zondag 16 september 2018

Door het oog van de naald



Ik heb gisteravond al zitten dubben met dit verhaal en ik ben er klaar voor. Ik ben nog vrij energiek uit de radioshow vandaan gekomen en heb nog wel even behoefte om te schrijven. Ik had eerst het bericht over het kledingstuk van 1993 willen schrijven, maar dat kan later altijd nog. Het kledingstuk kan ik nu wel verklappen: Het is de lange leren jas. De lange leren jas doet in begin september zijn intrede en zal meteen een 'verandering' teweeg brengen die ik misschien liever had willen voorkomen. Het is een verhaal waar ik nooit over mocht praten van de familie. Enerzijds is het goed te begrijpen, maar aan de andere kant is het nu vijfentwintig jaar geleden en merk ik dat ik al heel veel details ben kwijt geraakt. Ik ben in september 1993 voor de omgeving opeens van de aardbodem verdwenen. Er worden door de hele provincie zoekacties op touw gezet maar zonder resultaat. Er gaat zelfs een delegatie naar het 'Racism Beat It'-festival in Amsterdam om me daar te zoeken, maar nee... ik kom uit eigen beweging na bijna een week weer terug. Nadat ik het verhaal één keer heb verteld, moet ik er voor de rest van mijn leven over zwijgen. Nu wil ik dan tóch proberen om naar boven te krijgen wat ik nog weet te herinneren van deze spannende week.

Op 15 augustus 2014 publiceer ik 'Een midweek op eigen benen', een gezellig vakantieverhaal over mijn eerste zelfstandige vakantie in de zomer van 1994. De conclusie daar is dat ik eigenlijk blij ben dat 'de proeftijd van het op eigen benen staan voorbij is'. Het is dan echter al niet de eerste poging. De laatste dag van die vakantie breng ik door in Amsterdam en weet achteraf dat ik op vrijdagmiddag nog bij Ko aan de deur heb gestaan. Ja. Anno 2018 lopen de rillingen me over de rug. Ik beschouw hem in 1994 blijkbaar nog altijd als 'vriend'. In dat bericht komt ook naar voren dat Amsterdam anno 1994 nog 'een magische betekenis' heeft voor mij. Het heeft allemaal te maken met de bewuste week in 1993. Vluchten of weg lopen is niet helemaal nieuw voor mij. De eerste keer is een vlucht voor het gesprek op school met mijn ouders. Het is dan december 1992 en de spanningen voor dit gesprek zorgen ervoor dat ik het bont maak op mijn stageplek in Lemmer. Omdat de buskaart alleen geldig is voor het traject van Jutrijp naar Lemmer, loop ik eerst die plaats uit en lift en loop naar Emmeloord. Ik wil naar Zwolle, maar krijg een lift naar Steenwijk. Dat is de eerste keer dat ik in De Karre kom en dat is meteen het eindpunt. Een uur later word ik door mijn ouders opgepikt en de volgende dag ga ik van school.

In april 1993 vlucht ik vanaf mijn werk in Hoogezand en dan gaat de reis tot Slochteren. Ook nu word ik weer opgepikt, maar krijg ik minder op mijn lazer dan de vorige keer. Ik werk dan bij de man met de garagedeuren en het loodzware werk en het zwart werken is mijn vader een doorn in het oog. Als ik in september de leren jas koop, is het al langere tijd niet helemaal in orde. Ik ben inmiddels vier maanden werkloos en kan daar weinig aan doen. Hoe vaak ik ook langs de uitzendbureaus ga... er is gewoon geen werk in de zomer van 1993. In een dorp als Jutrijp moet je over drie lagen huid beschikken en ik heb in september 1993 slechts één huid. Ik krijg geregeld dingen na geroepen die 'erin hakken'. Ik moet hier weg! Maar? Waar naartoe? Op een ochtend gaat het mis. Ik moet eigenlijk naar Leeuwarden naar de beroepskeuzecursus maar ren ineens heel hard weg. Halverwege de ruilverkavelingsweg kijk ik om. Er komt me niemand achterna. Tegelijk lijkt het alsof de weg afloopt. Er is geen weg terug en dus moet ik doorgaan. Vanaf Heeg ga ik liften en dat zijn in eerste instantie korte stukjes. In Oudega tref ik een kennis maar die vraagt zich blijkbaar ook niet af wat ik op dit tijdstip in het dorp doe. Dan krijg ik een lift naar Bolsward. Ik kijk bij nog een kameraad, maar die heeft weinig tijd voor mij. Als hij had geweten wat er in mijn hoofd zat, had hij me hoogstpersoonlijk terug gebracht naar Jutrijp! Ik krijg een lift van Bolsward naar Witmarsum. Daar vandaan loop ik naar Zurich en koop mij de melkboer iets te eten. Dat is de plek waar het politie-onderzoek ophoudt. Ik krijg vervolgens een lift over de Afsluitdijk van een chauffeur uit de Achterhoek. Het nieuws over mijn vermissing zal binnen de provinciegrens blijven en vandaar dat hij niet heeft kunnen reageren.

Had ik al gezegd dat ik onderweg ben naar Amsterdam? Vanaf Den Oever ga ik naar Den Helder. In 1997 zal ik ook nog eens fout rijden vanuit Ruigoord. In Den Helder heb ik het snel bekeken, ook omdat hier kennissen van mijn ouders wonen. Het begint al te schemeren als ik bij Bergen een lift krijg naar de hoofdstad. Ik word af gezet bij het Olympisch Stadion. Ik heb onderweg, geloof ik, geen vragen gehad. Ik weet ook niet meer of ik een verhaal had ingestudeerd, maar ik zal niemand van mijn snode plannen hebben verteld. Een paar uur later ben ik in het centrum van Amsterdam. Plots komt er een oudere man naast me lopen. Het is een beetje een vaderfiguur en blijkbaar heeft hij een goed instinct.
,,Jij komt hier zeker niet vandaan?", vraagt hij opeens. Ik antwoord dat ik uit het noorden kom.
,,En waar slaap je vanavond?", is zijn volgende vraag. Hee, dat komt goed uit! Ik heb immers een slaapplek nodig vanavond?
,,Je kan wel bij mij op de bank pitten", hoor ik hem zeggen. ,,Okay", is mijn antwoord. We lopen door Centraal Station en pakken de veerpont achter het IJ. Hij heeft me verteld dat hij Ko heet en hij heeft duidelijk een paar borrels achter de kiezen. Hij woont pal aan de overzijde aan het IJ. Dan staan we bij hem voor deur en kan hij de sleutel niet vinden.
,,Die heb ik natuurlijk in de kroeg laten liggen en die is nu dicht. Maar ik weet wel iets! Even verderop woont een vriend van mij en die wil ons vast wel helpen". Deze vriend heet Henk en ik zal de komende dagen bij hem overnachten.

Henk is een Groninger van geboorte en misschien herkent hij iets van zichzelf in mij. Hij waarschuwt me de volgende dag dat ik nóóit met Ko naar huis moet gaan mits ik het lekker vind om een mannelijk geslachtsdeel tussen mijn billen te krijgen. Het mag duidelijk zijn: Er heeft een engeltje op mijn schouder gezeten toen Ko de huissleutel niet kon vinden. Henk trapt me iedere dag rond het middaguur uit het huis en vertelt dat ik om tien uur weer welkom ben. Hij zal begin dertig zijn geweest. Hij is in 1980 betrokken bij de krakersrellen bij de kroning van Beatrix. Inmiddels is hij 'afgegleden' tot huisdealer. Ik zie hem iedere dag zijn shot crack voorbereiden en maak ook een deel van zijn klantenkring mee. Sommige zijn wantrouwend, maar Henk stelt ze gerust. ,,Dat is Gerrit, hij lust wel een jointje maar doet niet mee aan ons spul. Hij is okay". En dan zie ik vervolgens hoe geld uit de broekzak wordt gehaald en ze weer weggaan met een envelopje. Eén keer gooit Henk een tientje naar me toe, maar dat blijft eenmalig en hij geeft me op mijn donder als blijkt dat ik daar geen shag voor heb gekocht en dus weer ga bietsen bij hem. Aan het einde van de tirade schuift hij met een zucht zijn pakje shag toe. ,,Voor deze keer".

Wat doe ik overdag? Rondhangen. Met wildvreemde mensen praten. Bijna op een uitnodiging in gaan om met een echtpaar mee te gaan naar huis totdat een andere zwerver me op de schouder tikt. Niet doen! Rondhangen op en rond de Wallen. Ik doe niks dat verboden is en heb ook geen kwaads in de zin en zo lijk ik nog het meeste 'toerist'. De warme maaltijd is wel steeds langer geleden. Ik heb in 1993 nog geen pinpas en haal iedere vrijdagavond een contant bedrag op bij de plaatselijke Rabobank. Het maakt niet uit hoeveel ik nu op mijn rekening heb. Ik kom er gewoon niet bij. Van een paar dames van lichte zeden krijg ik een restje nasi. Sommige rijstkorrels zijn rood van hun lippen en, nee, zover kan ik mezelf ook niet verlagen. Het wordt op het laatst een heel zuinig patatje en bij Henk kan ik wel weer een broodje eten.

Zo gaan de dagen voorbij in Amsterdam. Ik heb op zaterdag nog wel even idee bij dat 'Racism Beat It'-festival, maar weet het niet te vinden. Ik weet niet meer of het zaterdag- of zondagavond is geweest. Mijn geld is op, ik heb honger en verlang naar een sigaretje. Even voor mij loopt een kakmadam. Zou ik naar haar toe kunnen lopen, een klap op de kop verkopen en haar tas mee kunnen grissen? Nee. Dat kan ik niet. Ik kom snel tot een conclusie: Deze wereld is niet die van de lieve onschuldige Gerrit met een zuiver geweten. Ik moest maar weer terug naar Friesland en het wellicht later nóg eens proberen...

Op maandagavond ben ik weer terug in Jutrijp. Ik verwacht boze ouders. Er staan echter dolgelukkige ouders die blij zijn dat ik weer thuis ben. Maar ook verdriet. Ik heb me in 1993 niet gerealiseerd dat ik mijn ouders vooral veel verdriet heb aangedaan met deze actie en daar heb ik anno 2018 nog immer een schuldgevoel over. Henk heb ik nooit weer gesproken of gezien, maar middels de hoeveelheid crack die hij in 1993 rookte, zou ik me kunnen voorstellen dat hij niet meer onder ons is. Ik ben hém anno 2018 nog wel dankbaar en ook de anonieme zwerver die me voor het echtpaar waarschuwt. Ik ben in 1993 zó naïef dat ik zelfs zou geloven dat koeien kunnen vliegen. Hoe anders het had kunnen lopen? Tja, daar wil ik gewoon niet aan denken. Punt uit!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten