dinsdag 28 februari 2017

Dinsdagplate: Burak Yeter



Om heel eerlijk te zijn, had ik er niet op gerekend. Toen ik afgelopen week het verloop in de Tipparade zag van deze Burak Yeter, gaf dat weinig hoop. Weliswaar bijna aan de top, maar toch... zes weken Tipparade? Dat is vaak het eindstation van zo'n single. De emmer stroop die de Top 40 heet, mocht afgelopen zaterdag maar liefst vijf nieuwe binnenkomers verwelkomen en dat zorgt weer voor doorstroom in de zeer trage hitparade. Burak komt binnen met een bescheiden 39e plek. Als de plaat écht van plan is om stapjes als deze te nemen, dan staat het begin juli op nummer één. Het kan zo gebeuren, want geknipt voor zowel dansvloer als de radio is het nummer zeker. In het kader van de 'Weekplate' presenteer ik jullie vandaag een compleet verse 'Dinsdagplate': 'Tuesday' van Burak Yeter & Danelle Sandoval.

Het uiterlijk van een artiest mag voor de consument een belangrijke rol spelen, maar als je als radiomaker door een lange lijst met nieuwe releases bladert, kan nog een element aantrekkelijk zijn. Ik zie op dat moment een vage afbeelding van de hoes, dus dat speelt niet mee in de overweging. Ik zie wel de groepsnaam en de titel van het album, de EP of de single en het muzikale genre. Ik bevind me in goed gezelschap want John Peel had dezelfde criteria. Een 'opvallende' bandnaam was bij hem goed voor een plaatsje op de speellijst. Je zou kunnen stellen dat Half Man Half Biscuit dus niet in de eerste plek de aandacht heeft te danken aan de muzikale kunsten. Als ze de Green Animals hadden geheten, was de kans nihil geweest dat Peel het uit de lijst met nieuwe releases had gehaald. Zelf ben ik ook gevoelig voor mooie of maffe groepsnamen. Pigeons Playing Ping Pong is één van de meer recente bands die ik heb gedraaid. Titels kunnen ook een uitwerking hebben op mij. Nu is dinsdag beduidend minder obscuur dan woensdag en donderdag, maar nog steeds zijn er niet veel 'dinsdag-platen'. Als ik in november deze van Burak Yeter zie staan, ben ik vlug bereid. Het nummer slaat echter niet in als een bom bij mezelf. Als 538 het niet had opgepikt, was ik de plaat snel vergeten. Het is een paar weken geleden dat ik bij de fietsenmaker in Meppel een flard van 538 mee krijg en zodoende een hernieuwde kennismaking met 'Tuesday'. In die paar weken is het in huize Louwsma uitgegroeid tot een wereldhit van formaat!

Eigenlijk past het wel bij het verloop van de plaat in de Nederlandse hitparade tot dusver. Na jaren van singer-songwriter-house (eigen benaming voor de akoestische gitaren met een plots opdoemend cliché-matig dance-deuntje) en snelle en harde dingen, bespeur ik de laatste tijd weer meer van deze 'lome' dance-dingen. Je moet ermee op passen want het kan ook zomaar té cheesy worden, maar in geval van Burak Yeter 'werkt' het. Hoewel niemand in eerste instantie wakker zal liggen van zijn naam, is Yeter ruim twaalf jaar actief in de dance-scene. Niet bepaald een 'overnight sensation'. Burak komt op 5 mei 1982 ter wereld in de Turkse plaats Trabzon. Op jonge leeftijd raakt hij al geinteresseerd in muziek en op zijn vijfde leert hij klassiek piano spelen. Als Burak acht jaar is, beheerst hij eveneens de gitaar. Het is echter vooral de geluidstechniek welke een belangrijke rol gaat spelen en hij vertrekt naar Londen om een 'master degree' te halen op dat gebied. Hij wint een dj-contest dat mede wordt ondersteund door MTV en de hoofdprijs is een optreden tijdens de MTV Dance Floor Chart Party in Malta. Hetzelfde jaar wordt hij tweede in de Miller Master DJ-competitie. Sindsdien is hij een geaccepteerde naam in de EDM-beweging.

In 2005 verschijnt zijn debuutalbum 'For Action Volume 1' op het DSM-label, kort gevolgd door 'For Message Volume 2'. De tweede moet de aandacht vestigen op de opwarming van de aarde. In 2008 tekent Burak een contract met Pioneer en opent dj-scholen in Amsterdam, Los Angeles en Istanbul waar hijzelf eveneens de lessen verzorgt. Connection Records DJ School heeft tot dusver tweeduizend leerlingen voortgebracht die in het bezit zijn van een officiëel diploma. Burak doet vanaf 2010 een aantal remixen voor de Turkse popdiva Ajda Pekkan welke hem nog meer erkenning en prijzen opleveren. In 2012 verschijnt het remix-album 'Blue'. Een jaar later verrast hij vriend en vijand met de track 'Storm' waarvan de videoclip in ons land wordt opgenomen. In 2015 trapt hij zijn 'New World'-project af waarvan 'Tuesday' het tweede resultaat is na de single 'Happy'. 'Tuesday' schiet binnen een paar weken naar nummer 1 in de streaming-hitparades. De 'mainstream'-radio volgt op flinke afstand en daar is het nummer niet van de zenderschaal te branden.

Wie is toch dat engeltje dat we horen op 'Tuesday'? Haar naam is Danelle Sandoval en een snelle zoektocht levert op dat ze als beroep 'social media consultant' heeft wat dat ook moge zijn. Verder verwijst het al snel naar haar Youtube-kanaal waarop ze liedjes zingt waarbij ze zichzelf begeleidt op gitaar. Een mooie meid! In 'La Vie En Rose' klinkt ze beduidend minder lijzig dan in 'Tuesday', maar ook in de hit kun je horen dat het niet zomaar een zangeres is. Het goede nieuws is dat zowel Burak als Danelle nu in één klap samen beroemd zijn en ik ga ze beide zeker in de gaten houden!

maandag 27 februari 2017

Maandagplate: The Bangles



Het doel bij deze 'Weekplate' is om artiesten en groepen te vinden waarover ik nog niet heb geschreven in de afgelopen zeven jaar. Dat dit niet meevalt, blijkt wel uit vrijdag en zaterdag. Zowel 'Black Friday' van Steely Dan als de beoogde 'Zaterdagplate' van The Cure zijn reeds aan bod geweest. Aan The Small Faces heb ik in 2010 eens een berichtje gewijd, maar de 'Maandagplate' is samengesteld uit verse ingrediënten. Hoewel? Ik heb tijdens de 'Weekplate' van 2013 een 'Schijf van 5' gedaan met maandagen en daar komt deze eveneens in voor, maar er is niet sprake van een volledig bericht. Verder lijk ik The Bangles altijd terloops te hebben genoemd en komt het nog eens voorbij in een 'Singles round-up'. Vandaag en morgen compleet verse 'Dagplates', vandaag met een plaatje dat ik in 2013 op nummer twee plaats in de 'Schijf van 5 maandagen' achter 'Home On Monday' van Little River Band: 'Manic Monday' van The Bangles (1986)

Waar en wanneer? Ja, hier kan het dus wel! Bij 'Lazy Sunday' had het ook gekund, maar daar ben ik voorbij gegaan aan het moment van aanschaf. Het neutrale hoesje om mijn Engelse 'Manic Monday' vertelt een verhaal op zichzelf. Het is de tijd dat ik in Mossley woon en heb de hoes 'gemarkeerd' met naam, plaats van aanschaf en ook de datum. Ik heb de single even niet bij de hand, maar weet uit mijn hoofd dat dit eind mei 1998 moet zijn geweest. Een weekend vol heimwee. Ik heb een paar zware maanden in York overleefd en woon een goede maand in Mossley. Een volle maag en weer een beetje tot mezelf gekomen, overspoelt dit weekend het gevoel dat ik terug naar Nederland wil. Niet direct naar Friesland, maar met de opgedane 'levenservaring' terug naar Amsterdam. Gelukkig maar dat ik dat heb gelaten! De volgende dag ga ik voor het eerst naar Tollemache Arms, dat mijn stampub zal worden in Mossley, en stap daar binnen met het verhaal dat ik volgende week terug ga naar Nederland. Als dit in oktober 1999 dan toch definitief staat te gebeuren, willen ze me daar niet eens meer geloven! Ik heb 's ochtends in de winkel gewerkt en ga 's middags naar Ashton-under-Lyne. Ambitieus op de fiets, maar daar heb je niet veel aan. Tussen Mossley en Ashton is een heuvel waar je niet tegenop kan fietsen. Wandelen naar de top en bergafwaarts op het zadel. Ik koop die middag een stapel singles bij een platenwinkeltje in Ashton waaronder enkele 'black label jukebox pressings'. 'Sunchyme' van Dario G., een hit uit november 1997, brengt mijn herinneringen terug naar Amsterdam en daar ontstaat eveneens het verlangen om terug te gaan. Ik zal uiteindelijk bijna anderhalf jaar in Mossley blijven 'plakken'. 'Manic Monday' is één van de aanwinsten. Volgens mij zijn de singles 50 pence per stuk geweest.

Terwijl in Engeland de post-punk en new wave heerst, heeft Los Angeles in de vroege jaren tachtig een eigen muzikale beweging: 'Paisley Underground'. Bands die zich muzikaal laten leiden door de psychedelische underground-bands uit de late jaren zestig. In 1980 formeert Susanna Hoffs met de zussen Vicki en Debbi Peterson een groepje in deze stijl en noemt het The Bangs. In 1981 maakt het trio een single voor een lokaal label dat inmiddels een fortuin opbrengt op platenbeurzen. Kort daarop tekent het trio een contract bij Miles Copeland voor zijn nieuwe Faulty Products-label. Annette Zilinskas vult het trio aan op zang en bas, maar deze wordt reeds in 1983 vervangen door Michael Steele. Zilinskas concentreert zich daarna op haar project Blood On The Saddle, Michael Steele heet eigenlijk Susan Nancy Thomas en is voorheen lid geweest van The Runaways. In 1982 verschijnt de single 'The Real World', maar dan krijgt de groep te horen dat er reeds een andere 'The Bangs' bestaat. De naam wordt veranderd in Bangles en de plaat krijgt meer aandacht wanneer het via Copeland's reguliere I.R.S.-label op de markt wordt gebracht. Het leidt naar een contract bij Columbia ('onze' CBS) waar de groep de rest van het decennium zal blijven. Het eerste album voor Columbia is 'All Over The Place' uit 1984. Het is met name de single en bijbehorende video voor 'Going Down To Liverpool' dat de band op grote schaal laat doorbreken. The Bangles gaat mee op tournee met Cyndi Lauper welke dan juist is doorgebroken met 'Girls Just Wanna Have Fun' en dat breidt het supporters-bestand van het kwartet alleen maar uit.

Prince heeft 'Manic Monday' oorspronkelijk geschreven voor Apollonia 6 als hij van The Bangles hoort. Hij biedt hen de compositie aan, maar gaat op de platenlabels schuil achter de naam 'Christopher'. De plaat wordt op veel plekken van de eerste plaats gehouden door... 'Kiss' van de prins in zijn eigen paarse persoonlijkheid. De band is halverwege de opnames van 'Different Light' als het plots 'Walk Like An Egyptian' krijgt toegeschoven. De dames twijfelen. Of dit wordt de flop van het jaar óf het levert dé hit van het jaar op. Het laatste blijkt het geval. Opvallend is ook dat de meeste fans nu van het vrouwelijk geslacht zijn en vaak stukken jonger dan de dames zelf. Toch is het niet peis en vree binnen de groep. Net als bij Diana Ross en The Supremes zoekt ook Columbia een 'leider' van The Bangles en de keuze valt op Susannah Hoffs. Onterecht, want The Bangles is een band waarin elk lid afzonderlijk liedjes schrijft en een album meerdere zangeressen laat horen. Toch is Columbia van mening dat alleen de Susanna Hoffs-liedjes kwalificeren als singles en dat zet kwaad bloed bij de zussen Peterson en Michael Steele. Toch slaagt de platenmaatschappij er niet meteen in. Hoffs speelt de hoofdrol in de film 'The Allnighter' (1987), maar de prent wordt tot de grond toe afgebrand door critici. The Bangles scoort vervolgens een hit met de Simon & Garfunkel-cover 'Hazy Shade Of Winter'. Eind 1988 verschijnt 'Everything' en wordt wederom voorafgegaan door een single waarop Hoffs de leadzang heeft: 'Eternal Flame'. Het wordt de laatste grote hit van de groep en verbreekt alle verkooprecords. Meer zit er voorlopig niet in want de dames staan elkaar naar het leven. Hoffs begint aan haar solo-carrière en Vicki Peterson toert met The Continental Drifters en is oproepkracht bij The Go-Go's.

'When You're A Boy' is het solodebuut van Hoffs en heeft in 'My Side Of The Bed' een bescheiden hitsucces. Ze is al bezig aan een tweede album als Columbia haar de wacht aan zegt. Het tweede solo-album verschijnt pas in 1996 bij Elektra, maar is evenmin een succes. Toch kan dit album rekenen op betere kritieken dan het geforceerde 'When You're A Boy'. Hoffs is getrouwd met filmproducent Jay Roach en deze regisseert in 1999 'The Spy Who Shagged Me' in de Austin Powers-serie van films. Het is Roach' idee om Hoffs samen te brengen met The Bangles en een opname te realiseren voor de soundtrack. 'Get The Girl' is het resultaat en de dames kunnen het weer goed vinden met elkaar. Ze gaan zelfs op tournee in 2000 en brengen in 2002 een nieuw album uit: 'Doll Revolution'. De groep treedt op voor het Duitse 'Wedden Dat?' en dat verzekert het album van een hitstatus in Duitsland. In de overige gebieden blijft de verkoop achter. De tournees worden Michael Steele in 2005 teveel en ze verlaat de band. Haar opvolger heet Abby Travis. Het mmest recente album is 'Sweetheart Of The Sun' uit 2011. Het album wordt geproduceerd door Matthew Sweet waarmee Hoffs al eerder heeft gewerkt. Travis is enkel in The Bangles voor de live-optredens, op het album worden de baspartijen ingespeeld door Sweet en Derrick Anderson.

Morgen een 'Dinsdagplate'. De Week Spot verschuift voor een week naar vrijdag en gezien ik '0' singles heb gekocht in februari is er geen reden tot een 'Eindstreep'.

zondag 26 februari 2017

Zondagplate: The Small Faces



Of Soul-xotica een afspiegeling is van mijn muzieksmaak? Nou, ik wil beslist geen aandacht besteden aan groepen en artiesten die het mijns inziens niet verdienen, maar de veelvoud van berichten die zijn gewijd aan één bepaalde artiest of groep hoeft nog niet te duiden op het 'fan' zijn. Het is soms datgene dat in me op komt of wat 'Raddraaien' me voorschrijft. Zo kan het gebeuren dat enkele favorieten nagenoeg geen aandacht hebben gekregen in zeven jaar Soul-xotica. Neem nou The Small Faces. Ik reken de groep tot één van mijn favoriete bands uit de jaren zestig, maar het archief telt slechts één bericht waarbij het over The Small Faces zélf gaat. Vaak wordt het terloops genoemd in een bericht of zit een herinnering vast aan een plaatje. Vandaag wil ik dan andermaal mijn licht laten schijnen op een band welke ik, als dat nog niet duidelijk was, tot mijn favorieten reken. Met een plaatje dat de recente zondagen uitstekend beschrijft: 'Lazy Sunday' van The Small Faces is de 'Zondagplate'.

Hoe lui is zondag 26 februari geweest? Welnu, het begint goed qua luiheid. Ik blijf lekker lang in bed liggen. Het weer lokt niet uit tot fietsen of wandelen en bovendien lijkt het alsof ik ternauwernood aan een griepje ben ontkomen. Toch móet ik vandaag wel even naar de supermarkt en stap dus om half zes op de Pioneer. Hoewel de zon de grote afwezige is en de wind bij vlagen pittig doet, vind ik de temperatuur meevallen. Ik besluit een klein bochtje om te doen hetgeen al snel een iets groter bochtje wordt. Niks geen extreme tocht. In plaats van langs de hunebedden naar Holtinge te gaan, fiets ik over Wapserveen het bos in. Om half zeven ben ik thuis. Na de maaltijd de show voorbereid en die heb ik zojuist afgesloten. Nu nog even schrijven en dan weer naar bed. Een relatief luie zondag als je het vergelijkt met sommige extreme fietszondagen als van vorig jaar.

Als ik de loopbaan van The Small Faces in de jaren zestig in een grafiek moet weergeven, dan is dat snel gedaan. Een stijgende lijn tot aan het plafond, stabiel van de zomer van 1967 tot en met een jaar later en dan een rechte lijn naar beneden. The Small Faces is een 'overnight sensation'. De groep wordt in 1965 geformeerd als Steve Marriott en Ronnie Lane elkaar ontmoeten in een muziekzaak. Lane koopt een basgitaar en gaat later naar Marriott's huis om samen naar platen te luisteren. Drummer Kenney Jones en organist Jimmy Winston completeren de eerste bezetting van The Small Faces. De naam heeft niet alleen met de kleine gezichten van de leden te maken, maar meer met het begrip 'Face' in de Mod-cultuur. Een 'Face' staat synoniem aan een 'Mister Cool' met een uitgesproken kledingsmaak. The Small Faces past vanaf het begin in de Mod-stijl. Het haalt inspiratie uit de zwarte rhythm & blues em speelt, over het algemeen, fel en ruig. De band komt onder contract bij de beruchte Don Arden en dat levert een platendeal bij Decca op. 'Whatcha Gonna Do About It' is in 1965 de eerste single van de band en stormt de Engelse top twintig binnen. 'I've Got Mine' is geen succes, maar de groep herstelt zichzelf met 'Sha-La-La-La-Lee'. In de zomer van 1966 bereikt de groep de eerste plaats in Engeland met het klassieke 'All Or Nothing'. Even daarvoor is het debuut 'The Small Faces' verschenen. Toch heeft de groep financieel niets te koop ondanks de grote successen. Als blijkt dat het geld bij Don Arden en Decca in de zakken verdwijnt, wordt het contract ontbonden.

Het is begin 1967. De nieuwe toetsenist Ian McLagan heeft al eens een drugs-gerelateerd akkefietje gehad en dat zet een tournee door Amerika met The Mamas & The Papas en The Lovin' Spoonful op de tocht. Dan tekent The Small Faces bij het Immediate-label van Andrew Loog Oldham en dat ontbeert een goede distributie in Amerika. Verder is Immediate vrij 'doe-het-zelf' hoewel het Glyn Johns bereid vindt om de opnames te begeleiden. Het eerste product is de single 'Here Comes The Nice'. Het nummer loopt bijna tegen een boycot aan bij de BBC dat het uiteindelijk door de vingers ziet, ook al wordt de dealer bijna bij de naam genoemd. Er zijn platen in de ban gedaan voor minder! In de zomer van 1967 zit The Small Faces artistiek op haar hoogtepunt. Hoewel Decca loopt te klieren met een 'From The Beginning'-album, brengt de band zelf een tweede album uit met de naam 'The Small Faces', nu voor het Immediate-label. Het bevat eveneens de succesvolle single 'Itchycoo Park'. Het gaat de boeken in als de eerste Engelse single waarbij gebruik wordt gemaakt van 'phasing', het 'badkamerpijp-effect' dat in de jaren daarop door iedereen gekopieerd zal worden. De Amerikaanse plugger weet de single hoog in de hitparade te krijgen, ondanks de druggy atmosfeer van het nummer. Met de elpee maakt hij zich minder druk waardoor The Small Faces in Amerika lange tijd als 'singles-groep' en 'eendagsvlieg' bekend zal blijven. Eind 1967 verschijnt 'Tin Soldier' met vocale bijdrage van P.P. Arnold en een paar maanden later 'Lazy Sunday'. Het nummer is als 'geintje' ontstaan in de studio en het stoort de groep dat Immediate het als single op de markt brengt. Het is evenwel de enige nummer 1-hit van de band in ons land en ook in Engeland de laatste grote hit. 'The Universal' en 'Afterglow' zijn slechts matige hits in Engeland.

The Small Faces kampt met een pop-imago waarvan het maar niet wil afkomen. In de zomer van 1968 verschijnt de elpee 'Ogdens Nutgone Flake' in een revolutionaire, maar ook zeer onpraktische, ronde hoes. De plaat is voor de helft een concept-plaat met het verhaal over 'Happiness Stan' dat wordt verteld door komiek Stanley Unwin. The Who heeft zichzelf bewezen met 'Tommy' en The Pretty Things toont haar ware kwaliteit met 'S.F. Sorrow'. Ook omdat beide bands in staat zijn de nummers uit de projecten op de bühne te brengen. The Small Faces slaagt er slechts eenmaal in om de hele plaat integraal 'live' uit re voeren en dat is dan ook nog in een televisiestudio. Dit heeft tot gevolg dat ondanks de kwaliteit van de legendarische elpee de meerderheid de groep blijft beschouwen als popgroepje-met-singles. Iets dat Steve Marriott steeds meer gaat tegen staan. Op oudejaarsavond 1968 loopt hij van het podium met de woorden 'Ik kap ermee'. Immediate brengt posthuum het album 'Autumn Stone' uit in 1969. Marriott formeert Humble Pie met Peter Frampton en de rest gaat door met Rod Stewart als The Faces.

In 1975 hebben zowel The Faces als Humble Pie het loodje gelegd en brengt Immediate een serie oude singles opnieuw uit. 'Itchycoo Park' komt terug op de hitparade en de mannen komen bijeen om aanvankelijk alleen 'Itchycoo Park' te 'playbacken'. Dat smaakt naar meer, alleen dulden Marriott en de anderen niet het gedrag van Ronnie Lane. Wat wordt afgedaan als dronkenschap wijst uiteindelijk op vroege symptomen van Lane's MS. Roxy Music-bassist Rick Wills is zijn vervanger en in 1977 wordt de groep nog even bijgestaan door Jimmy McCullough die uit Wings afkomstig is. Deze bezetting van The Small Faces maakt twee albums: 'Playmates' (1977) en '78 In The Shade' (1978). Toch is het in 1978 punk dat de klok slaat in Engeland en plots is er geen tijd voor een opgestane band uit de jaren zestig. De elpees krijgen vernietigende kritieken en ook de platenkopers laten het links liggen. Kenney Jones is in 1978 de vervanger van Keith Moon in The Who. De rest doen solo-projecten in de jaren tachtig en negentig. Steve Marriott valt op 20 april 1991 in slaap met een brandende sigaret. Ronnie Lane bezwijkt in 1997 aan de gevolgen van MS en McCullough overlijdt reeds in 1979 aan een overdosis heroïne. McLagan is ons in december 2014 ontvallen.

zaterdag 25 februari 2017

Zaterdagplate: John Fogerty



Waar heb ik het over gehad in bijna zeven jaar? Over heel veel artiesten en groepen niet, maar tot mijn verrassing heb ik ook een paar gehad die al diep zijn weg gezonken in mijn herinnering. Zo heb ik vanavond aanvankelijk het plan om The Cure in de schijnwerpers te zetten met '10.15 Saturday Night'. Blijkt in 2013 al de 'Zaterdagplate' te zijn geweest. Als 'alternatief' heb ik Suede met 'Saturday Night'. Dat is in 2012 de 'Zaterdagplate'. In 2011 was het 'Saturday In The Park' van Chicago, dat hoef ik niet op te zoeken. Het is opvallend dat zowel Suede als The Cure praktisch alleen aan bod zijn gekomen in deze betreffende 'Weekplates'. Het idee is dus goed, alleen heb ik hetzelfde idee blijkbaar jaren ervoor gehad. Ik wil na gisteravond niet weer een opgewarmde prak presenteren en denk nog even na over zaterdagen. Er glijden verschillende kandidaten voorbij en dan kies ik John Fogerty. De man is hier een paar maal geweest met Creedence Clearwater Revival, maar de levenswandel van Fogerty zélf is onderbelicht gebleven. Vandaar dat John Fogerty met 'Almost Saturday Night' (1975) de 'Zaterdagplate' van 2017 voor zijn rekening mag nemen.

Er hoeft geen 'waar en wanneer'. In navolging van Steely Dan van gisteren heb ik de single niet. Ik ben hem eens héél vroeg in mijn verzamelaarsloopbaan tegengekomen. Het is september 1989 als ik geregeld singles koop bij een boedelhal aan de Parkstraat in Sneek. De singles zijn in uitmuntende staat en dat heeft een prijskaartje: Twee gulden is een hoop geld voor een oude single in 1989! Hoewel ik dan al erg geïnteresseerd ben in Creedence Clearwater Revival vind ik twee gulden voor deze John Fogerty een beetje té royaal en laat hem dus liggen. Het is zo'n plaat die ik niet heel bewust zoek, maar vast nog wel eens ga tegenkomen voor een fraai prijsje. Wat eveneens geldt voor de nog ontbrekende Creedence-singles. In geval van de singles op het America-label uit 1969 heb ik als voorschot de fotohoesjes liggen.

John Cameron is één van de vijf zonen van het gezin van Galen Robert en Edith Lucille Fogerty. Hij wordt op 28 mei 1945 geboren in Berkeley in Californië, maar groeit op in El Cerrito in dezelfde staat. Als Fogerty twee jaar oud is, bekeren zijn ouders tot het katholicisme hetgeen inhoudt dat John op een katholieke school terecht komt. Hij ondervindt daar de nodige misbruik. Om een vreemde reden mag hij van de leiding niet naar de wc en moet het dus in zijn broek doen en vervolgens in de vervuilde kleren de lessen uit zitten. Later wordt hij overgeplaatst naar een 'algemene' school. Op El Cerrito High School ontmoet hij Doug Clifford en Stu Cook. John krijgt gitaarlessen van Barry Olivier en treedt toe tot de band van zijn oudere broer Tom: Tommy Fogerty & The Blue Velvets. Cook, Clifford en John zijn de Blue Velvets in dat geval. De groep verandert in 1963 haar naam tot The Golliwogs. Op Vocalion verschijnen een tweetal singles, maar meer dan lokale hits worden het niet.

Nadat John korte tijd in het leger heeft gezeten, schakelt The Golliwogs over naar een nieuwe naam: Creedence Clearwatere Revival. John wordt nu de eerste gitarist en leadzanger, een 'move' welke de band tussen de broers geen goeds zal bezorgen. Het is ook een lastige situatie. John is gewoon de meer getalenteerde gitarist en is, naast de vracht aan covers, de voornaamste songschrijver. John's stem en het typische gitaarspel domineren het geluid van Creedence Clearwater Revival. John vindt dat hij best een beetje meer mag hebben vanwege zijn aandeel in de groep, maar dat valt geheel in verkeerde aarde bij Tom Fogerty. Deze verlaat in 1971 als eerste de groep. Cook en Clifford willen wel liedjes schrijven, maar eisen tevens dat John ze gaat zingen om zó een echte Creedence-plaat te maken. John weigert dat. Hij legt een ultimatum neer bij de heren: Of ze gaan zelf hun liedjes zingen of John is vertrokken. Ze kiezen voor het eerste en het album 'Mardi Gras' is het definitieve einde van Creedence. Met alle respect, maar Cook en Clifford bakken er niks van en dat laat zich vertalen in slechte recensies en tegenvallende verkopen. Let wel: Het zijn nog steeds aantallen waar menig beginnende band van droomt, maar voor een band als Creedence is het ondermaats. In 1972 valt de groep uiteen. De enige volledige reünie is in 1980 op het huwelijksfeest van Tom. Die laatste ontbreekt op het appél als Creedence in 1983 een reünie onderneemt. De laatste plaatopname van Creedence is op een solo-album van Tom uit 1974, hoewel John daar zijn partijen apart opneemt en de mannen niet gelijktijdig in de studio zijn.

John probeert het eerst als The Blue Ridge Rangers. Hij is het enige vaste lid van de groep en maakt een album met twee grote (Nederlandse) hits: 'Jambalaya' en 'Hearts Of Stone'. Toch flopt een single uit 1974 genadeloos en dan ziet John in dat hij beter onder eigen naam kan gaan werken. In 1975 verschijnt het solo-debuut onder eigen naam. Hoewel hij contractueel is verbonden aan Asylum, doet Fantasy nog steeds het merendeel van de distributie en dat is iets waar Fogerty niet gelukkig mee is. Het duurt pas tot 1980 eer hij de rechten over zijn opnames bij Fantasy in eigen beheer krijgt. Het kost hem wel een bom duiten. De spanningen zorgen ervoor dat Fogerty in 1976 een album heeft afgerond met de titel 'Hoodoo'. Zowel Asylum als hijzelf zijn niet tevreden over het resultaat, maar de hoes is al gedrukt. Toch weet Fogerty de platenmaatschappij te overtuigen en vraagt hen in de jaren tachtig de tapes te vernietigen. Dat is, bij mijn weten, ook gebeurd. Intussen heeft Status Quo in 1977 een wereldhit met 'Rockin' All Over The World', een cover van John Fogerty van de debuut-elpee.

'Almost Saturday Night' staat eveneens op dat debuutalbum en zal vooral worden omarmd door Dave Edmunds en in zijn versie eveneens een hit worden. In de jaren tachtig rakelt Fogerty opnieuw de Fantasy-zaak op middels zijn album 'The Old Man Down The Road'. Het resulteert in een paar felle rechtzaken en het zet John lijnrecht tegenover broer Tom welke de kant van Fantasy heeft opgezocht. In 1987 speelt John voor het eerst in vijftien jaar een set met uitsluitend Creedence-liedjes en herhaalt dit een paar keer. In 1990 overlijdt broer Tom aan Aids, hoewel het ook complicaties heeft opgelopen met tbc. Fogerty houdt een rede op Tom's begrafenis, hoewel de broers elkaar in jaren niet hebben gesproken. Elf jaar na het teleurstellende 'Eye Of The Zombie' slaat Fogerty terug met het album 'Blue Moon Swamp'.

In 2005 wordt Fantasy verkocht aan Concord en dat wil wél in conclaaf met Fogerty. Sinds dat jaar is hij weer verbonden aan het label waarmee hij in 1968 wereldwijd is doorgebroken. Zijn meest recente album is van 2013. Fogerty is hondstrouw voor zijn gezinnetjes. Het eerste huwelijk loopt na een paar jaar op de klippen, maar met zijn tweede vrouw is Fogerty inmiddels vijfentwintig jaar getrouwd.

vrijdag 24 februari 2017

Vrijdagplate: Steely Dan



Ik heb heel bewust niet gekeken naar de 'Weekplates' uit eerdere jaren en weet dat ik ergens deze week een ingevroren maaltijd moet gaan serveren. Ik heb het lijstje op intuïtie gemaakt en er vooral opgelet om artiesten en groepen te gebruiken die anders niet tot nauwelijks aan bod zijn gekomen in zeven jaar Soul-xotica. Ook had ik in die eerste jaren altijd een Schijf van 5 op één dag en kandidaten van deze week kunnen daarvan onderdeel zijn geweest. Maar nu... ik wil toch voor de aardigheid nog even controleren en kom dan in eerste instantie uit bij de vrijdag van de 'Weekplate' in 2012. Precies dezelfde plaat! Ik ben niet het lange verhaal ingedoken, maar ik denk dat het erg veel snijpunten gaat hebben. Helemaal niet erg! Ik heb erg goede herinneringen aan die tijd. Jullie hebben alle recht om dit een opgewarmde prak te noemen, maar ik ga andermaal 'Black Friday' van Steely Dan presenteren als zijnde de 'Dagplate' voor vrijdag.

Waarom Steely Dan? Ik heb slechts één single van de groep ('Hey Nineteen/Bodhisattva'). De kans dat deze ooit eens voorbij gaat komen in 'Raddraaien' is dus minimaal. Het zal evenmin Week Spot worden. De elpees welke ik heb van de groep zijn pas vanaf 1993 in mijn verzameling gekomen, té laat voor het album-gedeelte van 'Het zilveren goud' dat in augustus 1992 stopt als ik geen 'kostbare kaartjes' meer wil steken in een database van de langspelers. Ik geloof dat ik al wel eens een herinnering heb opgehaald aan de betreffende zomer, maar weet niet of Steely Dan daar een prominente plek heeft gekregen. Het zou het echter wél hebben verdiend. Waar de muziek van Rodriguez de soundtrack is van de zonsverduistering in 1999, daar is Steely Dan de muziek die hoort bij de samenvatting van die onvergetelijke week. Een bonte stoet... We trekken veel bekijks in Duitsland! Een hoge Mercedes-bus, een Opel Combo, een Subaru Mini Jumbo en een zéér zeldzame Mercedes-ambulance uit de vroege jaren zeventig. De vriendenclub van 1999 welke de zonsverduistering wil meemaken in Duitsland. De eclipse is op woensdag en die zien we op een heuvel nabij Kaiserslautern. De dagen erna gaat het bergafwaarts met de stemming. Tot overmaat van ramp word ik op vrijdag ziek. We zullen die avond een feestje hebben, maar ik hou zelfs nog geen glas water binnen, dus veel maak ik hier niet van mee. Op zaterdag rij ik mee van Veenendaal naar Gaasterland. Bij een vriend en zijn vrouw rook ik mijn laatste pretsigaretje van de vakantie. Ik ga volgende week immers weer terug naar Engeland en daar is iedere vorm van drugs uit den boze! Hij zoekt een plaatje dat zeer geschikt is voor zo'n zaterdagmiddag om met een jointje tot rust te komen: 'Can't Buy A Thrill' van Steely Dan. Vreemd is het: Buiten de hits om heb ik tot dan toe nooit de moeite genomen om écht naar Steely Dan te luisteren. Een paar weken later ben ik weer terug in Engeland en vind dan een compilatie-album van Steely Dan bij een boekenzaak. Drie pond! Steely Dan is in Engeland eigenlijk nooit meer dan een 'one hit-wonder' geweest, hoewel ik door de jaren heen enkele enthousiaste Steely Dan-fans heb ontmoet in Engeland. Steely Dan bepaalt voor een groot gedeelte de laatste weken in Mossley en de eerste maanden in Midden-Nederland. Steely Dan draagt vooral de herinnering mee aan die onvergetelijke week 'on the road' in de zomer van 1999.

Is Steely Dan een duo? Ja, eigenlijk wel. Zonder Donald Fagen en Walter Becker is er geen Steely Dan. Donald Jay Fagen komt op 10 januari 1948 ter wereld in Passaic in de staat New Jersey. Hij is ongeveer negentien of twintig jaar oud als hij studeert aan het Bard College in New York en, voorbij lopend aan een café, in het etablissement iemand een gitaar hoort stemmen. Het klinkt Fagen erg professioneel in de oren en zo maakt hij kennis met Becker. Afgelopen maandag is het 67 jaar geleden dat Walter Carl Becker is geboren in de wijk The Queens in New York. Wat Fagen meteen opvalt is dat Becker in zijn gitaarspel erg 'zwart' klinkt. Een gesprekje loopt al snel uit op een band hoewel dat nog vier jaar op zich laat wachten. Eerst gaan de mannen samen schrijven en doen dat voor de beruchte Brill Building. Het duo neemt een soundtrack voor haar rekening in 1970 en een jaar later scoort Barbra Streisand met een compositie van Becker en Fagen: 'I Mean To Shine'. Verder toert het met Jay Black als Jay & The Americans, een groep welke al zes jaar over haar hoogtepunt is. Gary Katz stelt het duo aan als vaste songschrijvers voor MCA, maar ziet al snel in dat de liedjes van Fagen en Becker té complex zijn voor menig MCA-performer. Katz laat hen een band samenstellen. Steely Dan is in 1972 een feit met gitaristen Denny Dias en Jeff 'Skunk' Baxter, drummer Jim Hodder en zanger David Palmer. Het eerste product is de geflopte single 'Dallas' waarvan de heren zich later distantiëren. Het zal nimmer op een album worden uitgebracht. Palmer zingt vooral 'lead' op 'Can't Buy A Thrill'. Bij een band horen live-optredens en Fagen ziet een rol als zanger niet zitten. Toch zijn Becker en Katz van mening dat de liedjes beter klinken wanneer deze worden gezongen door Fagen en zo wordt Palmer in 1973 afgevoerd. In 1974 geeft de band haar laatste live-concert van de jaren zeventig. Dit betekent dat Dias, Baxter en Hodder eveneens overbodig worden. Becker en Fagen gaan alleen nog gebruik maken van studiomuzikanten. Deze moeten over een uitzonderlijke kwaliteit beschikken!

De zucht naar perfectie is ziekelijk bij Becker, Fagen, Katz en geluidstechnicus Roger Nichols. Het kan altijd beter volgens de heren. Het resulteert erin dat de studiomuzikanten soms veertig keer hetzelfde stukje moeten inspelen zodat Becker en Fagen de meest perfecte riedeltjes kunnen gebruiken. Onder de muzikanten die in deze jaren werken voor Steely Dan zitten onder andere Jeff Porcaro en David Paich van het latere Toto en Michael McDonald van The Doobie Brothers. Becker en Fagen zijn niet gauw tevreden. Op de hoes van 'Katy Lied', het album met 'Black Friday', verontschuldigt de band zich voor het geluid. Ze gebruiken voor dit album een apparaat dat een klein schoonheidsfoutje in zich heeft en dat het album van perfect naar bijna-perfect brengt. Niet alles waar Steely Dan aan werkt, verandert in goud. De film 'FM' is verre van een kaskraker, de titelsong wordt daarentegen wel een grote hit. In 1978 krijgt de groep te maken met het noodlot. Becker's vriendin overlijdt na een overdosis drugs en raakt zelf gewond bij een ongeval. Een tweede technicus wist per ongeluk een 'second arrangement' op tape. De groep wordt aangeklaagd voor plagiaat en zo kan ik nog even verder gaan. Het resulteert uiteindelijk in 1980 in de elpee 'Gaucho', voorlopig het laatste werk van Steely Dan. Becker trekt zich in 1981 even helemaal terug uit de muziek en stopt ook met gebruik van verdovende middelen. Fagen gaat op de solo-toer. In de late jaren tachtig worden Becker en Fagen samengebracht door Katz voor een album van Rosie Vela en dit resulteert in een aantal sessies tussen de heren. Fagen nodigt Becker uit om zijn album 'Kamakiriad' te produceren en noemt het zelf 'dé beste ervaring die hij tot dusver in de studio heeft meegemaakt'. Het resulteert in een Steely Dan-reünie welke inmiddels alweer 24 jaar voort duurt. Fagen is genezen van zijn podiumvrees en naast een incidenteel album is de groep veel op tournee.

'Everything Must Go' is voorlopig het laatste album van Steely Dan en stamt uit 2003. Vorig jaar is het nog op tournee geweest met Elvis Costello & The Imposters, nadat Steve Winwood van het oorspronkelijke programma is geschrapt. Winwood heeft daarentegen in 2010 getoerd met de mannen.

donderdag 23 februari 2017

Eretitel: 'I Can't Help Myself'



Het is bedrieglijk stil. Even snel op Buienradar kijken! Dacht ik al... Droog en windkracht 4 op dit moment. We hebben Doris overleefd in Uffelte. Vanavond uit het werk is die nog maar windkracht 2. Ik ben vandaag gehaald en gebracht. Nu weet ik niet of de windstoten van windkracht 7 zover het binnenland zijn in gegaan, maar wil het risico toch niet lopen. De ligfiets is namelijk erg zijwindgevoelig en je ligt zo plat met een rukwind. De show is ten einde en nu verwacht ik over vijf uren telefoon. Dat betekent dat er eerst ook nog geslapen moet worden en waarschijnlijk dat ik eerst nog post moet lopen in Steenwijk. Ik ga nog even de 'Eretitel' behandelen en dan maar eens onder de wol. Vandaag een titel waarbij ik wél erg kritisch ben. 'Can't Help Myself' mag niet en dus valt Icehouse af. Desondanks zijn er nóg drie platen met 'I Can't Help Myself' als titel en dus kan de 'Eretitel' doorgang vinden.

Het zal begin april 2015 zijn geweest dat ik deze titel heb gehad in 'Tuesday Night Music Club'. Dan met Fiona Apple in plaats van The Four Tops. De reden hiervan is dat een lid van The Left Banke is overleden en ik dus toch al 'Walk Away Renee' op het lijstje heb staan. In de uitvoering van The Four Tops, wel te verstaan. En dus zoek ik een alternatieve cover-versie. Echter, voor deze 'Eretitel' schuif ik het origineel weer naar voren. Overigens citeert Orange Juice de plaat van The Four Tops, maar het is nog steeds een op zichzelf staand nummer en dus mag die mee in de 'Eretitel'. Ik zet mijn schaamte opzij en kom dan tot de volgende top drie.

3. The Four Tops (1965)
Northern Soul is niet een bestaand genre en dus is het lastig om de wortelen te vinden van Northern Soul. Motown is 'not-done' en dat geldt evenzeer voor hits. In die zin zal 'I Can't Help Myself' van The Four Tops niet serieus worden genomen in de Northern Soul. Als we ons verplaatsen in de midden jaren zestig naar de groepen en artiesten die we thans als Northern Soul kennen, dan speelt de plaat opeens wel een rol. De kleine platenmaatschappijen dromen van een doorbraak als Motown, de groepen willen graag solide klinken als The Four Tops en een samenzang verzorgen als Levi Stubbs en zijn companen. De bewering van een bevriende dj dat dit 'de eerste Northern Soul-plaat' zou zijn, snijdt in die zin geen hout. Er zijn voorbeelden die ouder zijn dan 1965, maar het is wel een fraaie observatie voor wat betreft de soul-scene van 1965-66. Het is inmiddels allesbehalve controversieel om hem op een feestje te draaien, Motown heeft de erkenning gekregen dat het verdient. Ik zet op drie het nummer dat door velen is uitgevoerd, van Donnie Elbert tot Fiona Apple, maar dat nooit zo zal klinken als in de oer-uitvoering van The Four Tops. De terechte nummer drie.

2. Kelly Family (1996)
Ik zit in 1996 in een lastig parket. Natuurlijk heeft Kelly Family ons in 1979 'David's Song' aan gedaan en dat zijn we nog niet vergeten. Anno 1996 ziet het er ook niet uit. De kleine jongens zijn groot geworden en lijken rechtstreeks uit de boeken van Asterix en Obelix te zijn gestapt. Muzikaal laat het 'I Can't Help Myself' op ons af en daar word ik, 'serieuze muziekliefhebber', even helemaal stil van. Ik durf de verkoper in de cd-zaak niet aan te kijken als ik de cd-single koop. Ik draai hem nooit over de luidsprekers, altijd over de koptelefoon. Toch hard genoeg zodat de anderen het kunnen horen. Een juweeltje! Het komt terecht op nummer 1 in de Top 40 en ook bijna in de 'Eretitel'. Die eer laat ik dan toch gaan naar de uiteindelijke nummer 1 welke ik door 'Tuesday Night Music Club' heb ontdekt en dat me op het spoor heeft gezet van de band Orange Juice. Of zal ik ze toch nog even snel omwisselen? Er gaat niks boven deze van Kelly Family en de opvolgers kunnen, in mijn bescheiden mening, niet tippen aan deze plaat. Toch maar op twee!

1. Orange Juice (1982)
Eind 1994 worden we verrast door Edwyn Collins. Dat 'A Girl Like You' een sample gebruikt van '1-2-3' van Len Barry is iets dat ik pas jaren later leer. De Top 40 is op dat moment een beetje aan de kleurloze kant en 'A Girl Like You', dat het onmiddellijk goed doet op de radio, brengt de gewenste variatie. Edwyn Collins is niet helemaal nieuw in de muziek als hij het album 'Gorgeous George' uitbrengt. Ik leer in 1995 reeds dat Collins furore heeft gemaakt met de band Orange Juice. Dat brengt in de vroege jaren tachtig een aantal opvallende platen uit via het onafhankelijke Postcard-label. Collins is een man die zijn liefde voor de jaren zestig-muziek en de soul in het bijzonder niet onder stoelen of banken steekt en in 'I Can't Help Myself' gaat hij zelfs zo ver om het nummer van The Four Tops te noemen. Zoals ik heb geschreven bij de nummer twee zet dit 'I Can't Help Myself' me op het spoor van de overige prachtplaten die Orange Juice in het decennium heeft gemaakt en alleen daarmee is het een geslaagde aflevering van 'Listen Carefully I Shall Say This Only Three Times' geweest.

woensdag 22 februari 2017

Raddraaien: Pat Lewis



De lijst met de dagen is compleet en ik ben er dus helemaal klaar voor om vrijdag de aftrap te doen van de 'Weekplate'. Ik heb hierbij getracht artiesten en groepen te nemen die zelden tot nooit een volledig bericht hebben gekregen op Soul-xotica en het bevat zelfs een 'Van hit naar her' mits de plaat het nog een week in de Tipparade uit houdt. Vandaag een aflevering van 'Raddraaien' en morgen een 'Eretitel' en dan zal de rest van de week in het teken staan van de 'Weekplate'. Zoals beloofd komt de 'Raddraaier' uit de Blauwe Bak. De koffers bevatten elk 300 singles, 150 per rij. De veertiende single uit de eerste rij van de tweede Blauwe Bak-koffer, dat is de plaat welke in het zonnetje mag staan. Dan kom ik uit bij 'Let's Go Together' van Pat Lewis, een single die in 2013 aan jullie is voorgesteld als 'Can't Shake It Loose'. Pat Lewis heeft al eens een bericht gehad op Soul-xotica en hoewel ik het verhaal over Golden World in stukjes en beetjes ook al heb verteld, wil ik vandaag andermaal duiken in de roemruchte geschiedenis van het label en het lot dat het is beschoren. Een smerige strijd tussen twee grootkapitalisten uit Detroit waarvan de artiesten de dupe worden. 'Let's Go Together' van Pat Lewis (1966) is het stralende middelpunt.

Waar en wanneer? De eerste maanden van 2013 raak ik plots geïnteresseerd in het Golden World-label. Ik besluit dan zelfs om 'even' de volledige Golden World-catalogus te gaan verzamelen. Hoewel het me een stapeltje singles oplevert die over het algemeen niet de hoofdprijs hoeven op te brengen, ontdek ik ook snel dat er een paar erg dure Golden World-singles in de catalogus zitten. Plus een paar platen die ik eigenlijk helemaal niks vind en die toch een flinke duit moeten opbrengen. De Golden World-verzamelwoede is na vier maanden aardig bekoeld. Intussen kom ik deze zeer beduimelde 'Can't Shake It Loose' tegen bij een Duitse verzamelaar. Het duurt een paar jaar voordat ik 'Let's Go Together' ga erkennen als a-kant. Dat is het ook in de eerste plaats en ten tweede 'klinkt' het ook beter dan het zwaar vervuilde 'Can't Shake It Loose'. Ik koop eveneens 'How's Your New Love Treating You' van The Debonaires van deze handelaar en die is in een even slechte staat. Waar die laatste praktisch onvindbaar is in een betere staat, daar is Pat Lewis dik betaald! Het is één van de minst waardevolle platen van mevrouw Lewis. Laat me dan eerst eens kijken wat de verzamelwoede heeft opgeleverd. Hierbij de singles uit de Golden World-catalogus startend met het catalogusnummer en tussen haakjes de release-datum.

GW 4/5 Deep Freeze-The Adorables (maart 1964)
GW 21 Hey!!!-Barbra Mercer (juli 1965)
GW 26 Eenie Meenie Gypsaleenie-The Debonaires (augustus 1965)
GW 38 How's Your New Love Treating You-The Debonaires (juni 1966)
GW 42 Let's Go Together-Pat Lewis (augustus 1966)

De score van ongeveer vier maanden en daarna ga ik me weer bezighouden met andere dingen. Met name de platen van The Holidays spreken me niet heel erg aan en om daar nu een kapitaal aan te moeten besteden?

Wie Detroit zegt, zegt Motown. Tenminste... als we het over soulmuziek hebben. Natuurlijk heeft Detroit al veel langer een reputatie van 'Motor City'. Wie diep in de materie duikt, komt er al snel achter dat op iedere straathoek een platenmaatschappij is gevestigd. Dat de meeste in de obscuriteit zijn verdwenen, is uiteindelijk allemaal de schuld van dat oppermachtige Motown. Toch is Berry Gordy niet begonnen zonder vallen en opstaan, maar als hij in 1960 de zaak goed op de rails heeft, is het zaak om Motown een bedrijf te maken zoals iedere andere. Dat betekent het zoeken van investeerders. Het lierste iemand met een flink kapitaal die wil mee delen in de winsten van het bedrijf. Ed Wingate is in meerdere opzichten een geschikte kandidaad voor het Raad van Bestuur van Motown. Wingate heeft zijn kapitaal verdiend in het onroerend goed en bezit veel van de restaurants en nachtclubs in 'uptown' Detroit. De klandizie aldaar is de doelgroep van Gordy en hoe mooi kon het zijn als Wingate kon worden ingelijfd in het Raad van Bestuur? Toch is popmuziek redelijk nieuw in 1960 en zijn er weinig tot geen voorbeelden van kleine maatschappijen die plotseling erg groot zijn gegroeid. Als ze er al zijn, dan zijn het blanke platenmaatschappijen, niet een label dat wordt gerund door zwarten. Wingate heeft in 1960 zijn ernstige twijfels bij het slagen van Gordy's plan en houdt de boot af. In 1963 moet hij echter concluderen dat Gordy gelijk heeft gehad. Motown is dan volgroeid en Gordy heeft een flinke bom duiten verdiend met de muziek. Wingate probeert nog eenmaal aansluiting te vinden bij Motown, maar wordt bij de deur weggehoond. Dan besluit Wingate zélf maar een platenmaatschappij te beginnen.

Wingate start Golden World Records met de hulp van JoAnne Bratton, ex-vrouw van bokskampioen Johnny Bratton, die even later ook met Wingate in het huwelijksbootje zal stappen. Haar muzikale avontuur begint met Golden World waarvoor ze een paar liedjes schrijft. Van grote successen komt het nauwelijks en dit is in grote mate te danken aan misbruik van de macht van Motown. Smeergeld is van alle tijden en ook in de jaren zestig geeft het pas een garantie om een plaat op de radio te krijgen wanneer je de dj een envelop met inhoud toeschuift. De inhoud van de envelop bepaalt hoe prominent de plaat wordt gedraaid. Menig klein platenlabel moet een lening afsluiten voor deze geste en als de dj goedkeurend naar de inhoud in de envelop heeft gekeken, loopt de plugger bijna fluitend uit het pand. Dan verschijnt even later de plugger van Motown met een prachtige belofte over een primeur van de nieuwe Four Tops-elpee. De dj moet dan echter de lokale platen van de lijst gooien en krijgt soms de opdracht om de plaat van de andere maatschappij te verbrijzelen. Zo gebeurt het dat een platenlabel niet alleen het smeergeld kwijt raakt, maar ook dat de plaat nooit op de radio komt en dus voor geen meter verkoopt. Wingate komt pas in 1966 achter de praktijken van Gordy en belt hem op. ,,Als je zo nodig alles wilt hebben, dan betaal je er maar voor". Voor een miljoen dollar neemt Gordy in 1966 Golden World over. De Golden World-studio wordt nog jaren gebruikt als b-studio totdat het onlangs is afgebroken tot grote spijt van soul-liefhebbers en historici. Voor veel Golden World-artiesten is Motown de anti-christ en gaan in 1966 massaal naar Solid Hitbound en andere onafhankelijke labels in Detroit. Hetzelfde gebeurt ook bij Ric-Tic, waarvan Bratton eveneens eigenaar is, en dat label zal door Motown nog enige tijd worden door gevoerd. Eén Ric Tic-artiest zal later platen maken voor Motown: Edwin Starr.

De reeks van Golden World begint in november 1963 met een single van Willie Kendrick. Achtereenvolgens zien we platen van Sue Perrin, The Adorables, Patti Gilson, The Reflections, Elliott Baron, The Manhattans (niet de groep op Carnival en van 'Kiss And Say Goodbye'), The Debonaires, Juanita Williams, Barbra Mercer, Carl Carlton, The Sunliners, Gino Parks, Rose Battiste, The Holidays, Larry Knight & The Upsetters, Tamiko Jones, Tony Michaels, Pat Lewis (één van The Debonaires), Theresa Lindsey, Dickie & The Ebb Tides en The Parliaments (het latere Parliament/Funkadelic). Er verschijnen in deze drie jaar achtendertig singles op Golden World en een elpee voor The Reflections. In 1973 verschijnt een single van The Modern Times op Golden World. Dan is Ed Wingate inmiddels verhuisd naar Las Vegas en probeert het nog eenmaal met Golden World. Het levert niet het succes op waarop hij heeft gehoopt en houdt het verder maar bij het onroerend goed.

dinsdag 21 februari 2017

Week Spot: Labelle



Als iemand (m/v) Ronnie Limar kent... Hij mag tevoorschijn komen! Ronnie hoeft zich niet langer te schamen voor het feit dat zijn carrière slechts één elpee en twee singles heeft geduurd. Allerminst zelfs! Ruim veertig jaar later groeit de schare fans ten opzichte van dit vinyl gestaag. Toch lijkt Ronnie Limar van de aardbodem verdwenen. Ik zou graag eens meer van hem willen weten zodat ik hem ook een Week Spot kan bezorgen. Met andere woorden: 'Love Came' is de gedoodverfde Week Spot voor deze week, maar daar ik helemaal geen informatie kan vinden over Limar, moet ik even verder kijken. Opeens speelt 'You Turn Me On' in mijn hoofd, maar die heb ik...? Of toch niet? Ik moet even terugbladeren in de lijst en, verrek, ik heb hem niet gedaan in december. Het heeft zeer zeker wél in de planning gelegen om deze tijdens de Blauwe Bak Top 100 tot Week Spot te bombarderen. Dan doe ik het nu alsnog. De plaat stond december ergens rond de vijftig genoteerd in de Top 100 en dat is zelfs voor mij een grote verrassing. Ik laat de plaat immers aarzelend toe in de Top 100-verkiezing en dat het dan zó hoog eindigt? Geheel terecht overigens! Het mag deze week de Week Spot heten: 'You Turn Me On' van Labelle (1975).

'Listen Without Prejudice', is de smeekbede van George Michael bij diens' album uit 1990. Hetzelfde geldt eveneens voor Labelle. Mark is een man met een grenzeloze liefde voor muziek die totaal geen schaamte kent. Als blijkt dat Gary Glitter ooit een uitgesproken goede disco-kant op de plaat heeft gezet, dan zal hij dat toegeven, ook al is de artiest nog zo verwerpelijk. Immers, met Labelle in de koffers wordt je ook nauwelijks serieus genomen in de 'serieuze' soul-scene. Mark presenteert de single als eentje die gehoord moet worden. Dat doe ik vervolgens, ook al is het alleen maar omdat het in Nederland als een b-kant is uitgebracht. Als het zó goed is, is de kans groot dat ik het spotgoedkoop kan vinden? Ik val als een blok voor 'You Turn Me On' en de volgende stap heet Marktplaats. Daar koop ik de single voor een hele keurige euro en ben de koning te rijk. Een plaatje waar de 'roots' van Labelle meer dan ooit wordt benadrukt. Luister zelf maar (op Youtube uiteraard!), dit is beslist andere koek dan 'Lady Marmalade' of menig andere funk-kneiter van Labelle uit de midden jaren zeventig.

Ik zit te twijfelen tussen een toneel of een zolder. Waar gaan we het verhaal van Labelle opvoeren? Een toneel zou passend zijn omdat het verhaal een klucht is in meerdere bedrijven. De zolder is ook geen verkeerde plek want het is bovenal een verkleedpartijtje. Maakt niet uit of het gordijnen zijn, de trouwjurk of een tas met gedumpte 'dagelijkse' kleding, het komt allemaal van pas in de geschiedenis van Labelle. Het is ook het verhaal van vier dames met enorme tegenstellingen en hoe ze samen tot iets heel moois kunnen komen. Laten we beginnen bij de introductie. Patricia Holt wordt geboren op 24 mei 1944 in Philadelphia. Als vijftienjarige wint ze een talentenjacht en zoekt daarop een groepje zangeressen. De keuze valt op Jean Brown, Yvonne Hogan en Johnnie Dawson. The Ordettes hebben enig lokaal succes, maar het valt al snel uiteen. Dawson wordt al snel vervangen door Sundray Tucker en de overige twee verlaten de groep om in het huwelijksbootje (niet met elkaar...) te stappen. Dan is het eind 1961 en vindt Sundray's manager een groepje in New Jersey: The Del-Capris. Twee van hen zijn bereid om parttime bij The Ordettes te zingen, maar worden uiteindelijk ingelijfd als vaste leden. Dat zijn Nona Hendryx en Sarah Dash. Toch vinden de ouders van Tucker het schema van de groep té druk voor Sundray en ontbinden het contract. Als vervanger komt een andere zangeres uit New Jersey auditie doen en Patti neemt haar, als het ware, aan: Cindy Birdsong. Hier komen de oude gordijnen goed van pas, want het is de tijd van de doowop dat de dames in de meest afschrikwekkende creaties verschijnen op het podium.

In 1962 reist een groep uit Chicago, The Starlets, naar Philadelphia om een aantal opnames te maken. Eentje daarvan wordt uitgekozen als single: 'I Sold My Heart To The Junkman'. Om contractuele redenen moet The Starlets dat onder een andere naam doen en komt met The Blue Belles. Alleen heeft The Starlets een hit met 'Better Tell Him No' op het moment dat Newtown Records de Blue Belles-single de wereld in stuurt en heeft geen zin om dat plaatje te promoten. Dan verschijnt Patti met The Ordettes op auditie bij Newtown-baas Harold Robinson en producer Bobby Martin. Zij hebben het verhaal gehoord over The Starlets en hebben 'Junkman' ingestudeerd. Hoewel Robinson niet gecharmeerd is van de 'looks' van Patti raakt hij overtuigd als hij de dames hoort zingen. Na het televisie-optreden in 'American Bandstand' worden Robinson en Martin tweemaal aangeklaagd. Ten eerste door het management van The Starlets, ten tweede door een reeds bestaande groep met de naam The Blue Belles. Robinson besluit daarop de naam Patti LaBelle & The Blue Belles te hanteren. 'Junkman' is dus in werkelijkheid gezongen door een groep uit Chicago, maar levert Patti haar eerste hit op. Het bereikt een vijftiende plek in de Billboard en dertien in de R&B. De opvolger wordt wel vertolkt door de dames Holt, Birdsong, Dash en Hendryx en blijft steken in de 'bubbling under'. Met 'Down The Aisle (The Wedding Song)' scoort het kwartet haar eerste grote hit. Optredens in het Apollo Theatre levert hen de bijnaam 'Sweethearts Of The Apollo' op. Er volgen meer hits in de vorm van 'You'll Never Walk Alone' en 'Over The Rainbow'. The Blue Belles zijn support act tijdens de Amerikaanse tournee van The Rolling Stones in 1965 en doet daarnaast nog de achtergrondvocalen op Wilson Pickett's klassieke '634-5789'. Dusty hoort van de groep als ze in Amerika is en tipt, terug in Engeland, Vicki Wickham. Wickham is producent van 'Ready Steady Go' en ontvangt de groep als gast in dat televisieprogramma.

Bij het optreden voor de Engelse televisie wordt Labelle vergezeld door de band Bluesology met een jonge Elton John op piano. Als Aretha Franklin in 1967 Atlantic komt versterken, begint de platenmaatschappij de interesse in The Blue Belles te verliezen. De groep krijgt nog een gigantische klap te verduren als Birdsong eind 1967 plots de groep verlaat. Zij gaat Florence Ballard vervangen in Diana Ross & The Supremes. LaBelle, Hendryx en Dash besluiten dan maar verder te gaan als trio. Uiterlijk is Labelle een beetje geruisloos van de doowop de soul in gegaan zonder het uiterlijk aan te passen. Bovendien is de 'zoete' soul steeds moeilijker te verkopen. Op aanraden van Wickham, met wie ze jaren contact houden, komt Labelle in 1969 naar Engeland met haar gevolg. De pruiken en jurken komen niet door de douane en het nieuwe trio Labelle mag zich kleden in spijkerbroek en met afro-kapsels. Labelle komt onder contract bij Track Record, de platenmaatschappij van The Who. Het maakt twee albums voor dat label met voornamelijk gospelsoul-bewerkingen van rockhits. Het is opzet dat hier ook een paar 'gedurfde' titels bij in zitten. Het doet Patti veel verdriet, maar Labelle verliest haar onschuld en is plotseling meer rock dan soul. Het zorgt voor redelijk goede verkoopresultaten. In 1974 is het dan wederom tijd voor iets nieuws. Kunnen we nu alvast gaan zoeken naar de dozen met kerstversiering want glitters zijn hierbij onmisbaar.

Buiten de Track-elpees heeft Labelle een album gemaakt voor RCA, 'Pressure Cookin', en is prominent vertegenwoordigd op het album 'Gonna Take A Miracle' van Laura Nyro. Het is het idee van ene Larry LaGaspi om de groep in 1974 te hullen in ruimtevaarders-pakken. De groep is druk bezig met het schrijven van materiaal, vooral Hendryx, voor de volgende elpee, als het productieteam plots een kant-en-klare compositie tegenkomt. Het is een paar jaar eerder niet bijster succesvol in de markt gezet door een soulgroepje: The Eleventh Hour. In de uitvoering van Labelle wordt het een monsterhit. Het maakt niet uit of je het 'Lady Marmalade' of 'Voulez-Vous Coucher Avec Moi Çe Soir' wilt noemen, het is beide keren dezelfde deun. Door sommigen 'protodisco' genoemd, door anderen weer dé eerste disco-plaat. Labelle krijgt de handen van de journalisten op elkaar, maar kan commercieel niet voldoen aan een succesvolle opvolger voor het album 'Nightbirds' en de single 'Lady Marmalade'. Eind 1976 komt het klad erin als Nona Hendryx van het podium stapt. De verdeling in de groep is dan groot: Patti wil méér soul, Nona méér funk en Sarah meer directe disco. Patti heeft haar gelijk gekregen in 'You Turn Me On', een prachtige ballad met een soulvolle samenzang om bij te watertanden. De dames hebben solo-carrières waarvan die van Nona het breedste is (van disco tot new age) en Patti het meest succesvol. In 2008 komt het trio bijeen voor een album en een tournee.

maandag 20 februari 2017

Raddraaien: The Electric Indian



Hoezo geluk? Ik schreef gisteren dat de lange fietstocht op de lange baan was gegaan omdat ik de fiets niet 'vertrouwde'. Vanmiddag naar het werk ben ik halverwege als het ketting even niet meer voor- of achteruit wil. Ik ben afgestapt en heb heel voorzichtig weer het mechanisme in gang gezet. Gelukkig ga ik naar Meppel en zit bij het station een fietsenmaker met ligfiets-ervaring. Daar ben ik vanavond geweest. Conclusie: Eigenlijk is het onbezonnen werk om eind december de ketting te vervangen. Omdat een overgroot deel van de ketting 'bloot' is, kun je hier dagelijks teflon op spuiten en nóg zet de roest in door de pekel. Eén schakeltje heeft besloten dat acht weken genoeg is geweest in deze incarnatie en breekt ter plekke af. Een nieuwe schakel ertussen, ketting weer op het wieltje onder de stoel en hij loopt weer als vanouds. Gelukkig is de schade slechts een tientje, maar weet nu al dat de ketting in april of mei vervangen gaat worden. De 'turbo' staan aan bij het 'Raddraaien'. Vandaag andermaal een single uit de jaren zestig-bak, hoewel een beter exemplaar in de reserve-Blauwe Bak staat: 'Keem-O-Sabe' van The Electric Indian (1969).

Waar en wanneer? Het exemplaar uit de jaren zestig-bak koop ik in 1993 bij een soort 'Piet-koopt-alles' in Leeuwarden. Hij heeft een berg singles staan met drive in show-geschiedenis en haal daar diverse leuke platen voor weinig. Welke? Die komen volgend jaar oktober aan bod in 'Het zilveren goud'. Toch heeft de single op een bepaald moment zijn beste tijd gehad en vooral de fotohoes gaat uit twee delen bestaan. Het is de tijd dat ik 'Broad Street' op de b-kant 'ontdek' en dat in 2006 een echte Blauwe Bak-favoriet wordt tijdens optredens. In december 2012 krijg ik plotseling een pakketje singles in de bus van forum-vriend en radio-collega Albert. Hij heeft gewoon wat titels gezocht waarvan hij dacht dat ik ze goed zou vinden. Tien-met-een-griffel! Het bevat ook een 'Keem-O-Sabe' met een afwijkende hoes en eentje die een stuk frisser klinkt dan mijn oude exemplaar. Deze staat sindsdien in de reserve-Blauwe Bak en de oude in de jaren zestig-bak.

Len Barry heeft al eens zijn eigen 'Raddraaien' gehad, toen dankzij '1-2-3' in de Blauwe Bak. Inmiddels staat de Duitse '1-2-3' en de Nederlandse 'Like A Baby' in de jaren zestig en heb ik, danzij de partij in Havelte uit april vorig jaar, de Amerikaanse '1-2-3' in de reserve-Blauwe Bak. Eigenlijk had ik me voorgenomen de plaat uit de betreffende bak te houden, maar dit was een aanbod dat ik niet kon weigeren (en opeens zingt die stomme Jimmy Helms in mijn hoofd). Len Barry is niet meteen een naam om wakker van te liggen en toch zijn de daden van de beste man niet gering! Geboren en getogen in de stad van de tolerantie, Philadelphia, slaagt Barry als één van de eerste erin om 'blue-eyed soul' op de band te krijgen. Hij klinkt als een zwarte zanger, maar is in werkelijkheid blank als vla. Eerst als zanger van The Dovells en vanaf 1965 een serie hits voor Brunswick/Decca. In de late jaren zestig heeft Barry zich gegooid op het begeleiden van jonge artiesten, het schrijven en het produceren. Zijn ontzag voor de indianen is groot en hij oppert het idee om een plaat op te nemen met deze bevolkingsgroep in het achterhoofd. Bernie Binnick heeft hier wel oren naar en 'Keem-O-Sabe' is het resultaat. Binnick is mede-oprichter van Swan Records en verzamelt een groepje muzikanten om zich heen voor diverse pluimage. Een aantal van hen zullen we in de vroege jaren zeventig horen als MFSB, het huisorkest van Philadelphia International Records van de heren Gamble en Huff.

Daryl Franklin Hohl is één van de blanke muzikanten die 'toevallig' in de buurt is en mee doet op de platen van The Electric Indian. Daryl zingt enige tijd bij een groep genaamd The Temptones en maakt een paar singles voor het Arctic-label. In 1967 ontmoet hij John Oates, maar als die in 1969 naar een andere school toe gaat, heeft Hohl zijn zinnen reeds gezet op een muzikale loopbaan. Hij maakt een album met de groep Gulliver en leent zich voor opnamesessies. Hij hangt de gitaar om voor 'Keem-O-Sabe', krijgt waarschijnlijk een paar dollar en hoort maanden later 'een erg bekend klinkend nummer' op de radio, want zo gaat het vaak met sessiemuzikanten. De dollars zijn vaak ook op voordat de klok twaalf heeft geslagen. In 1972 begint Hohl een succesvol duo met Oates: Hall & Oates.

Als United Artists de nationale distributie op zich heeft genomen, wordt 'Keem-O-Sabe' een grote hit. Het bereikt de top twintig in de Billboard, komt eveneens op de R&B en brengt het tot nummer 19 in zowel Canada als in ons land. De elpee die volgt is een haastklus en bevat een tweede single: 'Land Of A Thousand Dances'. Die heb ik een paar jaar geleden nog gekocht, maar nee... dat is inderdaad niet veel soeps. De plaat bereikt een 95e plek op de Billboard en daarmee is het verhaal van The Electric Indian ten einde. Behalve dat het dus MFSB heeft voortgebracht en dat Daryl Hall een populaire zanger en gitarist is geworden.

Kan ik tot slot nog vertellen dat 'Keem-O-Sabe' leentjebuur heeft gespeeld bij Rossini voor het tussenstuk en dat Fatboy Slim, een man met een uitstekende muzieksmaak, het nummer in 2010 door de mangel heeft gehaald. Hij gebruikt echter alleen de drums, dus op het blote gehoor zal het niet zijn opgevallen. Overmorgen waarschijnlijk een 'Raddraaier' uit de Blauwe Bak, want dat is de volgende in de serie.

zondag 19 februari 2017

Eretitel: 'Wild Horses'



Vooruit! Een extra 'Eretitel' op deze zondagavond. Geen 'Eretitiel', want dat viel me zojuist op bij het bericht van donderdag. Vrijdag start ik met de 'Weekplate'. Dat is goed om te herinneren want ik heb de dagen nog niet eens op papier staan. Iedere dag een plaat met de desbetreffende dag in de titel. Op donderdag 2 maart viert Soul-xotica dan haar zevende verjaardag en die dag zal ik geen 'Eretitel' doen, vandaar dat ik hem nu doe zodat ik niet het hele document hoef aan te passen. Oorspronkelijk had ik een '(Kn)uffelt(j)e' in gedachten gehad, maar ja... als je pas buiten komt als het donker is, dan valt er weinig meer op de camera te 'knuffelen' en is er verder ook niet zoveel zinnigs te vertellen over deze dag. Met deze 'Eretitel' kom ik weer op schema. De Week Spot van week 9 maak ik naar alle waarschijnlijkheid bekend op 3 maart, waardoor de deur wagenwijd open kan voor de 'Weekplate'. Nu ga ik een 'Eretitel' behandelen welke ik helemaal aan Wolfman Radio heb te danken: 'Wild Horses'.

Om hier een top drie uit samen te stellen, blijkt nog niet zo eenvoudig te zijn. Ik vind alle nummers eigenlijk steengoed. Hoewel er van dit trio maar eentje écht 'steengoed' kan zijn en die moest dan ook maar op nummer 1. De 'Eretitel' ziet er voor mij dan als volgt uit.

3. Gino Vannelli (1985)
Ik kan me het eerste televisie-optreden van Gino Vannelli nog wel herinneren. Althans, dan heb ik het over de jaren tachtig-comeback van de Italiaanse zanger. In 1984 voert hij 'It Hurts To Be In Love' uit bij 'Tineke' of een dergelijke talkshow. Ik vind het van meet af aan een erg vervelend nummer. Mijn mening is in de loop der jaren wat bijgesteld, maar deze eerste indruk zorgt ervoor dat ik Gino in de jaren tachtig nauwelijks serieus kan nemen. Ronduit zonde met zo'n prachtige opvolger als dit 'Wild Horses'. Dan herinner ik me ook een stagiare op school die ons assisteert bij de gymlessen. Zij heeft een cassettebandje meegenomen met muziek waarop wij oefeningen moeten doen. 'Wild Horses' zit daar ook bij en draagt erin bij dat ik nóg minder van die rare Vannelli moet hebben. Nogmaals: Het is allemaal goed gekomen! Met name een televisie-optreden van de man van een paar jaar geleden en de ontdekking van zijn elpees uit de jaren zeventig heeft mijn mening flink bijgesteld. Die stagiaire was zo gek nog niet. 'Wild Horses' is een en al optimisme en hierop wíl je gewoon bewegen! Behalve als je een dwarse puber van veertien bent. Het is een zware bevalling, maar Vannelli moet toch genoegen nemen met een derde plek in de 'Eretitel'.

2. Natasha Bedingfield (2004)
Het is eigenlijk best lachwekkend. Wij, mannelijke radiomakers, zijn eigenlijk best een beetje 'stoer'. We draaien graag muziek welke nog wel eens op 'het randje' wil zitten en kijken soms vol jaloezie naar de radiobaas die een punkshow-met-gevloek-en-getier van twee uren kan maken. Meer dan die twee uren wordt niet toegestaan voor de vergunningen die we hebben. Op donderdagavond hebben we vanaf elf uur de 'love songs' met de vrouw van de radiobaas. Het is altijd een drukte van belang in de chatroom en het merendeel is deze groep 'stoere' radiomakers. Emz doet week na week een fantastische show welke we graag een warm hart toedragen, ook al kan de muziek ons bij vlagen worden gestolen. Dezelfde Emz draait op een gegeven moment dit nummer van Natasha Bedingfield en ik ben meteen geïnteresseerd. Nee, het nummer zélf moet ik leren waarderen, maar de titel... Die komt me goed van pas voor de volgende 'Tuesday Night Music Club'. En zo gebeurt het dat Natasha op mijn mp3-stick terecht komt en ik langzamerhand steeds meer ga hechten aan het liedje. Ik heb zelfs getwijfeld om het op nummer 1 te zetten in de 'Eretitel', maar nee... tóch maar niet. Natasha is overigens de zus van Daniel Bedingfield, een naam die me aanvankelijk meer zegt dan die van Natasha. Ze heeft in Engeland echter een paar flinke hits gescoord en heeft recent gewerkt met P.P. Arnold. Niet de minste dus...

1. The Rolling Stones (1971)
'Steengoed'. The Stones. Dat bedoel ik dus... maar het is een erg lastige top drie. Beter dan Bedingfield en Vannelli? Wel op het moment dat ik het lijstje maak en dus doe ik het ook maar snel. Morgen of volgende week kan de volgorde heel anders zijn! Ik ken 'Wild Flowers' voornamelijk van 'Sticky Fingers', maar het blijkt ook als single te zijn uitgebracht. Een 'oud' nummer in vergelijking met veel ander materiaal op de plaat. The Stones werkt aan 'Wild Horses' als 'Let It Bleed' nog maar pas in de winkels ligt. In 1970 verschijnt alleen de live-plaat 'Get Yer Ya Ya's Out' en dus verschijnt het pas in 1971 op de elpee-met-de-rits van Andy Warhol. Persoonlijk ben ik niet zo'n hele grote fan van The Rolling Stones, maar reken 'Sticky Fingers' wel tot één van hun betere platen. Ofwel: Een plaat die ik van begin tot einde kan genieten en dat gaat een beetje lastig bij het merendeel. Of het is té experimenteel (zoals de Amerikaanse 'Their Satanic Majesties Request') of té saai ('Some Girls' en dergelijke bieden voor mij geen avontuur). The Stones staat dus niet snel op nummer 1 voor mij, maar in deze aflevering van de 'Eretitel' ga ik het doen.

Raddraaien: Little Richard



De afdeling 'weekendplanning' kan meteen worden ontslagen. Ik had grootse plannen voor vandaag op fietsgebied. Enerzijds werkt de fiets tegen. Het ketting voelt, ondanks een halve bus teflon, een beetje stroef aan en dat vertrouw ik niet verder dan Uffelte naar Meppel en terug. Verder houden de 'post-radioshow'-activiteiten me uit de slaap en dat moet ik overdag bezuren. Ik word erg laat wakker vandaag en dan heb ik eigenlijk al niet meer zoveel zin om te fietsen. Ik treuzel net zo lang om dat ik ook de winkel moet gaan missen en dat is niet handig. Ik heb per slot van rekening niks te eten in huis. Om zeven uur zal het dan toch gebeuren: Steenwijk is de laatste optie. Toch valt de kou me tegen en heb ik voor Havelte al een alternatief plan: De chinees. Gewoon even niet nadenken, vooral niet denken aan platen en vervolgens bami, foe yong hai en saté bestellen en thuis opeten. Ja, de singles zullen wel niets meer worden deze maand en dat is niet erg: Het zou wel erg krap worden op de 28e: Een Week Spot, een 'Eindstreep' én de 'Dagplate'. Zoals het nu lijkt blijft de teller voor een maand op nul, maar je weet het maar nooit? Vandaag dan een volgende 'Raddraaier'. Het einde van deze serie komt in zicht en dat mocht ook wel eens: Hij loopt al sinds 3 juni van het vorige jaar. Vandaag de negende single uit de tiende jaren zestig-bak. Ik ben al lang blij dat ik hem niet hoef te draaien, want dit is 'Tutti Frutti' van Little Richard (1956).

Niet dat ik een bezwaar heb tegen 'Tutti Frutti' of Little Richard! Allerminst, alleen ben ik tot dusver niet zo gelukkig geweest met deze plaat. Ik kom mijn eerste exemplaar in 2003 tegen in Leeuwarden. Zo krom als een hoepel en daardoor niet te draaien. Afgelopen september, de laatste warme woensdag van 2016, ben ik in de kringloopwinkel van Dieverbrug en zie ik een 'vlakker' exemplaar. Bij nadere bestudering blijkt deze ook ernstig te golven en zou net zo goed zó de kliko in kunnen. 'For the time being' staat die in de jaren zestig-bak, maar draaien lukt gewoon niet. In beide gevallen is de schade niet meer geweest dan vijftig cent en dus bekruipt me bij het schrijven over de single geen schuldgevoel. Gewoon jammer en niet meer dan dat.

Het Ronnex-label valt als eerste op bij deze single en laat me daar mee beginnen. Ronnex is een Belgisch platenlabel. Het wordt opgericht door Albert Van Hoogten in 1951. Het biedt plaats aan een keur van zowel Vlaamse als Waalse artiesten en groepen, maar ontwikkelt eveneens een deal met een paar Amerikaanse firma's. Zo verschijnen platen van The Righteous Brothers in België op Ronnex en dat geldt eveneens voor Bill Haley en Little Richard. Broer René, beter bekend als Ray Van Heights, start in de midden jaren vijftig het Moonglow-label en beide lopen parallel voor wat betreft de rock & roll. Moonglow zal later de platen van Little Richard uitbrengen in België. In de vroege jaren zestig zal Moonglow opereren vanuit Los Angeles. Bij 'Tutti Frutti', de tweede Little Richard-single op Ronnex, valt tevens op dat de b-kant niet van zijn hand is. 'Chop Chop' van The Chimes With The Bumps Blackwell Band staat op de keerzijde. Dat is aanvankelijk ook de kant die me het meest interesseert als ik de single in 2003 voor het eerst opduik. Toch is de plaat té krom om daar een naald aan te wagen.

'Old rockers never die'. Bij Little Richard zou je het bijna geloven. De man viert dit jaar zijn zeventigste jaar in showbusiness en heeft in december de fraaie leeftijd van 84 jaar gehaald. Hoewel hij niet meer avond aan avond optreedt, heeft hij evenmin afscheid genomen van het publiek. Die sterft vast nog eens in het harnas! Richard Wayne Penniman is de naam van de jongeman. Hij wordt geboren op 5 december 1932 in Macon in Georgia. Hij komt uit een gezin van twaalf kinderen. Zijn vader vervult een rol in de lokale kerkgemeenschap, maar als de Allemachtige even wegkijkt, vent hij zelfgestookte Moonshine uit en runt hij een nachtclub. Moeder is een devoot kerkganger. Het zal geen verrassing zijn dat Little Richard's vroegste aanraking met de muziek in de kerk is. In de buurt valt hem op dat mensen gedurende de dag lofprijzingen zingen om maar de sores van alledag te vergeten. Little Richard volgt dit voorbeeld en voert daarbij steeds meer zijn stem op. Totdat hij eens in de kerk tot zwijgen moet worden gebracht omdat hij domweg aan het razen en schreeuwen is. Iets dat hem later van pas zal komen!

Op 27 oktober 1947 verkoopt de jonge Little Richard flesjes cola tijdens een concert van Sister Rosetta Tharpe. Deze heeft de knaap horen zingen en nodigt hem uit op het podium. Een jaar later is Little Richard vastberaden om meer te doen in de muziek, maar moet daarvoor wel Macon verlaten. Hij gaat op tournee met Dr. West's Medicine Show en zingt 'Caldonia' in de revue, het eerste niet-christelijke lied dat hij zingt. Er staat een flinke straf op de 'duivelse' rhythm & blues binnen de Penniman-familie. Het leidt hem naar het orkest van Buster Brown en ook zien we Little Richard in deze dagen voor het eerst als travestiet. Hij gaat meer en meer luisteren naar de rhythm & blues en verkoopt daarmee, als het ware, zijn ziel aan de duivel. Het levert hem aardig wat centen op welke hij weer kan investeren in juwelen en andere 'vrouwelijke trekjes'. Little Richard is niet alleen producent van een aantal kolossale rock & roll-klassiekers als 'Tutti Frutti' en 'Long Tall Sally', hij is meest van allen een flamboyante podiumpersoonlijkheid die zijn weerga niet kent.

In 1958 heeft hij echter een paar momenten waarop de Heer in zijn leven komt en plots besluit hij een punt te zetten achter de showbiz. Hoezo op het hoogtepunt stoppen? Hij weigert na 1958 nog een dubbeltje in ontvangst te nemen van Specialty, het label dat zijn grote hits heeft vervaardigd. Little Richard gaat terug de gospel in en wordt in de vroege jaren zestig op pad gestuurd in Europa met Sam Cooke. Daar ontdekt hij dat de fans niet op de hoogte zijn van zijn gospel-platen en dat ze alleen maar komen om de rock & roll te horen. Dat geeft hij ze dan maar en vanaf dat moment knalt hij 'Long Tall Sally' en andere nummers weer van de bühne. Even later zijn er twee populaire Engelse bands welke beide schatplichtig zijn aan Little Richard: The Rolling Stones en The Beatles. Little Richard toert zelfs nog met de laatste en leert Paul McCartney een paar van zijn zang-gimmicks. In Amerika heeft Little Richard het moeilijker. De kerk oefent invloed uit op radio-dj's om Little Richard's nieuwe platen te negeren en dat slaagt deels. Pas in 1970 heeft Little Richard weer enig succes met de elpee 'The Rill Thing' en de single 'Freedom Blues'. Die laatste staat nog altijd op mijn verlanglijstje.

Laten we een sprongetje maken van 46 jaar en naar het heden kijken van deze kleine (qua lichaamslengte) grote (van daden) held. Als we de dokters moeten geloven, kan het elk moment zijn afgelopen. Maar, we hebben hier niet zomaar met iemand te maken, we hebben hier Little Richard. Hij overleeft in 2013 een hartaanval zonder bijkomst van medici. Alle lof gaat uit naar het kordate optreden van zijn zoon en, vanzelfsprekend, de Lieve Heer. In april van het vorige jaar bericht vriend Bootsy Collins dat het niet goed gaat met Penniman, maar die laatste wil er niks van weten. Ook zijn advocaat staat versteld. Iemand die ten dode is opgeschreven, gaat niet iedere week meer 'rocken' en zingt niet de sterren van de hemel. We zullen zien of hij zijn 85e verjaardag gaat halen?

vrijdag 17 februari 2017

Raddraaien: Focus



De 'Weekplate' komt dus terug, maar hoe zit het met de 'Nederlandse week'? Die heb ik een paar jaar gehad in oktober en dat is ook zoiets dat altijd kan terug komen rond die tijd. Hoewel? Als ik er zelf niets aan doe, dan helpt het 'Raddraaien' een handje. Dit is namelijk de derde 'Raddraaier' van vaderlandse bodem op rij. Terwijl het 'gewoon' de 22e single uit de zevende jaren zeventig-bak is en dat in principe iedere plaat had kunnen overkomen, mag ik vandaag de volgspots richten op het roemruchte Focus. Als 'supergroepen' steevast moeten eindigen in slaande ruzie, dan is Focus zeer zeker dé ultieme 'supergroep' van ons land geweest. Misschien dat er geen lichamelijk contact is geweest, maar de weigering om de naam 'Thijs Van Leer' uit te spreken en hem voortdurend 'die rare man' te noemen, wijst erop dat Akkerman en Van Leer de onenigheid mee in het graf nemen. Vandaag een single uit een periode dat het eigenzinnige groepje uit de hoofdstad alles in goud veranderd: 'Sylvia' van Focus (1972) is het onderwerp in 'Raddraaien'.

Waar en wanneer? Dat is niet lastig te bedenken. 'Sylvia' is de 125e single volgens de papieren kaartenbak en dat betekent dat ik hem heb gekocht op koninginnedag in 1990. Iemand staat jaren lang iedere koninginnedag op de vrijmarkt in de Sneker wijk Tinga en ik spendeer daar ieder jaar minstens een gulden aan de singles voor een kwartje. Het wordt echter wel steeds minder... Opvallend is dat deze persoon de Nederlandse popmuziek in de vroege jaren zeventig een warm hart heeft toegedragen. Denk aan Golden Earring, Focus, Earth & Fire en Sandy Coast. Hij heeft het allemaal op zijn kleedje liggen. Als ik me niet vergis, verhoogt hij de prijzen op een gegeven ogenblik naar een gulden, maar dan zijn ze nog steeds spotgoedkoop! Een gulden voor een puntgave 'Blue River' van Elvis mét fotohoes? Hier bestaat het! Focus heeft zo gezegd een kwartje gekocht en het eerste dat opvalt is dat de plaat niet heel erg geliefd is geweest bij de vorige eigenaar. De single is nauwelijks gedraaid en het middengaatje van het 'hartje' voelt maagdelijk aan. Mijn kennismaking met 'Sylvia' is tijdens de muziekles in de brugklas van de LEAO. Hier geen notenschrift, blokfluitles of stoffige componisten. De leraar komt uit een muzikale familie en is een rasechte hippie. Hij leert ons vooral van 'structuren' in de muziek en deze met letters te benoemen. De opdracht mag worden uitgevoerd bij 'Sylvia' van Focus. Het begint met A, de gitaar luidt B in, vervolgens A, dan een variatie op B welke B2 genoemd moet worden, vervolgens weer A en dan het coda. Als ik me niet vergis...? Het is immers bijna dertig jaar geleden voor mij. Dit is echter in 1990 wel de reden om de single daadwerkelijk mee te nemen. Daarvoor bedank ik meneer Verbeek!

Iemand bezwaar als ik Jan Akkerman beschrijf als een 'eigenwijze stoethaspel die ontzettend goed gitaar kan spelen'? Interessant gegeven is dat als je het Akkerman zelf vroeg in de jaren zeventig, hij steevast Eelco Gelling als 'beste gitarist ter wereld' noemde. De twee doen later ook jamsessies in een café in Groningen waarbij je de mannen nooit samen op het podium ziet. Interessant omdat Gelling puur op het gevoel speelt en Akkerman daarentegen veel technischer is aangelegd. Met Johnny & His Cellar Rockers maakt hij in 1964 voor het eerst indruk, maar vestigt zijn naam in 1966 met 'Russian Spy And I' met The Hunters. Platenmaatschappij Imperial wil daar meteen een album aan wijden en dat wordt 'Talent For Sale'. Dan wordt het 1969 en is 'supergroep' een term die te pas en te onpas wordt gebruikt. Akkerman is met drummer Pierre Van Der Linden de enige bekende naam in Brainbox, maar stuwt met zijn gitaarspel binnen een jaar tot de top van de Nederlandse popmuziek. Toch is Akkerman snel verveeld en wil weer iets anders en dat geschiedt in 1970. Hij sluit zich aan bij het trio van fluitist/arrangeur Thijs Van Leer welke dan voornamelijk werk heeft aan Liesbeth List en Ramses Shaffy. Dit trio neemt eind 1970 de naam Focus aan en de rest is geschiedenis?

Het kwartet van Van Leer, Akkerman, Martijn Dresden en Hans Cleuver is in 1970 betrokken bij de Nederlandse uitvoering van 'Hair' en als dusdanig ook te horen op de Nederlandse soundtrack-elpee. In de loop van 1970 ontstaat de wens om zelf nummers te schrijven, nadat de groep aanvankelijk veel heeft gecoverd van Traffic. Het eerste album wordt nog in de originele bezetting gedaan, maar Dresden en Cleuver moeten kort daarop het veld ruimen. Pierre Van Der Linden wordt de drummer van Focus, terwijl Bert Ruiter de basgitaar voor zijn rekening neemt. Het is de president van het Amerikaanse Sire Records dat de Engelse producent Mike Vernon langs stuurt bij een concert van Focus en deze is wild enthousiast. Het is een tijd waarin Focus op het creatieve hoogtepunt is. Akkerman en Van Der Linden vormen een uitstekend ritme-tandem en ook Van Leer en Akkerman kunnen met elkaar praten. In 1973 bereiken zowel 'Hocus Pocus' als 'Sylvia' de Engelse top tien, de Engelse Polydor moet ik ook nog 'ergens' hebben. Daar staat 'House Of The King' overigens op de keerzijde. Ten tijde van de opnames van 'Hamburger Concerto' loopt het mis tussen Akkerman en Van Leer. De eerste is nog altijd verbolgen over het feit dat Van Der Linden uit de groep is gestapt en voelt zich steeds minder thuis in het nieuwere geluid van Focus dat directer is geworden. Akkerman neemt zelf intussen het album 'Tabernakel' op en in 1975 barst de bom tussen hem en Van Leer. Een jaar later zal Akkerman de studio in gaan met zijn Brainbox-collega Kaz Lux voor 'Eli', Focus moddert door tot en met 1978. Het, voorlopige, laatste album is met de eigenzinnige zanger P.J. Proby: 'Focus Con Proby'. Beide partijen willen niet meer herinnerd worden aan deze schijf.

In 1983 worden Van Leer en Akkerman bijeen gebracht en eerst is het plan van de platenmaatschappij om de oude hits opnieuw op te nemen. Daar zien de heren niets in en gaan geduldig aan de slag voor een nieuw album. Ruud Jacobs wil graag tempo in de zaak hebben, maar de opnames duren weken en het levert maar liefst dertig stukken op. Een selectie daarvan verschijnt in 1985 op het album 'Focus'. Het duo mag zich echter niet Focus noemen. In 1990 staat de groep in de bezetting met Ruiter en Van Der Linden op het 'Goud Van Oud'-festival voor de Veronica radio en televisie. Buiten een optreden op North Sea Jazz in 1993 zullen de twee mannen niet weer op een podium zijn te vinden. Van Leer start in 2001 met een nieuwe Focus met daarin 'jonge honden' uit een recente groep van Van Leer. Pierre Van Der Linden is sinds 2004 weer lid van de groep welke tot op de dag van heden actief is en nog steeds regelmatig albums uitbrengt.

donderdag 16 februari 2017

Eretitiel: 'For Whom The Bell Tolls'



De serie is nog maar net begonnen of het lijkt erop alsof er een kleine onderbreking komt in de 'Eretitel'. Over twee weken bestaat Soul-xotica zeven jaar en in het verleden heb ik dat een paar keer gevierd met een 'Weekplate'. De afgelopen paar jaar had ik steeds weinig inspiratie voor iets dergelijks, maar nu zie ik het weer helemaal zitten! Dat betekent dat volgende week vrijdag de eerste 'Dagplate' wordt geserveerd. Ik moet nog een paar dagen opzoeken, maar heb alle vertrouwen in een geslaagde 'Weekplate'. Voor wie het niet begrijpt: Even terugbladeren naar de laatste week van februari in 2011 en 2012. Ik weet niet zeker of ik hem nog in 2013 heb gedaan, maar dan is de koek al een heel eind op! Vandaag een 'Eretitel' waarop ik best een beetje trots ben. Je zou shows kunnen vullen met eenvoudige woorden als 'Tonight', 'Freedom' en ga zo verder, maar een mysterieus aandoende volzin als 'For Whom The Bell Tolls'? Toch weet ik hiervan drie voorbeelden. Drie zéér uiteenlopende platen die in de verste verten niks met elkaar van doen hebben. Behalve dus de titel. Het is niet al te lastig om hieruit een top drie samen te stellen, dus dat ga ik nu doen.

'For Whom The Bell Tolls' is de titel van een boek van Ernest Hemingway dat de schrijver in 1940 publiceert. Welke muzikant pronkt er niet graag mee dat hij Hemingway in de boekenkast heeft staan? Het oeuvre van de schrijver inspireert heel wat albumtitels en liedjes, maar zo overduidelijk als 'For Whom The Bell Tolls' zal het nimmer worden. Van een groepje zweverige hippies via ongedwongen popmuziek naar heavy metal, deze 'Eretitel' is in de genoemde genres gebruikt. Omdat het bed roept, trap ik meteen af met de nummer drie in deze 'Eretitel'.

3. Bee Gees (1993)
Ze lopen kwaad weg uit een televisieshow als de host hun herinnert aan The Tosseurs, een vroege naam van de gebroeders Gibb. ,,You have always been a pair of tossers to me", valt niet in goede aarde bij Barry en Robin, hoewel Maurice een glimlach niet kan onderdrukken. 'Size Isn't Everything' zou kunnen slaan op een geslachtsdeel, maar hee... we hebben het hier over de immer keurige Bee Gees. Barry kon wel héle hoge noten bereiken in een strakke lycra broek, dus wellicht vertelt ons dat meer over de albumtitel. De Bee Gees heeft een belangrijke rol gespeeld in mijn platenverzameling. Met name hun werk uit de jaren zestig en zeventig, hoewel vanaf 1989 de nieuwe singles eveneens worden aangeschaft. Mits ze voorradig zijn! Met 'Secret Love' in 1991 lukt dat nog wel, maar eind 1993 is er geen zaak meer in Sneek welke vinylsingles in het assortiment heeft. 'Paying The Price Of Love' en 'For Whom The Bell Tolls' moeten dus ontbreken in de verzameling. Dan heeft ECI een enquete voor klanten en als dank daarvoor kunnen we een gratis boek of cd uitzoeken. Het enige op het gebied van de popmuziek is het album 'Size Isn't Everything', maar volgens mij zit die nog ongedraaid in het hoesje. 'For Whom The Bell Tolls' is een sfeerrijk nummer, maar geen reden voor mij om de cd uit te pakken.

2. Metallica (1984)
Komen we weer bij dat malle ECI uit. Wie herinnert zich nog de advertenties? 'Drie boeken of cd's voor tien gulden'. Ook ik trap erin, want 'er intrappen' is voor menigeen dezelfde ervaring. In het begin heb je nog volop keus, maar dan wordt het zó zwaar en wil je, kost wat het kost, het 'kroonboek' ontwijken en koop je een verschrikkelijke cd ter compensatie. Mijn kennismaking met ECI levert de cd's. Je moet ook meteen een boek of cd bestellen en ik weet niet welke ik 'gratis' heb gehad. Ik koop 'We Can't Dance' van Genesis, het debuut van The Doors en het zwarte album van Metallica. Toch raak ik ieder enthousiasme kwijt in het begin van de nieuwe eeuw als een gast in De Buze alléén maar Metallica draait. Het heeft trouwens voor mij ook de deur dicht gedaan voor Red Hot Chili Peppers, maar dat is iets anders. Toch kan ik inmiddels het 'oldschool'-Metallica-spul weer iets beter waarderen en dat maakt dat Metallica in de 'Eretitel' boven Bee Gees komt te staan. Klop niet bij me aan met het laatste Metallica-album. Ik heb het geprobeerd maar het 'wil' niet meer...

1. Simon Dupree & The Big Sound (1967)
In Nederland staat alleen 'Thinking About My Life' een tijdje in de Tipparade en dat is het hoogst haalbare voor beide groepen in ons land. In Engeland heeft Simon Dupree & The Big Sound maar liefst twee hits. 'Kites' komt in de top tien en 'For Whom The Bell Tolls' doet het een stuk minder. De groep zal omstreeks 1970 grotendeels opgaan in de progressieve groep Gentle Giant, maar dat blijft in Nederland ook 'ondergronds'. Van de drie is dit mijn favoriet, hoewel ik toch liever 'Kites' hoor.

woensdag 15 februari 2017

Het zilveren goud: februari 1992



Tot vandaag was ik nog niet bijster enthousiast over 2017 tot dusver, maar vanmiddag was er eentje om in te lijsten. Ik moest gewoon werken, maar doordat ik al vroeg gereed was, ben ik om kwart over één op de fiets gestapt. Ik hoef pas tegen drie uur in Meppel te zijn en dat is me ook precies gelukt! Vijfendertig kilometer ten opzichte van de gewone twaalf kilometer. Eerst over Ansen en Ruinen. Dan wil ik de weg naar Berghuizen vinden welke ik vaak in tegengestelde richting heb gefietst. Achteraf gezien weet ik het punt weer te herinneren. Nu ga ik zeer fraai door de weilanden een stukje richting Echten en ga dan rechtsaf. Ik kom uit in Weerwille. Het is pas twee uur geweest en, ja, het kan nog wel: Ik fiets over Koekange, De Wijk en Schiphorst naar Meppel en daar ben ik klokslag drie uur. Hier was ik aan toe en het smaakt nu al naar meer! Nu een kwart eeuw terug in de tijd voor 'Het zilveren goud' en dat is evenmin een straf. Ik heb een redelijk goede herinnering aan deze maand in 1992.

Van de ene op de andere dag 'wereldberoemd' in Jutrijp en omstreken. Dat is wat het publiceren van mijn Bolwerk-recensies in het Sneeker Nieuwsblad oplevert. Plus, zo blijkt een paar weken later, een royale vergoeding. Tenminste, er is een tijd dat mijn zaterdagavond minder dan vijfentwintig gulden kost. Het luidt definitief het einde in van de muziekles, de tuba en het muziekkorps. In de zomer zal ook de molenaarscursus passé worden en uiteindelijk gaat het ook nog ten koste van school. Op school begin ik in februari aan mijn eerste stage: 'Gewoon' op kantoor van mijn school. Het voelt allemaal 'dichtbij huis' want mijn begeleidster zat vroeger in de klas bij mijn zus en komt dan geregeld bij ons over de vloer. Ik mag niet achter de computer, als we er één hebben, en dus ben ik 'tiepmiep' op de schrijfmachine, beman de telefoon en help mensen aan het loket. Niet de meest enerverende stage, die eer gaat naar het waterschap, maar alles beter dan duf in de schoolbanken zitten. De weekeinden worden doorgebracht in Het Bolwerk of in 'T Hokje. De laatste week van februari heb ik voorjaarsvakantie en een goed deel van die week gaat op aan de verbouwing van 'T Hokje. Toch vind ik de tijd voor een fietstochtje naar Leeuwarden voor een stevige partij singles. Het hoofdbestandsdeel van deze aflevering van 'Het zilveren goud'.

De vijf gulden-bak bij Sunrise raakt na een jaar verzadigd. Ja, de gulden-bak uiteindelijk ook. Het loopt niet alleen voor mij op zijn einde, maar ook de zaak zélf is geen lang leven meer beschoren. In april zal het de deuren moeten sluiten. De zaak in Heerenveen bestaat nog steeds? In 1994 ben ik er voor het laatst geweest voor platen, in 2007 is het een grow- en smartshop. Februari 1992 ziet driemaal een plaatje uit de gulden-bak waarvan eentje is van het niveau 'het-moet-maar'. De jaren tachtig-singles zijn nog immer favoriet.

613 Someone Loves You Honey-June Lodge & Prince Mohammed (NL, Dance, 1982)
614 L'Avventura-Stone & Eric Charden (NL, Omega, 1971)
615 The Border-America (EEG, Capitol, 1983)

Aan de hand van de recensies weet ik dat 613, de eerste van die maand, precies 25 jaar geleden is gekocht: Zaterdag 15 februari 1992. Februari 2017 is dus niet helemaal uniek qua platen kopen. Die avond ben ik bij een concert in Heeg en vertelt Cees me van de precieze hoogte van de vergoeding. De volgende keer dat ik platen koop is op de eerste zaterdag van de voorjaarsvakantie als ook de elpees van maandag in de collectie komen wonen. Het resultaat is vier elpees en evenveel singles. Ondanks de prachtige elpees voelt het zelfs kwart eeuw later aan als een weggegooide ochtend.

616 I Am A Rock-Simon & Garfunkel (NL, CBS, 1966)
617 One Love-Bob Marley & The Wailers (Duitsland, Island, 1984)
618 Whole Lotta Rosie-AC/DC (Duitsland, Atlantic, 1978)
619 Angie-The Rolling Stones (US, Rolling Stones, 1973)

Simon & Garfunkel heeft een té smal middengat. Aanvankelijk klem ik daar de oude single-puck in van mijn eerste koffergrammofoon, maar dat accessoire is zoekgeraakt. Onlangs heb ik de single nog gedraaid. Zo centraal mogelijk proberen te leggen op de slipmat zonder een puck. Het resultaat was niet onaardig, maar feitelijk betekent het dat de plaat nog altijd op mijn verlanglijstje staat. Met de bovenstaande fotohoes als het even kan. AC/DC is in 1992 al tot op de draad versleten, maar bij die plaat vind ik het juist een extra charme toevoegen. Die mag dus blijven! Ik heb geen wilde plannen voor de voorjaarsvakantie en ik weet niet meer hoe ik op het idee ben gekomen om naar Leeuwarden te gaan. Het is een dinsdag en dat is een dag wanneer de echte verzamelaars-winkeltjes dicht zijn. Evenals Looper en V&D in Sneek houdt ook Van Der Akker opruiming in het vinyl. De singles zijn een gulden per stuk en er zitten schijfjes bij die soms meer dan tien jaar op de plank hebben gelegen. Ik stel mezelf tevreden met de volgende singles.

621 Cachaca Mecanica-Erasmo Carlos (NL, Polydor, 1974)
622 The Spirit Of Love-Average White Band (NL, Jaws, 1989)
623 He's A Shape In A Drape-Joe Jackson (Duitsland, A&M, 1988)
624 Keep On Missing You-Earth & Fire (NL, CNR, 1989)
625 Lean On You-Cliff Richard (EEG, EMI, 1989)
626 Brother Booze-Muskee (NL, North Star, 1991)
627 Plastical Surgery-Ocean (NL, Top Hole, 1981)
628 Fallen Angel-Robbie Robertson (Duitsland, Geffen, 1987)
629 Reason To Believe-Tim Hardin (NL, Polydor, 1966, re: 1987)
630 A Place In The Sun-Peter Hollestelle (NL, Poker, 1975)
631 I'll Take It Back-Lemming (NL, RCA, 1981)

Ocean is een new wave-groep uit Leeuwarden. Een bijzonder grappig plaatje. Het leuke eraan is dat de single wordt geleverd met de originele sticker in het hoesje. Geen idee of zoiets wat waard is, maar in 1992 dikke pret voor een gulden. Het is vooral het legendarische Top Hole-label dat me inspireert bij de aankoop. De nummer 620 koop ik voor een rijksdaalder bij Poort, een andere cd-winkel in Leeuwarden. Deze heeft een kleine selectie singles en het kan zijn dat ik deze sinds afgelopen zomer op het oog heb. Het is vooral nu interessant omdat Kiss dan net een hit heeft met 'God Gave Rock'N'Roll To You'. De nummer 631 is een plaatje dat ik normaliter had gemist, maar dankzij Radio 3 tijdens de stage en zaterdagavonden in 'T Hokje maak ik kennis met dit hoogvliegend vaderlands product. Looper heeft weliswaar alle vinyl de deur uitgewerkt, maar heeft begin 1992 een bescheiden aanbod singles en T-Birds is één van de eerste die voor een rijksdaalder mag.

620 God Gave Rock'N'Roll To You/Hold Your Head Up-Argent (UK, Epic, 1973, re: 1979)
632 Birds Dance-T-Birds (NL, Torso, 1992)

Volgende maand is het stilte voor de storm voor wat betreft de elpees. Niet eentje in maart in 1992! Wél zesentwintig singles met ietsje meer jaren zestig dan deze eerste edities van 2017.