway (1964).

Ik heb nauwelijks tot niet een interesse in soul als ik in de eerste maanden van de nieuwe eeuw in De Bilt woon. Toch doet de collectie die op een woensdag binnenkomt mij wel íets. Dit is duidelijk iets anders dan de doorsnee-pop die bij ons in de bakken staat. Omdat ik meteen een paar collector's items ontdek, besluit ik dat deze platen individueel geprijsd moeten worden 'naar waarde'. De elpees komen uit de late jaren zestig en vroege jaren zeventig en verkeren allemaal in nieuwstaat. 'Sounds Like The Flirtations' doet mijn hart sneller kloppen. Ik dicht dit album een prijskaartje van 25 gulden toe en het staat een paar weken onaangeroerd in mijn kamer. Dan ontmoet ik iemand die op zoek is naar dit album, maar hij vindt de prijs 'te hoog'. Ik kan mezelf wel voor de kop slaan, maar ik heb hem voor een tientje verkocht. Zelfs een geeltje was toendertijd spotgoedkoop! Een aantal albums blijven bij me: 'Everything Is Everything' van Donny Hathaway, 'Bealtitude' van Staple Singers en 'The Artistry Of Brenda Holloway'. Ik heb nog nóóit van Brenda gehoord, maar deze Engelse persing staat voor 85 pond in de Price Guide van 1995. Ik acht 75 gulden een fraaie prijs, maar gelukkig hou ik hem zelf...

Ik draai hem door de jaren heen wel eens en begin een liefde te koesteren voor Brenda's stem. Als ik mijn eerste schreden in de Northern Soul zet, ben ik ook vergezeld van dit album. In september 2008 vind ik in Zwolle een smetteloos exemplaar van 'Just Look What You've Done' voor erg weinig en dit is, als het ware, de aanzet van mij om nu écht eens de Northern Soul in te duiken. Als mp3-tje domineert het jarenlang de Nokia. Bijna twee jaar geleden koop ik dan ook maar eens 'You've Made Me So Very Happy' met het Nederlandse fotohoesje. En ontdek ik even eerder net op tijd dat 'Starting The Hurt All Over Again' gewoon op de b-kant van 'Just Look What You've Done' staat. Ik heb het al vaker gezegd: Elpees zijn 'not done' in Northern Soul-kringen en dus is het geen bezwaar om te investeren in nummers die je op een elpee hebt staan. Hoewel de elpee, volgens de veilingsites, in jaren niet meer dan pak'm beet 50 of 60 pond heeft opgebracht, probeer ik de plaat toch zo zuiver mogelijk te houden. Precies vier weken geleden heb ik de plaat uit de mottenballen gehaald voor de Magic Of Motown-show en draai 'Every Little Bit Hurts' in stereo. Plots krijg ik het verlangen naar een mono-opname van dit nummer. Nauwelijks een halve dag later hou ik de single in mijn handen bij een bezoek aan de kringloopwinkel in Wolvega. En nu... is het de Week Spot!

Brenda Holloway komt op 21 juni 1946 ter wereld in het Californische Atascadero. Ze is de oudste van drie kinderen. Met haar ouders en broertje Wade Jr. verhuist ze in 1948 naar de wijk Watts in Los Angeles. Daar wordt in 1951 haar zusje Patrice geboren. Brenda is niet alleen een muzikaal wonderkind, maar bovendien ook erg gelovig. Ze studeert piano, viool, fluit en zang en ontwikkelt een liefde voor klassieke muziek. Op de hoes van 'The Artistry Of Brenda Holloway' staat ze afgebeeld met een viool en volgens de schrijver van de hoestekst kan ze de kritische liefhebber van klassieke muziek stil krijgen met haar vioolspel. In 1960 begint ze echter met het zingen van demo's en achtergrondkoortjes, vaak bijgestaan door haar zusje Patrice. In 1962 brengt ze op het lokale Donna-label 'Hey Fool' uit en neemt in hetzelfde jaar een versie op van Ed Cobb's 'Every Little Bit Hurts'. Toch verdient ze haar contract bij Motown door te 'playbacken'. Op een feestje van een lokale dj imiteert ze 'You Beat Me To The Punch' van Mary Wells. Berry Gordy is één van de genodigden en hij is meteen onder de indruk van Holloway's verschijning. Als hij haar hoort zingen, is een contract snel een feit.

Motown is dan juist begonnen met het opzetten van een filiaal aan de westkust en ze laten de keuze aan Brenda: Of naar Detroit verhuizen en opnemen in de échte Motown-studio of in Los Angeles blijven en opnemen voor de westkust-divisie. Brenda kiest voor het laatste. Hal Davis en Marc Gordon zijn verantwoordelijk voor de eerste plaatjes van Holloway. De eerste single die ze maakt is 'Every Little Bit Hurts'. Brenda doet het met tegenzin, want ze voelt dat ze de sessie keer op keer moet overdoen totdat de producers een 'breekpunt' weten te vinden. Dat breekpunt wordt gevonden en geeft de plaat ook zijn karakter: Dit is geen gimmick, maar pure emotie. Een paar weken later is ze de frustratie vergeten als 'Every Little Bit Hurts' piekt op dertien in de Billboard Hot 100. Rond dezelfde tijd heeft Mary Wells net haar hit gehad met 'My Guy' en wacht tevergeefs op een royale cheque. Als blijkt dat die niet komt en de opbrengst van 'My Guy' wordt geïnvesteerd in het debuutalbum van The Supremes, laat zij het contract ontbinden. Plots is Brenda de favoriet om de plaats van Wells in te nemen. Ze krijgt meteen te maken met Smokey Robinson die voordien Wells van repertoire voorzag. Toch weet Brenda niet op korte termijn een grote hit uit het vuur te slepen. Ze vestigt zich even in Detroit, maar ze voelt steeds meer frictie bij Motown waar ze als 'buitenstaander' wordt behandeld. Holloway's 'temperamentje' is legendarisch in Hitsville! In 1966 neemt ze samen met Patrice en Sherlie Matthews een nummer op: 'Don't Pretend'. Omdat de dames allemaal hun contracten hebben, verkopen ze de plaat maar aan een manager. Later verschijnt deze plaat als The Belles, de groep die het mag promoten heeft part noch deel aan de opname. In 1967 heeft Brenda eindelijk weer een hit om over naar huis te schrijven: 'Just Look What You've Done'. Dan krijgt ze het voor elkaar om een eigen compositie op te nemen. Ze heeft 'You've Made Me So Very Happy' met Patrice Holloway geschreven. Berry Gordy meent dat twee noten 'anders' kunnen en komt hierdoor als schrijver op het label. Arrangeur Frank Wilson krijgt ook zo'n oneerlijke vermelding. De plaat is desondanks een grote Amerikaanse hit: 39 in de Hot 100, een plaats lager in de R&B.

Het is de bedoeling dat 'The Artistry Of Brenda Holloway', het tweede album, eentje met oorspronkelijk repertoire moet worden. Gedurende de opnamesessies loopt Brenda kwaad de studio uit en het uiteindelijke album is een verzamelaar van haar Motown-singles. Volgens Motown zou Brenda gezegd hebben dat ze 'enkel nog voor de Heer' wilde zingen. Dat is niet helemaal de waarheid, want even later duikt Brenda op in de stal van Holland-Dozier-Holland. Daarna zal ze met een predikant trouwen en in de jaren tachtig een paar onopgemerkte gospel-albums maken. Het huwelijk strandt en dan ontdekt ze dat haar 'output' van de jaren zestig mateloos populair is in de Northern Soul. Ian Levine verleidt haar in 1989 weer de studio in te gaan en sindsdien heeft Brenda verschillende albums gemaakt.

Haar voorgangster Mary Wells was in 1964 de eerste zwarte zangeres die met The Beatles op tournee ging, Brenda is de laatste. Ze is dus ook aanwezig bij het laatste concert van het kwartet op 15 augustus 1966 in het Shea Stadium. Hoewel van Wells en Jackie DeShannon geen opnames zijn gemaakt, is van dit laatste concert het optreden van Brenda nog helemaal in tact.

maandag 19 mei 2014

Raddraaien: Clouseau



Een regelmatig terugkerende mantra. Wanneer gaan we eindelijk eens bakken opruimen? Gewoon de Kliko ernaast en ruimte maken. Het Raddraaien herinnert me ook vanavond weer aan het feit dat ik dit nog steeds niet heb gedaan. Kom je zomaar opeens een bosje singles van Clouseau tegen in de jaren tachtig-bakken. Inclusief de hierboven afgebeelde kwijlplaat. Hoezo per ongeluk in de bakken terechtgekomen? Ja, ik heb ze van een vroegere kameraad gekregen. Ik kwam hem in de kroeg tegen en hij nodigde me uit voor een paar borreltjes bij hem thuis. Plots gaf hij mij een tasje singles. Eind jaren tachtig, begin jaren negentig en warempel ook nog een paar aardige singles. Clouseau moest ik dus maar op de koop toe nemen, bovendien heeft het me geen cent gekost. Zo staan deze singles alweer bijna tien jaar onaangeroerd in mijn singles-bakken en zou niet weten wanneer ik deze nog eens zou opleggen. Vooruit dan maar, vandaag gaan we dit pijnpuntje uit de jaren tachtig-bak volledig blootleggen, de Raddraaier is 'Daar Gaat Ze' van Clouseau (1990).

'Niet over één nacht ijs', dat is iets wat mij doorgaans schetst. Het andere uiterste heb ik ook gekend: Van de ene op de andere minuut de knoop door hakken, wetende dat het totaal niet verantwoord is, maar 'gaan met die banaan'. Onder invloed van drankjes ontstond menig idioot plan. Ik had weken geleden al de aankondigingen gezien van het concert van Patti Smith op de Lokerse Feesten. We hebben het dan over augustus 2005. Ik kan desondanks maar geen slaapruimte in de omgeving regelen en ik vertrek die zaterdagavond na liters alcohol hals-over-kop naar Lokeren. In 2006 is het ietsje beter georganiseerd, dan sta ik voor het eerst met mijn tentje op de camping in Waasmunster. Het jaar erna ga ik samen met Willemijn, maar dan begint de Lokerse Feesten zijn onschuld te verliezen. De consumptieprijzen zijn fors opgeschroefd evenals de losse tickets. Tot 2008 was de eerste vrijdag vijf euro en één van de volgende avond twintig tot dertig euro vanwege een exclusieve live-act. De overige acht avonden waren niet minder interessant, maar voor tien euro per avond beter te behapstukken. Als ik in 2008 de volgende dag niet aan het werk had gemoeten, had ik dolgraag bij het concert van Grace Jones willen zijn. Ook heb ik nog steeds spijt dat ik in 2007 niet bij Pet Shop Boys ben geweest.

De Lokerse Feesten speelt eveneens een rol in het verhaal van Clouseau. Dat verhaal begint aanvankelijk vrij anoniem. Bob Savenberg werkt voor de lokale radio en heeft als 'gimmick' een imitatie van inspecteur Jacques Clouseau. Het levert hem aldaar de bijnaam 'Clouseau' op. Als hij in 1984 een bandje formeert, is dit een logische keuze voor de naam. In de midden jaren tachtig is het in België net als in Nederland met Nederlandstalige popmuziek. Het is 'not done'. Nederlandstalig is in Vlaanderen voor 'de vedettes', als popgroep móet je wel in het Engels gaan zingen als je het wilt maken. Clouseau heeft geduld en dat wordt in 1987 beloond tijdens een optreden op Marktrock in Leuven. De groep wordt 'ontdekt' en verkoopt van haar eerste single 'Brandweer' maar liefst 425 exemplaren. Clouseau bouwt gestaag aan een naam in het live-circuit, toch is de groep allesbehalve 'top of the bill'. De organisatie van de Lokerse Feesten weet de groep voor een hele vriendelijke prijs te krijgen en zet het neer als voorprogramma van Raymond Van Het Groenewoud. Intussen doet Clouseau mee aan de Belgische voorronde van het Eurovisie Songfestival. Hun liedje, 'Anne', wordt tweede in de competitie. Dat jaar vertegenwoordigt een zekere Ingeborg België, maar die naam zegt me helemaal niks. Geeft ook niet, want 'Anne' blijkt een publieksfavoriet. De single verbreekt in België menig verkooprecord.

Als dat gebeurt, maakt de groep haar opwachting op de Lokerse Feesten. Daar weten ze niet wat hen overkomt. In plaats van een paar honderd muziekfans wordt De Lokerse Kaai overspoeld met duizenden tienermeisjes die zich schor schreeuwen om de aandacht van leadzanger Koen Wauters te krijgen. De faciliteiten zijn hier niet opgebouwd en het ontaardt in een grote ravage. Overigens twijfel ik nog wel of dit in 1989 of ten tijde van 'Daar Gaat Ze' in 1990 is gebeurd, maar in Lokeren staat het in menig geheugen gegrift.

Met 'Daar Gaat Ze' gaat ook Nederland overstag. Clouseau zélf krijgt last van rui als Karel Theys en Tjenne Berghmans de groep verlaten. Clouseau blijft achter als trio totdat Bob Savenberg in 1996 opstapt en Clouseau verder gaat als de gebroeders Kris en Koen Wauters. In Nederland en Vlaanderen kan de groep niet stuk, maar toch ambieert het trio een internationale doorbraak. Eerst doet het in 1991 mee aan het Songfestival, maar 'Geef Het Op' eindigt als nummer 16 van de 22 deelnemers. In 1992 verschijnt het eerste Engelstalige album 'Close Encounters'. In 1993 wordt dit gevolgd door 'In Every Small Town', maar toch wordt snel duidelijk dat Clouseau beter kan vasthouden aan haar moerstaal. In 1995 is de groep helemaal terug met 'Oker' en blaast het 'Laat Me Nu Toch Niet Alleen' van Johan Verminnen nieuw leven in. Deze single en 'Passie' zijn de grote hits in 1995 en daarna stokt het succes in Nederland, maar in België blijft de groep onverminderd populair. Hoewel... in Nederland is het laatste album 'Clouseau' nog steeds goed voor twee weken albumlijst en dertig als hoogste positie. Dat album is afgelopen november verschenen. Zelf was ik ze helemaal uit het oog verloren, buiten een aankondiging van een optreden van Clouseau op de Lokerse Feesten van 2006, maar terugkijkend op de album-overzichten doet de groep het nog redelijk in ons land. Sinds 'Adrenaline' (1996) heeft ieder album in de top 40 gestaan, maar nooit hoger dan 20.

zondag 18 mei 2014

Schijf van 5: oerwoud



Het gaat me weer even voor de wind met de onderwerpen voor de Schijven. Ik moest eens een lijstje maken, want de onderwerpen schieten me bij bosjes te binnen. Mooi, want ik zat een paar maanden geleden met de handen in het haar. Wat hebben we nog niet gehad na drie jaar? We hebben in de afgelopen drie jaar verschillende uitstapjes gemaakt, maar naar het oerwoud zijn we nog nooit geweest en dus geeft dat voer voor een Schijf van 5. Bij deze dan de Schijf van 5 over plaatjes met 'jungle' in de titel. Ik ben voor deze Schijf enige dank verschuldigd aan Peter die me afgelopen week een prachtig lijstje toestuurde, waar mijn eerste suggesties ook tussen zaten. Ik heb zojuist dus dat lijstje ter hand genomen en daaruit een Schijf samengesteld.

'Jelly Jungle Of Orange Marmalade' van The Lemon Pipers was ik in de gauwigheid even vergeten, maar die plaat heeft in vier jaar Soul-xotica al een paar maal in de schijnwerpers gestaan en dus laat ik die buiten beschouwing. De nummer vijf moest dan maar afkomstig zijn van Steve Miller Band. In mijn optiek één van de leukste jaren zeventig-rockbands en 'Greatest Hits 1974-78' kan ik inclusief de krasjes en tikjes dromen. Op dat album staat ook 'Jungle Love', oorspronkelijk van 'Fly Like An Eagle' en dat nummer is een geschikte nummer vijf.

Met de nummer vier heb ik nooit begrepen wat ik er mee aan moest. Hij is, volgens mij, te loom voor op de dansvloer, muzikaal zelfs een beetje slaapverwekkend. Toch is het die 'zangeres' die het tot een zeer aardige 'novelty' maakt. Maar dan opnieuw... je hebt deze plaat gedraaid en wat dan? Wat moet je hier op laten volgen? Juist, 'New York City' van Tabou Combo, omdat ik die plaat ook nooit 'begrepen' heb. Gelukkig is de Schijf van 5 wars van overgangen en mag Chakachas gewoon op vier met 'Jungle Fever' (1972).

Ik zag onlangs een poster van een komend feest in de regio. Tussen de optredende artiesten staan Scooter en Captain Jack. Twintig jaar na dato is altijd wel een 'revival' gaande in de muziek en momenteel is dat dus de Eurohouse van de jaren negentig. In 1976 was het een en al rock'n'roll: Van nieuwe groepen als Showaddywaddy en Long Tall Ernie & The Shakers naar opnieuw uitgebrachte opnames van Fats Domino, Dion en Chubby Checker. En dat uiterst bizarre plaatje van die Hank Mizell. In de jaren vijftig verkocht hij een anderhalf exemplaar en in de zomer van 1976 prijkt het plots aan de top van de vaderlandse hitparade: Hank Mizell met zijn gedateerde 'Jungle Rock'. Die staat vandaag op drie.

De Schijf van 5 is iedere week een 'werkstukje'. Het zou erg logisch zijn geweest als de nu volgende plaat bovenaan zou staan, maar nee... de desbetreffende groep komt dit jaar nog enige malen aan bod in de nieuwe rubriek Het Zilveren Goud en ik zal ongetwijfeld dan ook het fotohoesje gebruiken. We hebben het over Creedence Clearwater Revival. Met The Moody Blues, The Bee Gees en The Sweet de groepen waar ik de eerste twee jaar van mijn platenverzamelen bezeten van ben. Toch ontstaat het idee voor deze Schijf als ik 'Run Through The Jungle' draai in de Classic Rock Sunday, die ik vorige week waarnam voor een Wolfman-collega. Gek als het mag klinken, maar 'Up Around The Bend' heeft me nooit veel gedaan. Zou het komen omdat 'Run Through The Jungle' voor mij alles al heeft? 'Run Through The Jungle' van Creedence Clearwater Revival is de reserve-nummer 1 vandaag en staat dus op 2.

Ik heb gewoon een enorm zwak voor Sandy Coast. In de vroege jaren zestig begonnen als skiffle-groep, eind jaren zestig één van de meest innovatieve bands van eigen bodem en dan een 'back-to-basics'-comeback met 'True Love That's A Wonder' en het bijna identieke 'Just A Friend'. In de volgende twee jaar kent Sandy Coast twee kanten: Op de singles is het compact en commercieel, maar in de studio experimenteert de band erop los. 'Blackboard Jungle Lady' is in 1973 de laatste hit van Sandy Coast, hoewel de groep zeven levens lijkt te hebben en plots in 1981 aan de rand van de top tien staat met 'The Eyes Of Jenny'. Omdat ik de reünie van mijn middelbare school gisteren heb overgeslagen, duik ik vandaag op 1 de 'Blackboard Jungle' in, maar kan niet zo snel een docente bedenken aan wie ik dit lied zou opdragen.

Volgende week zijn we niet zomaar de 'pisang'. Dan wil ik namelijk een Schijf van 5 over bananen doen. Titels met een banaan en die zijn er genoeg, dus De Boswachters kunnen thuis blijven.

zaterdag 17 mei 2014

Raddraaien: Red Prysock



Hoe snel gaat de tijd? Welnu, twee jaar geleden knutselde ik mijn eerste podcast in elkaar. Wie deze podcast destijds heeft gehoord, heeft vermoedelijk nog steeds last oorsuizingen. Hoewel ik apetrots was op deze eerste podcasts moest ik duidelijk nog heel veel leren en vooral investeren. Ten eerste in een deugdelijke microfoon en een tweede snelstarter bleek evenmin een luxe. De laatste investering was niet heel erg groot, maar ik wist het toch een jaar uit te stellen: Een plopkap voor op de microfoon. Twee jaar later is een droom in vervulling gegaan. Ik heb vandaag twee shows met de Wolfman zélf gemaakt en heb me volledig laten 'gaan' in deze shows. Wolfman is doorgaans gewend het laatste woord te hebben, maar ik heb het voor elkaar gespeeld om hem een paar maal helemaal stil te krijgen! Twee jaar geleden begonnen met een rommelige podcast, anderhalf jaar sinds mijn eerste show op Wolfman, bijna een jaar tot mijn eerste live-show en ik ben vanaf dag 1 een vast onderdeel van het team. Ja, de tijd is snel gegaan!

En dan mag ik nu aan het einde van deze indrukwekkende dag nog een Raddraaier er tegenaan gooien. Daarvoor duik ik de jaren zestig-bak in van 'Goodnight' van Roy Orbison en mag precies een halve bak verder bladeren. Daar twijfel ik nog even. Vóór de uiteindelijke Raddraaier zit een leeg hoesje. Ik heb de single vorig jaar juli eens in een hoek van de kamer gezwiept, dus eigenlijk is die plaat er nog wel. Het betreft dan 'A Salty Dog' van Procol Harum, een fan-tas-tisch nummer, maar helaas ben ik niet gelukkig met de persingen die ik tref. Ze klinken 'schokkerig' door het flinterdunne vinyl en niet zelden blijft die hangen, dus ik ben opnieuw aan het rondkijken voor een exemplaar. Over de volgende single in de bak is niet heel veel te vertellen, bovendien moet ik opbiechten dat ik de single niet eens herken. Ik weet nog wel waar ik hem vandaan heb gehaald, maar een melodie ontbreekt in mijn geheugen.

Onderwerp van deze aflevering van Raddraaien is 'Hand Clappin', in 1955 de grootste hit voor Red Prysock. Hij wordt als Wilbert Prysock geboren in North Carolina op 2 februari 1926. Prysock is een tenor-saxofonist die onder invloed staat van Coleman Hawkins en die niet, zoals veel generatiegenoten, kiest voor een loopbaan in de bebop maar in de meer populaire rhythm & blues. Het legt hem geen windeieren, zeker in 1955 als 'Hand Clappin' hoog op de Amerikaanse hitparade terecht komt. Toch weet Wilburt, alias Red, Prysock het solo-succes maar moeilijk te handhaven. In de jaren zestig wordt hij op sleeptouw genomen door zijn meer bekende broer: Arthur Prysock.

Arthur wordt geboren op nieuwjaarsdag 1924 in Spartanburg, North Carolina. Gedurende de Tweede Wereldoorlog verhuist hij naar Connecticut om in de vliegtuigbouw aan de slag te gaan. In 1944 wordt hij ontdekt door de bandleider Buddy Johnson die hem een ereplek geeft op het podium. Prysock is voor het eerst te horen op de hit 'Jet My Love' van Buddy Johnson, een opname op Decca uit 1947. In 1950 tekent Johnson bij Mercury, waar Prysock's jongere broertje in 1954 een contract zal tekenen. Arthur gaat in 1952 verder als solo-artiest en maakt zijn debuut voor Decca. 'I Didn't Sleep A Wink Last Night' uit 1952 is zijn eerste hit. In 1960 komt hij uit voor het, in verzamelaarskringen legendarische, platenlabel Old Town. Hoewel hij intussen twee albums voor Verve opneemt, eentje met Count Basie, blijft hij Old Town trouw tot diep in de jaren zeventig. Muzikaal zwerft hij van onversneden rhythm & blues naar pop en ballads, maar heeft in 1977 een verrassende disco-hit met 'When Love Is New'. In 1985 neemt hij een album op voor Milestone en zingt een reclame in voor het biermerk Löwenbrau. In 1995 krijgt Arthur een Pioneer Award uitgeloofd door de Rhythm & Blues Foundation. Hij overlijdt op 21 juni 1997. Zijn broer Red, waar dit verhaal eigenlijk over hoorde te gaan, is dan al langer niet meer onder ons. Op 19 juli 1993 en de leeftijd van 67 jaar krijgt Red in Chicago een hartaanval die hem fataal wordt.