woensdag 31 juli 2013
Raddraaien: The Seekers
Paniek om niks! Ik schreef een paar weken geleden dat ik bij het 1250e bericht waarschijnlijk met vakantie was. Niet waar... kort daarna breekt de vakantie wel aan, maar op 16 augustus ben ik nog in Nijeveen. Anders zou vandaag een feestje zijn geweest? Bericht 1234... Toch nog even over de vakantie, dat gaat waarschijnlijk tussen de 20e en de 27e augustus worden, de berichten 'haal' ik in, ook al kunnen dat 'kattebellen' worden, ik wil aan het einde van het jaar gewoon op 365 uit komen! Geen uitgebreide fietsavonturen zoals in 2010, hoewel ik nog wel speel met een plannetje van circa 400 kilometer. Het 'onderweg zijn met fiets en bagage' is toch wel een wezenlijk onderdeel geworden van mijn vakantiegevoel en bij dat plan hoef ik niet te overdrijven. Op deze laatste juli ga ik andermaal Raddraaien, volgende week ben ik dan toe aan de vijfde serie. Vandaag staat een plaatje centraal waarbij ik altijd en overal een enorme glimlach op mijn gezicht van krijg. Vierentwintig uur geleden hoorde ik hem nog bij een Wolfman-collega in het programma en daar was het niet anders: 'Georgy Girl' van The Seekers (1966).
Ergens bij horen... Ik heb in de jaren in De Buze punkers in gothics zien transformeren om als gabber te eindigen. Dat alles in een tijdsbestek van een jaar! Maar ook nu, bij Wolfman, zie ik hetzelfde bij volwassenen. Het is o zo belangrijk voor sommige mensen om als Mod te worden beoordeeld, ook al moeten ze zich verontschuldigen voor dingen die schijnbaar niet gebruikelijk zijn voor een Mod. Ik vind het allemaal maar onzin. Wees wie je bent en laat anderen je maar in een hokje duwen! Voordeel daarvan is dat je moeiteloos met iedere groep door een deur kan. Hetzelfde is van toepassing op The Seekers. Hoewel The Seekers enorm veel heeft betekend voor de folk, wordt de groep té pop bevonden door menig folk-liefhebber. In de pop neemt de groep ook een aparte plek in, daar vinden ze de groep teveel folk om rock te zijn. Het resultaat: Een gulden middenweg. En dat heeft de groep geen windeieren gelegd!
The Seekers komt in 1962 bijeen uit verschillende groepen uit even verschillende genres. Geen van de groepen heeft een folk-insteek, maar dat is bij The Seekers wel het uitgangspunt. Aanvankelijk bestaat de groep uit Athol Guy (staande bas), Keith Potger (twaalfsnarige gitaar), Bruce Woodley (gitaar) en leadzanger Ken Ray. De laatste houdt het al vroeg voor gezien, hij heeft al een ruime carriére in de Australische popmuziek achter de kiezen, en stapt in het huwelijksbootje. Toch is Ray in 1964 te zien op het debuutalbum van The Seekers. Potger werkt overdag bij de Australian Broadcasting Commission en krijgt van hen geen toestemming om te poseren voor een 'commerciële groep'. Ray neemt dus even zijn plaats in, maar niet veel later wordt The Seekers professioneel en kan Potger naar hartelust poseren. Judith Durham is in 1963 de vervanger van Ray, eerst op losvaste basis. Durham komt uit de jazz en is zangeres bij Frank Traynor's Jazz Preachers. Zij treedt op met The Seekers als ze geen verplichtingen heeft naar Traynor. Die vervangt haar in 1965 door een vaste zangeres en dan treedt Durham officieel toe tot The Seekers. Doordat Durham al een elpee heeft opgenomen met de Jazz Preachers, loodst ze The Seekers naar het W&G-label. De groep neemt een versie op van 'Waltzing Mathilda', de eerste single in 1963. In 1964 maakt de groep haar debuutalbum voor World Records. Australië is te beperkt voor de groep en zo steekt het de grote plas over naar Engeland.
Ergens komt The Seekers in het voorprogramma van Dusty Springfield en vindt de kennismaking met Dusty's broer Tom plaats. Tom is naast schrijver ook producer en het eerste product uit de samenwerking is 'I'll Never Find Another You'. Hoewel de groep nog geen contract heeft getekend met EMI, zorgt Springfield dat de plaat via die firma uitkomt. Met behulp van Radio Caroline schiet de plaat de Engelse hitparade in. Dan heeft de groep een eerste wapenfeit: Ze staan zowel in Engeland als Amerika en Australië in de top vijf. Het leuke is dat er doorgaans weinig bekend is over verkoopcijfers, behalve bij The Seekers. 'I'll Never Find Another You' is de op één na best verkochte plaat in Engeland in 1965 en verkoopt wereldwijd 1.75 miljoen exemplaren. 'What Have They Done To The Rain' verzuipt een beetje in de overdaad van zijn voorganger, maar met 'A World Of Our Own' zijn de volkeren weer bereid tot massale aanschaf van de plaat. Een vroege uitvoering van 'Morningtown Ride' doet het in Australië erg goed, maar breekt in Engeland pas in 1967 door als de groep een nieuwe versie heeft opgenomen. Dan schrijft Tom Springfield een Engelse tekst op een Russische melodie en die plaat zal menig record verpletteren: 'The Carnival Is Over'. Op het toppunt van het Engelse succes worden er dagelijks 93.000 exemplaren verkocht van de single!
Rond dezelfde tijd ontmoet de groep Paul Simon die het solo in Engeland probeert. 'One Day, Someday' is een liedje uit die tijd en The Seekers is de eerste groep die een grote hit heeft met een Paul Simon-compositie. Een paar maanden later zal Tom Wilson 'The Sound Of Silence' re-mixen en de rest is historie. Woodley schrijft ook enkele nummers met Simon, 'Red Rubber Ball' is een grote Amerikaanse hit voor The Cyrkle. In december 1966 verschijnt 'Georgy Girl' op single, titelnummer uit de gelijknamige film. Het is in Amerika het grootste succes voor The Seekers, daar eindigt het op twee. Hoewel het verhaal nog anderhalf jaar duurt en louter uit hoogtepunten bestaat, waaronder de verkiezing tot 'Australiërs van het jaar 1968', kondigt Durham halverwege 1968 aan dat ze op de solo-toer wil. In juli 1968 houdt de groep haar afscheidsconcert voor de camera's van de BBC. Een paar maanden later stoot 'Greatest Hits' van The Seekers het 'witte album' van The Beatles van de top en houdt 'Beggar's Banquet' van The Rolling Stones van de felbegeerde toppositie. Het album staat maar liefst twee-en-een-half-jaar in de albumlijst. The Seekers komt nog een aantal malen bijeen, met Louisa Wisseling in plaats van Durham heeft de groep nog wat succes in de tweede helft van de jaren zeventig. Even daarvoor heeft Potger vooral in Engeland succes gehad met The New Seekers.
dinsdag 30 juli 2013
Week Spot: Marvin Smith
Ik zou het kiezen van een Week Spot heel moeilijk kunnen uitleggen, zodat het lijkt alsof het een bijna onmogelijke taak is, maar dat zal ik jullie besparen. Nee, zó moeilijk is het nu ook weer niet. Toch probeer ik, net als bij het bereiden van maaltijden, de boel in evenwicht te houden. De dames hebben de overhand binnen mijn soul-collectie en dus werd het weer eens tijd voor een meneer. Zeker omdat de Week Spot van volgende week ook alweer een dame is. Zo tracht ik zo nu en dan ook iets 'Modern Soul' er tussen te stoppen en de afgelopen twee weken was dat tweemaal het geval (Pat Stallworth en de Jackson Sisters), dus moest nu maar weer eens kraker van de bovenste plank de Week Spot zijn. Lavern Baker en Yvonne Baker (geen familie van elkaar) vallen beide onder het vrouwelijk geslacht en dus moeten die nog even worden uitgesteld. Dan is de volgende... Marvin Smith! Niet bepaald de beroemdste Marvin, maar binnen de Northern Soul toch wel een gigant. En dat heeft hij behalve aan een groep vooral te danken aan de single uit 1966 die deze week Week Spot mag heten: 'Have More Time' van Marvin Smith (1966).
Over giganten gesproken. Vanmiddag was ik even in 'mijn' groep en zag twee lidmaatschapsverzoeken, die ik beide heb ingewilligd. De ene was van James Conwell, maar dat deed nog niet meteen een belletje rinkelen. Totdat dezelfde Conwell opeens de ene na de andere Jimmy Conwell-plaat ging 'posten'. En wat denk je? Het is écht Jimmy Conwell! Zijn eerste dag op Facebook en op zoek naar fans. Toch heb ik bepaald dat artiesten niet welkom zijn in mijn groep, ik wil alleen gepassioneerde muziekliefhebbers, verzamelaars en deejays, en dus heb ik hem een half uur later uit de groep gegooid. En ja, dat deed wel een beetje pijn. Ik zal voorlopig even niet naar 'Cigarette Ashes' kunnen luisteren.
Of Marvin Smith een Facebook-account heeft? Geen idee, dat ben ik niet na gegaan. Hij hoeft zijn fans niet meer te zoeken, hij weet inmiddels al lange tijd af van zijn cultstatus in de Northern Soul-wereld en heeft zijn 'Have More Time' reeds met Ian Levine door de mangel gehaald. Daar is wel de hulp van Otis Leavill voor nodig, zijn voormalige Brunswick-collega. Er is weinig bekend van Marvin Smith, behalve dat de man blijkbaar een beetje koppig was. Dat kan hem best wel eens een kans gekost hebben, maar dan nog... de Chicago soul is in de jaren zestig niet de meest populaire in termen van verkoopsuccessen. Smith wordt geboren op 8 oktober 1940 in Palestine. Dat is in Arkansas. Zijn loopbaan zal ongetwijfeld in de kerk zijn begonnen, als tiener zingt hij bij enkele zanggroepen. In 1958 maakt hij zijn plaatdebuut als lid van The Four El Dorados. Hun 'A Lonely Boy' verschijnt op het Academy-label. Hetzelfde jaar verschijnt een tweede single van de groep, die dan The Tempos heet. 'Promise Me' verschijnt op het Rhythm-label. En dan valt er een gat in de biografie van Smith. Tussen 1958 en 1964 is het erg slecht gedocumenteerd, maar in dat laatste jaar treedt hij toe tot The Artistics. Niet dat hij nu beslist lid wil worden van de groep, daarvoor heeft hij de harde hand van Carl Davis nodig. Davis is dan de belangrijkste producer en songschrijver van Chicago.
Smith neemt vijf singles op met The Artistics, die allen via het Okeh-label verschijnen. Hij zingt de lead en is daarmee het aanspreekpunt van The Artistics, maar het zint Smith zelf helemaal niet. Hij wil solo. Die kans wordt hem in 1966 geboden, maar heeft voor de achtergrondzang nog steeds The Artistics nodig. Barrett Strong, de man die ons 'Money' heeft gebracht, schrijft 'Have More Time. Op de andere kant staat 'Time Stopped'. Het is een beetje onduidelijk wat de exacte a-kant nu is, ik zou spreken van een fraaie 'double-header'. Beide nummers zijn even goed, alleen slaat voor mij het gevoelsmatige metertje over naar 'Have More Time'. Het is zó herkenbaar. Door drukke dagelijkse werkzaamheden te weinig tijd hebben om je 'sugar baby' te zien. Hele dagen bij haar op de sofa zitten, is ook geen optie, maar misschien dat hij een part-time baantje kan bemachtigen?
Na 'Have More Time' maakt Smith nog één single met The Artistics waarvoor hij alle 'credit' krijgt. Daarna is hij enkel nog op de opnames van de plaat te horen, maar heeft de groep voor concerten de beschikking over een andere leadzanger. Smith maakt in 1967 nog twee singles voor Brunswick en dan valt opnieuw een gat in zijn verhaal. Toch blijft hij blijkbaar in zijn vertrouwde omgeving. Carl Davis, Otis Leavill, Brunswick, Chicago... en je komt vanzelf uit bij Curtis Mayfield. Voor diens' Mayfield-label neemt Smith in 1974 zijn laatste plaat op. 'Who Will Do Your Running Now' is een Modern Soul-kraker die momenteel zeer gewild is en dus ook idiote prijzen opbrengt. Maar daar staat tegenover dat ik ook al exemplaren van 'Have More Time' in een mindere staat voor dertig dollar heb zien gaan.
maandag 29 juli 2013
Raddraaien: Kiki Dee
En zo gaan we stiekem verder met Raddraaien en komt het einde van deze vierde serie alweer in zicht. Het blijft leuk om te doen en dus gaat die vijfde en, wat mij betreft, ook de vijfenveertigste serie er zeker komen! Het is een aardige uitdaging om een bericht van normale lengte te schrijven over een artiest waar je niet zoveel mee hebt. Door een beetje huiswerk te doen, bij Raddraaien is dat maximaal een half uur (!), leer je zo ook nog eens wat. Ik wist wel dat 'I've Got The Music In Me' geschreven was door ene Tobias Boshell, maar vanavond viel het kwartje: Het is Bias Boshell van de groep Trees (zie: 11 juni 2010). Ook leer ik dat ze 'How Glad I Am' ook al in de jaren zestig heeft opgenomen. Al met al heeft Kiki Dee haar plekje op Soul-xotica wel verdiend. De Raddraaier van vandaag is niet zomaar een plaatje. Dit is een nummer dat me keer op keer weer doet smelten: 'Amoureuse' van Kiki Dee (1973).
Eigenlijk is Pauline Matthews helemaal niet een slechte naam voor een artieste, maar in de vroege jaren zestig heb je als zangeres een naam met een 'gimmick' nodig. Denk maar aan Lulu en Sandie Shaw. In dat kader bedenkt de songschrijver Mitch Murray de naam Kiki Dee voor Matthews. Ze is op 6 maart 1947 ter wereld gekomen in Little Horton, een voorstad van Bradford in West-Yorkshire. Als tiener zingt ze al met lokale groepen en mag zo nu en dan ook al eens achtergrond-vocalen lenen voor 'grotere' artiesten als Dusty Springfield. Als zestienjarige debuteert ze met 'Early Night', een liedje geschreven door haar naamgever. Ze is echter niet bepaald de enige artieste in dat segment en de eerste jaren zijn niet vet voor Dee. Eind 1964 verschijnt 'How Glad I Am', elf jaar later zal ze het plaatje opnieuw opnemen met haar band en er alsnog een hit van maken. In 1966 regeren de zeezenders ook in Engeland en met name Caroline en London maken van haar 'Why Don't I Run Away From You' een 'hit van zee', maar op de officiële hitparades ontbreekt het nummer. In 1967 verschijnt de elpee 'I'm Kiki Dee', maar dat is eveneens geen succes. Pas in 2010 wordt haar vroege werk op Fontana verzameld op een gelijknamige cd. 'On A Magic Carpet Ride' uit 1968, een b-kantje, geniet nog enige bekendheid in de Northern Soul.
In 1970 is ze de eerste blanke Britse artieste die tekent bij Tamla-Motown, toch is de keuze voor de albumtitel nogal ongelukkig: 'Great Expectations'. Hetzelfde gebeurt als 22 jaar later bij Tasmin Archer, van de 'grootse verwachtingen' komt uiteindelijk weinig terecht. In 1971 zit Dee alweer zonder contract, maar treedt menige malen op voor de Britse televisie terwijl ze 'hits-van-anderen' vertolkt. Wat dat betreft zal er in de loop van haar carriére weinig veranderen, want ook nadat ze in 1973 onder contract is gekomen bij Elton John's Rocket-label, gaan de 'covers' gewoon door. Hierbij valt op dat Dee en haar producers een goede neus voor andermans werk hebben. Neem nu het gevoelige 'Amoureuse', geschreven door Véronique Sanson. Sanson is één van Frankrijk's eerste zangeressen die uitsluitend albums maakt en 'Amoureuse' is het titelnummer van haar doorbraak-elpee uit 1972. Het nummer wordt uit het Frans vertaald door Gary Osborne, mede-schrijver van onder andere 'Forever Autumn' van Justin Hayward.
Terug naar Kiki Dee. Zij heeft met 'Amoureuse' haar eerste hit te pakken. Het nummer bereikt een dertiende plaats in Engeland en strandt in Nederland in de Tipparade. In Engeland scoort het in 1984 andermaal, nu slechts met een 77e plek. De grootste hit uit haar loopbaan heeft ze te danken aan de man die haar carriére uit het slop haalde: Elton John. Het 'campy' 'Don't Go Breaking My Heart' doet waarschijnlijk meer voor Elton John dan voor Kiki Dee, maar toch staat het duo overal ter wereld bovenaan in de hitparade. In 1993 zingt het duo Bing Crosby en Grace Kelly na in 'True Love', dat eveneens een grote hit wordt. Zonder Elton John stelt Kiki Dee in verkoopsucces niet zoveel voor, maar de platen die ze aflevert blinken uit door een zekere kwaliteit.
Het mag opvallend heten dat Kiki Dee in de 66 jaar van haar leven nog nooit is getrouwd. Ze woont enige tijd samen met Davey Johnstone, destijds de gitarist in de band van Elton John, maar verder is ze zo vrij als een vogel. In 2008 verschijnt haar, voorlopig laatste, cd 'Cage The Songbird' en worden haar oudere Rocket-platen op cd uitgebracht.
zondag 28 juli 2013
Week Spot 27-39
Het was gistermiddag een beetje een warrige aflevering van Do The 45. Toen ik om twee uur voor het eerst Facebook op ging, zag ik meteen een oproep van onze programma-leider. Of ik ook een uur eerder kon beginnen? Ja, op zichzelf is dat geen probleem, maar ik zou immers de Week Spot countdown gaan doen en moest dus even iets anders verzinnen voor het eerste uur. Dat was snel opgelost. Van alle elpees die ik had klaargezocht voor The Vinyl Countdown heb ik de meest soulvolle eruit gepikt en daar wat nummers van gedraaid, plus dat ik beide kanten van de single van Pat Stallworth heb gedraaid. Na mijn officiële uur Do The 45 moest ik nog wat tijd opvullen voor mijn collega Paul, die nog niet helemaal klaar was, dus maar weer wat elpees. Hierbij de plaatjes en de verhaaltjes uit het tweede uur van het programma van gisteren.
2012/32: It's Too Late To Turn Back Now-The Cornelius Brothers & Sister Rose (1972)
Ik weet nog precies waar en wanneer. Op een zaterdagmiddag in het vorige voorjaar. Ik zou even op de fiets naar Meppel, maar maakte even een 'rondje': Over Kolderveen, maar ook alweer snel richting de doorgaande weg tussen Nijeveen en Meppel. Bij de oversteek hoorde ik plots deze. Ik heb de fiets even stil gezet om op het schermpje te kijken. Behoorlijk 'nieuw' voor mijn doen, zeker toen, maar er is iets in dit nummer dat me zelfs na honderden malen nog steeds 'grijpt'. Het is altijd een plezier om deze te draaien!
2012/33: The Name Game-Shirley Ellis (1965)
We zitten met deze aflevering in hartje zomer 2012 en veel van de platen van vandaag vertellen op hun beurt het verhaal van die zomer. Wederom geen vakantie in de zin van 'weg met fiets en tentje'. Wel de eerste weken van mijn nieuwe Facebook-groep, straks een jaar oud, twee podcasts per week fabriceren en kleine stukjes in de omgeving fietsen. Het plaatjes kopen gaat gestaag door, niet zo gek als een half jaar ervoor, maar toch nog steeds genoeg om het afwisselend te houden. Shirley Ellis heb ik voor een hele leuke prijs van Marktplaats gehaald, compleet met de envelop-hoes.
2012/34: She'll Come Tonight-Amos Tamela & His Mustang Soul (1969)
Op mijn laatste dag in de 'vorige' Northern Soul-groep op Facebook heb ik een Engelstalige podcast gepubliceerd. 'Nooit weer', roep ik aan het eind. 'Famous last words'. Amos Tamela staat er ook op en omdat ik niet tevreden ben over de opname publiceer ik het niet openbaar, maar kunnen liefhebbers de link bij me opvragen. Lee Madge is er één van, dat gaat me nog van pas komen! Doordat ik de link zélf heb rond gestuurd, weet ik ook dat deze in Amerika is terecht gekomen. Daar is Amos Tamela binnen een paar maanden uitgegroeid tot een 'must have' en de prijzen liegen er niet om. Deze kostte mij in juli overigens gewoon een tientje op Marktplaats.
2012/35: It's Alright-The Soulettes (1966)
Het begon voor mij met de zoektocht naar 'Bring Your Fine Self Home' van The Soulettes uit Detroit, maar dat had ik mezelf kunnen besparen. Dit nummer is destijds nooit uitgebracht en pas jaren later alleen op cd. Toch staat dit nummer nog altijd hoog op mijn verlanglijstje. Als die ook eens verschijnt via Kent, dan ben ik de eerste die hem koopt! Zo kwam ik uit bij deze van The Soulettes uit Chicago. Echt een persoonlijke ontdekking, want ik ben in het afgelopen jaar geen tweede tegen gekomen. Hier is een plaat met een missie!
2012/36: Just Ain't No Love-Barbara Acklin (1969)
Via Lee Madge leer ik 'Love Makes A Woman' op waarde schatten, maar deze van Barbara Acklin komt eerder op mijn pad. In het tweede weekend van september, Kopje Cultuur in Steenwijk, is dit niet alleen de Week Spot, maar ook de gangmaker op beide dagen dat ik sta te draaien in De Olde Veste. Ik heb een stel metalheads zien dansen op dit nummer!
2012/37: If I'm Hurt You'll Feel The Pain-Barbara & Brenda (1967)
Mijn vrienden van Rarenorthernsoul leuren inmiddels alweer een jaar met een exemplaar van deze single. Ze willen er 45 pond voor hebben. Ik heb mazzel gehad met mijn exemplaar. Door de talloze kraakjes werd deze laag in geschat en van een dito prijs voorzien. Voor rond de tien pond mocht ik mezelf de eigenaar noemen van deze gewilde Barbara & Brenda-single, waarvan het geluid wonderwel 'schoon' is. Ze vragen eveneens vijfenveertig pond voor 'Never Love A Robin', de Barb & Bren-single die nog altijd hoog op mijn verlanglijst staat. Misschien moesten we dat nog maar eens investeren, want je komt hem niet vaak tegen in nieuwstaat...
2012/38: I Need You Like A Baby-Andrea Henry (1968)
Als ik begin 2012 flink boodschappen aan het doen ben, is deze van Andrea Henry net beschikbaar gekomen via Outta Sight. Toch kan de plaat me niet meteen bekoren. Ik ben nog het meeste op zoek naar de opvolger, 'Time Fades Away', maar die is toendertijd nooit verder gekomen dan een demo. In augustus luister ik weer eens naar een clipje van 'I Need You Like A Baby' en dan slaat de vonk over. Inmiddels is het één van de meest gedraaide Blauwe Bakkers.
2012/39: If This Ain't Love-Nicole Willis & The Soul Investigators (2005)
Ik hoor dit nummer voor het eerst bij mijn vrienden van Soulclap in 2006 en ben dan ook van plan om de elpee te kopen. Het komt er niet van. In de zomer van 2008 kent het nummer een kleine opleving bij mij als ik Youtube kan kijken op mijn telefoon. In april 2010 is het pure magie: Ik word op een woensdagmorgen wakker, de eerste zomerse dag van het jaar en dit liedje zit in mijn hoofd. Via mijn nieuwe Facebook-groep word ik in april 2012 opnieuw herinnerd aan het nummer en ook aan het feit dat ik hem nog steeds niet op vinyl heb. Een Duitse winkel heeft het ding op voorraad en zo heb ik hem dan toch nog in de Blauwe Bak zitten.
2012/40: Let's Stay Together-Margie Joseph (1973)
Gedurende oktober 2012, vijf dinsdagen, heb ik iedere week een 'Classic Week Spot' gekozen. Niet een plaat die ik recent heb gekocht, maar die ik al jaren in mijn bakken heb staan. Dit jaar doen we hetzelfde: De nadruk komt dan te liggen op de 'overkill' van de eerste maanden van 2012 en een aantal klassiekers die daardoor ondergesneeuwd zijn geraakt. In 2012 trap ik af met een single die ik in 2008 heb gekocht en in die begintijd een echte favoriet was. Ik ben de plaat even kwijt geweest, maar vond hem in september 2012 terug. En zó mocht-ie ineens de Week Spot heten.
2012/41: The Shotgun And The Duck-Jackie Lee (1967)
Een single waarover ik al vaker heb geschreven in bijna 3,5 jaar Soul-xotica. Ook deze mocht 20 jaar na aanschaf eens Week Spot zijn.
2012/42: Taking It Away-The Free (1969)
Een andere traditie die we dit jaar voortzetten: De Nederlandse week. De derde week van oktober zal ik iedere dag weer een Nederlandse act behandelen uit de jaren zestig, zeventig, tachtig, negentig, nul en tien. Plus een Week Spot van Nederlandse bodem. Op de radio ga ik hetzelfde doen: Do The 45 wordt gevuld met soul, funk en 'grooviness' uit Nederland en The Vinyl Countdown mag de Nederpop in zijn totaal beslaan.
2012/43: Moody Woman-Jerry Butler (1969)
En dan heet de Tune Of The Week officieel de Week Spot. De allerlaatste weken van de podcasts. Het is rond deze tijd dat ik via Anthony verneem dat 'Wolfman naar mij op zoek is'. Pas maanden later realiseer ik me dat Wolf niet persoonlijk op zoek was naar mij, maar dat hij gewoon naar nieuwe programmamakers zocht... En Anthony is dan mijn 'superfan', maar moet me flink achter de kont aan zitten. Ik wil aanvankelijk niet...
2012/44: Since You Came Into My Life-The El Dorados (1970)
De allerlaatste Soul-x-rated, zonder dat ik het zelf in de gaten heb. Ik beloof gewoon weer een nieuwe voor de volgende week, maar... die zal er nooit komen! Een week later zit ik op Wolfman Radio en de volgende serie Week Spot's gaan over de eerste weken bij Wolfman.
zaterdag 27 juli 2013
Raddraaien: Jeremy
Je zou verwachten dat in de muziekwereld de fascinatie vooral uit een verzameling-noten-in-de-juiste-volgorde zou bestaan, maar niets is minder waar. Het is vooral de zoektocht naar het onbekende, het nimmer ontdekte, dat niet alleen mij in deze tak van sport houd. Een paar jaar geleden stapte ik de wereld van de muziekfora binnen: Vooral Het Steenen Tijdperk-forum was toen een wereld-op-zichzelf. Een hoekje waar muziek-idioten samen kwamen om te zoeken naar de meest exotische opnames. Er was toen al geruime tijd een zoektocht aan de gang naar 'een vroege opname van Jan Ten Hoopen'. Een plaat waarover niets maar dan ook helemaal niets was te vinden. We hebben het over 2008 en volgens mij is dat tekenend van hoe het medium zich ontwikkeld, want inmiddels kon ik al een 'labelscan' vinden op 45cat. Nu bleek dat deze jonge 'nieuwkomer' in het bezit was van de plaat en ook nog het fotohoesje bleek te hebben. Vooral dat laatste heeft alleen maar meer onduidelijkheid in de zaak gebracht... Of toch ook weer niet? Deze Raddraaier is niet bepaald de een gemakkelijkste opgave, maar dankzij deze ervaring durf ik het te wagen. De Raddraaier van vandaag is 'Cherry' van Jeremy (1970).
We kennen inmiddels drie mensen met de naam Jan Ten Hoopen. De CDA-politicus is de jongste aanwinst, niet in leeftijd, maar die kenden we in 2008 nog nauwelijks. Dan was er ook nog een RTL-nieuwslezer met die naam. Nee, de Jan Ten Hoopen die gezocht werd, was degene die in 1988 doorbrak als winnaar van het NCRV-programma 'Showmasters'. Ten Hoopen ging desondanks niet verder als presentator, maar maakte in 1989 een goed verkopend album: 'Eerlijk Zeggen'. Zélf zag ik Ten Hoopen nog optreden in Sneek tijdens het AVRO-programma 'Hollands Glorie', ten tijde van zijn enige hit 'Jij Bent Alles'. Ten Hoopen maakt jaren erna nog steeds albums, maar hij komt professioneel niet meer aan de bak. Vorig jaar mei werd hij getroffen door een herseninfarct en dat heeft ervoor gezorgd dat Ten Hoopen niet meer op het podium is te bekennen.
En toch is Ten Hoopen allesbehalve een 'nieuwkomer' als deze in 1988 'Showmasters' wint. Hij is dan al 42 jaar en zit al meer dan vijftien jaar in de muziek, alleen niet onder eigen naam. Jan klinkt te ordinair Hollands voor een artiest die een muziek-carriére ambieert en zo gebruikt hij enige tijd de naam Jeremy. Dan duikt plots iemand de informatie op dat er een Jeremy is met een single op het Green Light-label en dat zou deze, bijna vergeten, Jan Ten Hoopen kunnen zijn. Bij nadere bestudering van het fotohoesje is iedereen het er wel over eens dat dit niet 'onze Jan' is. Wel maakt deze Jan in 1972 een plaatje voor CNR met medewerking van Gert Timmerman. 'Do You Know Him' van Jean-Paul staat een paar weken in de Tipparade en dat is de enige juiste plek voor het kneuterige nummer.
Inmiddels heeft het halve forum wel een opname gekregen van mijn single. Inmiddels heb ik een usb-mixertje en wat opname-programma's op de computer, maar in 2009 moet ik nog de hort op met mijn plaatje. Ik leer op een avond in een café Petra kennen. Het is in de allerlaatste periode van mijn drankgebruik. Petra vertelt van haar piratenstation, vertelt over een polka die ze al heel lang zoekt (ik doe een oproep via het forum, maar de opname wordt even later gewoon in Steenwijk gevonden) en biedt me aan om mijn single van Jeremy te vereeuwigen als mp3. Dat gebeurt, maar niet bepaald onder 'schone' naald-omstandigheden en afschuwelijk hard opgenomen. Teveel werk voor een moedige restaurateur en het resultaat na diens' restauratie doet gewoon pijn aan de oren. Zó slecht is-ie ook weer niet...
Nee, Jeremy is niet Jan Ten Hoopen. Jeremy is een anonieme zanger die in 1970 in Londen resideerde en met Guy Fletcher en Doug Flett samenwerkte. 45cat vertelt me nu dat de plaat eveneens in Australië is uitgebracht, in Nederland is de single op Green Light en heeft, zo gezegd, een fotohoesje. Zowel 'Cherry' als de b-kant 'One Day Someday' is nogal dertien-in-een-dozijn, erg prettige popliedjes, maar niks bijzonders. Als Raddraaien niet had bestaan, hadden jullie er nooit van gehoord!
Beeldenroute: J.J. Cale
Wie zoet is, krijgt... twee berichten! Gisteren vierde mijn moeder haar 75e verjaardag en dat was een gebeurtenis! Voor het eerst sinds de begrafenis van mijn vader waren we weer bijeen als vier kinderen. Het is een prachtige dag geweest! We zijn 's middags met zijn allen naar een klein en eenvoudig pretpark geweest in Appelscha. Leuk voor de kinderen en ook voor ons. Ik heb samen met de jubilaris een angst overwonnen en in zo'n 'slangentreintje' plaats genomen. Toen we omhoog gingen op de smalle rails had ik al spijt en ook moeder had na één ronde al willen uitstappen. Pas tegen het einde ontdekten we de 'gondel' en, ja, daar zijn we als Louwsma's gezamenlijk in gegaan. 's Avonds hebben we lekker gegeten en ik kwam moe, maar voldaan, thuis en had geen 'fut' meer om te schrijven. Aanvankelijk zou ik twee Raddraaiers doen, maar toen vernam ik van het overlijden van J.J. Cale. Overleden op de 75e verjaardag van mijn moeder en Cale zou zelf op 5 december die leeftijd hebben behaald. Overleden mensen krijgen vaak eerder een standbeeld, maar toch wil ik zijn geboorteplaats vóór zijn en meteen vandaag al eentje oprichten voor de man.
Een dagelijkse collega van mij wil nog wel eens te pas en te onpas strooien met 'moeilijke' of niet-bestaande woorden of uitdrukkingen. Van dat eerste hebben meer mensen last, het is niet voor niets een sociale werkvoorziening. Zo hoorde ik onlangs nog iemand over een collega-met-rugpijn spreken: ,,De dokter zegt dat het terminaal is". Nou... dat heeft de dokter vast niet gezegd! De collega zal het woord vast op de radio hebben gehoord. De collega waarmee ik dagelijks te maken heb, noemt alles 'kortsluiten'. ,,Ik ga even naar het toilet en dan zal ik even kortsluiten". Dat werk... Sinds kort is daar het nieuwe woord 'stikkerig' bij gekomen. En dat is een héle aardige! Hij noemt benauwd, zweterig weer 'stikkerig' en dat moest natuurlijk 'plakkerig' zijn. Wat heeft dit alles met J.J. Cale te maken? Welnu, ik verklaar mans' oeuvre tot de ultieme soundtrack voor 'stikkerig weer'.
John Weldon Cale wordt op 5 december 1938 geboren in Oklahoma. Daar groeit hij op en studeert in 1956 af aan de highschool in Tulsa. Vlak daarna trekt Cale met enkele stadsgenoten naar Los Angeles om aldaar in de muziek-scene aan het werk te gaan. Cale vindt een baantje als technicus in geluidsstudio's en maakt intussen als Johnny Cale zijn eerste plaatjes. 'Shock Hop' is solo en verschijnt in 1958. 'Troubles, Troubles' en 'Ain't That Lovin' You Baby' zijn als The Johnny Cale Quintet. Vanaf 1965 gebruikt hij de naam J.J. Cale en formeert dan de groep The Leathercoated Minds. De platen van die groep verkopen voor geen meter, maar worden decennia later geroemd door liefhebbers van Amerikaanse acid-rock. Cale schrijft een veelvoud aan liedjes die gretig aftrek vinden bij collega-muzikanten. Tot 1970 is hij een typische 'musician's musician'. Het grote publiek kent hem nauwelijks. Ik heb eens gelezen dat J.J. Cale het liefst achterover leunt in een sofa met de gitaar op zijn buik en dan een beetje pielen aan de snaren. Zo zal hij in 1970 ongetwijfeld ook liggen, twijfelend of het niet tijd wordt een punt te zetten achter de muziek en 'echt' werk te zoeken. Dan weerklinkt zijn liedje op de radio, opgenomen door een Engelse bewonderaar van Cale's werk: Eric Clapton.
Eric heeft een grote hit met 'After Midnight', tevens zijn eerste solo-hit. Waar Clapton zich daarna weer verschuilt in een 'groep' (Derek & The Dominoes), daar zet 'After Midnight' J.J. Cale's carriére in een stroomversnelling. Hij vindt aansluiting bij het Shelter-label van Leon Russell en 'After Midnight' staat op zijn eerste elpee 'Naturally' (1972). Clapton zal in 1977 een ander Cale-nummer tot een klassieker maken: 'Cocaine'. Lynyrd Skynyrd doet daarvoor het nodige werk met hun versie van 'They Call Me The Breeze'. En plots is J.J. Cale groot. Zijn albums gaan als zoete broodjes. En als we de Buma Stemra-lijsten moesten geloven, was Cale lange tijd de meest gedraaide artiest op de Nederlandse radio. Als je regelmatig naar Radio 1 luistert en met name naar Met Het Oog Op Morgen, dan geloof je dat meteen. Dan is het gek dat de man in termen van hits slechts eenmaal in de Nederlandse Tipparade is terecht gekomen: In 1974 met 'Cajun Moon'. 'Cocaine' mag dan echt als een top tien-hit klinken, het heeft in Nederland te weinig fysieke exemplaren verkocht voor een Top 40-plek. Als je dan kijkt hoe de huidige Top 40 wordt samengesteld, dan had een 'Cocaine' of 'Cajun Moon' na twee maanden nummer 1 vast de Bijbelstatus gekregen...
Cale heeft op zijn beurt een hele reeks gitaristen beïnvloed. Naast Eric Clapton is Mark Knopfler iemand die het niet onder stoelen of banken heeft gestoken en ook regelmatig met de man zélf heeft opgetreden. Over wie de naam 'J.J.' heeft bedacht, bestaan twee verhalen. Elmer Valentine, voormalig eigenaar van de club die Cale als residentieel muzikant contracteerde, is eentje. Cale noemt hem in een documentaire in 2006. Rocky Frisco, zijn voormalige pianist, 'claimt' hetzelfde. Frisco is gisteren overigens 76 jaar geworden, dat zag ik net bij toeval en wilde dat even delen. Beide deden het vanuit dezelfde gedachte: Er mocht geen verwarring ontstaan met John Cale van Velvet Underground.
donderdag 25 juli 2013
uit de zon
Vanmiddag liep ik even te worstelen met mijn rubrieken. Hoe zat het ook alweer? 'Recenzeuren' voor concerten uit het verleden en 'Recent gezeurd' voor concerten uit het nu? Dat laatste heeft maar één aflevering gehad als ik het goed heb, maar dat komt omdat ik niet langer meer interesse heb in het bezoeken van concerten. Voor 'Recenzeuren' heb ik nog wel een band op het oog, die ik twee- of driemaal heb gezien. Daar moet ik nog even diep over nadenken, gezien ik 'vriend' ben geworden op Facebook van één van de leden (had met een zoektocht naar hun single te maken), moet dat verhaal namelijk wel kloppen. En vanmiddag... Tja, een concert kun je het niet echt noemen, maar ik heb toch wel genoten van het stukje live-muziek. Ik dacht zelfs even aan René & His Alligators, ofwel: een authentieke Nederlandse rock & roll-groep. Nee, het blijkt ietsje anders en achteraf gezien had ik er al iets over gelezen. Ik heb niet de volledige show gezien, maar heb vanmiddag op aangename wijze kennis gemaakt met The Shadows Project.
Op woensdag zijn er Midweekfeesten in Steenwijk, in Meppel is het Donderdag Meppeldag. De beide evenementen wijken niet veel van elkaar af. Thema's, waarbij Meppel ietsje cultureler is ingesteld, maar verder dezelfde braderie en 's avonds muziek in de stad. Voor deze derde Donderdag Meppeldag had de organisatie hulp gekregen van een sponsor, want organisatorisch kostte deze editie wel de nodige duiten: Een musical-dag met vooral veel (kleinschalige) optredens van nationale musical-sterren. Ik kwam in de stad omdat ik langs het stadhuis moest, maar omdat ik pas een uur later op het werk hoefde te zijn, bedacht ik dat ik nog wel even over de kindervrijmarkt kon. Ja, stom, achteraf wist ik het ook wel weer, maar die is alleen 's ochtends en het was inmiddels half twee. Ik had mijn fiets op de Woldstraat geparkeerd en had toen al iets van het groepje verderop gehoord. Klonk niet onaardig, maar toch liep ik de stad in. Bij terugkomst speelde de groep 'Wonderful Land' van The Shadows en verbaasde me toch wel ergens over. Dit klonk namelijk zó natuurgetrouw dat Hank Marvin en zijn kornuiten daar wel eens konden staan. Omdat ik nog wat tijd te doden had, ben ik blijven hangen. En... ik heb genoten!
Dan een intro. Mijn kop maakt overuren en mijn lichaam laat weten te willen dansen. Het is maar een geluk dat ik de fiets aan de hand heb, anders had ik het gedaan! De groep speelt namelijk een, eveneens, natuurgetrouwe uitvoering van 'The Rise And Fall Of Flingle Bunt'. En... die zit bij mij al jaren in de Blauwe Bak! Gewoon omdat die zó lekker is! Ik meende bij het parkeren van de fiets al 'Guitar Boogie' te hebben gehoord van René & His Alligators, de Goud Van Oud-tune, en daarna barst de groep los in 'In The Mood', eveneens de versie van voorgenoemde Nederlandse groep. Ik begin te twijfelen. Ik heb even het gevoel dat ik naar een stel Nederrock-legendes sta te kijken en krijg even medelijden: Na de Nederlandse rock'n'roll te hebben 'uitgevonden', vijftig jaar later op een podium net buiten het centrum van, of-all-places, Meppel te moeten spelen. Net zoals dat tragische optreden van die Blue Diamond in Steenwijk van een paar jaar geleden.
Nee, ik heb de groep iets te hoog ingeschat, maar ze mogen al mijn argumenten op de revers steken. The Shadows Project is een... euh... project rondom gitarist Willem Van Lingen. Deze gitarist uit Meppel (of directe omgeving, het is in ieder geval een regionale aangelegenheid) groeit op met de muziek van The Shadows en speelt het, getuige het optreden van vanmiddag, zeer nauwkeurig na zonder dat het 'gemaakt' klinkt. Gewoon de betere 'tribute'-band. Er schijnt vanmiddag ook medewerking te zijn geweest van een zangeres, maar helaas riep de arbeid mij en moest ik na twintig minuten weer weg. Ik heb in die tussentijd alleen maar zeer fraaie uitvoeringen van Shadows-nummers gehoord. Petje af!
Toch heb ik altijd een vreemde associatie bij The Shadows. De schuld ligt hem bij de ijsbaan in Hommerts. Als die open was, in de jaren tachtig, schalde daar altijd The Shadows uit de luidsprekers. De klanken van 'Apache', 'Kontiki', 'FBI', en 'Atlantis'... en ik proef weer de warme chocolademelk met een vliesje. Mijn pijnlijke enkels, schaatsen is namelijk nooit iets voor mij geweest. Maar op zo'n dag als vandaag ontdek ik zowaar het 'genie' van de groep: Rock'n'roll voor in de hangmat. Ik moet begrijpen dat The Shadows Project iets tijdelijks is, dus ga ze zien voordat het te laat is!
woensdag 24 juli 2013
Raddraaien: Shocking Blue
Spannend? Ja, eigenlijk best wel. Ik schreef gisteren dat ik weer in een veiling zit van 'Hide And Seek' van Lillian Dupree. Ik ben nog lange tijd de hoogste bieder geweest, het bod stond toen op zes dollar. Het zal toch niet... Nee hoor, om acht uur werd ik overboden. Geen paniek! Ik ga in de laatste dertig seconden mijn uiterste bod invoeren, dan kan alleen nog 'sniping software' me overbieden. Ik moet mijn hoofd erbij houden, want het heeft geen 'soundfile' en er wordt gesproken over enige 'surface noise'. Krasjes geen bezwaar, maar het geluid moet 'schoon' zijn. En de labels zijn zwaar beschadigd, maar dat deert me niet. Morgen laat ik het jullie weten! Vandaag begroeten we een oude bekende op Soul-xotica: Shocking Blue. Altijd goed voor hoge bezoekersaantallen en ik zou best wel eens willen weten wáár ik dan gelinkt wordt. De kappers in de Gouden Gids regio Zwolle laten me twaalf stapjes vooruit nemen in een jaren zeventig-bak: Van Tony Sherman naar 'Inkpot' van Shocking Blue. Helemaal geen straf, want het blijft een eigenaardig stukje Nederlandse muziekgeschiedenis.
Robbie Van Leeuwen heeft in 1967, op 22-jarige leeftijd, zijn sporen ruim verdiend in de Haagse beat-scene. Het begint bij The Ricochets en daarna The Motions. Vooral die laatste groep is een klasse apart in de Nederlandse beat-geschiedenis en Van Leeuwen is daar mede-verantwoordelijk voor. Zo is 'Wasted Words' waarschijnlijk de eerste Europese single met Dr. Martin Luther King als onderwerp. En zou The Four Tops ooit met 'It's The Same Old Song' in de vaderlandse hitparade zijn gekomen als The Motions het niet had opgenomen? Het is 'I Can't Help Myself', 'Ask The Lonely' en andere klassieke vroege Four Tops-opnames nooit gelukt. Het succesverhaal van The Motions is nog volop bezig als Van Leeuwen besluit dat het plafond is bereikt en hij een nieuw avontuur begint: The Shocking Blue. Als beoogde zanger heeft hij Barry Hay, die net The Haigs heeft verlaten, maar deze ketst het aanbod af. ,,Daar zul je nog spijt van krijgen", snauwt Van Leeuwen hem toe. Hay wordt even later zanger van The Golden Earrings. Het is Fred De Wilde die aanvankelijk de microfoon ter hand neemt in de nieuwe 'supergroep'. Waarom 'Love Is In The Air' nooit in de Top 40 is gekomen, blijft voor eeuwig een raadsel. De eerste, titelloze, elpee doet evenmin iets, maar daar moet bij gezegd worden dat dit anno 1968 weinig Nederlandse popgroepen is gegeven. Joost Den Draayer zet in 1968 zijn eerste schreden in de wereld van de platenmaatschappijen en richt Pink Elephant op. 'Lucy Brown Is Back In Town' is de eerste single op het label en wordt een hit. Dan moet De Wilde bij defensie op appél komen en heeft Van Leeuwen de wens voor een zangeres. Hij heeft kennis gemaakt met Jefferson Airplane en wil dus een tweede Grace Slick. Eerst is daar Annet Hesterman, maar die heeft reeds een ander contract. Die maakt in 1968 mijn Blauwe Bak-favoriet 'Surrounded By A Ray Of Sunshine' en zingt even later met Ro-d-ys.
Op een feestje van The Golden Earrings in Loosdrecht treedt de Indorockband The Motowns op. Robbie en manager Cees Van Leeuwen zijn daar ook aanwezig en leggen via de moeder van Mariska contact. Mariska zingt op 'Send Me A Postcard', ze hebben voor deze opname nog niet samen op een podium gestaan. 'Long And Lonesome Road' is een bescheiden succes in Nederland, maar dan verschijnt 'Venus'. Achteraf gezien is het gebaseerd op 'The Banjo Song' van Big Three, daar heb ik al eens over geschreven (16 juni 2011: 'Venus met de banjo') en dan komen we zo langzamerhand bij een gedeelte waar ik recent nog ben in gedoken. Hoe krijgt Shocking Blue dit Amerikaanse succes voor elkaar? Het antwoord is: Jerry Ross. Liedjesschrijver en producer, onder andere van onze voormalige Week Spot 'Gonna Be A Big Thing' van The Yum Yums (30 april 2013). Hij begint in 1969 het Colossus-label en hoort bij een bezoek in Nederland eerst 'Venus', de volgende dag 'Ma Belle Amie' van Tee Set in Duitsland en krijgt na contact met Negram 'Little Green Bag' van George Baker Selection op de koop toe. Alledrie de nummers worden Amerikaanse hits en er wordt gesproken van een 'Dutch invasion'. 'Venus' is de eerste Nederlandse plaat die bovenaan de Billboard komt. In Nederland behaalt het merkwaardig genoeg tweemaal de derde plaats. Vanaf 'Hello Darkness' is het Amerikaanse succes alweer gedaan, maar in Japan en Europa lusten ze wel pap van Shocking Blue.
Onze Raddraaier verschijnt in 1972 en is de laatste top tien-hit voor de groep. Shocking Blue onderneemt dat jaar nog een uitgebreide tournee waarvan opnames worden gemaakt die pas decennia later worden uitgebracht. In het buitenland is Shocking Blue een attractie op de podia, in 1971 wordt de groep op Pinkpop bekogeld met rot fruit. In 1973 krijgt Robbie Van Leeuwen last van geelzucht en verlaat het schip. Dan komt Martin Van Wijk bij de groep, de man die ik in 1992 voor het Sneeker Nieuwsblad mocht interviewen. Op 1 juni 1974 kondigt Shocking Blue aan ermee te stoppen, maar uitstaande contracten verplicht de groep een jaar door te gaan. Daarna gaat Mariska solo, maar wordt op 'Tell It Like It Is' (1975) wel weer bij gestaan door haar voormalige companen. Shocking Blue heeft in 1979, 1980 en 1984 reünies, sinds de jaren negentig mag Veres de naam Shocking Blue voor haar eigen band gebruiken. Acht jaar na de oorspronkelijke drummer Cor Van Beek, overlijdt Mariska Veres op 2 december 2006 ten gevolge van kanker.
Dat 'Venus' een hit is geweest voor Bananarama weten we. Ook dat 'Love Buzz', een Shocking Blue-liedje, de eerste single van Nirvana was. Wellicht ook dat The Prodigy 'Love Buzz' nog eens stevig onder handen heeft genomen. Maar... zijn er volgers in de zaal van 'Mark Six', dé loterij van Hong Kong? Die kennen 'Inkpot' namelijk als de achtergrondmuziek...
dinsdag 23 juli 2013
Week Spot: Jackson Sisters
We zijn weer terug bij af! Ik kwam zojuist tot de ontdekking dat er weer een Lillian Dupree in de handel is gekomen. Ditmaal een exemplaar dat voor menig verzamelaar 'te slecht' is. Deze zou wellicht eens voor een 'grappig' prijsje te bemachtigen zijn? Morgenavond om twaalf uur weet ik meer! De vorige keer dat ik werd overboden op Lillian zocht ik genoegdoening op Ebay en kwam terstond de Week Spot van vorige week tegen: Pat Stallworth. Toen kreeg ik de gouden ingeving: 'I Believe In Miracles' van Jackson Sisters. Veel succes! Het goedkoopste origineel stond geadverteerd voor 150 dollar. Toen viel me op dat de overige singles van de zussen spotgoedkoop waren. De foto komt van de adverteerder waar ik de single uiteindelijk heb gekocht, hij heeft een hele voorraad 'new old stock' die hij voor zes dollar per stuk verkoopt. Voor die prijs krijg je een onweerstaanbaar liedje, weliswaar zonder de 'hooks' van 'I Believe In Miracles', maar toch nog steeds uptempo en, bovendien, 'uplifting'. Het styreen is echter wel erg teer, mijn exemplaar begint al wat te 'knarsen', maar voor die prijs koop ik nog eens een nieuwe. 'When Your Love Is Gone' van Jackson Sisters (1975) is deze week de Week Spot.
Er is in de jaren tachtig het gerucht de wereld in geholpen dat de Jackson Sisters een tegenhanger zou zijn van hun broers, The Jackson Five, en dat de Sisters LaToya, Janet en Rebbie zouden zijn. Ik kwam zojuist ook nog een hedendaagse gospelgroep tegen met de naam, maar deze bestaat uit zeven 'zussen' die onmogelijk dezelfde ouders kunnen hebben gehad. De Jackson Sisters die ik vandaag behandel komt oorspronkelijk uit Compton in Californië, maar woont tijdens haar muzikale loopbaan in Detroit. De Jackson Sisters zijn echte zussen. Jacqueline 'Jackie' Jackson-Rencher is de oudste, Gennie de jongste. Daartussen zitten Lyn, Pat en Rae Jackson. In 1973 begint de groep aan een handvol singles en neemt het ook materiaal op voor een debuutalbum. Die elpee wordt wel geperst, maar niet uitgebracht. Pas jaren later komen deze schijven in de handel en moeten zo'n duizend dollar per stuk op brengen. De reden is: De Jackson Sisters zijn tien jaar na de split opeens heel erg gewild!
Rond 1986 barst de Engelse funk-beweging uit zijn voegen en stroomt de hitparades binnen. Met name het hippe Urban-label doet van zich spreken. Zo wordt de historie van James Brown stapsgewijs behandeld, maar ook een lading James Brown-gerelateerde acts en werk van labels als Mojo, Mums en People. Jackson Sisters namen op voor Mums en Tiger Lily en valt de eer ook ten beurt. Met name 'I Believe In Miracles' slaat in als een bom en bereikt veertien jaar na de eerste release de onderkant van de Britse hitparade. Het is de 'hook' die vervolgens in menig funk-set wordt verwerkt en dat door veel hiphop-mc's wordt 'geleend'. De hook is bijna beter bekend dan het origineel.
'More Than Just Friends' is in 1973 de eerste single die van de groep verschijnt. Op het Prophesy-label is dit óf een eenzijdig bespeelbare demo of, de meer voorkomende, officiële single met 'Rockin' My Porch' op de b-kant. Wat we vaker zien bij dergelijke kleine maatschappijen is dat de a-kant nog eens wordt gebruikt, maar dan als b-kant van een opvolger. En die opvolger heet 'I Believe In Miracles'. De plaat blijft vooralsnog ondergesneeuwd , maar brengt de groep wel bij het Mums-label. 'Boy You're Dynamite' (1974) is de opvolger en dan hebben we het nog altijd over platen die een brug slaan tussen Northern Soul, funk en een beetje protodisco. 'When Your Love Is Gone' is in 1975 tenslotte de hekkensluiter. Dit plaatje verschijnt in Amerika op Polydor. Het nummer staat eveneens op de elpee die in 1976 op de plank blijft liggen. Pas sinds 1996 ligt de plaat, als vinyl of cd, binnen handbereik van Jan-met-de-pet. In 1987 en 1988 verschijnen respectievelijk 'Miracles' en 'When Your Love Is Gone' opnieuw in Engeland.
De mede-schrijver van 'When Your Love Is Gone' is een bekende naam, niemand minder dan Johnny Bristol, die in 1974 zelf nog een hit had met 'Hang On In There Baby'. Luisterend naar 'When Your Love Is Gone' zou dat nummer hetzelfde hebben verdiend, maar ik kan niet aanwijzen welke kwade geesten hier een rol hebben gespeeld. En dus presenteer ik het plaatje deze week vol trots als Week Spot.
maandag 22 juli 2013
Raddraaien: Jigsaw
'Een overzicht van de liedjes van Jigsaw onthult de innovativiteit van haar makers, de uitgekiende liedjes-structuur, intelligent gebruik van klassieke technieken en een baanbrekende benadering voor het gebruik van geluidseffecten, laat de luisteraar achter met een zwaar-ondergewaardeerde-doch-indrukwekkende catalogus van melodische popsongs'. Het is vaker gezegd: Het schrijven van hoesteksten en van begeleidende tekst in cd-boekjes is een vak apart. Journalistiek enerzijds, maar ook gevoel voor reclame en nét dat stukje fanatisme ten opzichte van de groep of artiest. Is bovenstaande tekst overtrokken? Niet echt... Jigsaw is een band die vooral wordt herinnerd voor de Raddraaier van vandaag, maar ook die is wel vaker op de radio geweest en ontbreekt ook al snel op jaren zeventig-compilaties. De groep heeft meer noten op haar zang en kent, net als bijvoorbeeld BZN, een totaal verschillend imago vóór de grote hit. Vandaag presenteer ik jullie Jigsaw met hun grootste hit 'Sky High' (1975).
Het ontstaan van de groep? Tja, dat is niet het gebruikelijke werk. Niet het verhaal van een aantal vrienden die elkaar ontmoeten en een band beginnen. Hoewel Jigsaw de naam ontleend aan een nachtclub in Manchester, 'The Jigsaw Club', is de formatie van Jigsaw zélf ook meer van een legpuzzel. Gitarist Tony Campbell uit Rugby verzamelt ergens in 1966 de creme-de-la-creme van de muzikanten in Rugby en Coventry. The Mighty Avengers en The Fortunes zijn de beroemdste namen van ex-werkgevers voor de bandleden. Drummer en zanger Dave 'Biffo' Beech houdt het al binnen een jaar voor gezien. Dan komt Des Dyer de groep versterken en hij mag zich alras de leadzanger noemen. Met toetsenist-zanger Clive Scott vormt Dyer de Lennon-McCartney van de groep. In deze vroege jaren bijna letterlijk, want met name de 'ballads' leunen zwaar tegen de McCartney-kant aan. Jigsaw is echter vooral een 'live'-band met een wilde show, die het erg goed doet in Duitsland. Daar krijgt de groep ook een eerste contract met Fontana/Philips en maakt reeds in 1968 de eerste singles. Ik heb daar nog eentje van, maar heb er nooit iets in gezien. Nee, Jigsaw is in deze tijd een groep die je móet zien: Vuurwerk op het podium, explosies van geluidsapparatuur en een vuurspuw-act door saxofonist Tony Britnell. Die zullen we een paar jaar later in ons, doorgaans, koude kikkerlandje tegenkomen als lid van Long Tall Ernie & The Shakers.
In 1970 onderneemt de groep voor haar elpee 'Letherslade Farm' een avontuur: Ze doen een bewerking van Bach's 'Jesu, Joy Of Man's Desiring'. De energieke shows zijn één ding, maar er moet brood op de plank komen en zo moet Jigsaw haar oude imago kwijt raken. Hun producer en manager, Chas Peate, krijgt alle 'krediet' van de groep. Het is Peate die ervoor zorgt dat de heren Jigsaw met complete liedjes op de proppen komen. Omdat de groep het merendeel van de tijd op tournee is, schrijven Dyer en Scott flarden van liedjes. Peate boekt zo nu en dan een studio en geeft de heren opdracht om op die dag tien complete nummers op te nemen. Zonder hem zou dat nooit zijn gelukt! Met die discipline verandert het werk van Dyer en Scott, ze leggen zich meer toe op eenvoudige, doch doeltreffende, commerciële popsongs. Hun debuut op de hitparade is echter als songschrijvers, het is de band Candlewick Green die in Europa een hit heeft met hun 'Who Do You Think You Are'. In Amerika wordt het mopje gedaan door Bo Donaldson & The Heywoods. Ondanks uitstekende producties haalt geen van de singles van Jigsaw de hitparade en wordt de groep eind 1974 'gedumpt' door Basf. Chas Peate begint dan het Splash-label, hoewel de Nederlandse branche van Basf zo vriendelijk is om 'Sky High' in ons land te distribueren.
'Sky High' is geschreven voor de film 'The Man From Hong Kong'. De Oosterse gevechtskunst is 'hot property' in de midden jaren zeventig en met dank aan arrangeur Richard Hewson creëert Jigsaw een passende soundtrack. Gierende violen, wahwah-pedalen en een refrein dat blijft hangen. In Engeland belandt de single op nummer negen, in Amerika op drie en in Nederland op een bescheiden 22e plek. In Japan bereikt de single in eerste instantie al de hitlijsten, maar nadat een populaire worstelaar het liedje uitpikt als 'zijn' thema bij de aanvang van iedere strijd, keert het in 1976 opnieuw terug in de lijsten. Daar is het een vette nummer 1-hit. De opvolgers van 'Sky High' leiden schipbreuk en vandaar dat de groep vaak, ten onrechte, als eendagsvlieg wordt beschouwd. In 1978 heeft de groep een laatste Nederlandse hit en dan zet ook de aftakeling in. Het laatste album, honderd procent disco, stamt uit 1981 en wordt in Engeland niet eens uitgebracht. Daar verschijnt in 1983 een single: 'Love Isn't At Home', maar dan is de groep al ten grave gedragen.
Scott en Dyer blijven actief in de wereld van de popmuziek. Ze leggen zich toe op het schrijven voor onder andere Nicki French en Boyzone. Daar komt een abrupt einde aan als Clive Scott een ongeluk krijgt. Op 10 mei 2009, twee weken later, overlijdt de man op 64-jarige leeftijd.
zondag 21 juli 2013
Week Spot 15-26
Een plakkerig weekend, waarin het radiomaken andermaal de centrale as was. Ik mag erg gelukkig zijn, want waar collega's de nodige hinder ondervonden van het warme weer, daar heeft mijn apparatuur geen krimp gegeven. Zelfs het licht aan doen, ging vanavond van een leien dakje. Keerzijde is wel dat er waarschijnlijk niet heel veel mensen hebben geluisterd, maar... doe je het daarvoor? Nee, zeker 'The Vinyl Countdown' is een show waarbij het aantal me niet zoveel kan boeien. Vandaag hoef ik maar 12 Week Spot's te behandelen, dat horen er normaliter dertien te zijn, maar Beverly Ann was nog bij vorige week opgekomen. En gisteren had ik aan deze twaalf ook genoeg om een programma te vullen, dus ik ben er wel content mee. Vandaag gaan we van week 20 naar 31.
2012/20: Learning How To Fly-The Exciters (1971)
En ik ben nog steeds zoekende, maar hij wil maar niet goedkoop op mijn pad komen: 'Blowin' Up Your Mind' van The Exciters is in 1972, drie jaar na de oorspronkelijke release, in Engeland verschenen op een single, maar is erg in trek. Vaak is die binnen een paar minuten al verkocht. Deze 'Learning How To Fly' is niet bepaald een succesnummer binnen het oeuvre van The Exciters, maar heeft voor mij de zomer van 2012 helemaal gemaakt! Niet verkrijgbaar via Youtube, maar geen probleem: In deze week start ik met de podcasts. Eerst nog primitief met één Stanton en nog niet de handigheid om de JB scherp te kunnen stellen. Dat leverde geen fijn luistervoer op en ik ben ergens wel blij dat deze opnames voorgoed verloren zijn gegaan!
2012/21: One More Chance-Barbara & Brenda (1965)
Ook alweer een plaatje dat niet via JouwBuis is te traceren. Ik kan me van deze tweede aflevering van Soul-x-rated herinneren dat ik toen ook de andere kant heb gedraaid, 'That's Why I Love You', en dat die voor twee weken mijn favoriete kant is geweest. Eigenlijk kun je deze plaat nauwelijks onder de Northern Soul scharen, zelfs in Popcorn-kringen is hij niet heel erg gewild. Maar ik ontferm me graag over 'underdogs' en van Barbara & Brenda lust ik sowieso alles. We komen ze volgende week en over twee weken opnieuw tegen in deze serie.
2012/22: Love Is The Only Solution-Martha Star (1967)
Ik hou de spelling aan zoals die op het label wordt vermeld, maar later werk van Martha wordt als Starr gespeld. In mijn Schijf van memorabele momenten van 2012 stond mijn verjaardag hoog genoteerd. Ik heb die vorig jaar op mijn eigen manier gevierd en Ann D'Andrea behoorde tot de soundtrack. Als ik van de chinees terug kom, hoor ik vlak voor huis dit nummer van Martha Star. Ik ken het plaatje een beetje, want hij is kort daarvoor opnieuw uitgebracht door Outta Sight en ik bestel hem nog dezelfde avond. Blijft een knaller!
2012/23: I Should Have Known Better-Mary Wells (1965)
Vorig jaar maart had ik een optreden met een Beatles-coverband en in de week ervoor ontdekte ik deze plaat van Mary Wells. Ik schreef toen op Northern-soul-x, volgende week is de pagina geschiedenis, dat het erg fijn zou zijn als ik die binnen een week zou kunnen krijgen. Nee, dat was te kort dag, maar twee maanden later kocht ik hem alsnog. Mijn eerste aankoop bij Polo, mijn Frans/Ierse 'vriend' op Ebay. 'Please Please Me' is de eigenlijke a-kant, maar ik prefereer deze bigband-uitvoering van 'I Should Have Known Better' met het slot van een Disney-film.
2012/24: It's A Woman's World-The Gypsies (1966)
Een veiling die op een vroege dinsdagochtend eindigde. Mooier kan je het niet krijgen? Ik haalde hem op mijn pantoffels binnen en verbaasde me daar destijds over. Nu weet ik wel beter. Deze Old Town-uitgave met het gekleurde label is een bootleg van omstreeks 1974 en verre van zeldzaam. Wel denk ik dat ik mazzel heb gehad, want deze klinkt nergens afgesleten. The Gypsies zou even later de naam veranderen in The Flirtations en het liet de oorspronkelijke leadzangeres in Amerika toen de groep naar London kwam. De rest is geschiedenis.
2012/25: This Love Is Real-Dana Valery (1972)
Bij sommige 'double-headers' kun je flink in conflict komen met jezelf. Neem nou deze fantastische 'nieuwe' single van Dana Valery. Achteraf gezien is 'You Babe' de absolute winnaar, maar vorig jaar juni besloot ik tot 'This Love Is Real'. Weer het 'underdog'-verhaal.
2012/26: Wicky Wacky-The Fatback Band (1974)
Eigenlijk had ik de single al aan de kant gemoffeld. Een midden jaren tachtig-single van The Fatback Band. Ja, het zal wel... Toch maar eens beide kanten gedraaid. 'Is This The Future?' is typisch midden jaren tachtig, een overdaad aan 'foute' synthesizers, maar dat andere kantje... Het label blijft stug 1985 als jaar aangeven, maar dat klinkt een stuk authentieker. Dan blijkt het opeens uit 1974 te komen en dan vallen de stukjes op zijn plaats. In week 26 buig ik me over de aankopen van de voorgaande drie maanden: De eerste en enige Nederlandstalige Blauwe Bak Top 40-podcast tot die van afgelopen juni. Als Week Spot wilde ik een plaatje uit de 'bubbling under' hebben, iets 'anders' dan wat er in de lijst staat. Dan blijkt 'Wicky Wacky' opeens de aangewezen kandidaat.
2012/27: That Same Old Song-Sherry Grooms (1967)
Je lacht je ziek als je op Marktplaats en de Nederlandse Ebay op 'northern soul' gaat zoeken. Alles wat een beetje op een Amerikaanse promo uit de jaren zestig lijkt, krijgt dat predikaat: Het meeste is country of veels-te-trage gospel. Toch trekt deze advertentie op Ebay mijn aandacht. 'Are You Comin' To The Party' van The Jewels is de hoofdzaak, maar dat blijkt inderdaad country te zijn. Van Sherry Grooms is weinig te vinden op Youtube, maar afgaande van die ene plaat zou ze zó een Northern-getint plaatje hebben kunnen maken. Er worden twee aangeboden. Eentje is 'bonus' vanwege de 'slechte' staat. Voor drie euro heb ik ze samen. 'The Girls Song' blijkt niet wat, de b-kant is een topper: 'The Call Of The Wild One'. Die 'slechte' single valt reuze mee en is een echte 'double-header'. Ik kies echter toch voor dit 'That Same Old Song' als Week Spot. De plaat zat gisteren in Beside The A-side en Wolfman-collega Lee Madge prefereerde 'Forever Is A Long Time'. Dat zegt wel iets?
2012/28: I Don't Like To Lose-The Group feat. Cecil Washington (1966)
Rond 1979 is dit een héle grote hit in The Casino in Wigan, maar daarin is het niet de enige. Vierendertig jaar later kunnen we concluderen dat dit plaatje ontzettend is vergeten in de Northern-scene. Ik krijg een jaar na aankoop nog steeds kippenvel bij het horen van het nummer en draai hem met zeer grote regelmaat in mijn shows. En steeds krijg ik weer dezelfde reactie: 'Wat heb ik deze lang niet gehoord'. En dus is daar weer een missie voor mij.
2012/29: I'll Do Anything-Doris Troy (1965)
Dit plaatje is zo in trek, dat ik zelfs bij de algemeen verkrijgbare Mojo-heruitgave (1971) een paar maal buiten het net vis. Dan is er de finale van het EK voetbal en volgens mij heeft dat Engelse bieders van Ebay gehouden. Ik haal de single voor een fraaie prijs binnen en buiten wat 'lawaai' in het intro is het geluid verder helemaal 'schoon'. Opnieuw een mazzeltje?
2012/30: Don't Bring Me Down-Rita Dacosta (1969)
,,Als jullie vanavond naar een Northern Soul-feest gaan en deze zonder 'distortion' horen, draait de deejay van cd of mp3", zo kondigde ik eerder eens deze plaat af in 'Do The 45'. Alle exemplaren van 'Don't Bring Me Down', de 1974-bootleg, klinken gelijk. Alsof ze een reeks aan allnighters en -dayers hebben overleefd en zo hoort het ook! Een nummer dat verplicht is in iedere platenkoffer.
2012/31: My Honey And Me-Luther Ingram (1969)
Hetzelfde verhaal als bij Dana Valery. Ik koop deze single voor de b-kant: 'Puttin' Game Down', maar vind het licht ondergewaardeerde 'My Honey And Me' een geschiktere Week Spot-kandidaat. Als de plaat tegenwoordig op de draaitafel komt, is het steevast voor 'Puttin' Game Down'.
zaterdag 20 juli 2013
Raddraaien: The O'Jays
Voor wie nu een Week Spot-overzicht had verwacht, in het slot van de Schijf van 5 van afgelopen zondag heb ik besloten om dat op zondag te doen tot de vakantie. Wat die vakantie precies gaat in houden, kan ik nu nog niet inschatten. Ik heb sinds een paar jaar een erg mooie fiets, alleen is die niet stevig genoeg om, bepakt en bezakt, een rondje Nederland te doen. Dus kwam al snel het plan om een eind Drenthe in te fietsen, daar een camping uit te zoeken en vanuit daar dagtochten te doen. Nu heb ik de afgelopen week een paar vrienden 'gevolgd' via Facebook die met vakantie waren in de buurt van de Hooge Veluwe. Tja, dat is ook prachtig, ook nog wel met de fiets te doen. En zit ik ook al na te denken om eerst een deel per trein te gaan, een camping te zoeken en dan dagtochten te gaan doen. Hoe dan ook: Soul-xotica komt een week stil te liggen, maar ik zal de berichten (uiteraard) inhalen. De geplande festiviteiten van het 1250e bericht komt daarmee in het gedrang, want dat is juist in die periode. Vandaag ga ik Raddraaien uit de Blauwe Bak: Vanaf Billy Ocean gaan we via Offenbach en Ohio Players naar The O'Jays en 'I Love Music' (1976).
Het had maar niets gescheeld of we hadden nog nóóit van The O'Jays gehoord. Toen twee van de oorspronkelijke bandleden in 1972 uit de groep stapten, voorspelden 'insiders' dat het gedaan was met de groep. De overgebleven drie leden modderden even verder en toen tekenden hun producers/arrangeurs Kenny Gamble en Leon Huff een groot platencontract. De rest is geschiedenis. Vanaf het eerste gebruik van de naam The O'Jays tot 1972 waren niet bepaald vette jaren geweest. Op de 'normale' Billboard had de groep geen indruk achtergelaten en in de rhythm & blues-charts had het slechts één top tien-hit gehad en verder een handvol matige successen. We gaan eerst maar eens 55 jaar terug in de tijd. Het oorspronkelijke kwintet komt in 1958 bijeen in Canton, Ohio. Het bestaat dan uit Eddie Levert, Walter Williams, William Powell, Bobby Massey en Bill Isles. De groep noemt zich aanvankelijk The Triumphs en wordt dan The Mascots. In 1961 heeft die laatste groep een bescheiden lokaal succes met 'Miracles'. In 1963 verandert de groep andermaal de naam, ditmaal als eerbetoon aan de invloedrijke manager Eddie O'Jay. In 1963 heeft The O'Jays een eerste Billboard-hit met 'Lonely Drifter', maar die kan met plek 93 eenvoudig over het hoofd worden gezien. Het resulteert wel in een elpee: 'Comin' Through'.
Dankzij een optreden in Shivaree belandt 'Lipstick Traces' in 1965 zowaar nog in de Billboard Top 50. 'Stand In For Love' doet het in 1966 nog erg goed in de rhythm & blues-lijsten, maar 'Working On Your Case' doet in 1967 weer helemaal niets. Die laatste twee zijn tegenwoordig wel weer favorieten in de Northern Soul-beweging. Dan breekt The O'Jays eenmalig door in de top tien van de rhythm & blues-lijst met 'I'll Be Sweeter Tomorrow', maar daarna is het wel min of meer afgelopen. Zelfs als The O'Jays een topattractie is, probeert hun oude platenmaatschappij het nog eens, maar nee... Niemand wil ze kopen! Bill Isles en Bobby Massey houden het in 1972 voor gezien en het lijkt er even op alsof The O'Jays geschiedenis is. Dan komt de groep onder contract bij Philadelphia International Records en 'Back Stabbers' is meteen een 'millionseller'. The O'Jays is een typisch equivalent van de Phillysound. Glad gestreken soul, uiterst dansbaar en ergens de voorloper van de latere disco. De hits volgen elkaar in rap tempo en in 1975 heeft de groep haar grootste album-succes met 'Family Reunion'. Van die elpee wordt 'I Love Music' als single getrokken, maar verschijnt her en der in verschillende uitvoeringen. Het gebruikte hoesje is van de Nederlandse en hierbij is de album-versie in tweeën geknipt. Zelf heb ik de Engelse, waarbij 'Part One' op kant A staat en de volledige 6 minuut 51 op de b-kant. Het is, al met al, één van de grootste hits buiten 'Back Stabbers' en dat is niet vreemd: 'I Love Music' is immers een soort volkslied. Na deze zal alleen 'Use Ta Be My Girl' in 1978 voor enig succes zorgen, maar dan is het succes wel uitgewerkt.
The O'Jays gaat echter onverdroten door met platen maken en zo verschijnt in 1983 de single 'Put Our Heads Together'. Deze moet niet worden verward met 'Put Your Hands Together', hun hitsingle uit 1973. Zelf heb ik die als 12"-single, maar ik heb hem voornamelijk gekocht om een bonus-track: Een extra lange 'remix' van 'Love Train'. Anders dan bij menig andere remix, zijn er geen rare bliepjes en bloepjes toegevoegd. Nee, het is het keiharde origineel dan ernstig uitgerekt. De groep is in 2005 bijgezet in de Rock'N'Roll Hall Of Fame en is tot op de dag van heden actief.
Nog een paar leuke wetenswaardigheden over 'I Love Music'? Nou vooruit... Het nummer begint met een stukje op de bongo's. Dit wordt bespeeld door niemand minder dan Bill Cosby. Het 'Get it on, get it on' in het intro is evenmin afkomstig van een O'Jay, maar is acteur Cleavon Little. Zowel Little als Cosby zijn dan al jaren grote fans van The O'Jays en dit is een soort vriendendienst waarvoor ze geen centje krediet krijgen.
vrijdag 19 juli 2013
Raddraaien: Roy Buchanan
Het leek er even op alsof James Brown hier vanavond op deze plek zou staan, maar bij het bladeren door zijn historie kwam het opeens allemaal erg bekend voor. Wat blijkt: Een half jaar geleden was James Brown de Raddraaier met 'Mother Popcorn'. Een beetje onzinnig om nu nog eens hetzelfde verhaal te vertellen over 'Hey America' en dus ben ik verder gaan bladeren. En dan kom je uit bij Roy Buchanan. Niet meteen een naam waar het grote publiek een associatie bij heeft, maar desondanks een muzikant die wel een standbeeld heeft verdiend. Wat ook beslist opvallend is, is dat Buchanan voornamelijk een album-artiest is en de Raddraaier is altijd een single. Buchanan's elpee 'Second Album' (1973) was een dermate opvallend product, dat de Nederlandse Polydor blijkbaar wel brood zag in een single. De Raddraaier van vandaag is 'Please Don't Turn Me Away' van Roy Buchanan (1973).
Oók NCRV! Op zaterdagavond presenteerde Harro De Jonge twee uren lang het programma 'Elpee Pop': Eerst een special rondom een artiest met voornamelijk minder voor de hand liggende album-tracks en een tweede uur met recente album-tracks. Elpee Pop Special heeft verschillende series gehad en ik kan me herinneren dat Roy Buchanan in een serie heeft gezeten van ondergewaardeerde gitaristen. Ik heb daar 'Going Down To Laurel' van Steve Forbert ontdekt, nog steeds een favoriet nummer, maar ook de eigenzinnige Leo Kottke. Roy Buchanan heeft nooit echt een indruk bij me achter gelaten, anders dat ik zijn naam meteen met het voorgenoemde NCRV-programma associeer. Ik weet niet meer precies waar en wanneer ik deze single heb gekocht, maar het is uit eenzelfde nieuwsgierigheid geweest.
Leroy Buchanan wordt op 23 september 1939 geboren in Arkansas, maar groeit op in Californië. Hij zegt eens dat zijn vader, naast landarbeider, ook dominee is, maar dat wordt door zijn oudere broer bestreden. Wel bezoekt de jonge Buchanan met zijn moeder kerkdiensten en Roy raakt door de gospel geïnteresseerd in de zwarte muziek. Hij doet zijn eerste handgrepen op de steelgitaar, maar stapt al snel over op gitaar en voegt zich in 1954, op vijftienjarige leeftijd, bij Johnny Otis. In 1958 treedt hij toe tot de band van Dale Hawkins, die even eerder een hit heeft gehad met 'Susie Q'. Inderdaad, het nummer dat later door Creedence Clearwater Revival uitgevoerd zal worden. Buchanan is echter te horen op een andere grote hit van Hawkins: 'My Babe'. Tijdens een tournee door Toronto verlaat Buchanan plots het gezelschap om voor Dale's neef Ronnie Hawkins te gaan werken. Hij maakt Robbie Robertson de gitaar eigen en speelt mee op opnames van Ronnie Hawkins & The Hawks. Kort daarop keert Buchanan terug naar Amerika en werkt gedurende de jaren zestig als begeleider van artiesten als Freddie Cannon en Merle Kilgore. In deze tijd onderscheidt Buchanan zich door een eigenwijs gitaarspel. Hij vindt, als het ware, de wah-wah uit, maar doet het zelf met de hand aan de 'tone control' van zijn Telecaster. Als in 1967 Jimi Hendrix doorbreekt met 'Are You Experienced' is Buchanan helemaal weg ervan. Hendrix brengt namelijk hetzelfde geluid voort als wat Buchanan vijf jaar ervoor deed. Als hij Hendrix op een avond in maart 1968 aan het werk ziet in The Washington Hilton, is hij aanvankelijk teleurgesteld als hij ontdekt dat Hendrix het geluid produceert met effectpedaaltjes. Hendrix wordt uitgenodigd om Buchanan de volgende avond te zien optreden, maar hij weigert dat. Buchanan begrijpt echter heel goed dat het bij Hendrix vooral om de show gaat. Hijzelf keert terug naar zijn 'roots', meer het 'fingerpicking' en onderneemt in 1969 zelfs een studie om kapper te worden.
In 1971 zendt een televisie-station een special uit van een uur. Dit betekent de doorbraak voor Buchanan. Hij wordt gevraagd door The Rolling Stones, maar laat die eer aan zich voorbij gaan. Wel tekent hij bij Polydor en neemt een aantal albums voor dat label. Vooral 'Second Album' uit 1973 wordt goud in de Verenigde Staten. Gedurende de jaren zeventig maakt Buchanan vijf albums voor Polydor en drie voor Atlantic. Hoewel het merendeel van de platen vrijwel geen zoden aan de dijk zetten en Buchanan het gevoel bekruipt dat hij in zijn creativiteit wordt beknot, laat deze in 1981 weten enkel nog terug te keren in een studio als hij volledige vrijheid krijgt. Dat gebeurt in 1985 als hij voor Alligator drie platen mag opnemen. Zijn laatste heet 'Hot Wires' en verschijnt in 1987. Buchanan is al lange tijd aan de drank en na een relletje in de huiselijke sfeer, wordt hij in dronken toestand aangetroffen en draait de nor in. Op 14 augustus 1988, een week na zijn laatste optreden, wordt Buchanan in zijn cel gevonden, hangend aan zijn eigen shirt. Hoewel er al snel wordt uitgegaan van zelfmoord, bestrijdt de familie dat. Buchanan zou wonden hebben die voortkomen uit mishandeling.
Hoewel Buchanan baanbrekend werk heeft verricht op de electrische gitaar, blijft de waardering beperkt tot vakmensen. In de lijst van de honderd meest invloedrijke gitaristen van Rolling Stone, ontbreekt zijn naam. Het tijdschrift 'Guitar Player' noemt hem echter wel één van de allergrootste gitaristen ter wereld. Buchanan's techniek heeft zijn weerslag gehad op muzikanten als Gary Moore, Danny Gatton en Jeff Beck. De tweede is ooit in het bezit geweest van 'Nancy', de Telecaster die bij Buchanan hoorde als 'Lucille' bij B.B. King. Hij heeft het scheurijzer moeten verkopen aan Mike Stern, maar deze raakte de gitaar kwijt bij een inbraak.
donderdag 18 juli 2013
Raddraaien: Madness
Het is omdat Soul-xotica zo'n 'gevestigde' naam is en uitermate geschikt voor een weblog, maar anders was Raddraaien een zeer geschikte nieuwe naam geweest. Maar daar staat tegenover dat gedurende 2011 dit blog bijna net zo goed '20 Years Ago Today' had kunnen heten. Het was echter tijdens die serie dat ik dacht aan een '25 Years Ago'-serie, maar die had dan al lang moeten beginnen. Ik dreig zoiets ook weer te vergeten, maar in oktober is het een kwart eeuw geleden dat ik mijn eerste pick-up kocht en ik reken zelf 17 juni 1989 als 'startdatum' van de collectie. Ik had toen reeds 30 singles, maar vanaf dat punt ging het daadwerkelijk groeien. Nee, een serie omtrent dit 'jubileum' ligt niet echt voor de hand, bovendien helpt Raddraaien zo nu en dan een handje. Neem de Raddraaier van vandaag, dat noem ik pas een schijf jeugdsentiment: 'Baggy Trousers' van Madness (1981)
Mijn Wolfman-collega David is gisteren een nieuwe groep op Facebook begonnen. Een gesloten groep. Dit om de privacy van de gebruikers te waarborgen. In deze groep kun je naar hartelust herinneringen aan liedjes uit twintigste eeuw publiceren. Vooralsnog is het erg luchtig, maar we hebben ook nog geen twintig gebruikers. Ik speel al met een paar onderwerpen die ik in de komende tijd wil posten. Eens een groep zonder de vluchtigheid van een Youtube-clipje en 'wham bam, thank you ma'am', maar muziekliefhebbers die de emotie jegens een bepaald nummer durven bloot te leggen. Het kan een hele vlugge dood krijgen, er zijn immers al honderden groepen zoals deze, maar ik wil het graag proberen! Ik ben ook luchtig begonnen: De allereerste pop-single die huize Louwsma binnen kwam ('Mull Of Kintyre'), een beetje promotie voor Europa ('Skandal Im Sperrbezirk') en één van de schaarse Abba-nummers waar ik geen buikloop van krijg ('Eagle'). Als je zo aan het rond woelen bent in de vroegste muziekbeleving, dan is de stap naar Madness heel erg klein. Sterker nog: Het is voor mij begonnen met Madness!
Ik ben de jongste van vier. Mijn oudste broer is bijna elf jaar ouder en krijgt zijn eerste zakgeld als ik nog niet zindelijk ben. Ja, ik was een beetje laat... Vanaf 1978 heerst de popmuziek op het hoekje in Jutrijp, want ook mijn zus begint rond dezelfde tijd met plaatjes kopen. Zus heeft ervoor gezorgd dat ik het merendeel van Abba niet kan pruimen, maar nog steeds enthousiast ben over ELO. Je zou de muziekkeuze van Henk kunnen omschrijven als 'populaire hits', want het loopt uiteen van geheide disco-stampers via rock (Kiss, The Who, New Adventures) naar funk/fusion (Level 42, Mezzoforte, Shakatak). En als in 1980, een jaar na Engeland, Nederland ook overstag gaat voor de 2-Tone Ska, doet Henk eveneens mee. We kijken naar Toppop op televisie en de zesjarige Gerrit ziet bij 'Baggy Trousers' van Madness toetsenist Mike Barson letterlijk de lucht in gaan. Hij is 'fan'. Dat moet immers wel, het hoort zo, je moet ergens 'fan' van zijn. Gelukkig is de opgewekte ska weinig schadelijk voor een opgroeiend kind en zo mag ik op mijn achtste verjaardag mijn allereerste single in ontvangst nemen: 'Tomorrow's Just Another Day'. Sinterklaas weet daarna ook geregeld Looper en 'de kasbah' te vinden en zo zijn acht van mijn eerste twintig singles van Madness. Daar zit dan ook een dubbel-single bij in: 'Michael Caine' kwam tijdelijk met 'The Sun & The Rain' als picture disc. Begin jaren negentig is mijn interesse in Madness helemaal verflauwd. Ik sta bijna op het punt om de singles weg te gooien, maar ik ben zo gelukkig dat ik dát niet heb gedaan!
In de jaren negentig koop ik alleen nog 'In The City/ Cardiac Arrest', 'One Step Beyond' (waarvan ik overigens een nieuw exemplaar zoek, de oude ligt dwars door midden) en 'Embarrassment'. Verder heb ik het gehad met Madness en eigenlijk ook met alles wat uit de jaren tachtig komt. Pas rond de eeuwwisseling begint het weer te kriebelen. De single waar het voor mij mee is begonnen, zat nog altijd niet in mijn collectie. Die heb ik uiteindelijk in 2001 mee genomen uit Engeland, het losse fotohoesje ben ik later nog eens tegengekomen. Ondenkbaar voor ons Nederlanders, maar in Engeland is een fotohoes anno 1981 nog steeds geen 'standaard'. En nu? Tja, ik kan er nu niet meer omheen. Ik werk immers voor een station dat ergens een specialisme heeft in 2-Tone Ska en een collega die zó gek is van Madness dat-ie elke week wel iets draait van de groep. Leuk... een specialisme..., dat had ik niet eens zo snel in de gaten. Wolfman Radio is het officiële Specialized-station. Specialized wordt in november voor de tweede maal gehouden in Engeland, een tweedaags 2-Tone-ska-festival met het oeuvre van een bepaalde groep als centrale as. Vorig jaar voerde iedere band een nummer uit van The Specials, dit jaar gaat het om The Beat. Het állermooiste is... alle opbrengsten komen ten goede aan Teenage Cancer Trust en dat was vorig jaar een héél mooi bedrag!
Ziezo! Ik heb een verhaaltje verteld bij een single uit mijn verzameling en ook nog even reclame gemaakt voor 'Specialized'. Voor veel van ons zal een bezoek aan het festival geen haalbare zaak zijn, maar binnenkort zal de donatie-knop weer worden toegevoegd aan de website. De programma's op Wolfman Radio worden gratis beschikbaar gesteld, maar als je het werk waardeert, kun je dat kenbaar maken door een donatie over te maken. Ik kan niet vaak genoeg benadrukken hoe trots ik ben onderdeel te zijn van dat station!
woensdag 17 juli 2013
Raddraaien: Louis Armstrong
De 'singles round-up' kon best wel eens bij één deel blijven deze maand. Hoewel ik wel weer een fraai lijstje heb ontvangen van Jörg, kan ik het me op dit moment even niet permitteren. De plaatjes die gisteren zijn binnen gekomen, zijn de Week Spot's van deze en volgende week. Ik verwacht nog een derde, maar dat is geen nieuwkomer: Ik heb vorige week op de Amerikaanse Ebay een 'new old stock'-exemplaar van 'What The World Needs Now Is Love' van Tom Clay (1971) op de kop getikt. Een ex-Raddraaier die eind 2009 betrokken was bij het kiwisap-incident. Vandaag duiken we andermaal een jaren zestig-bak in, hoewel...? Ik heb de 'normale' singles in drie categorieën opgedeeld. Bij de jaren zestig zitten eveneens de singles van vóór 1960. En zo kan het verkeren dat onze Raddraaier van vandaag uit 1959 stamt. Het is 'Uncle Satchmo's Lullaby' van Louis Armstrong en Gabriele. Doorgaans beter bekend als 'Onkel Satchmo's Lullaby', maar het label van mijn exemplaar heeft het echt over 'Uncle'.
In de zomer van 1988 krijg ik het opnemen van cassettebandjes onder de knie. Ik zit ochtenden lang voor de radio-cassette met de NCRV-gids binnen handbereik. De speellijsten van de Arbeidsvitaminen, Muziek Terwijl U Werkt, Gouden Uren en Goud Van Oud worden daarin gepubliceerd en ik wacht geduldig totdat 'mijn' liedje voorbij komt. Vaak neem ik ook nog een stuk van de presentatie op en als we er toch zitten en de 'roepie-roepie-vogel' komt voorbij, nemen we die ook op. De zomer van 1988 is ook die van Louis Armstrong. Hoewel de man zelf al zeventien jaar onder de zoden ligt, heeft hij in de zomer van 1988 veel succes met een single van 20 jaar eerder: 'What A Wonderful World'. Had het niet iets met een Heineken-reclame van doen? Het is voor mij evenwel de kennismaking met Armstrong, ik koop de Deense persing van 'What A Wonderful World' in 1991 en het is lange tijd steevast de eerste plaat die ik draai met een verse naald. Die 'grunts' tussen de regels door klinken zelden mooier als wanneer je een ongehavende naald hebt.
Louis Armstrong overlijdt kort na Janis Joplin en Jim Morrison op 6 juli 1971. Hij is dan bijna 43 jaar te laat om opgenomen te worden in 'de club van 27'. Over zijn geboortedatum bestaat tijdens zijn leven nogal wat onduidelijkheid. De meeste publicaties gaan uit van de vierde juli, hoe kan het ook anders, en 1900 als geboortejaar. Pas in de jaren tachtig ontdekt een onderzoeker het officiële geboortecertificaat en dit vermeldt 4 augustus 1901. Armstrong groeit op in een bittere armoede. Hoewel Louis op jonge leeftijd al geld in het gezin brengt met zijn optredens, ziet moeder zich genoodzaakt de prostitutie in te gaan. Op 19 maart 1918 trouwt hij Daisy Parker en ontfermt het paar zich over de driejarige Clarence Armstrong. Louis' nicht Flora heeft hem het leven geschonken, maar overlijdt zelf na de bevalling. Clarence is geestelijk gehandicapt en Louis zal de rest van zijn leven voor de jongen zorgen. Het huwelijk houdt niet lang stand en Parker overlijdt kort na de scheiding.
Armstrong's carriére neemt een vlucht. In de midden jaren vijftig wordt hij door de negerbevolking bestempeld als 'Uncle Tom', een scheldnaam voor een zwarte die zich volledig heeft opgeofferd aan het witte publiek. Armstrong is zich bewust van veel privileges die ondenkbaar zijn voor andere kleurlingen. Toch spreekt hij maar mondjesmaat over de rassenscheiding. Dit heeft hem onder de zwarte bevolking geen goed gedaan, maar de blanken bepalen dan nog steeds de hitparades en dat is waar Armstrong het van moet hebben. Op 20 mei 1959 neemt Armstrong een duet op voor de Duitse muziek-film 'La Paloma'. Hij zingt 'Onkel Satchmo's Lullaby' samen met het kindsterretje Gabriele Clonisch. Clonisch is dan bijna twaalf jaar oud en is in 1958 in de markt gezet als antwoord op Connie Froboess. Gabriele's grootste hit is de rock'n'roll-plaat 'Schokoladeneis', daarvan worden maar liefst 250.000 exemplaren verkocht. 'Onkel Satchmo's Lullaby' doet het niet minder. Armstrong houdt zich keurig bij de Engelse tekst, Gabriele vult het aan met haar Duits. Na nog een handvol hits en muziekfilms trouwt Gabriele en vestigt zich in Italië. Ze heeft ook nog iets gedaan met kunstrijden op de schaats.
In 1964 scoort Armstrong zijn grootste hitsucces met 'Hello Dolly', maar kort daarna zit zijn gezondheid hem in de weg. Tegen doktersadvies in gaat hij toch door met zijn werk. In 1968 scoort hij nog een joekel van een hit met 'What A Wonderful World' en speelt zichzelf in de kijker bij de makers van de nieuwste James Bond-film. Voor 'On Her Majesty's Secret Service' zingt Armstrong 'We Have All The Time In The World'. In 1994 wordt dit in Engeland nog een posthume hit en staat twee jaar later als een bonus-track op 'Come Find Yourself', het debuutalbum van Fun Lovin' Criminals.
dinsdag 16 juli 2013
Week Spot: Pat Stallworth
De Week Spot, of de Tune Of The Week zoals dat 'vrogger' heette, is vaak een opvallend plaatje dat ik recent heb gekocht. Toch is het niet altijd het neusje van de zalm, ik koop nog véél meer, maar heb niet altijd de ruimte om van iedere favoriet de Week Spot te maken. De Week Spot van deze week is een heel ander verhaal. Je hebt plaatjes die even leuk zijn en daarna weer opgaan in de massa, maar de liedjes die méér doen dan alleen even 'blijven hangen', die zijn echt schaars bij mij. Soms kan zo'n liedje mijn leven ontzettend gaan beheersen. Ik neem daarbij een plaatje in de herinnering van een artieste die ik niet meer bij naam ga noemen. Het liedje in kwestie stuurde me een korte depressie in. Niet vanwege de inhoud, al zou dat best mogelijk zijn, maar omdat ik even dacht dat ik het mooiste had gevonden. Dat hiermee mijn zoektocht in de muziek ten einde was. De 'dip' duurde een week, maar de liefde voor het liedje duurt voort tot op de dag van heden. Een plaat die je leven beheerst en je de grip op de werkelijkheid kan ontnemen, daar is de Week Spot een mooi voorbeeld van: 'Questions' van Pat Stallworth (1974)
De mannen van Rarenorthernsoul hebben ze wel frequenter gepubliceerd, maar eind maart was daar plots weer een kleine explosie van podcasts. Eerst een uur lang een 'sales show', alles wat je dan hoort is te koop, gevolgd door een uur obscure plaatjes uit de koffers van dj Soul Sam. Ik heb menig parel voorbij horen komen, ik heb een jaar geleden mijn liefde voor dat plaatje van The Earles middels zo'n podcast opgedaan. De single was toen te koop bij Rarenorthernsoul voor 'slechts' 1700 pond. Het is begin april als ik de actuele podcasts download en eentje ga beluisteren. Het is meteen één van de allereerste liedjes dat mijn adem doet stokken. Hoewel ze slechts een anderhalve minuut draaien van de plaat, zet ik meteen de podcast af en ga kijken op Youtube. Ik geloof dat ik de plaat wel twintig keer heb gedraaid! De originele 'part one', de originele 'part two', de crea-bea-mix waar beide delen in elkaar zijn verweven, de Bill Jacocks-mix uit de nieuwe eeuw, zelfs het dance-ding waarmee deze Pat Stallworth-opname aan de vergetelheid werd onttrokken. Het klinkt allemaal als muziek in de oren!
Hee... wacht eens even! Hij zat toch in de 'sales show'? Dat zou betekenen dat het te koop is! Meteen kijken en dan is het slikken: Een gelimiteerde heruitgave. Daar hoort een dito prijs bij, alleen voor de 'happy few': Veertig Engelse ponden. Verdrietig keer ik terug naar Youtube en ga nog eenmaal door alle opnames. Weer terug naar Rarenorthernsoul. Tja, hij is de veertig pond dubbel en dwars waard, maar toch... het is zestig euro met de verzendkosten. Weer terug naar Youtube en intussen gaat de plaat steeds meer in mijn hoofd zitten. Twee weken later hak ik de knoop door: Het moet maar! Maar dan... is de plaat verkocht. Ik wil niet zeggen dat mijn wereld instortte, maar... eigenlijk wel... Zelfs deze heruitgave is een unicum. Misschien dat ik over drie jaar nog eens mazzel heb in een veiling? Uithuilen en overnieuw beginnen.
Maar zo was ik vorige week zondag op de Amerikaanse Ebay en zag hem staan. Twintig dollar, alleen wil de handelaar alleen binnen de Verenigde Staten verzenden. Ik ben al bezig aan een mailtje voor hem als ik toch nog even op de Europese Ebay ga kijken. En daar staat-ie bij een Duitse handelaar: Twintig euro plus zes euro verzendkosten. Voordat ik het weet heb ik op de 'nu kopen' en 'nu betalen' knoppen gedrukt. En sinds vanmiddag is de droom in vervulling gegaan. Ik heb het adembenemende 'Questions' van Pat Stallworth in mijn bakken!
Bovenstaande foto is genomen tijdens de opnamesessie en buiten dat zijn er weinig andere foto's van Pat Stallworth. Bill Jacocks is een vooraanstaande media-persoonlijkheid in Cleveland, Ohio. In zijn vrije tijd schrijft hij liedjes en probeert daarmee jonge artiesten een kans te geven. Hij ziet Stallworth tijdens een optreden in de Karumu House Community Theatre en zij is de aangewezen persoon om zijn nieuwste pennevrucht te vertolken. Pat is dan 22 jaar oud en huismoeder. Doordat Jacocks' interesse meer in de televisie-wereld zit, komt Stallworth en haar plaat nauwelijks van de grond. In de late jaren zeventig schijnt ze prominent aanwezig te zijn in de lokale drugs-scene. Of ze die periode heeft overleefd, is niet duidelijk. Jacocks heeft in 1988 een zoekpoging ondernomen. Hij heeft tot op de dag van vandaag geen teken van Pat Stallworth kunnen vernemen. Deze eenmalige jazz/funk-single spreekt al jaren tot de verbeelding bij verzamelaars en deejays, maar er is nauwelijks aan te komen. In januari van dit jaar heeft Numero Music Group, bekend van de Boddie-box, de plaat in een zwaar gelimiteerde oplage uitgebracht. Ik geloof dat die niet boven de honderd wereldwijd uit komt!
maandag 15 juli 2013
Raddraaien: B.B. King
Terwijl een deel van Nederland vakantie viert, zal ik nog zeker vijf weken moeten hout hakken. Om toch een beetje een vakantiegevoel te krijgen en bovendien dit hemelse weer te vieren, ben ik vandaag gelopen naar mijn werk en ook weer terug. Op de terugweg zelfs nog een bochtje om: Al-met-al zo'n twaalf kilometer. Genieten! Bij thuiskomst ligt er een briefje van PostNL op de map, ik mag morgenmiddag een pakketje afhalen waarvoor getekend moet worden. En in dat pakketje zit... de kersverse Week Spot en waarschijnlijk één van de allermooiste singles uit mijn totale collectie. Morgen meer daarover. Vandaag mag ik Raddraaien uit de Blauwe Bak en dat is nog een hele rekenopdracht. De verantwoordelijke kapper heeft zijn nering op nummer 175. Ik kom uit in de reserve-Blauwe Bak. Een plaat die je niet in iedere Northern Soul-verzameling zal tegenkomen, maar 'rootsy' en zeldzaam genoeg om een eervolle plek te gunnen. De Raddraaier van vandaag is: 'The Thrill Is Gone' van B.B. King uit 1970 in het tamelijk unieke Nederlandse fotohoesje.
'Old rockers never die, they just fade away'. B.B. King is een geval apart. Geen rocker, maar een bluesgigant, maar iemand die er evenmin zin in heeft deze incarnatie te verlaten. Hij doet het echter sinds 20 jaar wel iets rustiger aan. Hij doet nog maar een derde van de optredens die hij normaal deed. Dat zijn er dan nog steeds een stuk of honderd per jaar! En B.B. King is een krasse knar, alles wijst erop dat hij zijn 88e verjaardag in september op zijn boerenfluitjes haalt!
Om je leven in dienst van de blues te stellen, moet je een zekere achtergrond hebben. Riley B. King scoort op alle fronten. Hij wordt op 16 september 1925 geboren in een kleine hut op een katoenplantage nabij Berclair, Mississippi. Zijn vader, Albert King, neemt in 1930 de benen en laat Nora Ella Farr met de kleine Riley achter. Farr trouwt al snel met een andere man, maar ze is nauwelijks in staat om voor Riley te zorgen. Ze brengt hem onder bij zijn grootmoeder, Elnora Farr, in Kilmichael, Mississippi. King zingt in het lokale gospelkoor en krijgt op zijn twaalfde zijn eerste gitaar. Daar bestaan twee versies van. In de ene betaalt King vijftien dollar voor het instrument, in de tweede krijgt hij de gitaar van Bukka White. White's moeder en King's oma waren zussen. Als zestienjarige trekt King weg van Kilmichael om als trekker-chauffeur aan de slag te gaan. In zijn vrije tijd speelt hij gitaar bij de gospelgroep The Famous St. John's Quartet. In 1946 volgt King Bukka White in de voetsporen naar Memphis, Tennessee. King woont tien maanden bij White in, maar vindt zichzelf té onprofessioneel voor de muziekscene aldaar. Na twee jaar in Arkansas te hebben gewoond, keert King terug en kan kort daarop als discjockey aan de gang bij WDIA. Daar ontmoet King T-Bone Walker en besluit dat hij een electrische gitaar moet hebben.
In 1949 neemt King zijn eerste single op, maar dat is geen succes. Dan tekent hij bij RPM en neemt zijn carriére een vlucht. King laat zijn instrument, dat hij Lucille noemt, zingen en beïnvloedt daarmee een nieuwe generatie gitaristen. ,,Als ik zing, speel ik in mijn gedachten. Als ik stop met zingen, neemt Lucille die rol over", verklaart de man het zelf. Iedere zichzelf respecterende gitarist noemt B.B. King als zijn of haar grote voorbeeld. King wordt daarmee bestempeld als 'The Godfather Of The Blues'. King verdient die titel niet met achterover leunen: In deze jaren doet hij meer dan driehonderd optredens per jaar. Zijn doorbraak naar het grote publiek is 'The Thrill Is Gone'. Het is tot dan toe bijna ongezien dat een blues-artiest het zover schopt in de reguliere hitparade. Middels concertreeksen met The Rolling Stones wordt B.B. King rond 1970 een huishoudnaam in de rockmuziek. 'The Thrill Is Gone' wordt geen hit in Nederland, maar heeft blijkbaar wel een 'release' gekregen. Ik kocht de single in 2011 bij Het Goed in Emmeloord voor de spotprijs van twee euro.
Hoewel T-Bone Walker King op het pad van de electrische blues heeft gezet, is het niemand minder dan The Voice waarvoor King bijna door de knieën gaat. Er is een tijd geweest dat King Frank Sinatra's album 'The Wee Small Hours' draaide, voordat hij naar bed ging. ,,Sinatra heeft het pad geplaveid voor vele zwarte muzikanten", meent King. Een compliment dat je niet vaak hoort met betrekking van Frank Sinatra. Toch mag King eind jaren zestig ook optreden in de gevestigde clubs in Las Vegas, waarmee hij zeer dicht in de buurt van zijn grote idool komt.
Abonneren op:
Posts (Atom)