dinsdag 13 oktober 2015
Zijn we helemaal betoeterd?
Soms is het toch goed om even iets te laten rusten... Bijna zou ik vrijdag hebben geschreven over een overlijden van iemand, want... 'waarom zou een dirigent anders een eerbetoon krijgen in de krant?'. Nou, bijvoorbeeld omdat die een rijke staat van dienst heeft en daarvoor een cultuurprijs krijgt uitgeloofd? Hij is niet dood, hij leeft! En uiteraard mijn welgemeende gelukwensen aan Nico Sieffers voor het ontvangen van de Henk Boerwinkel Cultuurprijs, evenals de felicitaties naar aanleiding van zijn recente verjaardag. Het idee van een verhaal heeft sindsdien gespeeld en ik doe het alsnog: Mijn eerste schreden in het spelen van muziek. Als ik na muzieklessen en jeugdkorps klaar ben voor het échte werk, heeft Sieffers net het stokje over genomen als dirigent. Erg levende herinneringen heb ik niet aan die tijd en hij moest al snel het veld ruimen voor een stoet andere dirigenten. Bespeel je een instrument? Ja en nee. Ik heb het A- en B-diploma gehaald op de bariton-euphonium. Ik ben de techniek helemaal kwijt en kan tegenwoordig nergens meer geluid uit krijgen.
Het begint voor mij op de lagere school. Volgens mij de vijfde klas. Op een middag komen twee leden van de plaatselijke muziekvereniging Ere Zij God op school om te vertellen over muziekinstrumenten. Na afloop krijgen we een kleurplaat met een strookje onderaan. 'Ik zou wel bij het muziek korps willen. Ja/nee'. De nee-stemmers zijn in de meerderheid. Als puntje bij paaltje komt, zijn er twee in de klas die 'ja' invullen. Dat zijn Eric en ondergetekende. Gelukkig zijn onze ouders ook van mening dat dit best eens een nuttige vrijetijdsbesteding kan zijn en zo zetten we samen de eerste stappen in de muziek. Beide hebben we een cornet in bruikleen gekregen van het korps, maar dan blijk ik al snel over een eigenschap te bezitten waar het korps om staat te springen. Ik heb beschikking over dermate veel lucht, dat ik de helft over het kleine mondstukje van de cornet heen blaas. Subtiel spelen is er door deze kracht niet bij. De muziekleraar suggereert een instrument waarbij ik alles kan geven: De bariton-euphonium. Met een mondstuk van een tuba. De muzieklessen zijn eveneens goed voor mijn zelfverzekerd zijn. Ik ben duidelijk beter dan Eric en het schijnt dat de ouders van hem aan mijn ouders hebben gevraagd om collectief te stoppen met de muziekles. Mijn ouders hebben dat geweigerd en zo blijf ik dus alleen over.
Ik heb afgelopen zomer al iets over mijn vertraagde motoriek geschreven en de moeite om aansluiting te vinden als kind. De muziek werkt hier positief. Ik ga op vrijdagavond naar het jeugdkorps waar de jongedames mij omringen. Ja, ik ben zelf twaalf en de meisjes beduidend jonger. Verder de wekelijkse muziekles. Ik zit nog op de lagere school als ik voor mijn A-diploma ga. Bij de lessen theorie op de muziekschool in Sneek blijkt andermaal mijn kwaliteit. Door de vertraagde motoriek mag het her en der schorten aan bepaalde zaken, mijn gevoel voor ritme is onovertroffen. Er zit bij het 'tikken' ook een oefening inbegrepen die voor mijn motoriek erg goed is. Tikken en tegelijk tellen en niet zeven tellen en de de derde tik doen. Iets wat een collega recent nog opviel. Ze zag me vijftig tellen, terwijl mijn handen bij veertig waren. Het hoofd dat sneller is dan het spieren... Tijdens het examen zitten de beide mannen uitgebreid te praten terwijl ik het moeilijke stuk foutloos uitvoer. Er blijkt sprake van opzet te zijn om te zien of ik snel ben afgeleid. 'Neuh!'. Alsof er niks aan de hand is, speel ik verder. Het A-diploma in de achterzak.
Het is inmiddels eind jaren tachtig en ik begin singles te verzamelen. Ik zit met mijn hoofd in de jaren zestig en zeventig met een bijzondere voorliefde voor The Moody Blues en The Bee Gees. Tegelijk speel ik ook bij het 'grote' korps. Hoewel ik zo nu en dan een 'ensemble' zal vormen met één van de jongere meisjes bij uitvoeringen, ligt het jeugdkorps dan tijdelijk op zijn achterste. Waar het jeugdkorps goed is voor de 'sociale contacten', daar ben ik té jong om mee te doen met het 'grote' korps. 'Alone again, naturally', om Gilbert O'Sullivan te citeren. Ik heb inmiddels een hele jonge muziekleraar gekregen die ook een fascinatie heeft voor symfonische rock. Hij leert mij het werk van Steve Hackett kennen. Hij stelt tijdens een muziekles in 1990 voor om gitaar of drums te gaan leren, in plaats van 'moeilijk doen' op de bariton en koralen en andere gedragen muziek te spelen bij het korps. Ouders zijn het daar niet mee eens en de muziekleraar krijgt een berisping. Toch is zijn observatie goed, want ik begin steeds minder interesse te krijgen voor de bariton. In 1990 ga ik met hakken over de sloot van de derde naar de vierde klas LEAO, maar de muziekschool kan me niet laten slagen voor het B-diploma. Het is niet dat ik het niet kan, maar ik wil het niet. De uitvoering van het examenstuk 'verkloot' ik helemaal, omdat ik de balen heb van het stuk. Toch is iedereen het erover eens dat het de puberteit is en dat ik een jaar later nog een poging moet doen. Dan ben ik iets meer gemotiveerd en slaag met vlag en wimpel. Kort daarop geef ik de brui aan de muzieklessen. 'C' is het volgende doel en daarvoor moet ik in de hoogste registers snel spelen. Daar kom ik niet alleen de motoriek tegen, bovendien wil ik dit helemaal niet! Het C-diploma zal er dus nooit van komen.
Op het korps zélf zakt mijn animo even hard. Ik studeer niet tot nauwelijks, blink niet uit op repetities, maar ja... traditie is traditie! Met de kerst spelen we ieder jaar in de kerk en dat is verplichte kost voor mij. Het tenue van wit overhemd en zwarte vlinderstrik en dan stukken spelen die me grotendeels onbekend zijn. Op een zeker moment ga ik 'playbacken'. Toch ontkomt me soms wat lucht en klinkt er dus... een valse toon. Dit gaat de korps-leden ook steeds meer tegen staan. Ik heb in 1992 misschien drie keer mijn bariton uit de koffer gehaald en het is een paar weken voor de kerstuitvoering. Dan word ik aangesproken door een lid. ,,Je bent al weken niet op de repetities gekomen. Ben je nu weer van plan om ons ingestudeerde werk te voorzien van valse noten?". Dat is het signaal dat ik moet hebben. Ik lever prompt de bariton in en iedereen is het roerend eens? Nou, mijn ouders hebben nog wat af gevloekt over de kostbare muzieklessen. Ik ben dan zeventien, poprecensent bij het Sneeker Nieuwsblad, en kan me totaal niet meer vinden in de blaasmuziek.
De gitaar is er in 1994 gekomen en heb ik vijf jaar later, bijna onbenut, weer verkocht. Die akkoorden heb ik nooit kunnen leren. Ik weet nog precies welke ventielen ik moet indrukken om een bepaalde noot te krijgen, maar het strak zetten van de lippen en blazen is me nooit meer gelukt zonder een zee aan speeksel over de omgeving uit te spreiden. De basis-muzieklessen, en dan met name het ritmische tikken, zijn dingen die ik nog dagelijks gebruik in mijn muziekbeleving. Het is dus toch niet helemaal weggegooid geld geweest?
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten