zondag 19 mei 2013

Raddraaien: Tommy James



Normaliter doen we de Schijf van 5 op zondag, maar ik was het onderwerp vergeten. Toen ik vanmiddag zag dat het een 'smerige' Schijf moest worden, schoten er wel een paar titels te binnen, maar heb ik een gevoel dat ik eentje over het hoofd zie. En ach vooruit! Het is morgen Pinkstermaandag en dat is eigenlijk ook best een beetje zondag. Dus doen we morgen de beloofde Schijf van 5 en gaan we vandaag andermaal Raddraaien. Na deze nog twee titels te gaan en de derde serie is ten einde. Ik heb zoveel schik gekregen in het Raddraaien dat we onverminderd doorgaan. De boekhouding is nu eveneens 'up-to-date' en dus kunnen we meteen verder! Bij het huiswerk doen, leer ik al het eerste over de plaat wat ik niet wist. Ik ging er altijd van uit dat 'Sing Sing Sing' de a-kant was. Het Franse label ontbeert een duidelijke A of B, dus werd het gokken. Nu blijkt 'I'm Comin' Home' tóch de a-kant te zijn. Dus noemen we die vanaf nu maar de a-kant: 'I'm Comin' Home' van Tommy James (1971)

Popartiesten die op dezelfde dag jarig zijn als mij zijn dungezaaid. Thomas Gregory Jackson komt akelig dicht in de buurt, hij viert op 29 april zijn verjaardag. Drie weken geleden stonden er 66 kaarsjes op zijn taart. We kennen Jackson beter als Tommy James. En dan zeg je in één adem 'And The Shondells' er achteraan. Dat is een groep met een erg bizarre geschiedenis, dus laten we maar vooraan beginnen. Jackson wordt, zo gezegd, op 29 april 1947 geboren in Ohio, maar verhuist op jonge leeftijd naar Michigan. Als vierjarige is Tommy al een fotomodel. In 1959 begint hij zijn eerste officiële bandje: The Tornadoes. Niet te verwarren met enige andere groep met dezelfde naam, The Tornadoes gaat zich na verloop van tijd The Shondells noemen. In 1964 begint een lokale radio-deejay een platenlabel, Snap Records, en hij tekent als eerste The Shondells. Die hebben dan pas een liedje op het repertoire dat geschreven is door Jeff Barry en Ellie Greenwich, een geinig dansplaatje met de titel 'Hanky Panky'. Omdat Snap Records geen nationale distributie kent, blijft de plaat in de staat Michigan. Daar wordt het een lokaal hitje, maar een paar maanden later is dat alweer vergeten en The Shondells geeft er de brui aan.

Op een vreemde manier komt er een exemplaar van de single terecht in een uitverkoopbak in Pittsburgh. Bob Mack, een danspromoter, koopt de plaat en gaat hem intensief pluggen op dansfeesten. Een lokale bootlegger perst een single in een oplage van tachtigduizend exemplaren en het wordt dus een zeer lokale hit. Omdat het adres van Douglas op het platenlabel staat, krijgt deze lucht van de hernieuwde belangstelling voor de plaat en komt langs met Tommy James. Het is duidelijk dat de mannen een hit in handen hebben en gedrieën schuimen ze alle grote platenmaatschappijen af met demo's. Binnen 24 uur worden ze door alle grote maatschappijen afgewezen. Jerry Wexler van Atlantic heeft laten weten dat de directeur van Roulette alle collega-maatschappijen had opgebeld met de mededeling dat 'dit ZIJN plaat was'. James, Mack en Douglas tekenen een overeenstemming met Roulette en formeren een nieuwe Shondells om de plaat te promoten. 'Hanky Panky' is twee jaar na de release op Snap een vette Amerikaanse nummer 1-hit en doet het in andere landen ook erg goed.

'I Think We're Alone Now' doet het met name in Amerika in 1967 erg goed, dit liedje wordt eind jaren tachtig een hit door het tienerzangeresje Tiffany. Voor een wereldwijde opvolger voor 'Hanky Panky' moet de groep terug naar een bubblegum-stamper en met 'Mony Mony' bereiken ze dat. Het is in Engeland een nummer 1 en ook in Nederland doet het plaatje het goed. Tommy James komt in contact met George Harrison, die naast The Beatles en de sitar intensief werkt met de groep Grapefruit. Grapefruit zou potentieel nieuw repertoire hebben voor James en zijn Shondells. Omdat het meer van hetzelfde is in de trant van 'Hanky Panky' en 'Mony Mony' wimpelt hij het af. James raakt namelijk geobsedeerd door een nieuw medium, waarvoor nog geen hitmarkt bestaat: De langspeelplaat. Er wordt binnenshuis gewerkt aan een marketing-plan om Tommy James & The Shondells als albumgroep te lanceren. Als James een ruwe demo van 'Crimson And Clover' achterlaat bij een radiostation, begint deze het te pluggen en moet de single ook net zo gaan klinken. Het marketingplan kan de prullenmand in en 'Crimson And Clover' wordt in 1969 een wereldwijde hit. De groep wordt zelfs uitgenodigd om op Woodstock te spelen, maar het wordt aan James voorgespeeld als een optreden op een varkensboerderij in 'upstate New York'. Gezien James op dat moment op Hawaii vertoeft, is een varkensboerderij in Woodstock niet meteen 'the place to go'. Een jaar later gaat de groep uiteen. James gaat samenwerken met songschrijver Bob King en samen schrijven ze 'Tighter Tighter' voor Alive & Kicking (een Blauwe Bak-vreemdeling uit 1970). In 1971 scoort James zijn grootste solo-hit met 'Draggin' The Line', dat een vierde plek in de Billboard behaalt. Onze Raddraaier piekt op veertig in dezelfde Billboard. In 1980 staat hij opnieuw in de hitlijsten met 'Three Times In Love' en pas in 2008 komt het tot een reünie van The Shondells.

Ondanks veel generatiegenoten is Tommy James & The Shondells niet met mot uit elkaar gegaan, maar onderhouden de leden vriendschappelijke contacten. Zevenendertig jaar na hun laatste collectieve optreden, doen ze opnieuw optredens en maken een album: 'I Love Christmas'. In februari 2010 verschijnt de onthullende autobiografie van Tommy James. Vooral Roulette moet het hierin ontgelden, James beweert dertig tot veertig miljoen dollar te goed te hebben van Roulette. Roulette is een criminele organisatie die zich schuldig maakt aan witwaspraktijken. Dat is niet helemaal nieuw, de connectie van Roulette en de maffia was al bekend. Toch lijken de genoemde geldbedragen, zeker voor de jaren zestig en zeventig, me een tikkeltje overdreven...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten