woensdag 10 september 2014

Beeldenroute: Gamble & Huff



En dan ligt opeens een dwangbevel van de gemeente op de mat. Het zat er al een tijdje aan te komen, maar dit betekent maar een ding: Werk aan de winkel! Natuurlijk heeft het betrekking tot de sokkel die tussen Kolderveense Bovenboer en Nijeveense Bovenboer staat geparkeerd. Er moet binnen vierentwintig uur een standbeeld staan en anders wordt het bouwwerk op mijn kosten afgevoerd. Het komt goed uit, want ik heb net een man bedacht die een standbeeld verdient. Dan blijkt deze opeens niet los te weken van de andere en heeft die laatste op zijn beurt evenzeer recht op een standbeeld. Maar weer die chagrijnige aannemer bellen voor een tweede sokkel en vervolgens zeven uren boetseren met klei en dan staan ze beide fier overeind: Kenny Gamble en Leon Huff staan gebroederlijk naast elkaar op de kruising tussen Nijeveense Bovenboer en Kolderveense Bovenboer. Wat niemand weet, is dat de beelden niet vast staan en dus zo nu en dan omgewisseld kunnen worden. Ik kan geen van beide het aandoen om zijn standbeeld in Kolderveense Bovenboer te hebben staan.

Onafscheidelijk zijn ze: Kenny Gamble en Leon A. Huff. Toch is er een tijd dat beide mannen elkaar niet kennen. Gamble is reeds op jonge leeftijd bezig zijn toekomst te vormen. Hij neemt als kind liedjes op in de mobiele studio van het lokale gokpaleis, assisteert de ochtend-dj's van het radiostation WDAS in Philadelphia, runt enige tijd een platenhandel en zingt bij het groepje The Romeos. Rond 1964 is er sprake van het duo Gamble en Ross. Die laatste is geen onbekende op Soul-xotica. Het is Jerry Ross, de onafhankelijke platenproducer die onder andere The Yum Yums en The Sapphires produceert. Hij is tevens de man die Shocking Blue, Tee Set en George Baker Selection in 1970 tekent voor zijn Colossus-label en daarmee een Nederlandse invasie op de Amerikaanse Billboard Hot 100 bewerkstelligt. Gamble ontmoet Huff voor de eerste maal als deze mee speelt op een Jerry Ross-productie: 'The 81' van Candy & The Kisses. Gamble heeft intussen een niet bijster succesvolle single uitgebracht en hij werkt vervolgens met Ross en Huff mee aan de originele 'I'm Gonna Make You Love Me' van onze Week Spot-artieste Dee Dee Warwick.

'Expressway To Your Heart' van The Soul Survivors is in 1967 de eerste top 5-productie van de heren Gamble en Huff. Het duo komt vervolgens bij Atlantic terecht en werkt daar niet met de minste of geringste: Wilson Pickett, Aretha Franklin en Archie Bell & The Drells zijn enkele namen die met Gamble en Huff werken. Na haar uiterst succesvolle album 'Dusty In Memphis' neemt Dusty Springfield in 1970 een album op in Philadelphia: 'A Brand New Me', geproduceerd (en deels ook geschreven) door Gamble en Huff. In 1971 zijn ze dan eindelijk klaar voor hun volgende stap: Philadelphia International Records, ook wel afgekort tot PIR. Aanvankelijk wil het duo verder met Atlantic, maar dat ziet het vanwege het hoge kostenplaatje niet zitten. Clive Davis van CBS verleent vervolgens zijn medewerking en CBS zal gedurende tien jaar de platen distribueren. Bobby Martin, Norman Harris en Thom Bell zijn de arrangeurs waarmee Gamble en Huff door de jaren heen heeft gewerkt en zij komen op de loonlijst van Philadelphia. Veel van de groepen en artiesten op het label hebben een lange staat van dienst, maar hebben in de regel niet zoveel succes gehad. Eentje daarvan is The O'Jays, al sinds de midden jaren zestig actief en met een paar hele aardige platen als resultaat. Deze groep zet de Philadelphia-machine in 1972 in werking met hun hit 'Back Stabbers'. Waar Gamble en Huff aanvankelijk zuinig aan doen met arrangementen, worden deze steeds beter en uitgebreider. De Philly-Sound is al snel een genre op zichzelf. Goed beschouwd is Philadelphia een aanval op Motown en halverwege de jaren zeventig zal Philadelphia de strijd winnen van Berry Gordy en zijn gevolg.

Hoewel Gamble en Huff duizenden liedjes hebben geschreven, krijgt het duo pas in 1988 een Grammy voor de beste R&B-song, als Simply Red een hit heeft gescoord met het aloude Harold Melvin & The Blue Notes-succes 'If You Don't Know Me By Now'. Waar Motown The Funk Brothers als vast orkest heeft, daar maakt Philadelphia gebruik van M.F.S.B. (Mother, Father, Sister, Brother). Leden uit dit gezelschap hebben eerder gespeeld bij The Electric Indian, bekend van de hit 'Keem-O-Sabe' uit 1969. Leon Gamble bespeelt de elektrische piano op 'Family Affair', een instrumentale bewerking van het Sly & The Family Stone-succes en is op een aantal andere producties te horen met dit instrument. Leon Huff heeft 'held' Bunny Sigler ooit geholpen aan 'Girl Don't Make Me Wait', ook uitgevoerd door de Engelse Timebox, en ook Sigler maakt enige tijd deel uit van het Philadelphia-concern. De jaren 1974 en 1975 zijn de beste voor Philadelphia. Met de single 'T.S.O.P.' ('The Sound Of Philadelphia') gooit MFSB hoge ogen. Oudgedienden The Three Degrees zijn The Supremes van Philadelphia en scoren grote hits met 'When Will I See You Again' en 'Dirty Ol'Man' (hoewel nummer 1 in Nederland, wordt het in Engeland nooit een hit). Vlak voor Philadelphia hebben de heren Gamble Records gehad en één van de producties daarop was 'Doctor Doctor' van The Intruders. Die groep doet in 1974 en 1975 ook volop mee. Meest belangrijk is nog wel dat in deze jaren het fundament wordt gelegd voor de latere disco, maar daarmee graaft het duo onbewust haar eigen graf.

Philadelphia krijgt een boete vanwege het omkopen van radiostations. De boete komt op naam van Gamble, Huff gaat vrijuit. Hoewel het duo onverminderd actief blijft, ziet Gamble de kans zich in te zetten voor een aantal charitatieve doelen: Naast een kanker- en leukemie-fonds is hij ook de initiatiefnemer van 'Let's Clean Up The Ghetto'. Met deze campagne laat hij de jeugd uit de 'inner cities' verloederde gebouwen opknappen en afval opruimen. De actie, ondersteund door een single en elpee van de Philadelphia International All Stars, begint in Philadelphia, maar zal later uitbreiden naar Chicago, Atlanta en Los Angeles. Na 1975 raakt de Phillysound op zijn retour, hoewel Gamble en Huff The Jacksons nog weet om te buigen tot Philly in 'Show You The Way To Go' en het duo in 1978 en 1979 scoort met respectievelijk 'Use Ta Be My Girl' van The O'Jays en 'Ain't No Stopping Us Now' van McFadden & Whitehead. In de begin jaren tachtig is Harold Melvin-zanger Teddy Pendergrass de laatste goedverkopende artiest op Philadelphia. Als deze vervolgens een ongeluk krijgt en gedeeltelijk verlamd raakt, staat het voortbestaan van Philadelphia op het spel. In 1982 verbreekt het de samenwerking met CBS. EMI is de volgende die het mag proberen. Hoewel de hits uitblijven, zullen Gamble en Huff hun lange lijst liedjes en producties uitbreiden. Ze hebben aan het einde van hun carriére samen meer dan drieduizend liedjes geschreven en daarmee staat het duo hoog in de lijst van belangrijkste songschrijvers. Auteursrechtenorganisatie BMI heeft maar liefst 86 awards uitgereikt aan de heren, die in 2009 worden uitgeroepen tot 'BMI-iconen'.

Philadelphia International bestaat nog steeds en heeft twee jaar geleden nog uitgebreid feest gevierd met cd-boxen en nooit eerder uitgebrachte opnames. Kenny woont nog steeds in Zuid-Philadelphia waar hij een oud theater en omringende gebouwen heeft gekocht. Hij heeft niet alleen muziek-educatie gegeven aan een school, hij is tevens een eigen school begonnen. Op 16 maart 2012 overlijdt Gamble's moeder en Kenny schrijft zijn zakelijke ondernemingen en de prachtige muziek toe aan de liefde die zijn moeder altijd heeft uitgestraald. Gamble is 71 jaar oud, zijn compaan een jaar ouder. Het schijnt dat ze nog geregeld samen liedjes schrijven. Die hit kan dus zomaar weer komen!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten