woensdag 27 januari 2021

Het zilveren goud: januari 1996 deel IV


Teveel om op te schrijven. Dat excuus zou ik elf jaar geleden nog hebben mogen maken, maar na bijna elf jaar Soul-xotica kan ik vaststellen dat ik teveel heb opgeschreven? De ene periode loop ik over van de inspiratie en kom berichten tekort en andere momenten moet ik van alles bedenken om aan een bericht te komen. Het is hollen of stilstaan op Soul-xotica. Momenteel gaat het lekker, anders zou het niet kunnen omschrijven. Er is voortdurend inspiratie voor een bericht en ook is er niets mis met de discipline om dagelijks te publiceren. 'Het zilveren goud' gaat iedere week gepaard met een 'leuk verhaaltje' en daarin heb ik momenteel zelfs keuze uit meerdere dingen. Gaan we nu al carnaval vieren? Nee, laten we dat nog even uitstellen tot halverwege februari. In plaats daarvan stop ik een pijp en weet ik dat ik tussen het schrijven door drie keer opnieuw moet aansteken. Met de laatste singles uit januari 1996 hoewel ik bij de laatste twee twijfel of ik ze niet in februari heb gekocht? In februari ziet deze rubriek er in ieder geval iets anders uit. Daarover later meer. Ik neem de stenen pijp in mijn linkerhand, de pluk pijptabak in de rechter en zet een serieus gezicht op. Zo lijkt het net alsof ik weet hoe ik een pijp moet stoppen.

Hoe het zo is gekomen? Dat is een goede vraag! Ik kom zeker eens per maand in het zaaltje boven café 'T Ouwe Vat in Sneek voor de folk-concerten en haal mijn rookwaar bij Sipma aan het Schaapmarktplein. Ik heb altijd al een bijzondere interesse gehad voor alternatieve wijzen van tabaksconsumptie. De pijp neemt me terug naar mijn jeugd als de plaatselijke Spar-winkelier op zijn ronde koffie drinkt bij ons. Hij rookt een pijp, want ja... het is in de vroege jaren tachtig en dan heb je zelfs een vaasje met filtersigaretten op tafel staan voor de gasten. Hoe het precies is gegaan, kan ik me niet meer herinneren. Heb ik eerst een pijp gekocht en daarmee wellicht tabak gehaald bij Sipma. O... ik weet me nu opeens te herinneren dat ik omstreeks mei of juni 1995 ben begonnen met het pijproken en dan vinden de folk-concerten al tijden plaats in een bovenzaaltje van Amicitia. Ik word in ieder geval lid van de pijprokersclub welke eens per maand op een woensdagavond het bovenzaaltje van 'T Ouwe Vat grijs van de rook mag zetten. Het is een gemengd gezelschap: Van 'professionele' pijprokers tot recreanten (waar ik mezelf toe reken). Een hoop oude hippies waarbij ik me zeer thuis voel. Ze houden van een speciaalbiertje, er worden sterke verhalen vertelt en intussen lurken we aan onze pijpen. De Sneker club organiseert tevens ieder jaar het Nederlands kampioenschap stenen pijproken. Ik maak hier in januari 1996 mijn debuut. Je krijgt voor het inschrijfgeld een stenen pijp, een pluk tabak, een houten stamper en twee lucifers. Met de laatste moet het eenmalig worden aangestoken en de wijze van stoppen en de manier van roken bepaalt hoe lang je hier plezier van gaat hebben. Maar dan opnieuw... je moet het eerst wel aan krijgen met twee lucifers. Het lukt me niet en zo ben ik al uit de race als het eigenlijk moet beginnen. Ik krijg de poedelprijs: Een grote doos vol met lucifers.

Op het kampioenschap komen deelnemers uit het hele land en zelfs een aantal uit België. Het is een gemoedelijke sfeer met steeds drie of vier rokers om een tafel met een jurylid. De laatste moet in de gaten houden dat er niet wordt gesjoemeld en hij moet de officiële tijd noteren van iemand als de pijp uit gaat. Ook ik word gevraagd of ik een jurylid ken. Als ik het 'heit' vertel, is deze meteen laaiend enthousiast en zal deze taak een aantal kampioenschappen blijven doen. Het wordt gehouden bij Van Der Wal, een zalencentrum, en de dag wordt besloten met, naar keuze, een stevige erwtensoep of een boerenkoolstamppot. In 1996 doe ik dus voor spek en bonen mee, in 1997 krijg ik de pijp wel aan maar zal ik ook geen uur vol maken. Hoezo kan ik kiezen tussen de verhalen, zoals ik eerder schreef? De zaterdag van het pijproken valt in hetzelfde weekend als de carnavalsavond in Tuk. Ik zou dit in eerste instantie hebben toegeschreven aan februari, maar het pijproken is de zoveelste zaterdag van januari. Dat betekent waarschijnlijk dat ik in februari helemaal geen singles heb gekocht en dat had ik in ieder geval al opgelost. Volgende maand behandel ik singles die ik vóór 1996 moet hebben toegevoegd, maar die nooit een kaartje hebben gekregen in de kaartenbak.

2387 Wind En Zeilen-Splitsing (EEG, EMI, 1985)
2388 Karel-Elsje De Wijn (NL, Philips, 1970)
2389 24 Sycamore-Wayne Fontana (NL, Fontana, 1967)
2390 Show Me The Way-Peter Frampton (NL, A&M, 1976)
2391 Love Really Hurts Without You-Billy Ocean (NL, GTO, 1975)
2392 Where Did All The Good Times Go-Donny Osmond (NL, MGM, 1974)

Splitsing en Elsje De Wijn reken ik nog tot de vlooienmarkt. Vermoedelijk heeft de laatste ook zo'n gas-plastic hoesje gehad. Begin 1996 krijg ik ook te maken met de griep en weet intussen voor een paar uren het huis te ontvluchten en op vrijdagavond naar een rommelmarkt in Sneek te gaan. Daar vind ik Wayne Fontana, een uitvoering van het nummer dat Gene Pitney onsterfelijk heeft gemaakt, en ik ben al sinds 1991 zwaar onder de indruk van Fontana's cover.  Hier vind ik de plaat als enige uit de jaren zestig en in een prachtige staat. Peter Frampton neem ik mee in een neutraal hoesje, de fotohoes zal ik pas in 2005 op de kop tikken. Billy Ocean en Donny Osmond zijn twee plaatjes die ik bij de kringloop in Steenwijk heb gehaald alvorens ik naar Tuk ga voor de carnavalsavond.  Over twee of drie weken meer daarover! Billy Ocean heb ik sinds 2016 ook in de Engelse persing.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten