vrijdag 4 december 2015
Raddraaien: The Searchers
Vandaag een dubbel bericht van mij. Eerst een 'Raddraaier' en straks de eerste 'Singles round-up' van deze maand, want ik ben vanavond even bij De Tafel geweest. Dan zit ik weer op schema en kan ik morgen beginnen aan de Blauwe Bak Top 100. De Raddraaier komt uit de dertiende jaren zestig-bak en is eigenlijk tweede keus, omdat ik iets heb ontdekt bij de eerste kandidaat. Dat is 'Sir Henry's March' van Sir Henry's Orchestra en hoewel het label alleen maar Duitsers vermeldt, heb ik dikwijls gedacht dat dit een vroege uitdossing is van Sir Henry & The Butlers. Dat blijkt dus niet waar te zijn en omdat er over de 'anonieme' Duitsers ook weinig tot niets is te vinden, tel ik nog maar een keer door. Dan kom ik uit bij deze single en dat heeft niet beter kunnen treffen. Ik kan me niet heugen dat ik in vijf jaar Soul-xotica een bericht heb gewijd aan The Searchers (wellicht eens de remix-versie van 'Needles And Pins' genoemd in '20 Years Ago Today' en ik weet ook zeker dat de groep ter sprake is gekomen bij 'Bumble Bee' van Lavern Baker) en dan ook nog uitgerekend deze single. Als ik eentje uit mijn collectie van The Searchers moet kiezen dan is het vaak deze of 'Take Me For What I'm Worth'. De Raddraaier van vandaag is zo gezegd 'Take It Or Leave It' van The Searchers (1966) en ik kan twee kanten op met dit verhaal.
Toch valt die ene kant al heel snel af. 'Take It Or Leave It' is natuurlijk een compositie van Mick Jagger en Keith Richards en stiekem hoop ik dat hier heel veel informatie over is te vinden waarvan ik niet afwist. Helaas, het valt tegen. Of... is het een perfecte 'timing'? Wanneer heeft The Rolling Stones 'Take It Or Leave It' opgenomen? Wel, van 3 tot en met 6 december 1965. 'Take It Or Leave It' is dus precies een halve eeuw oud! Het nummer wordt in de RCA-studio in Los Angeles op de band gezet en verschijnt iets meer dan vier maanden ten eerste maal op de elpee 'Aftermath'. Brian Jones tekent voor de arrangementen en bespeelt zelf de koto, klavecimbel en triangel. Het orgel wordt bediend door de legendarisch Jack Nitzsche. Nog voor 'Take It Or Leave It' officieel verschijnt op 'Aftermath' is het nummer alom bekend geworden door de uitvoering van The Searchers.
Onder aanvoering van Lonnie Donegan heerst anno 1959 de skiffle nog altijd in Liverpool. Eén van de bandjes is The Quarrymen dat in hetzelfde jaar een 78 toeren-plaat zal opnemen als demo. De naam van de voorloper van The Searchers is niet direct bekend en het komt in eerste instantie al helemaal niet toe aan plaatopnames. De groep wordt in 1957 opgericht door John McNally, Brian Dolan en Tony West. West en Dolan hebben het in 1959 wel gezien en worden vervangen door Mike Prendergast en Tony Jackson. Prendergast zal kort daarop zijn naam veranderen in Mike Pender. Jackson is de beoogde leadzanger maar neemt ook met zijn zelfgebouwde theekist-bas een bijzondere plek in. De groep neemt drummer Joe Kennedy aan en noemt zichzelf Tony & The Searchers. Norman McGarry neemt al snel de plek in van Kennedy, maar moet in 1960 de drumkruk afstaan aan Chris Crummey, die we beter kennen als Chris Curtis. Hun eerste zanger, 'Big Ron', verlaat in 1961 de groep en wordt tijdelijk vervangen door Johnny Sandon. Die stapt in 1962 over naar The Remo Four. Vanaf dat moment wordt Jackson de frontman. De groep treedt, net als vele andere groepen uit Liverpool, avond-aan-avond op en soms drie optredens in drie verschillende clubs. Dit harde werken brengt hen in 1962 in Hamburg. In juli 1962 begint The Searchers aan een serie van 128 dagen in The Star Club waar het driemaal per avond een set van een uur doet. Dan keert de band naar huis en kan meteen weer terecht in de Iron Door Club, waar het eerder lauweren heeft geoogst. Een opname van een optreden van de groep komt in het bezit van Tony Hatch, producent van Pye Records. Net zoals The Beatles eens opnames heeft gemaakt voor Polydor is ditzelfde het geval met The Searchers en Philips. De laatste maatschappij probeert de groep even in de weg te zitten met hun opname van 'Sweet Nuthins', maar dat haalt weinig uit.
Als 'Needles And Pins' in maart 1964 de Amerikaanse hitlijsten binnenkomt, is het de tweede groep uit Liverpool die dit weet te bereiken. The Beatles is op dat moment de grote band en The Searchers zet de Merseybeat-beweging verder in gang. Tony Hatch schrijft 'Sugar And Spice' onder een pseudoniem, want hij verwacht enig protest van de groep en krijgt dat ook. Chris Curtis weigert bijvoorbeeld de leadzang voor zijn rekening te nemen. De reden mag duidelijk zijn: 'Sugar And Spice' is gewoon een 'mindere' opvolger van 'Needles And Pins' dat als twee druppels water op zijn voorganger lijkt. Intussen laat de groep ook al eens zien dat het niet een en al 'sex, drugs & rock'n'roll' is voor de mannen, ook het klimaat en vooral de dreiging van kernwapens komt tot uitdrukking in 'What Have They Done To The Rain', dat in 1962 als 'The Rain Song' is geschreven door de protest-zangeres Malvina Reynolds.
Vooral voor de oude fans komt in 1964 een kleine kink in de kabel als Tony Jackson plots de groep verlaat en verder gaat als Tony Jackson & The Vibrations. Zijn opvolger is Frank Allen die afkomstig is uit Cliff Bennett & The Rebel Rousers. The Searchers blijft vrij populair in de jaren 1964-65 hoewel het succes in de schaduw staat van The Beatles. Opvallend is ook dat iedere single van The Searchers steevast een cover is van een oud nummer. Dit wordt pas in 1965 onderbroken met het uitstekende 'He's Got No Love'. 'Take It Or Leave It' is zo gezegd al in december 1965 opgenomen, maar de single van The Searchers verschijnt vóór 'Aftermath'. In Engeland doet de single slechts een 31e plaats. In Nederland vestigt de plaat zich in de top 5. De grootste successen zijn dan wel gepasseerd voor The Searchers. 'Have You Ever Loved Somebody' doet nog een 48e plek in Engeland, in Nederland hinkt de groep mee op het succes van 'Western Union' van The Five Americans. Kort daarop wordt het contract met Pye opgeheven en neemt RCA de groep over. In het begin van de jaren zeventig is de groep vooral op het podium te bewonderen en in 1979 krijgt het opeens weer een contract met Sire. Het maakt twee albums voor de maatschappij: 'The Searchers' en 'Play For Today', beide gevuld met eigenzinnige covers van 'hippe' namen als Alex Chilton en John Fogerty. Als de groep in de studio werkt aan het derde album krijgt het bezoek van een vertegenwoordiger van de platenmaatschappij. Wegens tegenvallende verkopen laat Sire de groep na twee albums vallen. In de jaren tachtig en daarna wordt vooral geteerd op oude roem. Rond 1990 is The Searchers de meest populaire jaren zestig-band van het schnabbelcircuit. Mike Pender houdt er zijn eigen Searchers op na.
Waar en wanneer? Ik ben in december 1992 van school gegaan en huppel de eerste maanden van 1993 van uitzendbureau naar uitzendbureau. Sinds mijn betrekking op de zuivelfabriek in Heeg 'droogt' het werk al enigszins op. Het resulteert vaak in een dag hier en een dag daar. Het is op een van deze dagen dat ik weer de verschillende vestigingen bij langs ga, dat ik besluit even 'pauze' te nemen om me te verdrinken in de platenbakken bij Golden Years. Die heeft dan net deze van The Searchers toegevoegd en een paar uur later draait het op de platenspeler in Jutrijp.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten