woensdag 6 december 2017

Week Spot: Fontella Bass



Doorgaans is het gesneden koek om een Week Spot te kiezen uit de Blauwe Bak Top 100 en deze week zou het zelfs nog eenvoudiger moeten zijn. Helaas, het is een strijd geworden! Waarom is het deze week eenvoudiger? Welnu, ik doe het dit jaar iets anders dan voorheen. Voorgaande jaren deed ik 81-100, 61-80 en 41-80 op zaterdag en zondag in de eerste drie weekenden. De top 40 was meestal een aaneenschakeling over de kerstdagen. Deze week en volgende week begin ik al op vrijdag en doe dus 51-80 dit weekend, 21-50 het volgende weekend en de top 20 op de zaterdag en zondag vóór kerst. Eerste kerstdag wordt er niet gepubliceerd, maar dat bericht heb ik de laatste week waarschijnlijk weer hard nodig. Er is aan het einde van een jaar altijd zoveel te vertellen... Ik heb in eerste instantie de nummer 52 op het oog als Week Spot, maar er is schrikbarend weinig bekend over de groep en dus ga voor een plaatje dat twintig plekken lager staat genoteerd. De nummer 72 uit de Blauwe Bak Top 100 mag deze week de Week Spot zijn: 'I Need To Be Loved' van Fontella Bass (1972).

,,Ze heeft zoveel méér gedaan dan 'Rescue Me'...". Ja, nou en? Je blijft met je poten af van 'Rescue Me'. Deze is niet 'overplayed' of anders overgewaardeerd! Het is een plaatje dat na ruim een halve eeuw nog fier overeind staat. Ik zou me niet kunnen voorstellen dat iemand bezwaar zou maken als je zoiets opzet tijdens een soul-feestje. Maar toch is het waar. Fontella Bass wordt in de grote-mensen-wereld vaak weg gezet als eendagsvlieg omdat ze slechts één grote hit heeft gehad, maar ze heeft meer noten op haar zang. Een temperamentvolle dame ook die op een bepaald moment wordt neergezet als onrustzoeker. Dat is een tijd waarin artiesten nog gewend zijn om keurig hun mond te houden wanneer hen onrecht wordt aangedaan. Fontella's verhaal staat niet op zichzelf, het is schering en inslag in een betrekkelijk nieuwe industrietak waar de verkeerde vergelijking wordt toegepast.

Fontella Marie Bass heet ze eigenlijk. Ze wordt op 3 juli 1940 geboren in St.Louis in Missouri. Haar moeder is Martha Bass, soliste van The Clara Ward Singers. En dan hebben we het over één van de meest legendarische gospel-groepen uit de geschiedenis en springplank voor menig talent. De muziek speelt voor de jonge Fontella al snel een rol en ze leert piano spelen. Als kind begeleidt ze haar moeder op tournees maar als ze zestien jaar oud is, heeft ze het gehad met de gospel. Ze is altijd een tikkeltje rebels geweest en loopt weg van huis om een begin te maken in de seculiere muziek. In 1961 doet ze auditie voor de 'travelling show' van Leon Claxton. Gedurende de twee weken dat Claxton met zijn revue in St.Louis verblijft, begeleidt Fontella hen op de piano en zingt één refreintje. Dat levert haar 175 dollar per week op. Ze kan verder met Claxton op tournee maar daar steekt Martha een stokje voor. Volgens Fontella sleurt ze haar van de trein. Je kan je afvragen of het jaartal dan wel klopt want Fontella zou dan volwassen moeten zijn, maar goed... Fontella blijft in St.Louis en ze gaat werken met zanger Little Milton en bandleider Oliver Sain. Op een zekere avond komt Little Milton niet opdagen en wordt snel gekeken wie van de band het beste kan zingen. Zo maakt Fontella haar podiumdebuut als zangeres. Milton en Sain scheiden elkaars wegen kort daarop en Bass volgt Sain naar een volgend avontuur. Hij neemt Bobby McClure aan als mannelijke zanger en als The Oliver Sain Revue Featuring Fontella And Bobby McClure gaat het gezelschap tijdelijk door het leven. In 1962 neemt ze haar eerste single op voor het Bobbin-label van Ike Turner: 'I Don't Hurt Anymore'. Het is slechts een lokale hit, hetgeen eveneens op gaat voor de opvolgers 'Honey Bee' (Bobbin, 1962), 'My Good Loving' (Prann, 1963) en 'Poor Little Fool' (op zowel Vesuvius als Sonja, 1963. Opvallend bij de laatste is dat Tina Turner een 'credit' krijgt op de Vesuvius-uitgave. Fontella oogt als een lief meisje, maar je moet geen ruzie met haar krijgen. Dat ondervindt Sain in 1964 en zijn 'grote ster' loopt zonder pardon de deur uit.

Ze is dan inmiddels getrouwd met jazz-saxofonist Lester Bowie. Samen met haar echtgenoot trekt ze naar Chicago om auditie te doen voor het Chess-label. Bobby McClure is daar ook reeds in dienst en haar eerste plaatjes voor Chess zijn duetten met McClure. 'Don't Mess Up A Good Thing' is de grootste hit van het duo en een paar opvolgers zijn het resultaat. Het is pas later in 1965 dat Fontella eindelijk 'serieus' genoeg wordt geacht om een liedje van haar zelf op te nemen. De band staat klaar in de studio en één van hen is drummer Maurice White. Hun opdracht: Een hard rhythm & blues-geluid met een funky slag op de band zetten. Iedereen in de studio en directe omgeving heeft een goed gevoel bij het nummer. Chess kan na ruim een decennium wel weer een 'million seller' gebruiken. Als Fontella de fysieke single ziet, valt haar op dat haar naam ontbreekt in de 'credits' en dat er allemaal lieden worden genoemd die totaal geen aandeel hebben in het nummer. ,,Maak je geen zorgen, meid! Jouw naam staat op de officiële documenten". Als dat ook niet het geval is, krijgt ze argwaan. 'Rescue Me' is de eerste plaat op Chess met een miljoenenverkoop sinds Chuck Berry in 1956 en ze hoopt dan maar van het beste als ze de royalty-check gaat halen. Hoeveel er voor haar is gereserveerd? Feit is dat Bass ter plekke het briefje verscheurd en het in een hoek gooit. Ze heeft met 'Recovery' dan net een tweede grote hit gehad en met 'New Look' haar eerste album. Van 'Rescue Me' zijn miljoenen verkocht en de andere platen doen het eveneens niet slecht, maar de opbrengst blijft hangen bij de stafmedewerkers bij Chess. In 1967 kan ze van haar contract af bij Chess en wil zelfs even helemaal stoppen met de popmuziek. Thuis wacht echter Lester Bowie en deze heeft een plan.

Lester en Fontella leven in 1969 en 1970 in Frankrijk waar ze optreden met The Art Ensemble Of Chicago en zelfs nog een soundtrack voor de Franse film 'Les Stances A Sophie' verzorgd. In 1971 keert het echtpaar terug in Amerika en krijgt ze een kans bij het platenlabel Paula. Het album 'Free' (1972) is een bescheiden succes en qua singles komt het nergens in de buurt van haar Chess-werk. Toch krijgt de single 'I Want Everyone To Know/I Need To Be Loved' in 1972 nog een Engelse release middels het Mojo-label. Ik kom de plaat in de zomer van 2016 tegen bij Mark waar hij wordt geadverteerd met deze b-kant. Het is een meer lieflijk geluid ten opzichte van het harde 'Rescue Me', maar verder had dit ook gewoon een opname uit 1966 kunnen zijn. Het geluid van goede uptempo soul met een poppy randje dat eenvoudig een hit had kunnen zijn. In de tweede helft van de jaren zeventig is het helemaal afgelopen met het succes. Ze blijft wel optreden, al dan niet met haar jongere broer David Peaston. In 1993 krijgt ze tóch nog een deel van haar royalties van 'Rescue Me' als ze American Express voor het gerecht daagt voor het gebruik van haar opname. Het levert haar vijftigduizend dollar op plus onkosten. Meer heeft ze nimmer gehad van haar grootste hit. Ze begint in de midden jaren negentig te kwakkelen met haar gezondheid. Ze overleeft borstkanker en een beroerte, hoewel ze een been moet missen. Op tweede kerstdag 2012 overlijdt ze aan een hartaanval. Fontella Marie Bass is 72 jaar geworden. Haar broer, David Peaston, is eerder dat jaar overleden en hij is nog maar 54.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten