donderdag 27 februari 2014

Dagplate: donderdag



Zoals ik gisteren al schreef, de woensdag en donderdag is ieder jaar weer het pijnpunt in de Weekplate. De afgelopen drie jaar had ik achtereenvolgens Cuby & The Blizzards, Asobi Seksu en David Bowie te gast en ik was met de donderdag echt aan het einde van mijn Latijn. Ik heb sindskort wel een lijstje bij een bloggende collega ontdekt, maar de Dagplate mag ook best een beetje leuk zijn en ik bedenk ze liever uit het blote hoofd. Ik zag echter in dat lijstje ook Giles, Giles & Fripp staan en hun 'Thursday Morning' en dat is wel heel interessant: Giles, Giles & Fripp staat namelijk aan de wieg van King Crimson. En als het dan zo nodig een symfonische mastodont uit de vroege jaren zeventig moet zijn, dan kies ik altijd met veel plezier voor King Crimson. Ik heb zojuist de Dagplate nog maar even beluisterd via Youtube, maar muzikaal heeft het zeer weinig met King Crimson van doen, maar wel een sfeerrijk nummer. Een geschikte kandidaat voor de Dagplate: 'Thursday Morning' van Giles, Giles & Fripp (1968).

De broers Michael (drums, zang) en Peter (bas, zang) besluiten in de zomer van 1967 om samen een bandje te beginnen. Eigenlijk zijn ze op zoek naar een toetsenist die tevens kan zingen, maar dan is het Robert Fripp die reageert op de advertentie van de gebroeders Giles in de lokale krant van Bournemouth, Dorset. Fripp speelt geen toetsen, maar wel verdienstelijk gitaar. Hij houdt echter niet van zingen. De Giles-broers zijn echter onder de indruk van Fripp's kunnen en ze besluiten als trio verder te gaan. De mannen zijn reeds in een vroeg stadium druk bezet met het opnemen van demo's en dat werpt spoedig haar vruchten af. Decca plaatst ze op het Deram-label, de uitvalshoek voor progressieve popmuziek, tevens een plek waar in 1968 geen hitsingles nodig zijn om een album uit te brengen. In april 1968 verschijnt het debuutalbum. 'The Cheerful Insanity Of Giles, Giles & Fripp' is commercieel gezien een teleurstelling en was in de vergetelheid geraakt als de groep niet onderweg was naar iets veel groters. Het is desondanks een fraai album met barokke, naar psychedelisch neigende, popmuziek. Het album bevat twee humoristische gesproken stukken: 'The Saga Of Rodney Toady' en 'Just George'. 'Thursday Morning' staat niet op het oorspronkelijke album, maar is de tweede single die Giles, Giles & Fripp uitbrengt. In de jaren negentig zal het nummer worden toegevoegd aan cd-heruitgaven.

Volgens Robert Fripp zijn er in 1968 slechts vijfhonderd exemplaren wereldwijd verkocht. Hij zou deze informatie hebben verkregen van het bureau dat zijn royalties regelt. Het wordt, hoe dan ook, niet als waarschijnlijk aangenomen. Het album wordt als vanzelfsprekend ook in Amerika uitgebracht, maar heeft daar een afwijkende hoes. Wat het geval is met meerdere Engelse bands laat ook de promotie van 'The Cheerful Insanity' te wensen over en de plaat flopt in Amerika. Toch is vijfhonderd een fraaie schatting wanneer je in ogenschouw neemt dat Giles, Giles & Fripp in die tijd nauwelijks optreed. Ze wonen gedurende 1968 gezamenlijk in een huis aan Brondesbury Road in Londen waar de mannen druk bezig zijn met demo's opnemen. De platenmaatschappij is echter niet happig om een opvolger uit te brengen. Eind 1968 verschijnt Ian McDonald ten tonele. Ian is fluitist en voorziet onder andere een nieuw opgenomen 'Tuesday Morning' van zijn instrument. Intussen schrijft de groep ook nieuwe nummers en voor eentje verlangt het een zangeres. Judy Dyble is vanaf de oprichting tot vroeg 1968 zangeres geweest van Fairport Convention. Judy wil echter een gezinnetje starten en daarbij past niet het continu toeren van Fairport. Ze verlaat de groep en wordt later vervangen door Sandy Denny. Giles, Giles, Fripp en McDonald benaderen Dyble, die eerst nog terughoudend is. Zodra ze begrijpt dat er geen optredens aan vast zitten, werkt ze mee aan de opnames. Tekstdichter Pete Sinfield is inmiddels ook betrokken geraakt bij de groep en samen nemen ze in het huis in Londen een aantal demo's op. De uitvoering van 'I Talk To The Wind' met Judy op leadzang zal in 1976 verschijnen op het album 'A Young Person's Guide To King Crimson'. Vele jaren later ziet eveneens een compilatie van alle demo's het levenslicht, maar Giles, Giles & Fripp komt in eerste instantie niet verder dan dit enige album.

Peter Giles verlaat eind 1968 de groep en het kost de jongens enige tijd om een zingende basgitarist te vinden. De keuze valt op een zanger die voorheen heeft gewerkt met The Shame: Greg Lake. Met de nieuwe groep gaat het niet over één nacht ijs. In mei 1969 is al sprake van deze nieuwe 'supergroep' en The Moody Blues zou geïnteresseerd zijn om de groep te tekenen voor hun nieuwe platenlabel. Het duurt echter nog een half jaar voordat Threshold Records een feit is en tegen die tijd heeft King Crimson reeds getekend bij Island. Voor zowel 'In The Court Of The Crimson King' (1969) als 'In The Wake Of Poseidon' (1970) geldt dat voor veel nummers de basis is gelegd in de Giles, Giles, Fripp & McDonald-periode. Peter Giles horen we nog even terug op dat laatstgenoemde album, maar is tegenwoordig actief met een King Crimson-tribute: The 21st Century Schizoid Band. Dyble stapt over naar Trader Horne.

King Crimson is altijd een gaan en komen gebleven van muzikanten. Greg Lake verlaat de groep tijdens de opnames van 'Poseidon' om Emerson, Lake & Palmer te formeren. Ian McDonald en Michael Giles verlaten de groep na een jaar en maken samen nog een album. King Crimson zal in de loop van tijd uitgroeien tot het apparaat van Fripp, soms is hij het enige lid dat optreedt onder die naam.

'Thursday Morning' is een zonnig niks-aan-de-hand pop-deuntje met ietwat jazzy percussie. Een typisch geval van barokke popmuziek zoals die veel wordt gemaakt in die tijd, losjes geïnspireerd door de sfeer van 'Sergeant Pepper's Lonely Hearts Club Band'. Het heeft dit jaar de Weekplate weer gered! Morgen een verse Dagplate, wederom eentje die al flink over zijn houdbaarheidsdatum is!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten