woensdag 9 augustus 2017

Raddraaien: Peter Frampton



Vandaag tot drie keer toe de brievenbus geconroleerd, maar het kan nog niet. Ik verwacht morgen en vrijdag de meeste singles. Eentje is pas dinsdag op de post gegaan. Die zou met een beetje geluk zaterdag binnen kunnen zijn. Ik verwacht ook nog twee uit Denemarken en hoewel deze schijfjes reeds zijn betaald, wacht ik nog op actie van de verkoper. Als de gospel morgen of vrijdag binnen komt, zou ik vrijdag de eerste 'Singles round-up' met zes singles kunnen doen. De overige vier moeten dan wachten totdat ik Denemarken aan de koffers kan toe vertrouwen. Op het gebied van 'Het zilveren goud op 33 toeren' heb ik op zichzelf best een aardige elpee staan, maar daarvoor moet ik toch echt het album binnen handbereik hebben. Misschien later vanavond even zolder op en dan zou ik die plaat in het weekend kunnen behandelen. Vandaag een 'Raddraaier' uit de zevende jaren zeventig-bak. Tweede poging. De eerste is 'House Of The King' van Focus. Ik heb het niet gecontroleerd maar het voelt alsof ik het verhaal van Focus nog vrij recent eens heb gedaan. Juist! Dat is op 17 februari van dit jaar gebeurd met 'Sylvia'. De tweede poging levert een artiest op die met zijn solo-werk vrijwel geen toneel heeft gekregen op Soul-xotica en dus geheel verdiend: 'Show Me The Way' van Peter Frampton (1976).

Waar en wanneer? De jaren negentig zijn één grote waas en van veel singles weet ik niet exact te herinneren wanneer ik ze heb gekocht. Peter Frampton heeft indruk achtergelaten want plotseling weet ik beide keren voor de geest te halen. Het is in januari of februari 1996. Ik doe op dat moment een praktijkopleiding jachtschilderen waarvoor ik niet zal slagen. Niet dat ik geen inzet heb getoond, integendeel zelfs! Hier komt de vertraagde motoriek andermaal voor de dag. Laat me rustig schilderen en het resultaat is prachtig, zet er druk op en het wordt een zootje. Omdat de opleiding mensen klaar stoomt voor woningbouwstichting-bulkopdrachten moet mijn werk meer consistent worden en dat wil niet. Tóch zorgt de opleiding voor een enorme 'boost' in het zelfvertrouwen en dat ben ik erg nodig in deze jaren. Ik ben op dit moment in 1996 even ziek. Het is niet vreemd want er heerst een epidemie en heb me vast eens laten verkleumen onderweg naar het werk. Op vrijdagavond ben ik fit genoeg om even met de bus op en neer naar Sneek. Ik heb in het huis-aan-huis krantje gezien dat een Sneker kerkgenootschap op vrijdagavond een rommelmarkt heeft. Erg vreemd omdat Sneek op donderdag koopavond heeft. Hoe dan ook: Ik vind er twee singles. De hoofdprijs is voor '24 Sycamore' van Wayne Fontana in de fotohoes, maar ik neem ook 'Show Me The Way' van Peter Frampton mee. Bijna negen jaar later heeft het plaatje zijn beste tijd gehad en zie ik het voor een euro bij Minstrel. Nu met fotohoes. Dat is het exemplaar dat ik tot op heden heb. Ik heb de laatste eind 2004 gekocht. Het is zo'n plaatje dat ik in de daaropvolgende maanden erg veel zal draaien bij mijn 'Classic Rock-avonden' in de Steenwijker discotheek Classics.

Peter Kenneth Frampton. Zo luidt de naam. Hij wordt op 22 april 1950 geboren in de Londense wijk Bromley. Zijn vader is docent aan de technische school van Bromley. Als zevenjarige vindt hij een banjolele bij zijn grootmoeder op zolder en hij weet dat hij later muzikant wil worden. Een jaar later krijgt de jonge Frampton klassieke gitaarles, maar pikt hij het het meeste op van Hank Marvin (van The Shadows), Eddie Cochran en The Ventures. Op de technische school waar zijn vader werkt, formeert Peter zijn eerste band: The Little Ravens. Het deelt op een zeker moment het programma met George & The Ravens met een andere student van de school: David Bowie. Frampton en Bowie kunnen het goed vinden en spelen in de pauzes samen liedjes van Buddy Holly. In 1964 speelt hij met The Trubeats en dat wordt gevolgd door The Preachers. Bill Wyman regelt het zakelijke deel van de laatste band. In 1966 wordt hij 'ontdekt' als hij als zanger-gitarist voor The Herd gaat werken. De groep komt onder contract bij Fontana en het tandem 'Howard-Blakeley' zal zich ontfermen over de groep. Het duo heeft het grapje eerder uitgehaald met Dave Dee, Dozy, Beaky, Mick & Tich en voor The Herd is het met de tweede single reeds geflikt: 'From The Underworld', 'Paradise Lost' en 'I Don't Want Our Loving To Die' zijn de grootste hits voor dé tiener-sensatie van 1967 en 1968. Peter Frampton wordt in 1968 door het blad 'Rave' uitgeroepen tot 'The Face Of 1968', maar Frampton heeft snel genoeg van de mooie jongen uithangen. Hij wil artistiek serieus worden genomen. Met Steve Marriott smeedt hij plannen voor een gezamenlijke groep en dat is een feit als Marriott eind 1968 The Small Faces achter zich laat. Het nieuwe avontuur heet Humble Pie. De groep heeft een valse start met albums op Immediate en neemt een vlucht als het bij A&M heeft getekend. Met name aan de overkant van de oceaan is men gek op Humble Pie en in Amerika worden Frampton en Marriott niet voortdurend achtervolgd door vergelijkingen met The Herd en The Small Faces.

Frampton is daarnaast ook een veel gevraagd sessiemuzikant en hij doet bijvoorbeeld mee op 'All Things Must Pass' van George Harrison. Daar ontmoet hij de pedal steel-bespeler Pete Drake en deze introduceert Frampton tot de 'talking box', het gitaar-effect dat voor eeuwig synoniem zal blijven aan Frampton. In 1972 staat Frampton op eigen voeten en maakt een aantal studio-elpees. Eentje als Frampton's Camel, maar die naam moet hij snel laten varen als blijkt dat er reeds een progressieve rockband is met deze naam. De platen verkopen slechts in kleine hoeveelheden. De Winterland Ballroom in San Francisco is één van die plaatsen in Amerika waar Humble Pie op handen wordt gedragen en waar ze Frampton anno 1975 nog niet zijn vergeten. Het publiek geeft hem een warm onthaal en het merendeel van dit concert zal worden gebruikt voor 'Frampton Comes Alive'. Het album breekt in 1976 en 1977 alle verkooprecords, maar heeft deze inmiddels moeten afstaan aan latere artiesten. Zo is 'Frampton Comes Alive' in 1976 het best verkochte live-album aller tijden. 'Show Me The Way' stoomt in ons land moeiteloos door naar een eerste plek in de Top 40. 'Baby I Love Your Way' blijft bij ons in de Tipparade steken, maar is in Amerika een grote hit alsmede een paar andere singles van het album. Frampton maakt een grote fout door voor Rolling Stone te poseren zonder een shirt. Hierdoor neemt hij een stap terug en is ineens weer het tieneridool uit 1968 dat hij achter zich had willen laten.

De volgende elpee, 'I'm In You', kan de vergelijking met 'Frampton Comes Alive' niet doorstaan. In 1978 gaat het bergafwaarts met Frampton. Hij speelt de rol van Billy Shears in 'Sergeant Pepper's Lonely Hearts Club Band', de 'verfilming' van het Beatles-album door The Bee Gees. De film wordt gekraakt en het publiek blijft massaal thuis. In datzelfde jaar raakt hij betrokken bij een auto-ongeluk op de Bahama's. Om de pijn te onderdrukken, geeft Frampton zich over aan de verdovende middelen. Desondanks is hij in 1979 aanwezig als hij zijn ster ontvangt op de Hollywood Walk Of Fame. In 1980 neemt hij het album 'Rise Up' op en hij onderneemt een tournee. Het transportvliegtuig met zijn collectie gitaren stort neer. Het kost drie mensen het leven en Frampton heeft dertig jaar lang verdriet vanwege zijn zwarte Les Paul Custom. In 2011 zal blijken dat het instrument de crash destijds heeft overleefd en sindsdien prijkt de gitaar weer in zijn verzameling. De neerwaartse spiraal zet door na 1981. Hij maakt in 1982 nog een album voor A&M, hoewel er nauwelijks meer exemplaren worden verkocht, en hij wil van zijn contract af. Dat lukt op het laatst, hoewel Frampton zélf in 2006 weer een samenwerking zal aan gaan met A&M.

In 1987 helpt hij zijn oude schoolvriend David Bowie op diens' album 'Never Let Me Down'. Frampton 'gebruikt' het werk om weer wat in beeld te komen. In 1990 heeft hij ver gevorderde plannen om een nieuwe band te formeren met Steve Marriott. In april 1991 onderbreekt deze de opnames van het album en keert terug naar Engeland. Een etmaal later is hij om gekomen in een brand in zijn huis. Frampton ziet het even helemaal niet meer zitten, maar zal een aantal van de tracks later opnieuw gebruiken. Hoewel hij al lang niet meer zoveel op de voorgrond is als in 1976, blijft Frampton een druk baasje. Hij toert met zowel Bill Wyman's Rhythm Kings als de band van Ringo Starr, is actief betrokken bij de totstandkoming van de film 'Almost Famous' en zet in de jaren negentig zelfs een module op om gitaar te leren spelen. Zijn meest recente werk heet 'Acoustic Classics' en is vorig jaar uitgebracht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten