zondag 14 augustus 2016
I've been to the mountain top...
De vorige twee jaren heb ik in de 'vakantieperiode' zo nu en dan een vakantie beschreven. Omdat de vakanties 'op' zijn, pluk ik nu een paar 'andere' verhalen. Na het 'sterke' verhaal over de wilde tocht met de bestelwagen (zie maandag: 'We komen eraan'), ga ik vanavond nog ietsje verder terug in de tijd. Ik schrijf maandag dat ik nog wel eens zwetend ontwaak naar aanleiding van dat avontuur. Eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het zelden voorkomt. Het verhaal van vandaag daarentegen... Het doet aan surrealiteit niet onder aan de dollemansrit. Ik verplaats mezelf vanavond naar mijn op-een-na-meest-favoriete woonplaats. Uffelte staat uiteraard op één. Het is eind augustus 1998 en ik woon in het Engelse Mossley. Ik ben die zomer met vakantie geweest in Nederland. Uiteraard voor het Dicky Woodstock-festival ook al moet ik de Solex daarvoor verkopen. Als ik na een lange reis, met tussenstop in York, 's avonds op de Longlands Mill terug keer, maak ik kennis met een nieuwe 'companion'. Hij heeft een veel voorkomende naam en dus hoef ik hier geen X of iets dergelijks te gebruiken. Hoewel de eerste ontmoeting niet bepaald vlekkeloos is, blijkt John alras een gouden kerel te zijn waar ik het erg goed mee kan vinden.
Martin is een andere Engelsman die al maanden in Mossley verblijft. Die heeft zijn vriendin overgehaald uit Cambridge. John is een paar dagen eerder komen aanwaaien. John en Martin kennen elkaar van vroeger en nu blijkt dat Martin's vriendin John's ex is. Ik heb nog niet eens mijn tas uitgepakt of het is al feest in het huis. Martin komt zich beklagen dat hij zojuist is aangevallen door John. John zou de douche zijn binnengedrongen en Martin hebben gedreigd toe te takelen met vuisten en schroevendraaier. John oogt de rust hemzelf en omdat Martin het ene en het andere op zijn kerfstok heeft, wordt hij niet geloofd en gevraagd per meteen te vertrekken. De dagen erna werk ik regelmatig met John samen. Hij is beduidend ouder dan mij, iets dat je hem niet zou geven. Van afstand. Als je dichterbij komt zie je wel dat hij een flink leven achter zich heeft. Desondanks is het een sportieve slanke man met geen spoortje grijs in zijn haar. John leert me mijn eerste (en enige) woorden Cockney. Een harde werker die al jaren van Emmaus naar Emmaus trekt en nu dus voor het eerst in Mossley is. Hij wil zijn leven beteren en omdat zijn rijbewijs is afgepakt, wil hij drank- en drugsvrij blijven zodat hij het papiertje kan terugkrijgen. Hij moet nog een paar maanden maar is overtuigd om dit te bereiken.
We werken dan in Mossley op maandag tot en met vrijdag van half negen tot half vijf. Zaterdagochtend is alleen de winkel open. Wie zaterdagochtend werkt (in de winkel of de huishouding), krijgt doordeweeks een middag vrij. John en ik moeten beide werken op deze zaterdag. Nadat we de warme lunch hebben gehad, vraagt John me opeens: ,,Wat ga je doen vanmiddag?". Ik weet mijn eerste antwoord even niet meer, maar het komt er op neer dat ik alleen zal zijn op mijn kamer. ,,Dat is ook saai", is zijn volgende antwoord en hij heeft gelijk. ,,Ik wil vanmiddag fietsen, maar liever niet alleen". Fietsen! Ik had nooit gedacht dat John hierover zou beginnen. Of ik wil fietsen? Tja, Lancashire/Cheshire (Mossley ligt op het snijpunt van beide) is niet echt een fietsgebied. Té steile heuvels. Er is één vlakke weg: Het paadje langs het Huddersfield Canal tussen Stalybridge en het aquaduct vóór Huddersfield. Ik ga op mijn Raleigh racefiets welke ik een paar maanden eerder in York heb gekocht. John zoekt een rijdende fiets uit de bergen rijwielen die we in een loods hebben staan. We fietsen op zaterdagmiddag van Mossley langs het Huddersfield Canal naar de tunnel. Ofwel... ik ontdek deze dag dat we niet verder kunnen. Ietwat teleurgesteld fietsen we een stukje terug en komen bij Dove Stone Reservoir. We hebben koekjes en frisdrank mee en daar komt John met het volgende plan. ,,Mooie plek! Het gaat morgen mooi weer worden. Zullen we morgen gaan picknicken?". Is dit de man die ervan beschuldigd werd dat hij Martin zou hebben bedreigd? Ik geloof er geen barst van. De afspraak staat voor de volgende dag!
Een maand later weet ik alweer iets meer over John. Wat dat betreft is het een open boek. Hij had profvoetballer kunnen worden als de drugshandel niet zo aantrekkelijk was geweest. Een kerel van de straat die met behulp van zijn vuisten roemrucht werd in Londen. Zijn drugsimperium stijgt tot ongekende hoogten en in de vroege jaren tachtig heeft hij alles waarvan een mens kan dromen. Onderweg valt ook nog wel eens een dooie en op een bepaald ogenblik is het allemaal voorbij. John zit in het gevang en daarna bevindt hij zich jaren aan de andere kant van de lijn: Als gebruiker van het spul. Dat is allemaal, naar eigen zeggen, voorbij en wil nu alleen nog 'goed doen'. Net zo'n idealist als ondergetekende in die tijd. Met een rugzak aan eten vertrekken we zondagmorgen op de fiets en gaan rechtstreeks naar Dove Stone Reservoir. Het is zonnig en een windje houdt het koel. We zitten in eerste instantie met de rug naar een steile bergwand. Deze wordt gebruikt door alpinisten die klimmen en dalen aan veiligheidslijnen. Ik maak een grapje, maar John is vlug bereid. ,,Wat zou het geweldig zijn als we daar tegenop konden klimmen". Ik verwacht een schaterlach, maar daarentegen hoor ik 'Come on, let's do it'.
John is in korte broek, ik heb zo'n 'shell suit' gevonden in de winkel waarvan ik alleen de broek aan heb: Zo'n afzichtelijk glimmend trainingspak uit de jaren tachtig. John gaat voorop met de rugzak om de schouder. Ik volg. John geeft me instructies waar te stappen. Ik volg. Het lijkt niet zo heel erg hoog maar onderweg komen we een afdalende alpinist tegen. Hij zegt iets, John vloekt terug en ik blijf volgen. John maakt een sprongetje en is op de top. En daar sta ik dan... De rand is een halve meter boven mijn bereik. Ik vloek in het Fries. ,,Ik kan het niet", huil ik bijna. We zijn wel twintig minuten aan het klimmen geweest en nu pas besef ik wat ik aan het doen ben. Dit is geen sprookje! Ik zit zwaar in de ellende. Ik heb al sinds de geboorte hoogtevrees. Ik weet niet precies hoe hoog ik sta, maar het is een flink eind. ,,Niet naar beneden kijken", hoor ik John roepen. Ik gehoorzaam. Maar nog steeds... ik sta hier met de rand boven mijn hoofd en ik kan niet springen. Opnieuw de stem van John. ,,Ik tel tot drie, dan spring je en grijpt mijn hand". Hij begint te tellen en ik jank als een kind. Mijn vertraagde motoriek maakt immers dat ik niet zo goed kan richten en dus zou ik eenvoudig mis kunnen grijpen. Wetende dat mijn leven in tien seconden ten einde kan zijn, spring ik bij 'drie' en... grijp John's hand welke mij naar de top sleurt. Het uitzicht op de top is prachtig en we zitten daar ruim een uur. Ik had daar nog steeds gezeten als John me niet op de benen had gezet. Terug gaan we dwars door weilanden die niet toegankelijk zijn voor het publiek. Dat is nog een fikse wandeling, maar man... we hebben het geflikt!
John hoeft nog maar een paar weken voordat hij de keuring heeft om zijn rijbewijs terug te krijgen. Dan gaat hij opeens helemaal 'los'. Wegens overmatig drankgebruik wordt hij uit Mossley gezet en kan daarmee ook zijn rijbewijs op de buik schrijven. Jaren later tref ik hem opnieuw en na twee maanden van een hechte vriendschap wordt een fikse scheur toegebracht. Het lot ligt in mijn handen. Als ik de hand over het hart haal, mag hij blijven. Anders moet hij vertrekken. Zijn ogen staan dof en ik lees iets van 'ik heb je nooit laten vallen'. Toch heb ik geen andere keuze. Ik heb hem een dag daarvoor moeten tegenhouden of hij had iemand neergestoken met een keukenmes. Ik probeer te geloven dat hij mijn standpunt heeft gerespecteerd, maar ik mis hem nog dagelijks.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten