maandag 14 november 2016

Dodenrit: Leon Russell



'The day after'. Ik heb de halve dag geslapen, maar of dat veel heeft geholpen? Straks maar weer naar bed en hopelijk wat energie voor de nieuwe dag. Ik heb mezelf de 'target' gezet om morgen in 'Tuesday Night Music Club' het tweede uur in het teken te zetten van Leon Russell en moet dus nog wat 'huiswerk' doen. Het eerste stukje huiswerk ga ik nu doen, want Russell is zo'n man die prima in de 'Dodenrit' past. Een man met een fikse staat van dienst en een aantal liedjes die door talrijke artiesten zijn opgenomen, maar desondanks een muzikant-voor-de-muzikanten, iemand die nooit op grote schaal is doorgebroken als solo-artiest. Leon Rusell is zoals Elvis Costello hem herinnerd uit 1972: ,,De man stapte in alle bescheidenheid het podium op terwijl alleen al zijn credits voor de rock'n'roll de zaal kon vullen". Ik gun Leon Russell bij deze een plaatsje in de 'Dodenrit'.

Ik heb zojuist 'From The Catacombs' gedaan en twijfel nog even vóór de show of ik even informatie zal zoeken. Jammer, gemiste kans... Russell schijnt de xylofoon te bespelen op 'The Joker Went Wild', de hit van Brian Hyland en deze had goed gepast in de show. Ik heb daarentegen 'Soul Food' gedraaid van het eerste album van Asylum Choir. Wellicht dat Hyland morgen mee gaat in de show, hoewel... de lijst is uitgebreid en opeens is een uurtje wel erg weinig. Ondanks zijn leeftijd, 74 jaar, is Russell nog niet aan pensionering toe. Hij heeft een uitgebreide tournee gedaan afgelopen jaar en heeft eentje gepland voor het volgende jaar. Dat gaat dus niet meer gebeuren want zondag is de man in zijn slaap overleden. Hij had in juli een hartaanval gehad, maar was aan de beterende hand. Zijn dood komt dus als een donderslag bij heldere hemel.

Leon heet helemaal geen Leon. Claude Russell Bridges is mans' werkelijke naam. Zo wordt hij op 2 april 1942 geboren in Tulsa. Hij is al vroeg met muziek bezig en wordt omringd door muzikanten die ooit net zo groot zullen worden. Denk aan de heren David Gates en James Griffin van de softrock-band Bread. Elvin Bishop zit op dezelfde school, alsook Anita Bryant die in 1960 een hit zal hebben met 'Paper Roses' en een kwart eeuw later zich zal uitspreken tegen homoseksualiteit. Hij is eigenlijk té jong om in bepaalde clubs te spelen en dus maakt een vriend voor hem een nep-identiteitskaart met de naam Leon Russell. De rest is geschiedenis. In de vroege jaren zestig is Russell vooral bezig met sessiewerk en het schrijven van liedjes. Zijn pianospel is te horen in verschillende Phil Spector-producties, zowel de hits van de meidengroepen als 'The Christmas Album'. In 1965 schrijft hij de hits 'Everybody Loves A Clown' en 'She's Just My Style' voor Gary Lewis & The Playboys en mag het zelf eveneens proberen met 'Everybody's Talkin' 'Bout The Young', maar dat wordt geen hit. In 1966 speelt hij, zo gezegd, xylofoon bij Brian Hyland en in 1967 is het Russell duidelijk dat hij 'op de achtergrond' actief wil zijn. Hij koopt een oude kerk in Tulsa en transformeert het tot een studio. De kerkbanken worden verbouwd tot meubilair voor op zijn 'ranch'. Om wegwijs te worden met de studio nodigt hij vrienden uit om een weekend te komen logeren op de ranch en intussen een album op te nemen. Dat resulteert in 'Look Inside The Asylum Choir' van Asylum Choir en ook de titelloze plaat van Daughters Of Albion (morgen in de '3 From 33' in genoemde 'Tuesday Night Music Club'). Russell brengt zijn adoratie voor Rita Coolidge onder woorden in 'Delta Lady' en dat levert een fikse hit op voor Engelsman Joe Cocker. Russell organiseert daarop de 'Mad Dogs And Englishmen'-tournee van Cocker welke nog veel voeten in de aarde heeft. Russell arrangeert de cover-versies op de plaat.

In 1970 verschijnt een volgende single van Russell: 'A Song For You'. De plaat flopt, maar... meer dan honderd verschillende artiesten hebben het sindsdien opgenomen. De teller loopt door want ook 'recente' artiesten als Amy Winehouse en Christina Aguilera hebben het op hun repertoire staan. 'Leon Russell And The Shelter People', genoemd naar zijn platenmaatschappij sinds 1969, is al goed voor goud in Amerika, de elpee 'Carney' doet daar een schepje bovenop. Toch maakt Russell dan een erg vreemde switch: Hij gaat zichzelf Hank Wilson noemen en duikt de country in. Intussen zijn het andere grote artiesten die werk van Russell op de plaat zetten, dus hij heeft geen minuut financiële zorgen. Lekker doen waar je zelf zin in hebt, is immers ook een vorm van rijkdom en Russell begrijpt het als geen ander. Hoewel zijn liedjes gretig aftrek vinden, vergeten steeds meer platenkopers de naam Leon Russell in de late jaren zeventig. Schoolvriend J.J. Cale haalt hem nog eens uit de mottenballen, maar verder zijn het vooral de muzikanten die hem herinneren.

Sir Elton John is één van de grootste Leon Russell-fans. Met hem neemt Russell in 2010 het album 'Union' op en het wederzijdse respect springt vanaf deze schijf. Voor de nuchtere Nederlands is Russell's meest bekende werk dat van 'Mad Dogs And Englishmen' alsook van pianowerk op enkele jaren zeventig-platen zoals 'Day After Day' van Badfinger, 'Watching The River Flow' van Bob Dylan en werk van The Rolling Stones. Een man waaraan je een radio-special van zes uren zou kunnen wijden, ik ga proberen om het verhaal binnen een uur te houden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten