donderdag 30 mei 2013

Raddraaien: Boz Scaggs



Ik had me vergist. Gisteren schreef ik alsof ik een Raddraaier uit de jaren tachtig had verwacht, maar nee. De komende vijf of zes Raddraaiers stammen uit de jaren zestig of zeventig. Maakt niet uit, Lee Dorsey heeft zijn standbeeld verdiend en gekregen. Vandaag hebben we iemand op het podium die daar reeds een halve eeuw staat, met enkele onderbrekingen. Soms heeft hij er even helemaal genoeg van en gaat dan met pensioen, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan en tot op de dag van heden treedt hij op. Solo of in een gelegenheidsgroep met Walter Fagen (Steely Dan) en Michael McDonald (ex-Doobie Brothers). De globetrotter Boz Scaggs staat in de volgspots met zijn single 'Lido Shuffle' uit 1977, het commerciële hoogtepunt van mans' carriére.

William Royce Scaggs staat in zijn paspoort. Hij is op 8 juni 1944 geboren in Canton, Ohio, maar vader Scaggs is een rondtrekkend zakenman en neemt het gezin mee op sleeptouw. Boz woont zodoende als kind in verschillende staten, maar het is in Texas waar hij van een schoolkameraad de bijnaam Bosley krijgt. Dit zal hij even later inkorten tot Boz. Het is in 1959 eveneens in Texas als hij Steve Miller leert kennen en The Marksmen komt versterken. Miller en Scaggs zijn lange tijd onafscheidelijk. Buiten het podium studeren ze beide aan de universiteit van Wisconsin-Madison. Steve richt in 1961 The Ardells op en Scaggs komt hem in 1962 vergezellen in die band. De groep opereert vanuit Chicago en valt op door een eigenzinnige repertoire-keuze. In 1963 is het verhaal alweer ten einde en gaat het duo tijdelijk uiteen. Steve formeert daarop The Steve Miller Band, terwijl Scaggs zijn heil zoekt in de bloeiende Londense rhythm & blues-scene.

Buiten The Wigs en Mother Earth neemt hij als Boz een paar singles op voor Columbia, maar die floppen stuk voor stuk. Daarop vertrekt hij naar Zweden, waar hij in 1965 zijn eerste soloplaat mag maken. 'Boz' is tegenwoordig een duur betaald collector's item, dus over verkoopcijfers hoeven we het niet te hebben. Waar Scaggs het geld vandaan heeft gehaald voor de oversteek en hoe hij zichzelf heeft bewaard van de hongerdood is nog steeds een groot mysterie. Europa is echter niet de meest ideale uitvalsbasis voor Scaggs en in 1967 keert hij terug naar Amerika. Daar komt hij in San Francisco terecht dat met de wijk Haight-Ashbury op dat moment het middelpunt is van de psychedelische muziek. Hij komt zijn oude maat Steve Miller op het spoor en werkt met hem aan de eerste twee Steve Miller-albums: 'Children Of The Future' en 'Sailor'. Boz neemt af en toe ook de vocalen voor zijn rekening en in die hoedanigheid wordt hij in 1969 door een Rolling Stone-journalist los geweekt van Miller en krijgt een solo-contract bij Atlantic.

Zijn tweede album verschijnt in 1970 en heet simpelweg 'Boz Scaggs'. Kosten noch moeite zijn gespaard en behalve The Muscle Shoals Rhythm Section speelt ook Duane Allman zijn partijtje mee. De kritieken zijn gunstig, maar de plaat flopt aanvankelijk. In 1974 brengt Atlantic het album opnieuw uit en bereikt het een 171e plek in de Album Top 200. Toch heerst ontevredenheid over de plaat bij Atlantic en dus wordt de plaat opnieuw gemixt en geproduceerd. Die versie verschijnt in 1977 en sinds dat jaar is dat de enige 'officiële versie'. De latere cd gaat ook uit van de 1977-uitvoering. Er volgen nog een paar albums voor Columbia, maar het wil maar niet opschieten met de verkoop. Dan formeert Scaggs een groepje sessiemuzikanten die hem op zijn nieuwste langspeler gaan begeleiden. Dat groepje zal in 1979 verder door het leven gaan als Toto.

Dat album heet 'Silk Degrees' en kent in 'Lowdown' een grote Amerikaanse hit, terwijl 'What Can I Say' het in Europa beter doet. 'Lido Shuffle' is een top 20-hit aan beide kanten van de oceaan. De toekomst lijkt zonnig voor Scaggs, maar de opvolger 'Down Two Then Left' verdwijnt geruisloos in de uitverkoopbakken. Toch kent 'Silk Degrees' minstens een goede pensioensvoorziening voor Scaggs. Zijn 'We're All Alone' wordt een gigantische hit voor Rita Coolidge, hoewel de tenenkrommende versie van The Walker Brothers tot de eerste covers behoort. Het album 'Middle Man' uit 1980 doet het nog redelijk en buiten een half geslaagde comeback in 1988 wil het in de daaropvolgende jaren niet meer. Boz opent een nachtclub in San Francisco en kust de muziek enkele malen vaarwel, maar sinds het begin van de nieuwe eeuw maakt hij iedere zomer een tournee. Afgelopen maart is het album 'MEMPHIS' verschenen, zijn eerste in ruim vijf jaar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten