zaterdag 11 juni 2016

Raddraaien: Philips bandrecorders



Vanavond heb ik in 'The Vinyl Countdown' voor de eerste maal de 'Trouble Shot Choon Lottery' gespeeld, goed beschouwd een beetje 'Raddraaien' op de radio. Eén persoon mag me drie cijfers noemen van 1 tot en met 135. Die cijfers pas ik toe op de drie bakken welke ik op dat moment gebruik voor de show. Driemaal een 'choon' levert een button op. Broer Jelte is vanavond de eerste en heeft meteen drie 'choons' op rij. Dat het ook anders kan, blijkt vanavond uit 'Raddraaien', want nog steeds zijn ze er... de buitenissige plaatjes die hun weg hebben gevonden naar mijn platenbakken. Ik speur al lang niet meer bewust naar dergelijke plaatjes, maar deze is té leuk om eruit te gooien: 'Klinkend Plezier In Vrije Uren' (1958). Een demonstratieplaatje dat de koper van een Philips bandrecorder in 1958 krijgt (of voor een zacht prijsje kan kopen...). Het bevat enkele geluidseffecten zodat de hobbyist zijn of haar eigen hoorspel kan creëren. Vandaag mag dit novelty-plaatje in de schijnwerpers.

Waar en wanneer? Ik vermoed dat dit één van de singles is die komt met de platenkoffer die ik al eens in het zonnetje heb gezet (20 juli 2010: 'kofferstory'). De koffer ziet er nog erg goed uit op de foto, maar de daaropvolgende maanden gaat het mis. Het wordt een 'tafeltje' voor de asbak met als resultaat dat het té vies is om aan te pakken. Ja, daar heb ik spijt van! De koffer is gevuld met enkele vreemde EP's. Een paar bevatten voorgelezen journaals, maar ook de dubbel-EP van Yma Sumac zit in deze koffer. Die laatste ben ik tot mijn grote spijt kwijt geraakt. De vroege EP van Jules De Corte heb ik nog wel alsook deze EP met geluidsfragmenten voor een hoorspel. De koffer wordt in 2000 binnen gebracht in De Bilt en komt meteen op mijn kamer te staan.

Een EP met geluidsfragmenten uit de jaren vijftig op Philips. Dat kán heel interessant zijn, maar het valt hier toch een beetje tegen. Philips heeft in de jaren vijftig haar eigen muzieklaboratorium, Natlab, waar de eerste 'exotica' wordt ontwikkeld: Instrumentale 'achtergrondmuziek' uitsluitend gemaakt met synthesizers. Dick Raaijmakers zal een cult-held worden onder de naam Kid Baltan. 'Kid' is Dick achterstevoren maar zonder 'c', 'Baltan' is Natlab. De platen van Kid Baltan zijn voor 'normale' oren wellicht een brug te ver, want het is niet bepaald easy listening. Wel loopt Natlab minstens tien jaar vooruit op de zogenaamde 'pioniers'. Helaas eindigt hier ook meteen het Natlab-verhaal, want het heeft inderdaad niets te maken met de Philips bandrecorders-EP welke in 1958 verschijnt. De EP verschijnt in een erg vrolijk hoesje met een klein boekje. Het neemt daardoor de ruimte in van drie singles, maar dat mag de pret niet drukken!

De geschiedenis van de bandrecorder begint in 1898 in Denemarken als Valdemar Poulson met de telegrafoon komt. Het apparaat dient om telefoongesprekken op te nemen, maar de geluidskwaliteit is om te janken. In 1927 vindt een verbetering plaats door middel van het voormagnetiseren van de banden. John T. Mullin is in 1943 officier van het Amerikaanse leger in Engeland en luistert 's nachts vooral naar uitzendingen van de Duitse radio. Hij hoort daar kraakheldere opnames van orkesten en gelooft enige tijd dat het live-opnames zijn. Een plaat 'knettert' immers in die tijd. Het blijkt de Magnetophon te zijn, een apparaat dat vanaf 1935 in eerste instantie in Duitsland een 'hit' zal worden. Mullin laat na de bevrijding twee Magnetophon-apparaten versturen naar Amerika. In 1947 produceert Mullin de radioshows van Bing Crosby, maar de Magnetophon is niet echt betrouwbaar en zo begint het Amerikaanse Ampex met het ontwikkelen van een nieuwe versie op basis van de Magnetophon. 3M zorgt voor de banden, maar zowel de vroege Ampex-spelers als de 3M-banden halen het aanvankelijk niet bij respectievelijk Magnetophon en Basf. In het begin van de jaren vijftig brengen Philips, Grundig en anderen 'thuis-bandrecorders' op de markt. Deze zijn veel minder professioneel dan de Magnetophon en daardoor ook beter betaalbaar. In 1960 is het al de normaalste zaak om stereo-opnames te maken, terwijl de meeste elpees nog in mono worden uitgebracht. Hoewel Philips in 1963 met de meer efficiënte muziekcassette komt, zweren professionals nog jaren bij de 'ouderwetse' bandrecorder. Vooral de Revox is ongekend populair in de vroege jaren zeventig. Uiteindelijk wint de cassette toch en zal zelfs de DAT-tape en minidisc overleven. Hoewel de stereo-fabrikanten jaren geleden zijn gestopt met het standaard leveren van cassettedecks in stereo-torens en TDK een uitverkoop houdt van een grote voorraad nieuwe cassettes, is toch een kleine cassette-revival waarneembaar. Het schijnt dat er een gouden handel is in tweedehands cassettes, mits je de echte liefhebber weet te treffen. In de hoek van de noise en de muziekimprovisatie is de cassette nog een veelgebruikt medium, niet zelden zijn het hergebruikte 'thuis-cassettebandjes' uit de jaren tachtig.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten