Een goed gevuld bericht vandaag, al zeg ik het zelf. Ik kreeg gistermiddag acht pracht-singles binnen vanuit Engeland en zou het eerst in twee afleveringen opsplitsen. Er zijn echter nog genoeg 'verdwaalde' Blauwe Bak-gasten die een verhaaltje verdienen, bovendien ga ik de komende twee weken even de turbo aanzetten wat 20 Years Ago Today betreft, dit in verband met de 'weekplate' voorafgaande aan de tweede verjaardag van Soul-xotica. Later meer daarover. Bij het bijeen sprokkelen van informatie over de artiesten en groepen die de acht plaatjes oorspronkelijk hadden opgenomen, zaten enkele waarvan he-le-maal niks valt terug te vinden. Neem nou The Cooperettes. Wel kom ik die single tegen in een speellijst van Dave Rimmer, welke hij had gedraaid op een soulnight in... Amsterdam! Dat moesten we maar even in de gaten gaan houden! Intussen stug blijven door oefenen op de set, want qua plaatjes lijkt het echte werk nu pas te beginnen?
* Astors- Candy (Atlantic, 1965)
Komt u binnen, zeg! Hoewel de glorietijd van de northern soul al ver achter ons ligt, heeft de scene toch zo nu en dan nog een 'nieuwe ontdekking'. Dat laatste gaat voor The Astors niet geheel op, feit is wel dat hun 'Candy' momenteel één van de meest gezochte plaatjes is in de scene. Het viel me dan ook reuze mee dat ik dit exemplaar nog voor een bescheiden prijs kon winnen, ook al moet ik zeggen dat van de acht deze ook in de minste staat is. Dat maakt mij weinig uit. Hoewel collega-dj's deze op het hoogtepunt van de avond draaien, zal-ie bij mij eerder in het begin zitten. Hij is me net iets te midtempo om echt te gaan knallen. Wat weten we allemaal over The Astors? Praktisch niks. Soulful Kinda Music geeft wat bezettingswisselingen, maar ja, of dat nou interessant leesvoer moet opleveren...? Ik kan dan nog wel vertellen dat de groep voortkwam uit The Duntinos en The Chips. Die laatste maakte al in 1961 een single voor Stax. Tussen 1963 en 1967 maakt de groep vijf singles voor Stax (gedistribueerd in Engeland door Atlantic) en een hoop opnames die pas sinds de jaren negentig publiek zijn gemaakt. De gebroeders Harold en Curtis Johnson richten in 1969 Brothers Unlimited op.
* Cooperettes- Shing A Ling (Brunswick, 1965)
Oeps! De volgende uitspraak zou me een volger kunnen kosten? Ik heb nogal een hekel aan Rotterdam... Tóch ontkom je er als soul-liefhebber niet aan, want Rotjeknor is en blijft de 'soul capital' van Nederland. Is het een schrale troost dat als ik zeg dat ze Amsterdam ook mogen plat walsen? Toch komt het nieuws dat daar ook obscure soul- en Motown-avonden worden gehouden als een soort van opluchting. Dat durf ik nog wel eens aan! Bovendien is de entourage kleiner en knusser dan in Keulen, dus wie weet? Eerst maar eens een avondje kijken en schuifelen. 'The Rare Soul Bible' van Dave Rimmer werd onlangs nog aangeboden op Ebay en ik was even de hoogste bieder, maar het boekwerkje uit 2001 is inmiddels bijna evenveel waard als sommige platen die erin staan, dus moest ik hem op een bepaald ogenblik laten gaan. Als Rimmer The Cooperettes in zijn speellijst heeft, zou zijn boek dan wel info geven over deze 'girlgroup'? We weten alleen dat de componist(e?) van 'Shing-A-Ling' ook de naam gaf aan de groep, het is geschreven door E. Cooper.
* Bill Deal & The Rhondels- It's Too Late (Buddah, 1972)
Wie geregeld het Hitdossier doorspit, herkent de naam. In 1969 stond 'What Kind Of Fool Do You Think I Am' van Bill Deal & The Rhondels even in de vaderlandse Tipparade. 'What Kind Of Fool' was één van de drie Amerikaanse hits. De groep werd in 1965 opgericht in Virginia Beach en kronkelde zichzelf een weg door de surfmuziek, 'blue eyed soul' en koperpop. In 1971 had Carole King van zich laten horen met 'Tapestry', de bestverkochte Amerikaanse elpee van dat jaar. Bill Deal en zijn lolbroeken voerden het tempo op, lieten een Moog mee gillen. Het 'doodle-lang' van de meidengroepen, waarvoor King met Gerry Goffin in de vroege jaren zestig menig 'millionseller' schreef, werd door Deal en The Rhondels toegevoegd. Het resultaat is een leuke novelty. Deal overleed op 10 december 2003.
* Dixie Cups- Gee Baby Gee (Red Bird, 1965)
De vorige eigenaar van deze plaatjes had zo mijn favoriete dj kunnen zijn. De platen zijn nagenoeg allemaal origineel, zijn in een fraaie staat en de hoesjes tonen aan dat de man al verzamelaar is sinds de eind jaren zeventig. De singles zijn verpakt in de bruine kartonnen 'die-cut'-hoesjes met folie binnenin. Met een lettertang heeft hij de titels erop geplakt. Bij deze van The Dixie Cups staat echt 'Gee Baby Gee', maar eigenlijk is het de b-kant van 'Iko Iko', de laatste hit voor het meidentrio. Die a-kant is een leuk verhaal. Het is een traditioneel liedje uit New Orleans, vooral bekend als 'Jock-A-Mo'. James 'Sugar Boy' Crawford zette het in 1964 als eerste op de plaat. Barbara Hawkins had het haar grootmoeder horen zingen en leerde het haar zus Rosa Lee en de derde Cup Joan Mary Johnson. Ze hadden helemaal geen idee om het op te nemen, toen ze voor de grap het liedje in de studio begonnen te zingen, zichzelf begeleidend met drumstokjes op metalen asbakken. Maar Jerry Leiber en Mike Stoller zaten niet te slapen en lieten een tape meelopen. Ze hoefden enkel nog een beetje bas erbij in te stoppen en klaar was de hit! 'Gee Baby Gee' is zo'n uptempo 'girl group'-ding dat zich fijn laat mengen met snelle northern soul.
* Incredible Bongo Band- Bongo Rock (MGM, 1973)
Zucht... Hier heb ik lang naar gezocht! De grote man heet Michael Viner, die in 1972 de soundtrack schrijft voor een geflopte b-film. Zijn Bongo Band bestaat in werkelijkheid niet, wordt ter plekke samengesteld uit aanwezige muzikanten op de rustige momenten in de MGM-studio en de bezetting van de foto's wordt idemdito samengesteld, zonder dat de gezichten werkelijk een instrument hebben vastgehouden! Viner weet het concept echter twee albums lang te rekken, maar de invloed zal nog veertig jaar blijven galmen. Met name hun uitvoering van 'Apache', met een uitgesponnen drumsolo, zal eerst kapotgesampled worden in de hiphop en, meer recent, in de drum'n'bass. Ik leerde zelf 'Bongo Rock' eind jaren tachtig kennen als herkenningsmelodie van de Gouden Uren van de Tros, waarbij de jonge Louwsma dan met het cassettebandje in de aanslag zat om plaatjes op te nemen.
* J.J. Jackson- But It's Alright (Mojo, 1966)
'24 Happening Hits', zo heette de plaat. Een 'white label' met daarop opnames die duidelijk rechtstreeks van band kwamen, opgenomen op de radio. De elpee uit 1967 bevatte een aantal recente dansfavorieten, alsook stokoude doowop. Vooral die krakende mono-versie van 'Maybe' van The Chantels geeft me nog altijd kippevel. Het eerste exemplaar sneuvelde onder een stoelpoot, in 2006 kocht ik een tweede exemplaar op Marktplaats. Maar elpees en northern soul gaan gewoon niet samen en dus kreeg ik ineens het verlangen naar deze single van J.J. Jackson. The Greatest Little Soul Band In The World wordt niet genoemd op het label, vanmiddag leerde ik dat Jackson deze plaat in Engeland opnam met de kersen op de cake van de Britse jazzmuziek. Het resultaat is een zeer fijne stamper, de zangstijl is beïnvloed door die van Otis Redding van omstreeks 1964.
* Offenbach- Judy In Disguise (Paula, 1968)
Van John Fred & His Playboy Band zou je eveneens kunnen afvragen wat zij te zoeken hebben in de Blauwe Bak. Welnu, ik had de originele Nederlandse Stateside al jaren, maar kocht in 2009 de Amerikaanse persing op Paula. In een winkeltje in Meppel dat werd gerund door... Paula! Dat soort dingen vergeet je nooit... Destijds had ik 'When The Lights Go Out' in gedachten voor de Blauwe Bak, maar dat kan ik me nu niet meer voorstellen. Het is sinds een paar weken dat ik John Fred regelmatig ben gaan draaien. 'Megahits' zijn 'not done' binnen de northern soul en alleen dáárom moest je deze plaat mijden als de pest. Onterecht, want het ritme, de bassen, de kleine 'psychedelische' intermezzo's, alles maakt de plaat tot een geheide northern soul-kneiter! Paula voorzag het probleem en liet ene Offenbach met zijn saxofoon de zanglijnen van de oorspronkelijke backingtrack volblazen. Zélf neig ik dan toch meer naar de gezongen versie van John Fred. Laat de mensen maar kletsen!
* Bobby Wells- Let's Copp A Groove (Beacon, 1968)
Tenslotte heb ik helemaal niks kunnen vinden over deze bewuste Bobby Wells, ook al schijnen er meerdere hondjes Bobby Wells te heten. Dit is een aanstekelijk plaatje dat 'crossover' wordt betiteld, het hangt even dicht tegen de soul als tegen de (in 1968 nog niet werkelijk gedefinieerde) funk. Dit is één van die nummers die ik middels de 'Northern Soul Jukebox' heb leren kennen en die mijn hart heeft gestolen!
zaterdag 11 februari 2012
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten