Een maand geleden begon Raddraaien als een experiment. Ik beloofde toen om een numeriek systeem te bedenken waarbij de inhoud van mijn singlesbakken ernstig door mekaar heen zouden worden gehusseld. Welnu, dat gaat niet gebeuren. Ik heb wel eens een beginnetje gemaakt aan zo'n systeem, maar het bleek onbegonnen werk. Dan werkt de opstelling van Raddraaien nu beter en als de volgorde voorspelbaar wordt, kan het eenvoudig worden aangepast. Inmiddels heb ik, buiten nummertje 86 van vandaag, al vier 'nieuwe' cijfers binnen, genoeg om volgende week ook te kunnen Raddraaien! Vandaag een verzoekje van een Facebook- en Buze-vriend die in 1986 het levenslicht zag en daarom (?) koos voor nummer 86. Dat levert zowaar een klassieker op van de eerste orde. Nadat ik het gisteravond had uitgerekend, heb ik meteen het originele clipje opgezocht op Youtube en, ja, daar word ik blij van!
Hoewel heer Cocker van geboorte de namen John Robert draagt, krijgt hij al in zijn kindertijd de bijnaam Joe. Over de oorsprong daarvan verschillen de herinneringen. In de midden jaren vijftig staat hij voor het eerst op een podium in de skifflegroep van zijn broer, later formeert hij The Cavaliers. Grappig detail is dat deze groep eens zélf entree voor een optreden moet betalen! In 1961 gaat Cocker zichzelf Vance Arnold noemen. 'Vance' hoort eigenlijk 'Vince' te zijn naar Elvis Presley's filmrol als Vince Everett, maar dat had Cocker niet goed verstaan. Zijn eerste plaatopname is een cover van The Beatles en... flopt genadeloos! Huh? Ja, lieve mensen, het is nog 1964 en de doorbraak met een ander Beatles-nummer laat nog vier jaar op zich wachten. 'I'll Cry Instead' verschijnt in 1964 op Decca en deze maatschappij doet haar uiterste best om het aan de man te brengen. Het is overigens de eerste single als Joe Cocker. Een jaar later verschijnt een cover van Curtis Mayfield's 'I've Been Loving You' op een flexidisc, uitgegeven door de plaatselijke studentenvereniging in Sheffield. Hoewel de professionele carriére van Cocker niet goed van de grond komt, verdient hij zijn boterham als gasfitter.
In 1966 formeert hij met Chris Stainton de allereerste Grease Band. Deze bezetting houdt het niet lang uit en Cocker neemt intussen 'Marjorine' op voor Denny Cordell, producer van Procol Harum en The Moody Blues. Uitgebracht op het Regal Zonophone-label is het een bescheiden Amerikaanse hit. Dan ontslaat Stainton de overige muzikanten en ontstaat er een nieuwe Grease Band. Deze zijn wederom weer niet te horen op de volgende Cocker-single, opnieuw een lied uit de pen van Lennon en McCartney: 'With A Little Help From My Friends'. Hierop horen we Jimmy Page de gitaar mishandelen, drumt B.J. Wilson van Procol Harum en zingen de zusjes Sue & Sunny op de achtergrond. De laatste twee zitten in de eerste bezetting van Brotherhood Of Man en The Pearls en Sunny maakt rond 1974 een aantal singles. Eentje daarvan kocht ik afgelopen maandag. 'With A Little Help From My Friends' wordt overal enthousiast ontvangen, behalve op de burelen van de Hitweek. 'Leuk voor in de jukebox in het café', oordelen zij. De plaat krijgt een 'mager zesje'. In Engeland en Amerika bereikt de single de eerste plaats in de hitparades, in Nederland wordt het van die positie gehouden door Heintje en ander ongedierte. Cocker's ster rijst sneller in Amerika dan thuis in Engeland en gedurende 1969 is aan de overzijde van de grote plas te vinden. Cocker speelt op alle belangrijke popfestivals inclusief het legendarische Woodstock. Hij maakt zijn tweede album en 'Delta Lady' wordt een jaar na 'Friends' een grote hit. Middels deze opname maken we kennis met Rita Coolidge, aan wie het nummer is opgedragen.
Hoewel Cocker zelf het liefste even in Engeland was gebleven, heeft zijn management al een volgende tournee geboekt. Zijn nieuwe band is eens niet samengesteld door Stainton, maar door de excentrieke pianist Leon Russell. De band bevat maar liefst drie drummers en negen achtergrondzangeressen! Tijdens drie concerten van deze uitputtende tournee worden opnames gemaakt en deze verschijnen in de loop van 1970 als de dubbelelpee 'Mad Dogs And Englishmen'. 'Cry Me A River', de raddraaier van vandaag, komt eveneens van dat album. Cocker gaat als een bezetene tekeer in Julie London's bloedstollend mooie ballade, die in handen van 'the Sheffield soul shouter' een wild rockende gospel wordt. We ontkomen er op dit moment gewoon niet aan, opnieuw een klein beetje politiek op Soul-xotica. Nadat Cocker in Australië is opgepakt voor bezit van marihuana breekt aldaar de discussie los over de softdrug en Cocker's status als superster helpt mee aan de versoepeling van de wet. Hoewel Cocker ook enige tijd heroïne gebruikt, is vooral het excessieve alcoholgebruik zorgwekkend. In 1972 plaatst Rolling Stone hem op de 'dodenlijst': Muzikanten die 1973 niet meer zullen halen. Grappig genoeg is iedereen van deze lijst veertig jaar later nog springlevend, denk aan Lou Reed, Iggy Pop en Keith Richards.
Cocker staat eind jaren zeventig zwaar in de schuld bij platenmaatschappij A&M en zijn platen worden met gemengde gevoelens ontvangen, zowel door pers als publiek. Hij mag in 1978 'Luxury You Can Afford' opnemen, mits hij met zijn vingers van de drank afblijft. In 1979 maakt hij deel uit van een 'package' van artiesten die tien jaar ervoor op Woodstock hebben gespeeld en ook is hij betrokken bij iedere reünie van het festival. Cocker is immers een van de weinige topattracties die nog in staat is om op te treden. In de jaren tachtig heeft hij nog een opleving, maar in het daaropvolgend decennium zal zijn aanzien in Europa tanen. In Amerika blijft de man onverminderd populair, zijn meest recente cd's worden in de eerste plaats voor die markt gemaakt. Ging je eind jaren tachtig nog met een georganiseerde busreis naar Rotterdam om de man te zien optreden, in het begin van de nieuwe eeuw staat hij (niet eens als hoofdact!) op festivals als Bospop in Weert. Ook had hij bijna op het Woodstock Open Air-festival bij Steenwijk gespeeld. Ik herinner Cocker het liefste vanwege 'Mad Dogs And Englishmen', maar dat hele kleine stukje waardering werd in 2010 weg geslagen toen hij met Carlos Santana een uiterst zouteloze cover opnam van Jimi Hendrix' 'Little Wing'. Pensioenleeftijd verhogen? Voor dit soort lui mag die tien jaar omlaag!
Morgen gaan we broeder eens trakteren op een Schijf van 5, moeder heeft haar bloemen van vorig jaar nog steeds niet opgegeten! Dinsdag vervolgen we deze serie. Bak 4 belooft een jaren zestig-single tussen 'Callow La Vita' van Raymond Froggatt en 'Du Oder Keine' van Michael Heymann. Anna brengt ons nummertje 130. Wat hebben die mensen toch met het getal 13???
zaterdag 12 mei 2012
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten