zondag 26 februari 2017

Zondagplate: The Small Faces



Of Soul-xotica een afspiegeling is van mijn muzieksmaak? Nou, ik wil beslist geen aandacht besteden aan groepen en artiesten die het mijns inziens niet verdienen, maar de veelvoud van berichten die zijn gewijd aan één bepaalde artiest of groep hoeft nog niet te duiden op het 'fan' zijn. Het is soms datgene dat in me op komt of wat 'Raddraaien' me voorschrijft. Zo kan het gebeuren dat enkele favorieten nagenoeg geen aandacht hebben gekregen in zeven jaar Soul-xotica. Neem nou The Small Faces. Ik reken de groep tot één van mijn favoriete bands uit de jaren zestig, maar het archief telt slechts één bericht waarbij het over The Small Faces zélf gaat. Vaak wordt het terloops genoemd in een bericht of zit een herinnering vast aan een plaatje. Vandaag wil ik dan andermaal mijn licht laten schijnen op een band welke ik, als dat nog niet duidelijk was, tot mijn favorieten reken. Met een plaatje dat de recente zondagen uitstekend beschrijft: 'Lazy Sunday' van The Small Faces is de 'Zondagplate'.

Hoe lui is zondag 26 februari geweest? Welnu, het begint goed qua luiheid. Ik blijf lekker lang in bed liggen. Het weer lokt niet uit tot fietsen of wandelen en bovendien lijkt het alsof ik ternauwernood aan een griepje ben ontkomen. Toch móet ik vandaag wel even naar de supermarkt en stap dus om half zes op de Pioneer. Hoewel de zon de grote afwezige is en de wind bij vlagen pittig doet, vind ik de temperatuur meevallen. Ik besluit een klein bochtje om te doen hetgeen al snel een iets groter bochtje wordt. Niks geen extreme tocht. In plaats van langs de hunebedden naar Holtinge te gaan, fiets ik over Wapserveen het bos in. Om half zeven ben ik thuis. Na de maaltijd de show voorbereid en die heb ik zojuist afgesloten. Nu nog even schrijven en dan weer naar bed. Een relatief luie zondag als je het vergelijkt met sommige extreme fietszondagen als van vorig jaar.

Als ik de loopbaan van The Small Faces in de jaren zestig in een grafiek moet weergeven, dan is dat snel gedaan. Een stijgende lijn tot aan het plafond, stabiel van de zomer van 1967 tot en met een jaar later en dan een rechte lijn naar beneden. The Small Faces is een 'overnight sensation'. De groep wordt in 1965 geformeerd als Steve Marriott en Ronnie Lane elkaar ontmoeten in een muziekzaak. Lane koopt een basgitaar en gaat later naar Marriott's huis om samen naar platen te luisteren. Drummer Kenney Jones en organist Jimmy Winston completeren de eerste bezetting van The Small Faces. De naam heeft niet alleen met de kleine gezichten van de leden te maken, maar meer met het begrip 'Face' in de Mod-cultuur. Een 'Face' staat synoniem aan een 'Mister Cool' met een uitgesproken kledingsmaak. The Small Faces past vanaf het begin in de Mod-stijl. Het haalt inspiratie uit de zwarte rhythm & blues em speelt, over het algemeen, fel en ruig. De band komt onder contract bij de beruchte Don Arden en dat levert een platendeal bij Decca op. 'Whatcha Gonna Do About It' is in 1965 de eerste single van de band en stormt de Engelse top twintig binnen. 'I've Got Mine' is geen succes, maar de groep herstelt zichzelf met 'Sha-La-La-La-Lee'. In de zomer van 1966 bereikt de groep de eerste plaats in Engeland met het klassieke 'All Or Nothing'. Even daarvoor is het debuut 'The Small Faces' verschenen. Toch heeft de groep financieel niets te koop ondanks de grote successen. Als blijkt dat het geld bij Don Arden en Decca in de zakken verdwijnt, wordt het contract ontbonden.

Het is begin 1967. De nieuwe toetsenist Ian McLagan heeft al eens een drugs-gerelateerd akkefietje gehad en dat zet een tournee door Amerika met The Mamas & The Papas en The Lovin' Spoonful op de tocht. Dan tekent The Small Faces bij het Immediate-label van Andrew Loog Oldham en dat ontbeert een goede distributie in Amerika. Verder is Immediate vrij 'doe-het-zelf' hoewel het Glyn Johns bereid vindt om de opnames te begeleiden. Het eerste product is de single 'Here Comes The Nice'. Het nummer loopt bijna tegen een boycot aan bij de BBC dat het uiteindelijk door de vingers ziet, ook al wordt de dealer bijna bij de naam genoemd. Er zijn platen in de ban gedaan voor minder! In de zomer van 1967 zit The Small Faces artistiek op haar hoogtepunt. Hoewel Decca loopt te klieren met een 'From The Beginning'-album, brengt de band zelf een tweede album uit met de naam 'The Small Faces', nu voor het Immediate-label. Het bevat eveneens de succesvolle single 'Itchycoo Park'. Het gaat de boeken in als de eerste Engelse single waarbij gebruik wordt gemaakt van 'phasing', het 'badkamerpijp-effect' dat in de jaren daarop door iedereen gekopieerd zal worden. De Amerikaanse plugger weet de single hoog in de hitparade te krijgen, ondanks de druggy atmosfeer van het nummer. Met de elpee maakt hij zich minder druk waardoor The Small Faces in Amerika lange tijd als 'singles-groep' en 'eendagsvlieg' bekend zal blijven. Eind 1967 verschijnt 'Tin Soldier' met vocale bijdrage van P.P. Arnold en een paar maanden later 'Lazy Sunday'. Het nummer is als 'geintje' ontstaan in de studio en het stoort de groep dat Immediate het als single op de markt brengt. Het is evenwel de enige nummer 1-hit van de band in ons land en ook in Engeland de laatste grote hit. 'The Universal' en 'Afterglow' zijn slechts matige hits in Engeland.

The Small Faces kampt met een pop-imago waarvan het maar niet wil afkomen. In de zomer van 1968 verschijnt de elpee 'Ogdens Nutgone Flake' in een revolutionaire, maar ook zeer onpraktische, ronde hoes. De plaat is voor de helft een concept-plaat met het verhaal over 'Happiness Stan' dat wordt verteld door komiek Stanley Unwin. The Who heeft zichzelf bewezen met 'Tommy' en The Pretty Things toont haar ware kwaliteit met 'S.F. Sorrow'. Ook omdat beide bands in staat zijn de nummers uit de projecten op de bühne te brengen. The Small Faces slaagt er slechts eenmaal in om de hele plaat integraal 'live' uit re voeren en dat is dan ook nog in een televisiestudio. Dit heeft tot gevolg dat ondanks de kwaliteit van de legendarische elpee de meerderheid de groep blijft beschouwen als popgroepje-met-singles. Iets dat Steve Marriott steeds meer gaat tegen staan. Op oudejaarsavond 1968 loopt hij van het podium met de woorden 'Ik kap ermee'. Immediate brengt posthuum het album 'Autumn Stone' uit in 1969. Marriott formeert Humble Pie met Peter Frampton en de rest gaat door met Rod Stewart als The Faces.

In 1975 hebben zowel The Faces als Humble Pie het loodje gelegd en brengt Immediate een serie oude singles opnieuw uit. 'Itchycoo Park' komt terug op de hitparade en de mannen komen bijeen om aanvankelijk alleen 'Itchycoo Park' te 'playbacken'. Dat smaakt naar meer, alleen dulden Marriott en de anderen niet het gedrag van Ronnie Lane. Wat wordt afgedaan als dronkenschap wijst uiteindelijk op vroege symptomen van Lane's MS. Roxy Music-bassist Rick Wills is zijn vervanger en in 1977 wordt de groep nog even bijgestaan door Jimmy McCullough die uit Wings afkomstig is. Deze bezetting van The Small Faces maakt twee albums: 'Playmates' (1977) en '78 In The Shade' (1978). Toch is het in 1978 punk dat de klok slaat in Engeland en plots is er geen tijd voor een opgestane band uit de jaren zestig. De elpees krijgen vernietigende kritieken en ook de platenkopers laten het links liggen. Kenney Jones is in 1978 de vervanger van Keith Moon in The Who. De rest doen solo-projecten in de jaren tachtig en negentig. Steve Marriott valt op 20 april 1991 in slaap met een brandende sigaret. Ronnie Lane bezwijkt in 1997 aan de gevolgen van MS en McCullough overlijdt reeds in 1979 aan een overdosis heroïne. McLagan is ons in december 2014 ontvallen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten