dinsdag 27 maart 2012

onkruid vergaat nooit!

O, wat keek ik er tegenop. In juni 1993 moest ik voor de keuring voor eventuele militaire dienst naar Groningen. Ik heb mezelf altijd beschouwd als anti-militarist en zag de bui al hangen: Soldaatje spelen. Als dat zou gebeuren, was ik in de allerlaatste lichting terecht gekomen. Als... Ik had me al flink lopen 'aanstellen' bij de gezichts- en gehoortest, maar de dokters leken er doorheen te prikken. Totdat ik bij een arts tercht kom die vraagt of ik mijn schooldiploma heb meegebracht. O ja, helemaal vergeten, die zit nog in de tas aan de kapstok. Als ik terug het kamertje in kom, valt haar mond open. ,,Wat heb jij grote voeten zeg!". ,,Maat 48 platvoeten", antwoord ik meteen. ,,Vind je het erg dat ik je daarop afkeur?". Ik sta perplex. Ze moet de mededeling drie keer doen voordat het tot me door dringt. Ik hoef niet het leger in! Jippie! Dat wordt naderhand gevierd met zware speciaalbiertjes op een terras in Groningen.

De dag ervoor was ik al weemoedig en in die toestand was ik in de bus naar Lemmer gesprongen. Op zoek naar het adresje waar ik een half jaar eerder een paar singles had gekocht. Ik heb geluk. Hij heeft net een nieuwe partij binnen en koop ze bijna allemaal. We hebben het dan over veelal onbekend gebleven singles uit de jaren zestig, allemaal Nederlandse persingen in een prachtige staat. De enige hit is 'Judy In Disguise' van John Fred & His Playboy Band. Tussen de plaatjes zit ondermeer 'The Charge' van Alvin Cash & The Registers, 'Sticky Sticky' van Bobby Harris en ook een plaatje in een erg psychedelisch ogend hoesje. En daar word ik vrolijk van: Psychedelische plaatjes!

Bij thuiskomst ben ik enigzins teleurgesteld over de laatste. Geen spannende stereo-effecten, maar een nogal duf liedje. Althans, dat was ik in 1993 van mening. Iedere keer als ik hem tegenkwam in de singlebakken dacht ik opnieuw dat het een vervelend nummer was. Bijna twintig jaar lang is dat gebleven, ik heb de plaat nooit meer opgezet. Tot een paar weken geleden toen ik opeens The Wildweeds zag opduiken op de lijst van een gerespecteerd northern soul-deejay. Eerst dacht ik nog dat het vast een ander nummer van de groep zou zijn, maar nee, het gaat hem echt om dat 'duffe' liedje: 'No Good To Cry'. Ik kan me tegenwoordig niet meer voorstellen dat het nummer me toen niet raakte, want, lieve mensen, wat is dit een fijn nummer!

Big Al Anderson. Er zullen maar weinig bezoekers van Soul-xotica opveren bij die naam. Toch staat Anderson te boek als één van de allerbelangrijkste songschrijvers uit de Amerikaanse country-beweging. Bovendien is hij als gitarist betrokken bij The New Rhythm & Blues Quartet, afgekort tot NRBQ een populaire band in de vroege jaren zeventig. Dat erg mooie 'No Good To Cry' is pas het derde liedje dat uit de pen komt van deze Anderson, die als tienjarige overigens al een plaatje mocht maken.

The Wildweeds had met 'No Good To Cry' haar enige hit te pakken: In de zomer van 1967 bereikte het een 88e plek in de Billboard. In 1969 werd het nummer opgenomen door de formatie Hourglass dat zou uitmonden in Allman Brothers Band. Op een box van de laatste groep staat bij 'Ain't No Good To Cry' dat de schrijver ervan onbekend is. Dat onkruid nooit vergaat, blijkt wel uit het feit dat de groep onlangs nog een geslaagd reünieconcert heeft gegeven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten