dinsdag 25 november 2014

Classic Week Spot: Doris Duke



Deze serie Classic Week Spot's is beduidend losser geweest dan vorige edities. De voorgaande twee jaren koos ik steeds de maand oktober en dat leverde steeds vijf 'classics' op. Inmiddels heeft oktober weer vier dinsdagen en dus zie ik in eerste instantie af van de Classic Week Spot. Dan ontstaat het idee om Jay & The Techniques tot Week Spot te bombarderen in de week van de tweede verjaardag van Do The 45 en 'Floy Joy' van The Supremes in verband met Specialized. De laatste Classic Week Spot (lees: ouder dan een jaar) is echter een plaatje dat de afgelopen weken aan een opmars is begonnen. Aanleiding daarvoor is de jubileum-uitzending van Do The 45 waarbij ik de oude speellijst afstof. Ik kom daarbij ook 'A Little Bit Of Lovin' van Doris Duke tegen. Een plaatje dat ik in november 2012 pas een beetje heb ontdekt, heeft ook nog in een Soul-x-rated gezeten, maar dat in de volgende twee jaar gruwelijk onderbelicht blijft. Deze week reken ik af met dat vergooide verleden en maakt de single uit 1974 tot Classic Week Spot.

Aanvankelijk zal ik nóg iemand toelaten in het verhaal, maar opeens besef ik me dat deze man eigenlijk een standbeeld verdient. Halverwege Kolderveen is aan de kant van de weg nog een stukje braakliggend terrein, wellicht dat ik daar morgen een monumentje ga oprichten. Dan richt ik me nu uitsluitend op de dame van de Week Spot: Doris Duke. In de tegenwoordige tijd van Zwarte Piet en blanke vla moet je oppassen, maar ik heb het hier over de donkere Doris Duke. Er is namelijk een blanke Doris Duke die enige tijd bij een gospelgroep in New Jersey zingt. Deze laatste zal beroemd worden als 'de rijkste vrouw ter wereld'. De naam voor 'onze' Doris Duke komt van, hoe kan het ook anders, Swamp Dogg. Doris wordt in 1945 geboren als Doris Curry. Haar wiegje staat in Sandersville, Georgia. Dan ontstaat meteen al onduidelijkheid in haar biografie, want er zijn lieden die beweren dat ze met een aantal vooraanstaande gospelgroepen heeft gezongen. Dit blijft echter ongegrond. In 1963 duikt ze ineens op in The Apollo Theatre in New York waar ze haar stem leent voor achtergrondzang en waar ze tal van demo's opneemt. Enkele daarvan worden opgenomen voor Motown, maar daar is tot op heden niets van verschenen. In 1966 neemt ze haar eerste single op. Ze is dan pas getrouwd met ene Willingham en die single verschijnt eveneens als Doris Willingham. 'Running Away From Loneliness' is in 1966 tevens de eerste single op het Engelse Jay Boy-label, dat de volgende tien jaar vooral 'obscuur' spul zal uitbrengen en vanaf 1974 een paar successen heeft met George McCrae en KC & The Sunshine Band. Zonder de identiteit prijs te geven van ons standbeeld, zullen we de naam Jay Boy ook zeker in dat verhaal tegenkomen.

Na deze eerste niet-succesvolle single werkt Doris aanvankelijk als studiozangeres in Philadelphia en gaat op tournee met Nina Simone. Ze is in het achtergrondkoor te horen op de elpee 'A Very Rare Evening', een registratie van een live-concert van Simone in Duitsland. In datzelfde jaar, 1969, komt ze mijn grote held tegen. Jerry Williams Jr. is dan net vriendelijk bedankt voor zijn diensten bij Atlantic of hij kijkt de eigenaar van Canyon dermate lief in de ogen dat hij voor dat label platen mag maken, ook al blijft het voor hemzelf beperkt tot eentje. Williams neemt met Duke het album 'I'm A Loser' op, dat pas in 1970 via Canyon zal verschijnen. 'To The Other Woman' is een uiterst succesvolle single van dat album, maar toch zal het album pas enkele jaren later de waardering krijgen dat het verdient. Morgen meer daarover. 'I'm A Loser' krijgt een vervolg in het album 'A Legend In Her Own Time' dat in 1971 op Mankind verschijnt. Ondanks de lovende titel van het album overtuigt het de platenkopers niet en net als bij haar meester, die inmiddels de naam Swamp Dogg hanteert, zegt de platenmaatschappij het vertrouwen op. Inmiddels begint de naamsverwarring met de blanke Doris Duke tegen onze Doris Duke te werken en ze neemt enige tijd de naam aan van haar huidige echtgenoot: Doris Logan. In 1973 maakt ze een plaatje voor het Mainstream-label en een jaar later neemt ze een album op in Londen. 'Woman', met 'A Little Bit Of Lovin' als smaakmaker, doet helemaal niks en de daaropvolgende zes jaar spendeert ze aan haar gezin.

In 1981 is daar opeens de elpee 'Funky Fox' door Sister Doris Duke op het Manhattan-label. Dat is waarschijnlijk een derde Doris Duke, want het is niet de 'onze' hoewel het op een bepaald moment wel aan haar wordt toegeschreven. Duke zélf profiteert ervan en maakt in 1981 de single 'I'll Make A Sweet Man' voor het Beantown-label in Boston. Het is geen succes en sindsdien is weinig meer vernomen van Doris. Het album 'I'm A Loser' heeft echter zo'n cultstatus dat we haar nooit helemaal zullen vergeten.

'A Little Bit Of Lovin' verschijnt op het Engelse Contempo-label. Geschreven door, daar heb je ze weer..., Gamble en Huff, maar buiten een oorstrelend arrangement is het vooral de rauwe stem van Duke haaks staat op het lieve Philadelphia-geluid. De vindplaats van deze single is al vaker beschreven door de jaren heen: Het is het muffe boekenwinkeltje van Cees Buster in Sneek. Ik ben voornamelijk verzamelaar van jaren zestig en mijn hart begint automatisch sneller te kloppen van singles met een 'hartje', niet wetende dat dit in Engeland nog jaren de standaard is gebleven. Ik koop Doris Duke met nog een stel andere Contempo's vanwege deze 'hartjes', vele jaren later mag ik mezelf gelukkig prijzen met die oude liefde. Ik vraag me alleen af waarom ik het nodig vond om die Louise Freeman-single zo ernstig te moeten beschadigen als zeventienjarige?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten