dinsdag 3 mei 2016

Week Spot: Lou Pride



Het is ongeveer vijf jaar geleden dat ik pas écht ontdek wat Northern Soul betekent. Tot die tijd is het niet meer dan een 'vage' muziekstijl geweest. Ik noem mezelf dan al wel Northern Soul-dj, maar als ik achteraf bedenk wat ik in de Blauwe Bak had staan? Vijf jaar geleden heb ik geleerd over de Northern Soul-beweging in Engeland. Net zoals in Massachusetts de lichten doofden omdat de jongeren naar San Francisco trokken, is hetzelfde in Engeland aan de hand. 'Swinging London' heeft zoveel meer te bieden dan een kleurloos stadje in Yorkshire. Northern Soul is het antwoord van de 'achterblijvers', iets 'exclusiefs' dat je nimmer in Londen zal vinden. Ik leer over de opkomst, de val en de hernieuwde opkomst en hoe het, na een commercieel hoogtepunt te hebben bereikt, langzaam weg sterft. Twisted Wheel in Manchester en The Golden Torch in Stoke-On-Trent behoren tot de eerste grote Northern-clubs, maar een voor een leggen ze in 1972 het loodje omdat de gemeente geen drankvergunningen meer wil toekennen. Dan opent in 1973 The Casino haar deuren en zal de Northern Soul tot ongekende hoogten brengen totdat ook deze club in 1981 de deuren moet sluiten. Bij de kennismaking hoort ook een lange lijst van singles waarvan ik voor negentig procent niks van afweet. 'I'm Com'un Home In The Morn'un' van Lou Pride (1972) staat eveneens op deze lijst en deze Northern Soul-klassieker mag deze week de titel van Week Spot dragen.

Pas na de aanschaf van de 'Northern Soul Jukebox' krijgen de liedjes van de genoemde lijst een 'gezicht'. Ook moet ik meteen van een aantal titels helemaal niets hebben en gek genoeg valt Lou Pride daar eveneens onder. Ik weet niet wat het is, maar de plaat staat me in eerste instantie enorm tegen. Het is pas anderhalf jaar geleden dat ik het nummer hoor in een coverversie en plots valt het kwartje. Naarmate de tijd verstrijkt ga ik steeds meer van de plaat houden. Het is echter een van de zeer weinige Outta Sight-titels welke inmiddels totaal is uitverkocht en zelfs deze 'betaalbare' heruitgave doet al belachelijke prijzen op Discogs. Het enige alternatief is dan de jaren zeventig bootleg, maar deze klinkt precies hoe ik hem had verwacht. De loodzware bas in 'Com'un Home' maakt dat het styreen last heeft van 'distortion', maar inmiddels heb ik me daarmee verzoend. Het origineel is alleen binnen handbereik wanneer je goed bent bevriend met de manager van de bank. En dat origineel klinkt ook vaak niet beter dan de bootleg. Tja, het zal toch maar zo moeten...

Northern Soul is feitelijk een vergaarbak van stijlen en genres en dat blijkt andermaal bij deze van Lou Pride. Pride is namelijk afkomstig uit de blues en neemt het plaatje eveneens op als zijnde 'blues'. Zoals het een blues-zanger betaamt, heeft Pride twee mogelijke geboortejaren. De ene bron noemt 1944 als geboortejaar en de volgende schat hem acht jaar jonger. Beide keren is zeker dat zijn verjaardag op 24 mei heeft plaatsgevonden. George Lou Pride is de naam en hij wordt geboren in Chicago, Illinois. Hij groeit op aan de noordkant van de stad en bezoekt de baptistengemeente waar dominee E.J. Cole op de kansel staat. E.J. is de vader van Nat 'King' Cole en dus de opa van wijlen Natalie Cole. Pride gaat vervolgens met zijn moeder naar een concert van B.B. King en dan verliest de gospel opnieuw een zanger aan de 'duivelse' blues. In de midden jaren zestig treedt hij veel op voor militairen in Duitsland en formeert een duo in Chicago met een zangeres met de naam JLC. Vanaf 1970 opereert hij alleen. Hij heeft iets gemeen met zijn grote voorbeeld: B.B. King. Beide hebben ze nauwelijks een vrije dag tussen 1970 en hun dood. Evenals King is Pride ook vooral op het podium te vinden, maar neemt desondanks héél veel platen op zonder ergens succesvol te zijn. In 1972 neemt hij 'I'm Com'un Home In The Morn'un' op voor Suemi Records. Ik meen me te herinneren dat de slogan van Suemi Records 'if you don't like this... sue me' moet zijn geweest, maar dat kan ik niet meer terug vinden. 'Com'un Home' is evenmin een succes en de plaat duikt een jaar later op in The Catacombs in Wolverhampton waar het de aanwezige dansers in extase brengt. Na de sluiting van The Catacombs, in 1974, neemt The Casino in Wigan het stokje over. Originele singles zijn dan al schaars en omdat de dansers hun routine thuis willen leren, verschijnt in de midden jaren zeventig de eerste bootleg van 'Com'un Home'. Outta Sight-heruitgaven zijn niet echt waardevast. Je koopt ze nieuw voor acht pond en gebruikt zitten ze al snel rond de vijf. Bij Lou Pride is dat andersom: Ik heb exemplaren voor twintig pond zien gaan! De bootleg is doorgaans het dubbele, maar ik heb geluk gehad met een 'koopje'. Originele singles zijn anno 2016 onvindbaar en als er al eentje opduikt dan is de kans aanwezig dat het een natuurgetrouwe kopie is.

Een instrumentale versie zou het verhaal al vertellen. 'I'm Com'un Home In The Morn'un' wordt gekenmerkt door een dreunende bas dat het beeld oproept van Lou Pride die in zijn auto over de 'highway' jakkert. Het is nacht en hij heeft nog heel wat mijlen te gaan voordat hij bij zijn geliefde is. Als hij al ooit aankomt... De vermoeidheid slaat toe en steeds vaker neigt zijn auto richting de berm, maar desondanks blijft hij door scheuren om in de ochtend bij zijn liefje aan te komen. In de brug zit nog wat euforie dankzij de speelse blazers, maar dan is het andermaal de dreunende bas en de lange eenzame weg door godvergeten stadjes. Als hij al aankomt, want er gaat iets dreigends uit van het snelle tempo. Dit is geen Edwin Starr die nog vijfentwintig mijl moet lopen en per stap optimistischer wordt. Lou's stem is loodzwaar, bijna inktzwart, en het 'com'un' en 'morn'un' klinkt al als vermoeidheid. Het snelle tempo maakt het uitermate geschikt voor het 'voetenwerk' in de Northern Soul en bovendien kunnen veel Northern Soul-dansers zich herkennen in de titel. Zij komen immers ook in de morgen thuis, want de échte Northern Soul-feesten gaan de hele nacht door.

Lou Pride is evenals B.B. King een man die vooral veel en vaak op het podium is te bewonderen. Intussen maakt hij toch nog steeds platen. In 1979 verschijnt zijn eerste langspeler, maar in de jaren zeventig heeft hij onschatbaar veel singles opgenomen voor uitsluitend kleine platenmaatschappijen. In 1990 ontmoet hij in Chicago de dominee Charles L. Fairchild welke hem voorstelt aan Curtis Mayfield. Mayfield neemt een album op met Pride, maar opnieuw is weer geen sprake van een kassucces. In de nieuwe eeuw ontstaat plots belangstelling voor Pride's werk uit de jaren zeventig en brengt het blues-label Severn Records een compilatie uit met nummers uit de periode 1970 tot en met 1973. In 2004 heeft hij een hartaanval welke hij overleeft. In juni 2012 sukkelt Pride opnieuw met zijn gezondheid en hij overlijdt kort daarop.

Pride heeft nimmer de waardering ontvangen welke hij zou hebben verdiend. Hij kan zich meten met grootheden als Bobby Bland, ZZ Hill, Little Milton en Johnnie Taylor. Zijn jaren zeventig-singles worden fanatiek verzameld en ook in de blues is Pride uitgegroeid tot een cultheld. Het is het dreigende dat uit gaat van 'Com'un Home' dat mij in eerste instantie tegen staat. Ik wil mijn Northern Soul 'vrolijk' hebben en doe daarmee deze plaat tekort. Tijd om dat alsnog recht te zetten!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten