vrijdag 19 juli 2013

Raddraaien: Roy Buchanan



Het leek er even op alsof James Brown hier vanavond op deze plek zou staan, maar bij het bladeren door zijn historie kwam het opeens allemaal erg bekend voor. Wat blijkt: Een half jaar geleden was James Brown de Raddraaier met 'Mother Popcorn'. Een beetje onzinnig om nu nog eens hetzelfde verhaal te vertellen over 'Hey America' en dus ben ik verder gaan bladeren. En dan kom je uit bij Roy Buchanan. Niet meteen een naam waar het grote publiek een associatie bij heeft, maar desondanks een muzikant die wel een standbeeld heeft verdiend. Wat ook beslist opvallend is, is dat Buchanan voornamelijk een album-artiest is en de Raddraaier is altijd een single. Buchanan's elpee 'Second Album' (1973) was een dermate opvallend product, dat de Nederlandse Polydor blijkbaar wel brood zag in een single. De Raddraaier van vandaag is 'Please Don't Turn Me Away' van Roy Buchanan (1973).

Oók NCRV! Op zaterdagavond presenteerde Harro De Jonge twee uren lang het programma 'Elpee Pop': Eerst een special rondom een artiest met voornamelijk minder voor de hand liggende album-tracks en een tweede uur met recente album-tracks. Elpee Pop Special heeft verschillende series gehad en ik kan me herinneren dat Roy Buchanan in een serie heeft gezeten van ondergewaardeerde gitaristen. Ik heb daar 'Going Down To Laurel' van Steve Forbert ontdekt, nog steeds een favoriet nummer, maar ook de eigenzinnige Leo Kottke. Roy Buchanan heeft nooit echt een indruk bij me achter gelaten, anders dat ik zijn naam meteen met het voorgenoemde NCRV-programma associeer. Ik weet niet meer precies waar en wanneer ik deze single heb gekocht, maar het is uit eenzelfde nieuwsgierigheid geweest.

Leroy Buchanan wordt op 23 september 1939 geboren in Arkansas, maar groeit op in Californië. Hij zegt eens dat zijn vader, naast landarbeider, ook dominee is, maar dat wordt door zijn oudere broer bestreden. Wel bezoekt de jonge Buchanan met zijn moeder kerkdiensten en Roy raakt door de gospel geïnteresseerd in de zwarte muziek. Hij doet zijn eerste handgrepen op de steelgitaar, maar stapt al snel over op gitaar en voegt zich in 1954, op vijftienjarige leeftijd, bij Johnny Otis. In 1958 treedt hij toe tot de band van Dale Hawkins, die even eerder een hit heeft gehad met 'Susie Q'. Inderdaad, het nummer dat later door Creedence Clearwater Revival uitgevoerd zal worden. Buchanan is echter te horen op een andere grote hit van Hawkins: 'My Babe'. Tijdens een tournee door Toronto verlaat Buchanan plots het gezelschap om voor Dale's neef Ronnie Hawkins te gaan werken. Hij maakt Robbie Robertson de gitaar eigen en speelt mee op opnames van Ronnie Hawkins & The Hawks. Kort daarop keert Buchanan terug naar Amerika en werkt gedurende de jaren zestig als begeleider van artiesten als Freddie Cannon en Merle Kilgore. In deze tijd onderscheidt Buchanan zich door een eigenwijs gitaarspel. Hij vindt, als het ware, de wah-wah uit, maar doet het zelf met de hand aan de 'tone control' van zijn Telecaster. Als in 1967 Jimi Hendrix doorbreekt met 'Are You Experienced' is Buchanan helemaal weg ervan. Hendrix brengt namelijk hetzelfde geluid voort als wat Buchanan vijf jaar ervoor deed. Als hij Hendrix op een avond in maart 1968 aan het werk ziet in The Washington Hilton, is hij aanvankelijk teleurgesteld als hij ontdekt dat Hendrix het geluid produceert met effectpedaaltjes. Hendrix wordt uitgenodigd om Buchanan de volgende avond te zien optreden, maar hij weigert dat. Buchanan begrijpt echter heel goed dat het bij Hendrix vooral om de show gaat. Hijzelf keert terug naar zijn 'roots', meer het 'fingerpicking' en onderneemt in 1969 zelfs een studie om kapper te worden.

In 1971 zendt een televisie-station een special uit van een uur. Dit betekent de doorbraak voor Buchanan. Hij wordt gevraagd door The Rolling Stones, maar laat die eer aan zich voorbij gaan. Wel tekent hij bij Polydor en neemt een aantal albums voor dat label. Vooral 'Second Album' uit 1973 wordt goud in de Verenigde Staten. Gedurende de jaren zeventig maakt Buchanan vijf albums voor Polydor en drie voor Atlantic. Hoewel het merendeel van de platen vrijwel geen zoden aan de dijk zetten en Buchanan het gevoel bekruipt dat hij in zijn creativiteit wordt beknot, laat deze in 1981 weten enkel nog terug te keren in een studio als hij volledige vrijheid krijgt. Dat gebeurt in 1985 als hij voor Alligator drie platen mag opnemen. Zijn laatste heet 'Hot Wires' en verschijnt in 1987. Buchanan is al lange tijd aan de drank en na een relletje in de huiselijke sfeer, wordt hij in dronken toestand aangetroffen en draait de nor in. Op 14 augustus 1988, een week na zijn laatste optreden, wordt Buchanan in zijn cel gevonden, hangend aan zijn eigen shirt. Hoewel er al snel wordt uitgegaan van zelfmoord, bestrijdt de familie dat. Buchanan zou wonden hebben die voortkomen uit mishandeling.

Hoewel Buchanan baanbrekend werk heeft verricht op de electrische gitaar, blijft de waardering beperkt tot vakmensen. In de lijst van de honderd meest invloedrijke gitaristen van Rolling Stone, ontbreekt zijn naam. Het tijdschrift 'Guitar Player' noemt hem echter wel één van de allergrootste gitaristen ter wereld. Buchanan's techniek heeft zijn weerslag gehad op muzikanten als Gary Moore, Danny Gatton en Jeff Beck. De tweede is ooit in het bezit geweest van 'Nancy', de Telecaster die bij Buchanan hoorde als 'Lucille' bij B.B. King. Hij heeft het scheurijzer moeten verkopen aan Mike Stern, maar deze raakte de gitaar kwijt bij een inbraak.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten